Regeling vervallen per 01-01-2021

BELEIDSREGELS INZAKE GRAAFWERKZAAMHEDEN TEN BEHOEVE VAN OPENBARE NUTSVOORZIENINGEN

Geldend van 01-01-2015 t/m 31-12-2020

Intitulé

BELEIDSREGELS INZAKE GRAAFWERKZAAMHEDEN TEN BEHOEVE VAN OPENBARE NUTSVOORZIENINGEN

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN

BELEIDSREGELS INZAKE GRAAFWERKZAAMHEDEN TEN BEHOEVE VAN OPENBARE NUTSVOORZIENINGEN

BURGEMEESTER EN WETHOUDERS VAN DE GEMEENTE TEN BOER;

(registratienummer 4639552);

gezien het voorstel van 7 oktober 2014;

gelet op artikel 4 van de Graafverordening gemeente Ten Boer;

HEBBEN BESLOTEN:

Vast te stellen beleidsregels inzake werkzaamheden in verband met de aanleg, instandhouding en opruiming van kabels en leidingen ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen.

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

  • a.

    aanbieder: aanbieder als bedoeld in artikel 1 onder e van de Graafverordening;

  • b.

    college: college van burgemeester en wethouders als bedoeld in artikel 1 onder g van de Graafverordening;

  • c.

    gemeente: de gemeente Ten Boer;

  • d.

    Graafverordening: Graafverordening gemeente Ten Boer;

  • e.

    breekgat: opbreking in de openbare grond als bedoeld in artikel 1 onder j van de Graafverordening;

  • f.

    sleuf: opbreking in de openbare grond als bedoeld in artikel 1 onder k van de Graafverordening.

Artikel 2 Reikwijdte

Deze bepalingen hebben betrekking op het verrichten van werkzaamheden ten behoeve van het leggen van kabels en leidingen door aanbieders van een openbare nutsvoorziening in openbare gronden, zoals omschreven in artikel 1 van de Graafverordening. Daaronder vallen ook werkzaamheden die als onderdeel van een gemeentelijk project worden uitgevoerd, voor zover deze werkzaamheden buiten het bestek van een dergelijk project vallen.

Artikel 3 Nadere voorschriften en beperkingen

Met betrekking tot zaken waarin de Graafverordening en deze bepalingen niet voorzien, kan het college nadere voorschriften en/of beperkingen stellen.

Hoofdstuk 2 Melding werkzaamheden

Artikel 4 Sleuven

1.Informatieplicht.

De aanbieder dient op adequate wijze zorg te dragen voor de kennisgeving van de voorgenomen sleufwerkzaamheden aan burgers en bedrijven die mogelijk hinder van deze werkzaamheden ondervinden.

Deze kennisgeving omvat tenminste de volgende informatie:

  • a.

    (zo mogelijk) doel van de werkzaamheden;

  • b.

    startdatum en duur van de werkzaamheden;

  • c.

    naam en telefoonnummer van de toezichthouder. Een afschrift van deze kennisgeving dient als bijlage te worden toegevoegd in het registratiesysteem MOOR bij de betreffende melding.

    • ·

      2. Voormelding

Minimaal 24 uur voorafgaand aan het graven van de sleuven dient de aanbieder de exacte datum van aanvang en de tijdsduur van de werkzaamheden te melden via het registratiesysteem MOOR;

3.Gereedmelding

Onmiddellijk na de afronding van de sleufwerkzaamheden dienen deze door de aanbieder gereed te worden gemeld in het registratiesysteem MOOR, onder opgave van: de lengte (m) en de oppervlakte (m2) van de sleuf, uitgesplitst naar open verharding (klinkers c.q. tegels) en gesloten verharding (elementen of asfalt), beplantingsstrook of gazonstrook.

Artikel 5 Breekgaten

1.Voormelding

Met uitzondering van de in artikel 6 lid 1 genoemde storingen dient de aanbieder alle breekgaten voorafte melden middels het registratiesysteem MOOR, onder opgave van:

  • a.

    de veroorzakende aanbieder;

  • b.

    straat en huisnummer, dan wel een andere afdoende locatie-aanduiding, dit ter beoordeling van het college;

    • 2.

