Eilandsverordening ter uitvoering van de Landsverordening grondslagen Ruimtelijke Ontwikkelingsplanning (P.B. 1976, no. 195)

Geldend van 10-10-2010 t/m heden

Intitulé

Eilandsverordening ter uitvoering van de Landsverordening grondslagen Ruimtelijke Ontwikkelingsplanning en tot wijziging van de Bouw- en Woningverordening

Hoofdstuk I Begripsomschrijvingen

Artikel 1

  • 1. Deze Eilandsverordening verstaat onder:

    - Landsverordening: de Landsverordening grondslagen ruimtelijke ontwikkelingsplanning (P.B. 1976, no. 195);

    - Ontwikkelingsplan: een plan dat de op langere termijn na te streven ontwikkelingen van het daarin begrepen gebied aangeeft;

    - Bestemmingsvoorschriften: voorschriften die met het oog op een goede ruimtelijke ontwikkeling nader ingaan op de doeleinden waarvoor bepaalde gedeelten van het Eilandgebied mogen worden gebruikt;

    - Bouwwerk: elke constructie van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

    - Gebouw: elk bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanten omsloten ruimte vormt;

    - Slopen: het afbreken van een bouwwerk of van een gedeelte daarvan;

    - Bestuurskantoor: het kantoor van het Eilandsbestuur, te Oranjestad;

    - Verkavelen: het verdelen van een terrein dat zich in één hand bevindt, in twee of meer kavels voor bebouwingsdoeleinden.

  • 2. Onder grond wordt in deze Eilandsverordening water mede begrepen.

Hoofdstuk II Ontwikkelingsplannen

Artikel 2

Het Bestuurscollege stelt ten behoeve van een goede ruimtelijke ontwikkeling van het Eilandgebied en met het oog op de totstandkoming van ontwikkelingsplannen een onderzoek in naar de bestaande toestand en naar de mogelijke en wenselijke ontwikkeling van het Eilandgebied.

Artikel 3

  • 1. Een ontwikkelingsplan wordt bij Eilandsverordening vastgesteld en bestaat uit:

    • a.

      een samenvattend programma in hoofdlijnen, waarin de uitgangspunten van het plan worden uiteengezet;

    • b.

      een of meer kaarten (tekeningen), waarop de uitgangspunten van het plan zijn uitgewerkt door aanduiding van bestemmingen (zones);

    • c.

      bestemmingsvoorschriften als bedoeld in hoofdstuk III.

  • 2. Een ontwikkelingsplan gaat vergezeld van een toelichting, waarin verslag wordt gedaan van het onderzoek dat aan het plan ten grondslag ligt.

Artikel 4

  • 1. Voordat een ontwerp-ontwikkelingsplan ter inzage wordt gelegd, houdt het Bestuurscollege op een door hem te bepalen plaats een openbare hoorzitting, waarop het voorontwerp wordt gepresenteerd en de aanwezigen in de gelegenheid worden gesteld hun mening over het voorontwerp kenbaar te maken. Het Bestuurscollege kan zich doen bijstaan door ter zake deskundigen.

  • 2. Plaats en tijdstip van de hoorzitting worden tevoren in een of meer plaatselijke dagbladen en voorts op de voor publikatie van officiële mededelingen gebruikelijke wijze in de Nederlandse en Engelse taal bekend gemaakt.

Artikel 5

  • 1. Een ontwerp-ontwikkelingsplan ligt gedurende dertig dagen voor een ieder op het bestuurskantoor ter inzage.

  • 2. De terinzagelegging wordt bekend gemaakt op de in artikel 4, tweede lid, aangegeven wijze.

  • 3. De bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid tot het indienen van bezwaren.

  • 4. Een ieder kan binnen de in het eerste lid genoemde termijn van dertig dagen bij de Eilandsraad schriftelijk bezwaar indienen.

  • 5. Omtrent de bezwaren als bedoeld in het vorige lid vraagt de Eilandsraad advies aan een daartoe in te stellen commissie van deskundigen. Taak en samenstelling van deze commissie worden bij Eilandsbesluit houdende algemene maatregelen nader geregeld.

