LANDSBESLUIT, HOUDENDE ALGEMENE MAATREGELEN, ter uitvoering van artikel 8 van de Politieregeling

Geldend van 10-10-2010 t/m heden

Intitulé

LANDSBESLUIT, HOUDENDE ALGEMENE MAATREGELEN, ter uitvoering van artikel 8 van de Politieregeling

Artikel 1

Buitengewoon agent van politie is de persoon die als zodanig wordt benoemd, en belast met de opsporing van strafbare feiten.

Artikel 2

  • 1. De buitengewoon agent van politie wordt door de Minister van Justitie, hierna te noemen: de minister, gehoord de procureur-generaal en de korpschef, benoemd. Bij zijn advies voegt de korpschef een ingevuld formulier overeenkomstig het als bijlage aan dit landsbesluit gehechte model.

  • 2. De buitengewoon agent van politie geniet als zodanig geen bezoldiging.

  • 3. De buitengewoon agent van politie kan wegens buitengewone toewijding of bijzonder loffelijke dienstverrichting, op voorstel van de korpschef, door de minister worden beloond met een tevredenheidsbetuiging, of met een gratificatie.

Artikel 3

Voor benoeming tot buitengewoon agent van politie komen slechts in aanmerking de personen, die:

  • a.

    betrouwbaar zijn;

  • b.

    van goed levensgedrag zijn;

  • c.

    voldoende algemene ontwikkeling bezitten;

  • d.

    de leeftijd van 21 jaar hebben bereikt.

Artikel 4

Onverminderd zijn opsporingsbevoegdheid op grond van artikel 184 van het Wetboek van Strafvordering, zal de buitengewoon agent van politie zich in de uitoefening van zijn functie in de regel beperken tot het bijzondere doel waarvoor hij, blijkens de beschikking houdende zijn benoeming, werd benoemd.

Artikel 5

Bij de uitoefening van zijn functie heeft de buitengewoon agent van politie ter legitimatie bij zich een legitimatiebewijs als bedoeld in artikel 2 van de Landsverordening nopens de beëdiging en legitimatie van opsporingsambtenaren.

Artikel 6

  • 1. Aan iedere buitengewoon agent van politie wordt, nadat de wettelijk voorgeschreven beëdiging heeft plaats gevonden, uitgereikt, dan wel toegezonden:

    • a.

      een exemplaar van dit landsbesluit;

    • b.

      een afschrift van het proces-verbaal van zijn beëdiging;

    • c.

      een uittreksel uit het "Algemeen Dienstvoorschrift voor de politie", houdende de voor hem geldende bepalingen;

    • d.

      een legitimatiebewijs.

  • 2. De verstrekking van de in het eerste lid onder a tot en met c genoemde bescheiden geschiedt door de zorg van de korpschef, terwijl de verstrekking van het legitimatiebewijs geschiedt als bepaald in de Ministeriële Regeling ter uitvoering van artikel twee, tweede en derde lid, van de Landsverordening nopens de beëdiging en legitimatie van opsporingsambtenaren.

Artikel 7

De minister kan de onder hem ressorterende buitengewone agenten van politie machtigen een wapenstok of een bepaald vuurwapen uitsluitend voor dienstgebruik bij zich te dragen.

[vervallen]

Artikel 8

  • 1. De buitengewoon agent van politie kan te allen tijde als zodanig door de minister worden ontslagen.

  • 2. Het voorstel daartoe wordt als regel door de korpschef gedaan.

Artikel 9

De korpschef brengt alle omstandigheden welke aanleiding kunnen zijn tot ontslag uit de functie van buitengewoon agent van politie, alsmede gevallen van overlijden van de buitengewoon agent van politie, onverwijld ter kennis van de minister.

Artikel 10

  • 1. Dit landsbesluit kan worden aangehaald als "Landsbesluit buitengewone agenten van politie".

  • 2. [regelt de inwerkingtreding]

  • 3. [vervallen]

  • 4. [vervallen]

  • 5. [vervallen]

  • 6. [vervallen]

BIJLAGE IN TE VULLEN TEN OVERSTAAN VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE OF EEN DOOR DEZE AANGEWEZEN AMBTENAAR, DIE DIT FORMULIER MEDE ZAL ONDERTEKENEN.

Betreft:

Verzoek om benoeming tot buitengewoon agent van politie van:

1.

naam:

voornamen:

geboortedatum:

geboorteplaats:

nationaliteit:

adres:

(N.B. Personalia te verifiëren aan de hand van identiteitskaart of ander officieel stuk).

2.

Naam van de onderneming of de instelling, die van de diensten van bovengenoemde persoon als buitengewoon agent van politie gebruik wenst te maken.

3.

Reden waarom opsporingsbevoegdheid van de onder 1. genoemde persoon nodig of wenselijk is.

4.

Voor welk grondgebied wordt opsporingsbevoegdheid nodig of wenselijk geacht?

5.

Schoolopleiding van betrokkene: Welke talen beheerst hij in voldoende mate?

6.

Bezit betrokkene enige kennis van strafvordering en/of strafrecht?

Zo ja, waar heeft hij deze opgedaan, en heeft hij deze kennis in de praktijk ooit toegepast?

7.

Is betrokkene bereid een cursus in strafvordering en strafrecht, alsmede eventueel in andere vakken, die voor de politie van belang zijn (zoals: opmaken proces verbaal; wapengebruik), te volgen?

8.

Is de werkgever van betrokkene bereid de kosten van een dergelijke opleiding voor zijn rekening te nemen?

9.

Wordt bewapening van betrokkene gewenst?

Zo ja, met welk(e) wapen(s)?

10.

Indien bewapening gewenst wordt: heeft betrokkene ervaring in het gebruik van het/de onder 9 genoemde wapen(s)?

Sint Maarten

(datum)

De belanghebbende,

De Minister van Justitie

voor deze:

(handtekening)

handtekening)