Havenverordening Gemeentehaven Sliedrecht

Geldend van 16-12-2011 t/m heden

Intitulé

Havenverordening Gemeentehaven Sliedrecht

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1.1 Begripsomschrijvingen

In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • a.

    ADN: reglement voor vervoer van gevaarlijke stoffen over de Rijn

    (Accord Européen relatif au Transport International des Marchandises Dangereuses parvoie de Navigation du Rhin);

  • b.

    binnentankschip: een tankschip dat geen zeeschip is;

  • c.

    BPR: Binnenvaartpolitiereglement;

  • d.

    college: het college van burgemeester en wethouders van Sliedrecht;

  • e.

    combinatietankschip: een schip, ingericht om afwisselend onverpakte vloeibare lading of droge lading te kunnen vervoeren;

  • f.

    economische vaart: het gebruik van het schip voor het doel waarvoor het gebouwd is en waarvoor de meetbrief is afgegeven;

  • g.

    exploitant: de eigenaar, de beheerder, reder, rompbevrachter, of ieder ander die zeggenschap heeft over het gebruik van een schip;

  • h.

    gemeente: de gemeente Sliedrecht;

  • i.

    gevaarlijke stoffen: stoffen die gevaar voor explosie, brand, corrosie, vergiftiging, bedwelming of straling kunnen opleveren, zoals vermeld in de International Maritime Dangerous Goods Code, de (International) Code for the Construction and Equipment of Ships Carrying Dangerous Chemicals in Bulk, de (International) Code for the Construction and Equipment of Ships Carrying Liquified Gases in Bulk of een van de andere codes van de Internationale Maritieme Organisatie (IMO), dan wel in de ADN, alsmede stoffen die bij of krachtens de milieuwetgeving als zodanig worden genoemd, dan wel door het college als zodanig zijn aangewezen als gevaarlijke stoffen;

  • j.

    gezagvoerder: degene die de feitelijke leiding over een schip heeft, of indien deze niet aanwezig is, de exploitant van het schip;

  • k.

    haven: alle wateren binnen de gemeente die voor de scheepvaart open staan en bij de gemeente in eigendom of beheer zijn;

  • i.

    havenmeester: degene die door het college van de gemeente Sliedrecht als zodanig is aangesteld;

  • m.

    havenwerken: alle tot de haven behorende kaden, kunstwerken, meergelegenheden, trappen, scheepshellingen, dokken, scheepsreparatiewerven, los- en laadplaatsen en dergelijke, zowel openbaar als particulier wanneer deze laatste, al of niet met enige beperking, voor het publiek toegankelijk zijn;

  • n.

    jachthaven: het door het college aangewezen gedeelte van de haven bestemd voor gebruik door pleziervaartuigen;

  • o.

    pleziervaartuig: een schip dat hoofdzakelijk wordt gebruikt voor sportieve doeleinden of vrijetijdsbesteding;

  • p.

    recreatievaart: Het varen, al dan niet bedrijfsmatig, met pleziervaartuigen;

  • q.

    schadelijke stoffen: stoffen die als zodanig bij of krachtens de milieuwetgeving zijn aangewezen of worden benoemd;

  • r.

    schip: elk vaartuig met inbegrip van een watertaxi, watervliegtuig, een draagvleugelboot, een luchtkussenvoertuig, een boorinstallatie, een werkeiland of soortgelijk object, een baggermolen, een drijvende kraan, een elevator, een ponton en elk drijvend werktuig of drijvende inrichting;

  • s.

    tankschip: een schip, gebouwd voor, of aangepast aan het vervoer van onverpakte vloeibare lading in zijn laadruimten;

  • t.

    woonschip: een schip dat uitsluitend of in hoofdzaak gebezigd wordt of bestemd is voor bewoning en dat een vaste verbinding heeft met de wal;

  • u.

    zeeschip: een schip als bedoeld in artikel 8:2, eerste lid van het Burgerlijk Wetboek;deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

Artikel 1.2 Toepassingsgebied

Deze verordening is van toepassing:

  • a.

    in de haven en

  • b.

    op alle havenwerken.

