Financiële verordening Peelgemeenten 2017

Geldend van 01-01-2017 t/m heden

Intitulé

Financiële verordening Peelgemeenten 2017

Het Algemeen bestuur van het openbaar lichaam Peelgemeenten,

Gelet op:

Artikel 212 en 213 van de Gemeentewet, de Gemeenschappelijke regeling Peelgemeenten, de Controleverordening Peelgemeenten 2017, de Verordening 213a onderzoeken doelmatigheid en doeltreffendheid Peelgemeenten 2017;

Besluit:

vast te stellen de Financiële verordening Peelgemeenten 2017

HOOFDSTUK 1 Inleidende bepalingen

Artikel 1. Begrippenkader

  • 1. In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      Algemeen bestuur: het Algemeen bestuur van het openbaar lichaam als bedoeld in de gemeenschappelijke regeling Peelgemeenten;

    • b.

      Dagelijks bestuur: het Dagelijks bestuur van het openbaar lichaam als bedoeld in de gemeenschappelijke regeling Peelgemeenten;

    • c.

      Voorzitter: de voorzitter van het openbaar lichaam als bedoeld in de gemeenschappelijke regeling Peelgemeenten;

    • d.

      Administratie: het systematisch verzamelen, vastleggen, verwerken en verstrekken van informatie ten behoeve van het besturen, het functioneren en het beheersen van (onderdelen van) de organisatie van het openbaar lichaam Peelgemeenten en ten behoeve van de verantwoording die daarover moet worden afgelegd;

    • e.

      Administratieve organisatie: het stelsel van organisatorische maatregelen gericht op het tot stand brengen en het in stand houden van de goede werking van de bestuurlijke en ambtelijke informatieverzorging ten behoeve van de verantwoordelijke leiding;

HOOFDSTUK 2 Begroting en verantwoording

Artikel 2. Inrichting begroting en jaarstukken

  • 1. Het Algemeen bestuur stelt de indeling van de begroting vast conform het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten.

  • 2. Het Algemeen bestuur stelt op voorstel van het Dagelijks bestuur de taakvelden per programma vast.

  • 3. Het Algemeen bestuur stelt op voorstel van het Dagelijks bestuur de beleidsindicatoren vast.

  • 4. Bij de begroting en jaarstukken worden onder elk van de programma’s het overzicht van de algemene dekkingsmiddelen en het overzicht van de overhead de baten en lasten per taakveld weergegeven.

  • 5. Bij de uiteenzetting van de financiële positie in de begroting wordt in aanvulling op het bepaalde in art 20 en 21 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten inzicht gegeven in de ontwikkeling van de schuldpositie als gevolg van de begroting, de meerjarenraming en de investeringen.

  • 6. Bij de begroting wordt een overzicht gegeven van de raming van de programma’s en bij de jaarstukken wordt een overzicht gegeven van de realisatie van de programma’s.

  • 7. In de begroting wordt van nieuwe investeringen het benodigde investeringskrediet weergegeven en wordt van lopende investeringen het geautoriseerde investeringskrediet en de raming van de uitputting van het krediet in het lopende boekjaar weergegeven.

Artikel 3. Kaders begroting

  • 1. Het Dagelijks bestuur biedt het Algemeen bestuur een nota aan met een voorstel voor het beleid en de financiële kaders van de ontwerpbegroting voor het volgende begrotingsjaar en de meerjarenraming. Het Algemeen Bestuur stelt deze nota uiterlijk in december vast.

  • 2. Het Dagelijks bestuur stuurt vóór 1 april voorafgaande aan het volgend begrotingsjaar de ontwerpbegroting toe aan de gemeenteraden van de deelnemende gemeenten die zienswijzen kunnen inbrengen.

  • 3. Het Algemeen bestuur stelt de begroting uiterlijk 1 juli voorafgaande aan het volgend begrotingsjaar vast en het Dagelijks bestuur zendt deze begroting vóór 1 augustus voorafgaande aan het volgend begrotingsjaar naar de gemeenteraden van de deelnemende gemeenten en provinciale staten als financieel toezichthouder.

  • 4. Gelijktijdig met de begroting voor het volgende begrotingsjaar wordt door het Algemeen bestuur een meerjarenbegroting vastgesteld teneinde de in de begroting opgenomen ramingen te kunnen plaatsen in een meerjarenperspectief.

Artikel 4. Kaders jaarstukken

  • 1. Het Dagelijks bestuur biedt vóór 15 april volgend op het uitvoeringsjaar de jaarstukken ter voorlopige vaststelling aan het Algemeen bestuur en de gemeenteraden van de deelnemende gemeenten zodat deze tijdig in de jaarstukken van de betreffende gemeenten kunnen worden verwerkt.

  • 2. Het Algemeen bestuur onderzoekt de jaarstukken en stelt deze uiterlijk op 1 juli volgend op het uitvoeringsjaar vast.