  • 6. De Eilandsraad zendt de ingekomen bezwaren direct na ontvangst door aan de in het vorige lid bedoelde commissie.

  • 7. De commissie brengt binnen zestig dagen na afloop van de in het eerste lid genoemde termijn advies uit.

Artikel 6

  • 1. Indien geen bezwaar is ingediend, beslist de Eilandsraad binnen zestig dagen na afloop van de in artikel 5, eerste lid, genoemde termijn omtrent de vaststelling van het ontwerp-ontwikkelingsplan. Indien conform artikel 5, vierde lid, bezwaar is ingediend, wordt deze termijn met zestig dagen verlengd.

  • 2. Indien bij de vaststelling van het ontwikkelingsplan wordt afgeweken van het ontwerp of van het advies als bedoeld in artikel 5, zevende lid, wordt de beslissing van de Eilandsraad met redenen omkleed.

Artikel 7

  • 1. Het ontwikkelingsplan en het advies als bedoeld in artikel 5, zevende lid. liggen na de vaststelling gedurende dertig dagen voor een ieder op het bestuurskantoor ter inzage.

  • 2. De terinzagelegging wordt bekend gemaakt op de in artikel 4, tweede lid, aangegeven wijze.

Artikel 8

Indien de omstandigheden dit vereisen en tenminste eenmaal in vijf jaar wordt het ontwikkelingsplan herzien. De artikelen 2 tot en met 7 zijn op een dergelijke herziening van overeenkomstige toepassing.

Hoofdstuk III Bestemmingsvoorschriften

Artikel 9

  • 1. In een ontwikkelingsplan worden met het oog op een goede ruimtelijke ontwikkeling bestemmingsvoorschriften opgenomen.

  • 2. De bestemmingsvoorschriften kunnen beperkingen inhouden ten aanzien van het bouwen, het uitvoeren van andere werken of werkzaamheden in, op of boven de daarin begrepen grond en het gebruik van die grond en de zich daarop bevindende opstallen.

Artikel 10

  • 1. De bestemmingsvoorschriften kunnen zowel gedetailleerde als globale aanwijzingen ten aanzien van de ruimtelijke vormgeving van het plangebied inhouden.

  • 2. De bestemmingsvoorschriften kunnen bepalen, dat met inachtneming van in die voorschriften te stellen regels:

    • a.

      het Bestuurscollege de bestemmingen kan of moet uitwerken (globale bestemming);

    • b.

      het Bestuurscollege de bestemmingen binnen bepaalde grenzen kan wijzigen.

Artikel 11

Voor zover de bestemmingsvoorschriften niet overeenstemmen met bepalingen van de Bouw- en Woningverordening 1984, blijven deze bepalingen buiten toepassing.

Hoofdstuk IV Aanlegvergunningen

Artikel 12

  • 1.

    De bestemmingvoorschriften kunnen bepalingen inhouden dat het verboden is binnen een bij het plan aangegeven gebied bepaalde werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het Bestuurscollege (aanlegvergunning). Aan een dergelijke vergunning kunnen voorwaarden worden verbonden.

  • 2.

    De in het eerste lid bedoelde werken en werkzaamheden kunnen onder meer betreffen:

    • a.

      afgraven, ophogen, egaliseren of doen springen van de bodem;

    • b.

      het aanleggen van wegen en andere terreinverhardingen;

    • c.

      het aanbrengen van boven- of ondergrondse constructies, installaties of apparatuur;

    • d.

      werken en werkzaamheden die de waterhuishouding en de grondwaterstand kunnen beïnvloeden;

    • e.

      het aanbrengen van kaden of aanlegplaatsen;

    • f.

      het rooien van bomen of andere begroeiing;

    • g.

      het beplanten van gronden;

    • h.

      het slopen van bouwwerken;

    • i.

      het dempen van water.

  • 3.