Artikel 1.3 Aanwijzingen

  • 1.

    Het college kan aanwijzingen geven, in het bijzonder ter regeling van het scheepvaartverkeer en het nemen van ligplaats en ter voorkoming van gevaar, schade of hinder.

  • 2.

    Degene tot wie een aanwijzing is gericht, is gehouden de aanwijzing onmiddellijk op te volgen.

  • 3.

    Het college is bevoegd de gezagvoerder op te dragen het schip binnen een redelijke termijn te (doen) verhalen naar een andere ligplaats, indien dit naar zijn oordeel noodzakelijk is in het belang van de orde of ter bescherming van veiligheids- of milieubelangen. Indien hieraan geen gevolg wordt gegeven, is het college bevoegd het schip voor rekening en risico van de gezagvoerder te (doen) verhalen.

Artikel 1.4 Vergunning, ontheffing en andere beschikkingen

  • 1.

    Het college kan aan de op grond van deze verordening verleende vergunningen en ontheffingen beperkingen en voorschriften verbinden.

  • 2.

    Tenzij bij of krachtens deze verordening anders is bepaald, wordt een vergunning als bedoeld in lid 1 verleend met een geldigheidsduur van ten hoogste vijf jaren; een ontheffing als bedoeld in lid 1 kan worden verleend voor een eenmalige of kortstondige gedraging of handeling.

  • 3.

    Een ontheffing als bedoeld in lid 1 kan in spoedeisende gevallen voor een eenmalige of kortstondige gedraging of handeling mondeling geschieden.

  • 4.

    Dit artikel is van overeenkomstige toepassing op de aanwijzing, bedoeld in artikel 1.3, en de overige bij of krachtens deze verordening gegeven beschikkingen.

  • 5.

    De houder houdt de vergunning of ontheffing die op een schip betrekking heeft, of een kopie hiervan, te allen tijde aan boord van het schip, tenzij het een schip betreft zonder bemanningsverblijf.

Artikel 1.5 Weigerings- en intrekkingsgronden

Het college kan onder meer een vergunning of ontheffing weigeren, wijzigen, schorsen of intrekken indien:

  • a.

    een of meer van de belangen die worden beschermd door deze verordening, waaronder de orde, de veiligheid en het milieu van de haven en de omgeving van de haven, en de kwaliteit van de dienstverlening in de haven, dat wenselijk maken;

  • b.

    een daaraan verbonden voorschrift niet wordt nageleefd;

  • c.

    zich na de verlening een zodanig feit of omstandigheid voordoet dat, indien het feit of de omstandigheid ten tijde van de verlening bekend was geweest, de vergunning of de ontheffing niet of niet onder die voorschriften zou zijn verleend;

  • d.

    de verstrekte gegevens onjuist zijn;

  • e.

    geen gebruik wordt gemaakt van de vergunning of ontheffing.

Artikel 1.6 Persoonlijk karakter van de vergunning of ontheffing

De vergunning of ontheffing is persoonsgebonden en niet overdraagbaar, tenzij bij of krachtens deze verordening anders is bepaald.

Artikel 1.7 Normadressaat

Tenzij uit de tekst anders blijkt, is de gezagvoerder verantwoordelijk voor de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening.

Artikel 1.8 Nadere regels

Het college is bevoegd nadere regels te stellen betreffende het bepaalde in de hoofdstukken 2,3, 4en 5.

Hoofdstuk 2 Ligplaatsen

Artikel 2.1 Verkeerstekens

  • 1.

    Het college kan in het belang van de orde en de veiligheid de haven verkeerstekens plaatsen die zijn vermeld in het Binnenvaartpolitiereglement en die tekens voorzien van nadere aanduidingen.

  • 2.

    Het is zonder ontheffing verboden te handelen in strijd met het verkeersteken en de daarbij behorende nadere aanduidingen, bedoeld in het eerste lid.

Artikel 2.2 Ligplaatsen

Het college stelt alleen de Gemeentehaven van Sliedrecht als ligplaats vast, met uitzondering het gedeelte ingericht als jachthaven.