  • 3. Het Dagelijks bestuur zendt de vastgestelde jaarstukken vóór 15 juli volgend op het uitvoeringsjaar aan de colleges van de deelnemende gemeenten en provinciale staten als financieel toezichthouder.

Artikel 5. Autorisatie begroting, investeringen en begrotingswijzigingen

  • 1. Het Algemeen bestuur geeft met het vaststellen van de begroting opdracht aan het Dagelijks bestuur om de doelstellingen te realiseren en diensten te verlenen.

  • 2. Het Algemeen bestuur autoriseert met het vaststellen van de begroting de totale lasten en de totale baten inclusief de stortingen en onttrekkingen aan reserves.

  • 3. Het Dagelijks bestuur draagt er zorg voor dat de lasten niet worden overschreden zoals is geautoriseerd in de begroting.

  • 4. Nieuwe investeringen worden bij het vaststellen van de begroting geautoriseerd.

  • 5. Voor investeringen die in de loop van het begrotingsjaar moeten worden gedaan en welke nog niet in de begroting zijn opgenomen, legt het Dagelijks bestuur voorafgaand aan het aangaan van verplichtingen een investeringsvoorstel voor aan het Algemeen bestuur.

  • 6. Indien het Dagelijks bestuur voorziet dat het geautoriseerde budget van een programma of investering dreigt te worden overschreden, wordt dit door het Dagelijks bestuur aan het Algemeen bestuur gemeld. Het Dagelijks bestuur voegt hierbij een voorstel voor wijziging van het geautoriseerde budget van het programma of investering of doet een voorstel voor bijstelling van het beleid en legt dit aan het Algemeen bestuur ter autorisatie voor.

  • 7. Het Algemeen bestuur kan begrotingswijzigingen vaststellen gedurende het begrotingsjaar.

  • 8. Het Algemeen bestuur stelt het beleid met betrekking tot de paragrafen vast.

HOOFDSTUK 3 Financieel beleid

Artikel 6. Waardering en afschrijving vaste activa

  • 1. Kosten voor het afsluiten van geldleningen worden direct ten laste van de exploitatie gebracht.

  • 2. Materiële vaste activa met een verkrijgingsprijs van minder dan € 10.000 worden niet geactiveerd, maar eenmalig ten laste van de exploitatie gebracht.

  • 3. De materiële vaste activa zoals bedoeld in artikel 35 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten worden lineair afgeschreven waarbij de navolgende afschrijvingstermijnen worden gehanteerd:

    • a.

      Bedrijfsgebouwen;

      • 1.

        Gebouwen - 40 jaar

      • 2.

        Installaties - 15 jaar

      • 3.

        Verbouwingen/renovaties 20 jaar, tot een maximum van het restant van de levensduur

    • b.

      Vervoermiddelen;

      • 1.

        Voertuigen - 10 jaar

    • c.

      Machines, apparaten en installaties;

      • 1.

        Hardware, software en randapparatuur - 3 jaar

      • 2.

        Overig - 5 jaar

    • d.

      Overige materiële vaste activa;

      • 1.

        Inventarissen in gebouwen - 15 jaar

Artikel 7. Reserves en voorzieningen

  • 1. Het Dagelijks Bestuur geeft jaarlijks bij de begroting en jaarrekening inzicht in (het verloop van) de reserves en voorzieningen.

  • 2. Reserves en voorzieningen worden ingesteld, gewijzigd of opgeheven via een besluit van het Algemeen bestuur.

Artikel 8. Kostprijsberekening

  • 1. Voor het bepalen van de geraamde kostprijs van producten en diensten wordt een systeem van kostentoerekening gehanteerd. Bij de kostentoerekening worden de directe kosten en de indirecte kosten betrokken.

  • 2. Bij de kosten worden betrokken de bijdragen aan en onttrekkingen van voorzieningen voor de noodzakelijke vervanging van de betrokken activa, en de kapitaallasten van in gebruik zijnde activa.

  • 3. Voor de inzet van materiele activa worden naast directe kosten, indirecte kosten en afschrijvingskosten, de rente voor de financiering van het actief toegerekend. De rente is een vergoeding voor de inzet van vreemd vermogen en van eigen vermogen. De rentepercentages voor deze vergoeding worden bij de behandeling van de begroting vastgesteld.

Artikel 9. Financieringsfunctie

  • 1. Het Dagelijks bestuur zorgt bij het uitoefenen van de financieringsfunctie voor:

    • a.

      het aantrekken van voldoende financiële middelen en het uitzetten van overtollige gelden om de programma’s binnen de door het Algemeen bestuur vastgestelde kaders van de begroting uit te voeren;

    • b.

      het beheersen van de risico’s verbonden aan de financieringsfunctie zoals renterisico’s, koersrisico’s en kredietrisico’s;

    • c.

      het beperken van de kosten van leningen en het bereiken van een voldoende rendement op uitzettingen;

    • d.

      het beperken van de interne verwerkingskosten en externe kosten bij het beheren van de geldstromen en financiële posities.

