Besluit van het algemeen bestuur van de Gemeenschappelijke Regeling Sociale Werkvoorziening Fryslân houdende regels omtrent financiën Treasurystatuut Gemeenschappelijke Regeling Sociale Werkvoorziening ‘Fryslân’ 2013

Geldend van 10-08-2018 t/m heden

Intitulé

Besluit van het algemeen bestuur van de Gemeenschappelijke Regeling Sociale Werkvoorziening Fryslân houdende regels omtrent financiën Treasurystatuut Gemeenschappelijke Regeling Sociale Werkvoorziening ‘Fryslân’ 2013

Het Algemeen Bestuur van de Gemeenschappelijke Regeling Sociale Werkvoorziening ‘Fryslân’,

gelet op:

  • -

    artikel 11 van de verordening ex artikel 212 Gemeentewet;

  • -

    de Wet Financiering Decentrale Overheden (Fido);

  • -

    de Uitvoeringsregeling financiering decentrale overheden;

  • -

    het Besluit leningvoorwaarden decentrale overheden;

  • -

    de Regeling Uitzettingen en Derivaten Decentrale Overheden (Ruddo);

besluit:

vast te stellen het Treasurystatuut van de Gemeenschappelijke Regeling Sociale Werkvoorziening ‘Fryslân’.

1. Begrippenkader

Kasgeldlimiet

Maximum bedrag conform de Wet Fido waarvoor kortlopende middelen mogen worden aangetrokken op de geldmarkt, bepaald op een bedrag ter grootte van een percentage van het totaal van de jaarbegroting bij aanvang van het jaar;

Koersrisico

Het risico dat de financiële activa van de organisatie in waarde verminderen door negatieve koersontwikkelingen;

Kredietrisico

De risico’s op een waardedaling van een vordering ten gevolge van het niet (tijdig) kunnen nakomen van de verplichtingen door de tegenpartij als gevolg van insolventie of deficit;

Liquiditeitenbeheer

Het financieren en uitzetten van middelen voor een periode tot één jaar;

Liquiditeitenplanning

Een gestructureerd overzicht van de toekomstige ontvangsten en uitgaven ingedeeld per tijdseenheid;

Prudent

Zorgvuldigheid en behoedzaamheid van optreden bij het uitzetten van middelen, tot uitdrukking komend in een voldoende kredietwaardigheid van de tegenpartij en een beperkt markt-, rente- en koersrisico;

Rating

Een indicatie van een erkend ratingbureau, dat de kredietwaardigheid van een bedrijf aangeeft. Dit geeft een inschatting van de kans op eventuele wanbetaling bij toekomstig rente- en aflossingsbetalingen op schuldpapier;

Renterisico

Mate waarin het saldo van rentelasten en rentebaten van de gemeenschappelijke regeling verandert door wijzigingen in het rentepercentage op leningen en uitzettingen met een rentetypische looptijd van één jaar of langer;

Renterisiconorm

Een bij aanvang van enig jaar op basis van de Wet Fido gefixeerd percentage van het totaal van de vaste schuld dat bij de realisatie niet mag worden overschreden;

Rentetypische looptijd

Het tijdsinterval gedurende de looptijd van een geldlening, waarin op basis van de voorwaarden van de geldlening sprake is van een door de verstrekker van de geldlening niet beïnvloedbare, constante rentevergoeding;

Rentevisie

Toekomstverwachting over de rente-ontwikkeling;

Roll-over lening

Langlopende onderhandse lening met een variabele rente;

Saldobeheer

Het beheer van de dagelijkse saldi op de rekeningen;

Solvabiliteitsratio van 0%

Status die door een bancaire toezichthouder in een EU-lidstaat aan het schuldpapier van een instelling kan worden toegekend;

Treasurybeheer

Het treasurybeheer is de (beleids-) uitvoering van de treasuryfunctie, binnen de kaders van het treasurystatuut. De beleidsuitvoering vindt zijn weerslag in specifieke beleidsplannen. Deze en de realisaties daarvan voor een referentieperiode komen aan de orde in de treasuryparagraaf van achtereenvolgens de begroting en de jaarrekening;

Treasurybeleid

Het treasurybeleid bestaat uit een uitwerking van uitgangspunten, doelstellingen, richtlijnen en limieten, organisatorische administratieve kaders, de informatievoorziening en de administratieve organisatie ter uitvoering van de treasuryfunctie, zoals vastgelegd in het treasurystatuut;

Treasuryfunctie

De treasuryfunctie omvat alle activiteiten die zich richten op het besturen en beheersen van, het verantwoorden over en het toezicht houden op de financiële vermogenswaarden, de financiële stromen, de financiële posities en de hieraan verbonden risico’s;

Uitzetting

Het tijdelijk toevertrouwen van liquiditeiten aan derden tegen vooraf overeengekomen condities en bedingen, voor een periode van één jaar of langer.

