Regeling vervallen per 01-12-2021

Verordening Verrekening bestuurlijke boete bij recidive Sluis 2015

Geldend van 01-01-2015 t/m 30-11-2021

Intitulé

Verordening Verrekening bestuurlijke boete bij recidive Sluis 2015

Verordening Verrekening bestuurlijke boete bij recidive Sluis 2015

De raad van de gemeente Sluis

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van [datum en nummer];

gelet op artikel 8, eerste lid, aanhef en onderdeel d, van de Participatiewet

gezien het advies van de commissie Samenleving d.d. 4 november 2014;

[overwegende dat [... ]];

besluit vast te stellen de Verordening Verrekening bestuurlijke boete bij recidive Sluis 2015

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsomschrijving

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    college: het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Sluis;

  • b.

    de raad: de gemeenteraad van de gemeente Sluis;

  • c.

    beslagvrije voet: beslagvrije voet als bedoeld in de artikelen 475c tot en met 475e van

    het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering;

  • d.

    recidiveboete: bestuurlijke boete als bedoeld in artikel 18a, vijfde lid, van de Participatiewet;

  • e.

    verrekenen: verrekening als bedoeld in artikel 60, vierde lid, van de Participatiewet.

Hoofdstuk 2 Bescherming beslagvrije voet bij verrekening wegens recidive

Artikel 2. Verrekenen met beslagvrije voet

  • 1. Indien sprake is van recidive, verrekent het college de recidiveboete gedurende één maand zonder inachtneming van de beslagvrije voet. De verrekening geschiedt vanaf de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin de bestuurlijke boete is opgelegd.

  • 2. Aansluitend op verrekening als bedoeld in het eerste lid, verrekent het college de recidiveboete in de daarop volgende twee maanden op een dusdanige wijze dat belanghebbende blijft beschikken over een inkomen ter hoogte van 50% van de toepasselijke bijstandsnorm.

  • 3. Tot het inkomen, bedoeld in het tweede lid, worden ook middelen gerekend als bedoeld in artikel 31, tweede lid, onderdelen n, r, z van de Participatiewet.

Artikel 3. Verrekenen met inachtneming beslagvrije voet

In afwijking van artikel 2 kan het college de recidiveboete met inachtneming van de beslagvrije voet verrekenen indien:

  • a.

    aannemelijk is dat verrekening op de wijze, bedoeld in artikel 2, zou leiden tot huisuitzetting van belanghebbende en diens gezin; of

  • b.

    anderszins sprake is van dringende redenen.

Artikel 4. Eerder opgelegde bestuurlijke boetes

De artikelen 2 en 3 zijn van overeenkomstige toepassing op de verrekening van de bestuurlijke boete, bedoeld in artikel 18a, eerste lid, van de Participatiewet, indien en voor zover deze boete nog niet is betaald op het moment van verrekening van de recidiveboete.

Hoofdstuk 3 Slotbepalingen

Artikel 5. Uitvoering

De uitvoering van deze verordening berust bij het college.

Artikel 6. Beleid

Het college kan ten behoeve van de uitvoering van deze verordening nadere beleidsregels vaststellen.

Artikel 7. Hardheidsclausule

  • 1. Het college kan in bijzondere gevallen afwijken van de bepalingen in deze verordening, indien onverkorte toepassing zou leiden tot onredelijkheid of onbillijkheid.

  • 2. In gevallen waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college.

Artikel 8. Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2015.

Artikel 9. Intrekken oude verordeningen

De Verordening Verrekening bestuurlijke boete bij recidive Sluis 2013 wordt ingetrokken per de datum dat deze Verordening in werking treedt.

Artikel 10. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2015.

  • 2.

    Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening Verrekening bestuurlijke boete bij recidive Sluis 2015

Algemene toelichting

Deze Verordening is inhoudelijk hetzelfde als zijn voorganger, de Verordening Verrekening bestuurlijke boete bij recidive Sluis 2013. Echter wegens het ontbreken van overgangsrecht vervalt formeel de bestaande grondslag op 1 januari 2015. Deze verordening dient daarom opnieuw te worden vastgesteld op grond van de dan geldende grondslag, namelijk artikel 8 lid 1 onderdeel d van de Participatiewet.

Op 1 januari 2013 is de "Wet aanscherping handhaving en sanctiebeleid SZW-wetgeving" in werking getreden. Voor de Wet werk en bijstand (WWB) introduceerde deze wet de bestuurlijke boete bij een schending van de inlichtingenplicht. Het college van burgemeester en wethouders (verder college) is verplicht de bestuurlijke boete met de lopende uitkering te verrekenen. In beginsel moet bij deze verrekening de bescherming van de beslagvrije voet in acht genomen worden. Is echter sprake van een bestuurlijke boete wegens recidive, dan kan het college besluiten gedurende maximaal drie maanden met de beslagvrije voet te verrekenen.