  • 2. Het Dagelijks bestuur neemt bij het uitvoeren van de financieringsfunctie de volgende richtlijnen in acht:

    • a.

      het uitzetten van overtollige geldmiddelen gebeurt uitsluitend bij ’s Rijks schatkist;

    • b.

      het gebruik van derivaten is niet toegestaan;

    • c.

      voor het aantrekken van financieringen met een looptijd van één jaar en langer worden tenminste twee prijsopgaven bij verschillende financiële instellingen gevraagd;

    • d.

      overeenkomsten voor het aangaan van leningen, het uitzetten van middelen of het verlenen van garanties luiden in euro’s (€).

  • 3. Bij het uitzetten van middelen, het verstrekken van garanties en het aangaan van financiële participaties uit hoofde van de publieke taak bedingt het Dagelijks bestuur indien mogelijk zekerheden. Het Dagelijks bestuur motiveert in zijn besluit het openbaar belang van dergelijke uitzettingen van middelen, verstrekkingen van garanties en financiële participaties.

  • 4. Het Dagelijks bestuur stelt jaarlijks voor aanvang van het begrotingsjaar op basis van de vastgestelde begroting van zowel de gemeenschappelijke regeling als de begroting van de deelnemende gemeenten de maandelijkse bevoorschotting voor het begrotingsjaar vast.

HOOFDSTUK 4 Financieel beheer

Artikel 10. Administratie

De administratie is zodanig van opzet en werking, dat zij dienstbaar is voor:

  • a.

    het sturen en beheersen van activiteiten en processen in de organisatie;

  • b.

    het verstrekken van informatie over ontwikkelingen in de omvang van activa met economisch nut, activa met maatschappelijk nut, voorraden, vorderingen en schulden, enz.;

  • c.

    het verschaffen van informatie aan budgethouders en voor het maken van kostencalculaties;

  • d.

    het verschaffen van informatie over indicatoren met betrekking tot de productie en dienstverlening;

  • e.

    het afleggen van verantwoording over de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde doelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving;

  • f.

    de controle van de registratie van gegevens als zodanig en van de daaraan ontleende informatie alsmede voor de controle op de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde doelen.

Artikel 11. Financiële administratie

Het Dagelijks bestuur zorgt er voor dat:

  • a.

    de inrichting en werking van de financiële administratie voldoet aan het Besluit Begroting en Verantwoording provincies en gemeenten en andere wet- en regelgeving;

  • b.

    de vereiste informatie verstrekt wordt aan instanties die specifieke verantwoordingsverplichtingen opleggen.

Artikel 12. Misbruik en oneigenlijk gebruik

Het Dagelijks bestuur stelt regels vast ter voorkoming van misbruik en oneigenlijk gebruik van regelingen en eigendommen.

HOOFDSTUK 5 Financiële organisatie en interne controle

Artikel 13. Financiële organisatie

Het Dagelijks bestuur draagt zorg voor en regelt:

  • 1.

    een eenduidige indeling van de organisatie en een eenduidige toewijzing van taken aan teams.

  • 2.

    een adequate scheiding van taken, functies, bevoegdheden, verantwoordelijkheden, zodat aan de eisen van interne controle wordt voldaan en de betrouwbaarheid van de verstrekte informatie aan derden is gewaarborgd.

    Budgethoudersregeling Peelgemeenten

  • 3.

    de verlening van volmachten voor het aangaan van verplichtingen ten laste van de toegekende budgetten en investeringen.

  • 4.

    de regels voor taken en bevoegdheden, de verantwoordingsrelaties en de bijbehorende informatievoorziening van de financieringsfunctie.

Artikel 14. Inkoop

Het Dagelijks bestuur zorgt voor en stelt interne regels vast voor de inkoop en de aanbesteding van leveringen, diensten en werken met inachtneming van geldende regels ter zake van de Europese Unie.

Artikel 15. Interne controle

  • 1. Het Dagelijks bestuur zorgt ten behoeve van het getrouwe beeld van de jaarrekening, bedoeld in artikel 213, derde lid, onder a van de Gemeentewet, en de rechtmatigheid van de baten en lasten en de balansmutaties, bedoeld in artikel 213, derde lid, onder b van de Gemeentewet, voor de jaarlijkse interne toetsing van de getrouwheid van de informatieverstrekking en de rechtmatigheid van beheers handelingen. Bij afwijkingen neemt het Dagelijks bestuur maatregelen tot herstel.

  • 2. De interne controle gebeurt op basis van een door het Dagelijks bestuur vastgesteld interne controle plan. In het interne controle plan is de systematische controle vastgelegd en afgestemd met de accountant.

HOOFDSTUK 6 Slotbepalingen

Artikel 16. Bekendmaking en inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2017.

Artikel 17. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: “Financiële verordening Peelgemeenten 2017”.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van het Algemeen bestuur van 21 december 2016.
Algemeen bestuur,
H.J. Mak
de voorzitter
H.J. Woltring
de secretaris