    Het verzoek om een aanlegvergunning wordt schriftelijk ingediend bij het Bestuurscollege. De verzoeker is verplicht alle inlichtingen te verschaffen en bescheiden te overleggen die nodig zijn om het verzoek te kunnen beoordelen. Het Bestuurscollege neemt binnen zestig dagen na ontvangst van het verzoek een beslissing. Deze beslissing wordt schriftelijk aan de verzoeker medegedeeld.

  • 4.

    De aanlegvergunning mag alleen en moet worden geweigerd indien het werk of de werkzaamheid in strijd is met de bestemmingsvoorschriften.

  • 5.

    Het Bestuurscollege houdt de beslissing aan, indien er geen grond is de vergunning te weigeren en voor het gebied, waarin het werk of de werkzaamheid zal worden uitgevoerd, voordat de aanvraag is binnengekomen, een voorbereidingsbesluit als bedoeld in artikel 16 is genomen dan wel een ontwerp-ontwikkelingsplan of een ontwerp-herziening van een vastgesteld ontwikkelingsplan ter inzage is gelegd.

  • 6.

    Indien er geen grond is de vergunning te weigeren en het werk of de werkzaamheid in overeenstemming is met het in voorbereiding zijnde ontwikkelingsplan of de herziening daarvan, kan het Bestuurscollege, in afwijking van het vijfde lid, besluiten de aanlegvergunning te verlenen.

  • 7.

    De aanhouding eindigt op het moment dat het voorbereidingsbesluit is vervallen, dan wel de termijn genoemd in artikel 6, eerste lid, is overschreden, dan wel het (herziene) ontwikkelingsplan door de Eilandsraad is vastgesteld.

  • 8.

    Tegen het besluit tot het verlenen van een voorwaardelijke vergunning, tot weigering van de vergunning of tot aanhouding van de beslissing op de vergunningsaanvraag, kan de aanvrager binnen dertig dagen na de dag waarop het afschrift van het besluit is verzonden bij de Eilandsraad beroep instellen. Gelijke bevoegdheid heeft de aanvrager indien het Bestuurscollege niet binnen de in het derde lid gestelde termijn heeft beslist of indien de vergunning wordt ingetrokken.

  • 9.

    Omtrent de beroepen als bedoeld i.n het vorige lid vraagt de Eilandsraad advies aan de in artikel 5, vijfde lid, bedoelde commissie. Artikel 5, zesde lid, is van overeenkomstige toepassing. De commissie brengt advies uit binnen zestig dagen na de dag waarop de beroepstermijn is verstreken.

  • 10.

    De Eilandsraad beslist binnen negentig dagen na de dag waarop de beroepstermijn is verstreken. Indien wordt afgeweken van het advies als bedoeld in het vorige lid, wordt de beslissing van de Eilandsraad met redenen omkleed.

  • 11.

    De aanlegvergunning kan worden ingetrokken:

    • a.

      indien de aanlegvergunning op grond van door de verzoeker gegeven onjuiste of onvolledige inlichtingen en bescheiden is verleend;

    • b.

      indien niet binnen een daarin bepaalde termijn met de werken of werkzaamheden is begonnen;

    • c.

      indien is strijd wordt gehandeld met de voorwaarden waaronder de vergunning is verleend.

Hoofdstuk V Gebruik

Artikel 13

De bestemmingsvoorschriften kunnen bepalen dat het verboden is bouwwerken en onbebouwde gronden te gebruiken, te doen gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de in de bestemmingsvoorschriften aan de grond gegeven bestemming.

Hoofdstuk VI Vrijstelling en nadere eisen

Artikel 14

  • 1. Indien de bestemmingsvoorschriften het in artikel 13 bedoelde verbod inhouden, is het Bestuurscollege verplicht, wanneer er geen dringende reden is om het meest doelmatige gebruik te beperken, op een daartoe strekkend verzoek vrijstelling van dit verbod te verlenen.

  • 2. De bestemmingsvoorschriften kunnen bepalen dat het Bestuurscollege bevoegd is op een daartoe strekkend verzoek vrijstelling te verlenen van in de bestemmingsvoorschriften daartoe aangeduide bepalingen, met inachtneming van de in die voorschriften te stellen regelen.