Schematisch kan de treasuryfunctie als volgt worden samengevat:

Risicobeheer

Financiering

Relatiebeheer

Kasbeheer

- renterisicobeheer

- financiering

- onderhouden relaties

- geldstromenbeheer

- koersrisicobeheer

- uitzettingen

- saldobeheer

- kredietrisicobeheer

- liquiditeitenbeheer

- intern liquiditeitsrisicobeheer

- valutarisicobeheer

2. Doelstellingen treasuryfunctie

De gemeenschappelijke regeling onderscheidt de volgende doelstellingen:

  • a.

    het verzekeren van duurzame toegang tot financiële markten tegen acceptabele condities;

  • b.

    het beschermen tegen ongewenste financiële risico’s, zoals renterisico’s, koersrisico’s, kredietrisico’s en liquiditeitsrisico’s;

  • c.

    het minimaliseren van interne verwerkingskosten en externe kosten bij het beheren van geldstromen en financiële posities;

  • d.

    het optimaliseren van het rendement van beschikbare liquiditeiten binnen de kaders van de Wet Fido respectievelijk de limieten en richtlijnen van dit statuut;

  • e.

    het voorkomen van over- en onderfinanciering.

3. Risicobeheer

3.1 Algemene uitgangspunten

Met betrekking tot het risicobeheer gelden de volgende uitgangspunten:

  • a.

    de gemeenschappelijke regeling kan uitsluitend leningen aangaan, middelen uitzetten en garanties verlenen voor de uitoefening van de haar door de deelnemende gemeenten opgedragen taken;

  • b.

    de gemeenschappelijke regeling kan middelen uitzetten uit hoofde van de treasuryfunctie indien deze uitzettingen een prudent karakter hebben en niet zijn gericht op het genereren van inkomen;

  • c.

    het gebruik van derivaten is toegestaan, maar deze worden conform de Wet Fido uitsluitend toegepast ter beperking van de financiële risico’s en worden prudent gebruikt. Bij aankoop van derivaten moet altijd sprake zijn van een onderliggende waarde. Afsluiten kan uitsluitend plaatshebben na vooraf verkregen toestemming van het dagelijks bestuur;

3.2 Renterisicobeheer

  • 1.

    De gemiddelde netto vlottende schuld mag de kasgeldlimiet conform de Wet Fido niet overschrijden. De kasgeldlimiet wordt berekend als percentage van het begrotingstotaal volgens de begroting per 1 januari van het desbetreffende jaar.

  • 2.

    Het renterisico op de vaste schuld mag de renterisiconorm conform de Wet Fido niet overschrijden. De renterisiconorm wordt berekend als percentage van het begrotingstotaal volgens de begroting per 1 januari van het desbetreffende jaar.

  • 3.

    Nieuwe leningen/uitzettingen worden afgestemd op de bestaande financiële positie en de liquiditeitenplanning.

  • 4.

    De rentetypische looptijd en het renteniveau van de betreffende lening/uitzetting wordt zoveel mogelijk afgestemd op de actuele rentestand en de rentevisie.

  • 5.

    Gestreefd wordt naar spreiding in de rentetypische looptijden van leningen/uitzettingen.

3.3 Koersrisicobeheer

  • 1.

    Koersrisico’s op uitzettingen worden beperkt door de looptijd van de uitzettingen af te stemmen op de liquiditeitenplanning.

  • 2.

    Bij de te kiezen beleggingsvorm moet minimaal de hoofdsom zijn gegarandeerd. Beleggingen in aandelen, opties en vreemde valuta zijn derhalve niet toegestaan, met uitzondering van de aankoop van aandelen in het kader van de publieke taak.

3.4 Valutarisicobeheer

Valutarisico’s worden uitgesloten door uitsluitend leningen te verstrekken, aan te gaan of te garanderen in euro’s.

3.5 Kredietrisicobeheer

Uitzetting van gelden uit hoofde van treasury vindt uitsluitend plaats bij:

  • a.

    Nederlandse overheden en andere publiekrechtelijke lichamen met een solvabiliteitsratio van 0%;

  • b.

    financiële instellingen die voldoen aan de normen gesteld in de wet Fido.

3.6 Intern liquiditeitsrisicobeheer

Interne liquiditeitsrisico’s worden beperkt door interne treasury-activiteiten te baseren op een korte termijn liquiditeitenplanning (looptijd tot één jaar), alsmede een meerjarige liquiditeitenplanning.