Artikel 2.3 Verbod innemen ligplaats

  • 1.

    Op plaatsen die niet zijn aangegeven als ligplaats op grond van artikel 2.2 , is het verboden met een schip ligplaats in te nemen, tenzij dit geschiedt:

    • a.

      in overeenstemming met ter plaatse aangebrachte, in artikel 2.1 bedoelde, tekens

    • b.

      met instemming van de huurder, erfpachter of eigenaar van een aan de ligplaats gelegen terrein;

    • c.

      met een vergunning of ontheffing.

  • 2.

    Het college kan, in afwijking van het eerste lid onder b., het nemen of houden van ligplaats verbieden uit het oogpunt van orde en veiligheid in de haven of milieu.

Artikel 2.4 Duur innemen ligplaats

  • 1.

    Het is zonder ontheffing verboden met een schip langer dan 3 maanden achtereen gebruik te maken van de haven en de havenfaciliteiten.

  • 2.

    Indien tijdens een onderbreking van de periode genoemd in het eerste lid of na vertrek na die periode niet aan de economische vaart met het schip wordt deelgenomen, wordt de periode van 3 maanden geacht niet te zijn onderbroken c.q. niet te zijn beëindigd, indien het schip terugkeert in de haven.

Artikel 2.5 Vergunning woonschepen

Het is verboden zonder vergunning met een woonschip ligplaats in te nemen.

Artikel 2.6 Veilige ligplaats

Het innemen van een ligplaats in overeenstemming met deze verordening ontheft de gezagvoerder niet van zijn verplichting zich ervan te overtuigen dat die plaats voor zijn schip veilig is.

Artikel 2.7 Meldingsplicht zeeschepen

  • 1.

    Onverminderd de van kracht zijnde wettelijke voorschriften en de daaruit voortvloeiende beschikkingen voor het vervoer van gevaarlijke goederen met zeeschepen, is de gezagvoerder van een zeeschip verplicht ten minste 24 uur voor aankomst in de haven daarvan schriftelijk mededeling te doen of te laten doen aan de havenmeester en, indien nodig, daarbij een ligplaats aan te vragen indien hij in de haven aan een meergelegenheid wenst af te meren.

  • 2.

    Bij de mededeling dienen de volgende gegevens te worden vermeld:

    • a.

      naam, vlag, brutotonnen, lengte, breedte en diepgang van het schip;

    • b.

      naam van de agent en voorgenomen aanloophaven, laatste haven van vertrek;

    • c.

      gewenste ligplaats;

    • d.

      aard en hoeveelheid van de te lossen of te laden goederen;

    • e.

      vermoedelijke datum en uur van aankomst en vertrek;

    • f.

      pre arrival ISPS-informatie.

  • 3.

    Wijzigingen in het tijdstip van aankomst en/of vertrek dienen aan de havenmeester tijdig schriftelijk bekend gemaakt te worden.en/of vertrek dienen aan de havenmeester tijdig schriftelijk bekend gemaakt te worden.

Hoofdstuk 3 Ordebepalingen

Artikel 3.1 Laden en lossen

  • 1.

    Het is verboden met een schip te laden of te lossen, waaronder ook bunkeren wordt begrepen, tenzij het schip op deugdelijke wijze is afgemeerd.

Artikel 3.2 Schepen als opslagplaats

Het is verboden zonder vergunning in de haven te liggen met schepen die worden gebruikt als opslagplaats, als werkplaats en/of voor het uitoefenen van een bedrijf.

Artikel 3.3 Recreatie- en zeilvaart in de haven

  • 1.

    Het is verboden met een schip in de haven te varen, wanneer dat schip uitsluitend door middel van zeilen wordt voortbewogen of wanneer met dat schip de recreatievaart wordt beoefend, tenzij:

    • a.

      wordt gehandeld met een vergunning;

    • b.

      het schip zich rechtstreeks en zonder onderbreking begeeft naar zijn bestemming.

  • 2.