  • 3. Artikel 12, derde, achtste, negende en tiende lid, is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 15

  • 1. De bestemmingsvoorschriften kunnen bepalen dat het Bestuurscollege nadere eisen kan stellen omtrent de in die voorschriften omschreven onderwerpen,

  • 2. Het besluit tot het stellen van nadere eisen geschiedt schriftelijk en is m«t redenen omkleed.

  • 3. Tegen het besluit kunnen belanghebbenden binnen dertig dagen na de dag waarop het afschrift van het besluit is verzonden bij de Eilandsraad beroep instellen. Artikel 12, negende en tiende lid, is van overeenkomstige toepassing.

Hoofdstuk VII Voorbereidingsbesluiten

Artikel 16

  • 1. Het Bestuurscollege kan verklaren dat een ontwikkelingsplan wordt voorbereid (voorbereidingsbesluit).

  • 2. Het voorbereidingsbesluit wordt na de vaststelling onverwijld medegedeeld aan de Eilandsraad.

  • 3. Bij het voorbereidingsbesluit wordt bepaald voor welk gebied het geldt en met ingang van welke datum het in werking treedt.

  • 4. Bij het voorbereidingsbesluit kunnen voorschriften worden gegeven ten aanzien van het bouwen, het uitvoeren van andere werken of werkzaamheden in, op of boven de daarin begrepen grond alsmede ten aanzien van het gebruik van die grond en de zich daarop bevindende opstallen. Deze voorschriften worden slechts gesteld voor zover dat noodzakelijk is om te voorkomen dat een terrein minder geschikt wordt voor de verwezenlijking van een daaraan bij het plan te geven bestemming.

  • 5. Het voorbereidingsbesluit wordt bekend gemaakt op de in artikel 4, tweede lid, aangegeven wijze en ligt op het bestuurskantoor gedurende dertig dagen voor een ieder ter inzage.

  • 6. Het voorbereidingsbesluit vervalt indien niet binnen een jaar na de dagtekening daarvan*het ontwerp-ontwikkelingsplan ter inzage is gelegd. Het Bestuurscollege kan het voorbereidingsbes lui t met ten hoogste een half jaar verlengen. Het tweede en het vijfde lid zijn op een dergelijke verlenging van overeenkomstige toepassing.

Hoofdstuk VIII Overgangsrecht en bestemmingsvoorschriften

Artikel 17

  • 1. De bestemmingsvoorschriften bevatten bepalingen ten aanzien van het behoud van bestaande bouwwerken en de voortzetting van het bestaande gebruik van de grond en de bouwwerken, een en ander naar de toestand op het tijdstip van t er inzage legging van het voorbereidingsbesluit dan wel van het ontwerp-ontwikkelingsplan.

  • 2. De bestemmingsvoorschriften geven waarborgen ten aanzien van gedeeltelijke vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken of, indien deze door een calamiteit worden verwoest, gehele vernieuwing van die bouwwerken, mits de afwijking van de bestemmingsvoorschriften niet wordt vergroot en de vergunning voor herbouw van het door de calamiteit verwoeste bouwwerk binnen een termijn van drie jaar wordt aangevraagd.

  • 3. Voor de toepassing van dit artikel worden onder bestaande bouwwerken mede begrepen bouwwerken die op het in het eerste lid genoemde tijdstip op basis van een geldige bouwvergunning in aanbouw waren.

Hoofdstuk IX Schadevergoeding

Artikel 18

  • 1. Indien een belanghebbende ten gevolge van de bestemmingsvoorschriften schade lijdt of zal lijden, welke redelijkerwijze niet of niet geheel te zijnen laste behoort te komen, wordt hem op zijn verzoek door het Bestuurscollege een naar billijkheid te bepalen schadevergoeding uit de eilandskas toegekend.