4. Financiering

4.1 Leningen

Bij het aantrekken van financieringen voor een periode van één jaar en langer gelden de volgende uitgangspunten:

  • 1.

    financieringen worden enkel aangetrokken voor de uitoefening van de haar door de deelnemende gemeenten opgedragen taken;

  • 2.

    financiering met externe financieringsmiddelen wordt zoveel mogelijk beperkt door primair de intern beschikbare financieringsmiddelen te gebruiken, teneinde het renteresultaat te optimaliseren;

  • 3.

    alvorens langlopende geldleningen worden aangetrokken, worden minimaal twee offertes aangevraagd, waaronder bij de huisbankier. De in de regel telefonisch ontvangen opgaven worden intern schriftelijk vastgelegd.

  • 4.

    toegestane instrumenten bij het aantrekken van financieringen zijn:

    • -

      rekening courant;

    • -

      kasgeld;

    • -

      onderhandse leningen;

    • -

      roll-over leningen.

4.2 Uitzettingen

Bij het uitzetten van middelen uit hoofde van de treasuryfunctie voor een periode van één jaar en langer gelden de volgende uitgangspunten:

  • 1.

    uitzettingen worden uitsluitend gedaan onder de voorwaarden zoals genoemd onder “risicobeheer”;

  • 2.

    de looptijd van uitzettingen wordt afgestemd op de liquiditeitenplanning;

  • 3.

    alvorens langlopende uitzettingen worden gedaan, worden minimaal twee offertes aangevraagd. De in de regel telefonisch ontvangen opgaven worden intern schriftelijk vastgelegd.

5. Relatiebeheer

Voor af te nemen financiële diensten worden gunstige c.q. marktconforme condities beoogd. Hiervoor gelden de volgende uitgangspunten:

  • a.

    bankrelaties en hun bancaire condities worden ten minste eens in de vijf jaar beoordeeld;

  • b.

    bankrelaties moeten wat betreft hun kredietwaardigheid minimaal voldoen aan de eisen die zijn gesteld in de Wet Fido;

  • c.

    financiële instellingen (kredietinstellingen, beleggingsinstellingen, effecteninstellingen, verzekeraars en pensioenfondsen) moeten onder Nederlands of anderszins EER-toezicht vallen, zoals De Nederlandsche Bank en de Verzekeringskamer;

  • d.

    tussenpersonen moeten geregistreerd staan bij de Autoriteit Financiële Markten en daarvan een vergunning als makelaar hebben ontvangen.

6. Kasbeheer

6.1 Geldstromenbeheer

Om de kosten van het geldstromenbeheer te beperken wordt:

  • a.

    het liquiditeitsgebruik beperkt door de geldstromen binnen de gemeenschappelijke regeling op elkaar en op de liquiditeitenplanning af te stemmen. Hierbij wordt erop toegezien dat de liquiditeitspositie voldoende is om te garanderen dat de verplichtingen tijdig worden nagekomen;

  • b.

    voor het betalingsverkeer zoveel mogelijk elektronisch gebruik gemaakt van een zeer beperkt aantal bankrekeningen en bankrelaties;

  • c.

    kastransacties tot een minimum beperkt.

6.2 Saldo- en liquiditeitenbeheer

Voor het saldo- en liquiditeitenbeheer gelden de volgende specifieke richtlijnen:

  • a.

    gestreefd wordt naar concentratie van de liquiditeiten binnen één rentecompensatiecircuit bij de bank met de gunstigste condities;

  • b.

    indien er een liquiditeitsbehoefte ontstaat kan de gemeenschappelijke regeling kortlopende middelen aantrekken. Hierbij wordt de kasgeldlimiet niet overschreden (art. 3.2 lid 1);

  • c.

    toegestane instrumenten bij het aantrekken van kortlopende middelen zijn:

    • -

      rekening-courantkredieten,

    • -

      daggeld,

    • -

      kasgeldleningen;

  • d.

    toegestane instrumenten bij het uitzetten van gelden voor een periode korter dan één jaar zijn:

    • -

      rekening-courant,

    • -

      daggeld,

    • -

      spaarrekeningen,

    • -

      deposito’s,

    • -

      andere financiële instrumenten, waarbij minimaal de hoofdsom gegarandeerd is;

  • e.

    bij het extern uitzetten van gelden korter dan één jaar zijn slechts de in de wet Fido genoemde tegenpartijen toegestaan.