    Het is verboden met een watertaxi te varen in de door het college aangegeven gebieden.

Artikel 3.4 Gebruik van voortstuwers

  • 1.

    Het is verboden voortstuwers te gebruiken indien het schip:

    • a.

      is vastgevaren; of

    • b.

      gemeerd of ten anker ligt.

  • 2.

    Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing indien:

    • a.

      wordt gehandeld met een ontheffing;

    • b.

      direct na aankomst ter plaatse van het schip of ter voorbereiding van het vertrek.

Artikel 3.5 Gebruik van ankers

  • 1.

    Het is, behoudens goed zeemanschap, verboden in de haven:

    • a.

      een anker te gebruiken om een schip af te stoppen;

    • b.

      met een krabbend anker te varen;

    • c.

      ten anker te komen of ten anker te liggen, tenzij er toestemming gegeven is door de havenmeester.

  • 2.

    De in het eerste lid gestelde verboden gelden niet voor baggerschepen, indien de ankers worden gebruikt bij het verrichten van baggerwerk.

  • 3.

    Onder ankers worden spudpalen mede begrepen.

Artikel 3.6 Bagger- of bergingswerkzaamhedenl; dreggen

Het is verboden zonder vergunning bagger- of bergingswerkzaamheden uit te voeren in dehaven of, al dan niet bij wijze van beroep, met enigerlei middel naar zich onder het wateroppervlak bevindende voorwerpen te zoeken of deze op te dreggen.

Artikel 3.7 Schade varen aan havenwerken

Indien door een schip schade aan openbare havenwerken is toegebracht, zal het schadeveroorzakende schip niet eerder mogen vertrekken dan nadat door of namens de gezagvoerder een waarborgsom is gestort of een bankgarantie is gegeven, ten bedrage van de door of in opdracht van het college getaxeerde

schade.

Artikel 3.8 Verbod binnen te lopen

Het is de hierna genoemde schepen verboden de haven binnen te lopen zonder ontheffing:

  • a.

    beschadigde schepen;

  • b.

    schepen die in zinkende staat verkeren;

  • c.

    brandende schepen of schepen waar de mogelijkheid aanwezig is dat zij broei en/of brand aan boord hebben, of schepen welke brand aan boord gehad hebben, maar waarvan niet met zekerheid bekend is dat deze geblust is;

  • d.

    schepen die door de toestand van hun lading of door andere oorzaak een gevaar voor de veiligheid in de haven of een hinder voor de omgeving kunnen zijn.

Artikel 3.9 Maatregelen bij ijsgang of dichtgevroren water

Bij ijsgang of dichtgevroren water in de haven is de gezagvoerder verplicht, indien hij met dat schip een ligplaats wenst in te nemen of te verlaten, dan wel een aanwijzing daartoe ontvangt, voor zijn rekening en risico zo nodig het ijs te breken of een sleepboot te gebruiken.

Hoofdstuk 4 Veiligheid en milieu

Artikel 4.1 Verrichten van werkzaamheden

  • 1.

    Onverminderd het bepaalde in de milieuwetgeving is het verboden aan of op een schip werkzaamheden (zoals bijvoorbeeld herstel, schoonmaak, schilder en andere conserverings-, ontgassingswerkzaamheden) te verrichten, wanneer deze gevaar, schade of hinder voor de scheepvaart of de omgeving, het water

    en de bodem daaronder begrepen, kunnen opleveren.

  • 2.

    Het in het eerste lid bedoelde verbod is niet van toepassing wanneer de werkzaamheden plaatsvinden

    • a.

      met een vergunning;

    • b.

      op een scheepswerf dan wel op of aan het terrein van een herstellingsinrichting, voor zover voor de omgeving geen gevaar, schade of hinder is te duchten.

  • 3.

    Van laswerkzaamheden aan schepen of werkzaamheden waarbij open vuur wordt gebruikt, wordt door de vergunninghouder tijdig melding gemaakt bij de havenmeester.

Artikel 4.2 Milieuschade en hinder veroorzakende stoffen

  • 1.