Ook de opvolger van de WWB, de Participatiewet verplicht de gemeenteraad in een verordening nadere regels te stellen over de bevoegdheid de beslagvrije voet tijdelijk buiten werking te stellen bij verrekening van de recidiveboete. Gemeenten krijgen daarmee de ruimte een afweging te maken van situaties of omstandigheden waarin het buiten werking stellen van de beslagvrije voet niet proportioneel wordt geacht. De bevoegdheid van de gemeenteraad strekt zich slechts uit over het al dan niet in acht nemen van de beslagvrije voet bij verrekening van de recidiveboete. Daar waar terugvordering en invordering niet door de wetgever is verplicht, blijft sprake van een bevoegdheid van het college. Het college kan op deze onderdelen nadere (beleids)regels vaststellen.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1. Begrippen

In deze bepaling zijn een aantal begrippen nader omschreven. De meeste behoeven geen nadere toelichting.

Verrekenen De Participatiewet kent een ruimer begrip van verrekenen dan het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Voor de duidelijkheid is daarom een aparte begripsbepaling opgenomen in de verordening.

Artikel 2. Verrekenen met beslagvrije voet

Het college verrekent een bestuurlijke boete gedurende één maand zonder inachtneming van de beslagvrije voet. Voor de overige twee maanden vindt weliswaar verrekening met de beslagvrije voet plaats, maar niet volledig. Belanghebbende blijft beschikken over een inkomen ter hoogte van 50% van de toepasselijke bijstandsnorm.

Met de gekozen opzet wordt enerzijds uiting gegeven aan het principe dat fraude niet mag lonen. Het gaat hier immers om belanghebbenden die herhaaldelijk hun inlichtingenplicht hebben geschonden. Daar mag een duidelijk signaal tegenover staan. Anderzijds wordt rekening gehouden met de zorgplicht van gemeenten. Het volledig buiten werking stellen van de beslagvrije voet gedurende drie maanden kan kwalijke maatschappelijke consequenties hebben. Dat moet voorkomen worden, nu de regeling daarmee zijn doel voorbij zou schieten.

Een belanghebbende kan inkomsten uit arbeid hebben die op grond van artikel 31, tweede lid, onderdelen n,r en z van de Participatiewet worden vrijgelaten voor de algemene bijstand. Bij verrekening van een recidiveboete tot 50% van de bijstandsnorm, tellen deze inkomsten echter gewoon mee. Het college laat deze inkomsten dus niet buiten beschouwing bij de beoordeling van de vraag of een belanghebbende nog over voldoende inkomen beschikt. Dat is geregeld in lid 3.

Artikel 3. Verrekenen met inachtneming beslagvrije voet

Hoewel het hier gaat om een herhaaldelijke schending van de inlichtingenplicht, zijn situaties denkbaar waarin volledige verrekening met de beslagvrije voet niet aanvaardbaar wordt geacht. Die situaties komen aan de orde in artikel 3. Het gaat daarbij altijd om individuele omstandigheden waaraan het college zal moeten toetsen.

In onderdeel a is geregeld dat het college kan besluiten in afwijking van de artikel 2 toch de beslagvrije voet te respecteren wanneer volledige verrekening waarschijnlijk leidt tot huisuitzetting van belanghebbende en diens gezin. Voorkomen moet worden dat een belanghebbende door de volledige verrekening op straat komt te staan, nu dit de problematiek alleen maar verergert, met alle maatschappelijke kosten van dien.

Een dreigende huisuitzetting wordt in deze verordening gezien als een dringende reden om van verrekening met de beslagvrije voet af te zien. Dat volgt uit het woord 'anderszins' in onderdeel b. Ook bij aanwezigheid van andere dringende redenen dan een dreigende huisuitzetting, kan het college rekening houden met de bescherming van de beslagvrije voet. Van dringende redenen is niet snel sprake. Het gaat slechts om incidentele gevallen, waarbij de behoeftige omstandigheden waarin de belanghebbende en diens gezinsleden verkeren op geen enkele andere wijze te verhelpen zijn. Het enkele feit dat het belanghebbende door de verrekening aan middelen ontbreekt om in het bestaan te voorzien, is op zich geen voldoende voorwaarde om te kunnen spreken van dringende redenen.

Artikel 4. Eerder opgelegde bestuurlijke boetes

In artikel 60b, derde lid, van de Participatiewet is bepaald dat de bevoegdheid om te verrekenen met de beslagvrije voet ook van toepassing is op eerder opgelegde bestuurlijke boetes voor zover op het moment van verrekening van de recidiveboete, die eerdere boetes nog niet zijn betaald. Mocht het college die eerdere, nog openstaande boetes gaan verrekenen, dan regelt artikel 4 dat de bepalingen in deze verordening van overeenkomstige toepassing zijn.

Artikel 5. Uitvoering

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 6. Beleid

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 7. Hardheidsclausule

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 8. Citeertitel

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.