7. Administratieve organisatie en interne controle

In het kader van de treasuryfunctie gelden de volgende algemene uitgangspunten op het gebied van administratieve organisatie en interne controle:

  • 1.

    de verantwoordelijkheden en bevoegdheden van treasury-activiteiten zijn op eenduidige wijze schriftelijk vastgelegd (‘regels t.a.v. interne beheersing”);

  • 2.

    bevoegdheden zijn vastgelegd in artikel 8 en 9;

  • 3.

    bij uit te voeren treasury-activiteiten is functiescheiding doorgevoerd met als belangrijkste voorwaarden:

    • a.

      de uitvoering, de registratie in de financiële administratie en de interne controle geschiedt door afzonderlijke functionarissen;

    • b.

      vormen van belangenverstrengeling worden vermeden;

  • 4.

    tegenpartijen wordt gevraagd bevestigingen van iedere transactie te versturen naar de financiële administratie, zonder tussenkomst van de personen die bevoegd zijn tot het sluiten van de transacties;

  • 5.

    de functionaris die belast is met interne controle rapporteert rechtstreeks aan de algemeen directeur van Caparis NV;

  • 6.

    de administratieve organisatie en interne controle waarborgen dat:

    • a.

      de uitvoering rechtmatig en doelmatig is;

    • b.

      de treasury-activiteiten adequaat kunnen worden uitgevoerd en bijgestuurd;

    • c.

      de risico’s worden beheerst;

    • d.

      de juistheid, tijdigheid en volledigheid van de informatie verzekerd zijn;

    • e.

      de interne controle omvat in ieder geval de beleidsvaststelling, de uitvoering, de vastlegging, de rapportages en de toepassing van het treasurystatuut.

8. Verantwoordelijkheden

8.1 Verantwoordelijkheden treasuryfunctie

De verantwoordelijkheden voor de treasuryfunctie zijn als volgt:

Functie

Verantwoordelijkheden

Algemeen bestuur

  • -

    het vaststellen van treasurydoelstellingen, het treasurybeleid, globale richtlijnen en limieten;

  • -

    het vaststellen van de treasuryparagraaf als onderdeel van de begroting en jaarrekening;

  • -

    het evalueren en als gevolg daarvan (eventueel) bijstellen van het treasurybeleid;

  • -

    het uitvoeren van de niet aan het dagelijks bestuur overgedragen treasury-activiteiten.

Dagelijks bestuur

  • -

    het uitvoeren van het treasurybeleid (formele verantwoordelijkheid);

  • -

    het rapporteren aan het algemeen bestuur over de uitvoering van het treasurybeleid.

Algemeen directeur van Caparis NV

  • -

    het uitvoeren van treasury-activiteiten conform het treasurystatuut en de treasuryparagraaf;

  • -

    het bewaken van de kwaliteit van de treasuryprocessen;

  • -

    het voeren van interne controles en schriftelijk vastleggen van de bevindingen;

  • -

    het afleggen van verantwoording aan het dagelijks bestuur over de uitvoering van het treasurybeheer.

Externe accountant

  • -

    het in het kader van haar reguliere controletaak adviseren en controleren omtrent de feitelijke naleving van het treasurystatuut.

8.2 Bevoegdheden treasuryfunctie

  • 1.

    De bevoegdheid tot het aangaan van geldleningen, het vervroegd aflossen, het afsluiten van overeenkomsten betreffende renteherziening en het afsluiten van derivaten is door het algemeen bestuur overgedragen aan het dagelijks bestuur.

  • 2.

    Afgesloten overeenkomsten worden ondertekend door de voorzitter van het bestuur.

  • 3.

    Het algemeen bestuur wordt in de eerstvolgende vergadering na het afsluiten van één der eerder genoemde overeenkomsten geïnformeerd.

9. Informatievoorziening

Met betrekking tot de treasury-activiteiten moet ten minste de in onderstaande tabel opgenomen informatie worden verstrekt:

Informatie

Frequentie

Informatieverstrekker

Informatie-ontvanger

Liquiditeitenplanning

jaarlijks

Algemeen directeur Caparis NV

Dagelijks bestuur

Beleidsplannen treasury in treasuryparagraaf van begroting

jaarlijks

Algemeen directeur Caparis NV

Dagelijks bestuur

Verantwoording in treasuryparagraaf van jaarverslag

jaarlijks

Algemeen directeur Caparis NV

Dagelijks bestuur

Informatie aan derden, op grond van de Wet Fido

periodiek

Algemeen directeur Caparis NV

Derden, via het dagelijks bestuur

10. 1 Inwerkingtreding

  • 1. Dit statuut treedt in werking met ingang van de dag volgend op de datum van vaststelling. Met de inwerkingtreding vervalt het treasurystatuut 2002;

  • 2. Dit statuut kan worden aangehaald als “Treasurystatuut Gemeenschappelijke Regeling Sociale Werkvoorziening ‘Fryslân’ 2013”.

Ondertekening

Aldus vastgesteld door het algemeen bestuur van de Gemeenschappelijke Regeling Sociale Werkvoorziening ‘Fryslân’ in zijn openbare vergadering van 15 februari 2013.

de secretaris,

Mr. M. Prins

de voorzitter,

Z. Zweers