  • 2. Een dergelijk verzoek moet schriftelijk bij het Bestuurscollege worden ingediend en vermeldt zo veel mogelijk de aard en omvang van de schade.

  • 3. Het Bestuurscollege zendt een dergelijk verzoek direkt na ontvangst voor advies door aan de commissie als bedoeld in artikel 5, vijfde lid. De commissie brengt binnen zestig dagen na ontvangst van de adviesaanvraag advies uit.

  • 4. Het Bestuurscollege beslist binnen dertig dagen nadat het advies van de commissie is ontvangen. Indien het Bestuurscollege afwijkt van dit advies, wordt de beslissing met redenen omkleed.

Hoofdstuk X Dwang- en strafbepalingen

Artikel 19

  • 1. Het Bestuurscollege is bevoegd op kosten van de overtreder te doen wegnemen, beletten of verrichten of in vorige toestand herstellen datgene wat in strijd met het bepaalde bij of krachtens deze Eilandsverordening is of wordt gehouden, gemaakt of gesteld, ondernomen, weggelaten, beschadigd of weggenomen.

  • 2. Behalve in spoedeisende gevallen maakt het Bestuurscollege van deze bevoegdheid geen gebruik, dan nadat de belanghebbende schriftelijk is gewaarschuwd en hem de gelegenheid is gegeven om binnen een termijn van ten hoogste zestig dagen de toestand in overeenstemming te brengen met het bij of krachtens deze Eilandsverordening bepaalde.

Artikel 20

  • 1. Overtreding van de bestemmingsvoorschriften, van de voorschriften van een voorbereidingsbesluit alsmede van het bepaalde in artikel 22, eerste lid, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste twee maanden of met een geldboete van ten hoogste vijfduizend gulden.

  • 2. Indien ten tijde van de overtreding nog geen jaar is verlopen sedert een vroegere veroordeling van de schuldige wegens een gelijksoortige overtredihg onherroepelijk is geworden, kan hechtenis of een geldboete tot het dubbele van het in het eerste lid gesteld maximum worden opgelegd.

  • 3. Het Bestuurscollege draagt de ambtenaren van het Eilandgebied St. Eustatius, die belast worden met het toezicht op de naleving van deze Eilandsverordening, voor aan de Gouverneur, opdat zij overeenkomstig artikel 8 van het Wetboek van Strafvordering van de Nederlandse Antillen kunnen worden aangesteld en beëdigd als opsporingsambtenaar.

Hoofdstuk XI Verkavelingsplannen

Artikel 21

Gedurende een periode van ten hoogste vijf jaar na de inwerkingtreding van de Eilandsverordening Ruimtelijke Ontwikkelingsplanning St. Eustatius geldt voor gebieden waarvoor geen voorbereidingsbes luit als bedoeld in artikel 16 is genomen of geen ontwerp—ontwikkelingsplan ter inzage is gelegd danwel een ontwikkelingsplan is vastgesteld, een overgangsregeling voor het verkavelen van grond overeenkomstig het bepaalde in de artikelen 22 tot en met 28.

Artikel 22

  • 1. Het verkavelen van grond mag uitsluitend geschieden overeenkomstig een door het Bestuurscollege goedgekeurd verkave-1ingsplan.

  • 2. Alvorens tot het bebouwen van gronden met twee of meer gebouwen kan worden overgegaan, is verkavelen verplicht.

  • 3. Het Bestuurscollege is bevoegd van het bepaalde in het tweede lid vrijstelling te verlenen. Aan een dergelijke vrijstelling kunnen in het belang van een goede ruimtelijke ontwikkeling voorwaarden worden verbonden.

Artikel 23

  • 1. Het verkavelingsplan moet in een of meer kaarten op de meest geschikte schaal alsmede in een toelichtende beschrijving, in ieder geval een uitgewerkt beeld geven van:

    • a.

      de begrenzing;

    • b.

      de geografische gesteldheid;

    • c.

      de kavelindeling;

    • d.

      de bebouwing;

    • e.

      de gevelrooilijnen;

    • f.

      de wegen;

    • g.

      de leidingen c.q. de leidingstroken;

    • h.

      de voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;

    • i.

      de nutsvoorzieningen.