    Het is verboden voor het milieu schadelijke en verontreinigende vloeistoffen, vaste stoffen en voorwerpen overboord of van de wal in het water te werpen, te laten vallen, te pompen of te laten vloeien.

  • 2.

    Het is verboden rook, dampen, gassen, stof of stoom op een zodanige wijze uit een schip te laten ontsnappen dat daardoor gevaar, schade of hinder in of buiten de haven ontstaat of kan ontstaan.

  • 3a.

    Het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau veroorzaakt door de generatorsets en overige aanwezigen toestellen en installaties behorend tot de binnenvaartschepen, mag ter plaatse van de gevels van nabijgelegenwoningen in de haven niet meer bedragen dan:

    - 55 dB(A) op 1,5 meter hoogte in de uren gelegen tussen 07.00 en 19.00 uur;

    - 50 dB(A) op 5,0 meter hoogte in de uren gelegen tussen 19.00 en 23.00 uur;

    - 45 dB(A) op 5,0 meter hoogte in de uren gelegen tussen 23.00 en 07.00 uur.

  • 3b.

    Op zondagen en algemeen erkende feestdagen mag het onder 3a genoemde beoordelingsniveau tussen 07.00 en 19.00 uur niet meer bedragen dan 50 dB(A).

  • 3c.

    De generatorsets of aggregaten moeten zijn voorzien van doelmatige en in goede staat van onderhoud verkerende geluiddempers.

  • 4.

    Het is verboden stoffen in of uit een schip te laden of te lossen, welke door het college zijn aangewezen als stoffen die in onverpakte toestand ontoelaatbare stank of hinder kunnen veroorzaken.

  • 5.

    De verboden, genoemd in dit artikel, zijn niet van toepassing indien wordt gehandeld in overeenstemming met:

    • a.

      een vergunning afgegeven bij of krachtens de geldende milieuwetgeving;

    • b.

      een door het college verleende ontheffing in gevallen waarin de wet niet voorziet.

  • 6.

    Het is verboden om aan boord van een binnenschip een generator voor het opwekken van elektriciteit te gebruiken indien het schip direct of indirect een ligplaats heeft ingenomen die in beheer is bij de gemeente waar walstroom met een capaciteit van 400 volt en ten minste 63 ampère ten behoeve van dat binnenschip beschikbaar is.

Artikel 4.3 Voorzorgsmaatregelen

  • 1.

    De gezagvoerder of de exploitant van een aan de haven gelegen terrein, is verplicht zodanige maatregelen te treffen, dat het te water geraken van stoffen of voorwerpen wordt voorkomen.

  • 2.

    Degene door wiens toedoen een stof of voorwerp vrijkomt of terechtkomt in de haven, waardoor gevaar, schade of hinder in of buiten de haven wordt veroorzaakt, is verplicht ervoor te zorgen dat:

    • a.

      daarvan onmiddellijk kennis wordt gegeven aan de havenmeester;

    • b.

      de stof of het voorwerp onmiddellijk uit het water wordt verwijderd, of wanneer dat niet mogelijk is,

  • binnen de door het college te bepalen tijd.

Hoofdstuk 5 Schepen met gevaarlijke of schadelijke stoffen

Artikel 5.1 Toepassingsbereik

Dit hoofdstuk is van toepassing op schepen die gevaarlijke of schadelijke stoffen aan boord hebben.

Artikel 5.2 Regels voor schepen met gevaarlijke of schadelijke stoffen

Het college kan regels stellen in het belang van de veiligheid en ter voorkoming van schade en hinder, in verband met de aanwezigheid in de haven van schepen die geladen zijn of geladen worden met gevaarlijke of schadelijke stoffen, dan wel geladen zijn geweest met gevaarlijke of schadelijke stoffen en daarvan niet

zijn schoongemaakt.

Artikel 5.3 Zoneringsregeling voor stukgoedschepen met gevaarlijke stoffen

  • 1.

    Het college kan regels stellen in verband met het innemen van ligplaats bij woonconcentraties door schepen die geladen zijn of geladen worden met door het college aangewezen gevaarlijke stoffen in verpakking.