  • 2. Bij de behandeling van het ontwerp-verkavelingsplan houdt het Bestuurscollege rekening met de te verwachten ontwikkeling op de omringende gronden.

  • 3. Het ontwerp—verkavelingsplan moet door de eigenaar of diens gemachtigde schriftelijk bij het Bestuurscollege worden ingediend.

  • 4. Het ontwerp-verkavelingsplan ligt gedurende dertig dagen voor een ieder ter inzage op het bestuurskantoor.

  • 5. De terinzagelegging wordt bekend gemaakt op de in artikel 4, tweede lid, aangegeven wijze.

  • 6. Belanghebbenden kunnen binnen de in het vierde lid genoemde termijn van dertig dagen bij het Bestuurscollege schriftelijk bezwaar indienen tegen het ontwerp-verkavelingsplan.

Artikel 24

  • 1. Het Bestuurscollege beslist binnen zestig dagen nadat hetontwerp-verkavelingsplan is ingediend. Het kan de beslissing eenmaal voor ten hoogste dertig dagen verdagen.

  • 2. Indien het Bestuurscollege binnen de in het voorgaande lid genoemde termijn geen besluit genomen heeft omtrent goedkeuring van het ontwerp-verkavelingsplan, moet de goedkeuring geacht worden te zijn onthouden.

Artikel 25

Het Bestuurscollege onthoudt in ieder geval zijn goedkeuring aan het ontwerp-verkavelingsplan indien:

  • a.

    het te verkavelen terrein wegens zijn natuurlijke gesteldheid of wegens zijn vorm of afmetingen ongeschikt is voor de daarop voorgenomen bebouwing;

  • b.

    de voorgenomen bebouwing uit een oogpunt van het algemeen belang ernstig bezwaar zou opleveren wegens onvoldoende aansluiting aan bestaande bebouwing of wegens het ontbreken van de noodzakelijke openbare voorzieningen, terwijl daarin redelijkerwijs niet op korte termijn of slechts tegen onevenredig hoge kosten is te voorzien.

Artikel 26

  • 1. Het Bestuurscollege is bevoegd de nodige aanvullingen op en wijzigingen van het ontwerp-verkavelingsplan te verlangen en aan de goedkeuring voorwaarden te verbinden in het belang van een goede ruimtelijke ontwikkeling. Bij niet aanbrengen van deze aanvullingen en wijzigingen kan het Bestuurscollege aan het ontwerp-verkavelingsplan zijn goedkeuring onthouden.

  • 2. Indien het verkavelingsplan voorziet in de aanleg van een of meer nieuwe wegen of in de verbreding van een of meer bestaande wegen, wordt de goedkeuring slechts verleend indien is verzekerd dat de voor deze wegen bestemde grond om niet aan het Eilandgebied in eigendom wordt overgedragen. Bij het verkavelingsplan kan worden bepaald, dat de overdracht geschiedt, nadat de weg (wegen) is (zijn) aangelegd overeenkomstig de door het Eilandgebied ter zake te stellen eisen.

  • 3. Het Bestuurscollege kan in bijzondere gevallen vrijstelling verlenen van het bepaalde in het tweede lid.

  • 4. Voor zover in een goedgekeurd verkavelingsplan bepalingen ten aanzien van de gevelrooilijnen zijn opgenomen die niet overeenstemmen met de bepalingen ten aanzien van de gevelrooilijnen in de Bouw- en Woningverordening 1984, blijven de bepalingen van de Bouw- en Woningverordening 1984 buiten toepassing.

Artikel 27

  • 1. De goedkeuring van het verkavelingsplan geschiedt bij Eilandsbesluit houdende algemene maatregelen. Indien tegen het plan conform artikel 23, zesde lid, bezwaar is ingediend, wordt de goedkeuring met redenen omkleed.

  • 2. Bij goedkeuring van een verkavelingsplan wordt een door de secretaris van het Eilandgebied gewaarmerkt exemplaar aan de aanvrager toegezonden.

  • 3. Het goedgekeurde verkavelingsplan ligt gedurende dertig dagen op het bestuurskantoor voor een ieder ter inzage.

  • 4. De terinzagelegging wordt bekend gemaakt op de in artikel 4, tweede lid, aangegeven wijze.

  • 5. Tegen het besluit van het Bestuurscollege kunnen de aanvrager alsmede belanghebbenden die conform artikel 23, zesde lid. bezwaren hebben ingediend, binnen de in het derde lid genoemde termijn van dertig dagen bij de Eilandsraad beroep instellen. Artikel 12, negende en tiende lid, is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 28

Ten aanzien van de herziening van ten verkavel ingsplan zijn de bepalingen uit dit hoofdstuk van overeenkomstige toepassing.

Hoofdstuk XII Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 29

  • 1. Deze Eilandsverordening kan worden aangehaald als s "Eilandsverordening Ruimtelijke Ontwikkel ingsplanning St. Eustatius".

  • 2. De verordening treedt in werking op de dag nadat de Landsverordening grondslagen ruimtelijke ontwikkelingsplanning (P.B. 1976, no. 195) bij Landsbesluit op het Eilandgebied Sint Eustatius van toepassing is verklaard.

Artikel 30

Met ingang van de datum waarop deze Eilandsverordening in werking treedt, wordt de Bouw- en Woningverordening 1984 (P.B. 1935, nr. 64, zoals gewijzigd) als volgt aangepast:

  • a.

    aan het slot van artikel 22 wordt een achtste omstandigheid toegevoegd, luidende:"8. dat het bouwplan in strijd is met de bestemmingsvoorschriften van een ontwikkelingsplan, dan wel de voorschriften behorende bij een goedgekeurd verkavelingsplan waarin de bij de aanvraag betrokken grond is begrepen."

  • b.

    na artikel 22 wordt toegevoegd een nieuw artikel 22a luidende:

    "Artikel 22a

    • 1.

      In afwijking van het bepaalde in de artikelen 21 en 22 houdt het Bestuurscollege de beslissing aan, indien er geen grond is de vergunning te weigeren en voor het gebied waar het bouwwerk zal worden opgericht, voordat de aanvraag is ingediend, een voorbereidingsbesluit als bedoeld in artikel 16 van de Eilandsverordening Ruimtelijke Ontwikkelingsplanning St. Eustatius is genomen, dan wel een ontwerp-ontwikkeiingsplan of een ontwerp-herziening van een ontwikkelingsplan ter inzage is gelegd.

    • 2.

      Indien er geen grond is de vergunning tot weigeren en het bouwwerk in overeenstemming is met het in voorbereiding zijnde ontwikkelingsplan of de herziening daarvan, kan het Bestuurscollege, in afwijking van het eerste lid, besluiten de bouwvergunning te verlenen.

    • 3.

      De aanhouding duurt totdat het voorbereidingsbesluit is vervallen of omtrent het (ontwerp-) ontwikkelingsplan onherroepelijk is beslist, dan wel de termijn, bedoeld in artikel 6, eerste lid, van de Eilandsverordening Ruimtelijke Ontwikkelingsplanning St. Eustatius is overschreden. "

  • c.

    in artikel 33 wordt in het eerste lid gelezen:

    "Het vaststellen van gevelrooilijnen geschiedt, voor zover dit niet voortvloeit uit de bestemmingsvoorschriften van een ontwikkelingsplan of een goedgekeurd verkavelingsplan, door het Bestuurscollege bij het verlenen van een bouwvergunning."

Artikel 31

Alle maatregelen getroffen op grond van de Bouw— en Woningverordening 1984 blijven van kracht, behoudens intrekking of wijziging daarvan door het gezag dat volgens deze verordening daartoe bevoegd is. Onder deze maatregelen worden mede verstaan de op basis van paragraaf 10 van de Bouw- en Woningverordening 1984 tot stand gekomen verkavelingsplannen.