  • 2.

    De regels houden onder meer beperkingen in ten aanzien van hoeveelheid en verpakkingsgrootte van de aangewezen stoffen aan boord binnen bepaalde afstanden tot naastbij gelegen woonconcentraties.

Artikel 5.4 Tankschepen met gevaarlijke stoffen

Het is de gezagvoerder van een tankschip dat geladen is of geladen wordt met gevaarlijke of schadelijke stoffen, dan wel geladen is geweest met gevaarlijke of schadelijke stoffen en daarvan niet is schoongemaakt, verboden om zich met dat schip te bevinden op een ligplaats in de Gemeentehaven van Sliedrecht

indien zich een gevaarlijke of schadelijke stof als lading of ladingsresidu aan boord bevindt, tenzij:

  • a.

    voor het tankschip een schoonmaakcertificaat is afgegeven;

  • b.

    het een binnentankschip betreft dat, voordat ligplaats wordt genomen, de voorschriften van het ADN betreffende het ontgassen van lege ladingtanks voor zijn lading- en sloptanks heeft opgevolgd en in die situatie geen seinvoering behoeft te voeren;

  • c.

    een ontheffing is verleend voor het nemen van een ligplaats.

Hoofdstuk 6 Straf- en slotbepalingen

Artikel 6.1 Strafbepaling

Overtreding van de in deze verordening opgenomen artikelen en de krachtens deze artikelen gegeven voorschriften en beperkingen wordt, voor zover al niet strafbaarstelling bij de wet is bepaald, gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van de tweede categorie als bedoeld in het Wetboek

van Strafrecht.

Artikel 6.2 Toezichthoudende ambtenaren

Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast de (senior) assistent-havenmeester, de chef van de wacht en de overige bij besluit van het college of de burgemeester

aangewezen personen, voor zover deze personen zijn voorzien van een akte van opsporingsbevoegdheid.

Artikel 6.3 Betreden van woonruimten

Zij die belast zijn met het toezicht op de naleving of de opsporing van een overtreding van de bij of krachtens deze verordening gegeven voorschriften welke strekken tot handhaving van de openbare orde of veiligheid of bescherming van het leven of de gezondheid van personen, zijn bevoegd tot het binnentreden van een woning zonder toestemming van de bewoner, voor zover dat strekt tot toezicht- en handhavingsdoeleinden van deze verordening.

Artikel 6.4 Intrekken voorgaande verordening

De Havenverordening Sliedrecht 1994 wordt ingetrokken.

Artikel 6.5 Overgangsrecht

  • 1.

    Vergunningen, ontheffingen, toestemmingen en andere beschikkingen gegeven bij of krachtens de Havenverordening Sliedrecht 1994, worden geacht te zijn verleend op grond van de van toepassing zijnde overeenkomstige bepalingen van deze verordening totdat de termijn waarvoor zij werden verleend is verstreken of totdat zij worden ingetrokken.

  • 2.

    Op aanvragen om een vergunning, ontheffing of toestemming die voor het in werking treden van deze verordening zijn gedaan en waarop nog niet is beslist, worden de desbetreffende bepalingen van deze verordening toegepast.

  • 3.

    De intrekking van de verordening vermeld in artikel 6.4, heeft geen gevolgen voor de geldigheid van op basis van die verordening genomen nadere regels, beleidsregels en aanwijzingsbesluiten, indien en voor zover de rechtsgrond waarop deze besluiten zijn gebaseerd ook vervat is in deze verordening en voor zover deze besluiten niet eerder zijn vervallen of ingetrokken.

Artikel 6.6 Inwerkingtreding

  • 1.

    Deze verordening treedt 8 dagen na bekendmaking in werking.

  • 2.

    Deze verordening kan worden aangehaald als de "Havenverordening Sliedrecht".

Ondertekening

Vastgesteld in de openbare vergadering van de raad der gemeente Sliedrecht op 29 november 2011.
De griffier,                                             De voorzitter,
 
 
 
A. Overbeek                                          A.G.M. van de Vondervoort