      Gereedmelding

De aanbieder dient alle breekgaten binnen 4 werkdagen (gerekend vanaf de datum van uitvoering) gereed te melden in het registratiesysteem MOOR, onder opgave van:

  • a.

    type verharding (klinkers, tegels dan wel asfalt), beplantingsstrook of gazonstrook;

  • b.

    aantal m2

Artikel 6 Breekgaten

1.Storingen met spoedeisend herstel

Ingeval naar het oordeel van de aanbieder dreigend gevaar voor de omgeving of vanwege diens voorziening, dan wel het stagneren van deze voorziening, het onverwijld uitvoeren van werkzaamheden aan kabels of leidingen in openbare grond vergt, en overleg met het college daaromtrent niet kan worden afgewacht, is de aanbieder gerechtigd om tot zulke werkzaamheden over te gaan, evenwel onder de verplichting daarvan onverwijld bij de gemeente melding te maken.

2.Storingen met planmatig herstel

Storingen met planmatig herstel dienen gemeld te worden volgens de procedure beschreven in artikel 4 (voormelding en gereedmelding).

3.Gereedmelding

De aanbieder dient alle breekgaten die het gevolg zijn van een storing binnen 4 werkdagen (gerekend vanaf de datum van uitvoering) gereed te melden bij de gemeente, via het registratiesysteem MOOR, onder opgave van:

  • a.

    type verharding (klinkers, tegels dan wel asfalt), beplantingsstrook of gazonstrook;

  • b.

    aantal m2.

Hoofdstuk 3 Technische bepalingen

Artikel 7 Algemeen

  • 1.

    Indien de aanbieder de werkzaamheden in openbare gronden, als genoemd in artikel 1 onder f van de Graafverordening, niet heeft uitgevoerd overeenkomstig het bepaalde in of krachtens deze technische bepalingen, kan het college verlangen dat zij alsnog conform deze bepalingen worden uitgevoerd.

  • 2.

    Kruisingen met wegen die zijn voorzien van een gefundeerde of gesloten verharding dienen te worden uitgevoerd middels het maken van doorpersingen of boringen. De mantelbuizen dienen aan beide kanten te worden afgesloten om eventuele verzanding en/of verzakking van het wegdek te voorkomen.

De minimale dekking van deze mantelbuizen dient, gerekend vanaf de onderkant van de verharding, 70 cm te bedragen.

  • 3.

    De afstand van de gemaakte werken tot voorzieningen ten behoeve van de riolering dient minimaal 100 cm te bedragen.

  • 4.

    Ten aanzien van de uitvoering van de werkzaamheden, bedoeld in artikel 1 onder f van de Graafverordening, kunnen zo nodig per geval concrete afspraken worden gemaakt tussen het college en de aanbieder.

In ieder geval dienen sleuven en breekgaten aan het eind van iedere werkweek of voor feestdagen aangevuld en tijdelijk dichtgestraat te worden, en moet overtollig materiaal worden afgevoerd. In winkelgebieden dient dit iedere dag te gebeuren.

5.In bermen en langs rijbanen dient de afstand tot de zijkant van de verharding minimaal 50 cm te bedragen, tenzij anders wordt bepaald.

Artikel 8 Grondwerk

1.Ontgraven sleuven en breekgaten

Teelaarde, zand, funderingsmateriaal en overige bouwstoffen dienen elk gescheiden te worden ontgraven.

2.Aanvullen sleuven en breekgaten

Bij het aanvullen van sleuven en breekgaten dienen de grondsoorten en de bouwstoffen te worden aangebracht in de oorspronkelijke lagen en laagdikten.

  • 3.

    De werkzaamheden dienen zo mogelijk te worden uitgevoerd in een droge sleuf.

  • 4.

    Indien voor het onttrekken van grondwater een vergunning of melding vereist is, dient de aanbieder zorg te dragen voor de verkrijging daarvan. De aanbieder draagt de kosten voor het verkrijgen en het voldoen aan de bepalingen van deze vergunning of melding.

  • 5.

    Verdichten aanvullingen

Alle aanvullingen dienen laagsgewijs (maximaal 30 cm per laag) te worden verdicht.

  • 6.

    De verdichting van de aanvulling dient zodanig te geschieden dat de oorspronkelijke dichtheid voorafgaande aan het ontgraven zo goed mogelijk wordt benaderd. Teneinde dit resultaat te bereiken dient in ieder geval de bovenste laag verdicht te worden met mechanische apparatuur. Waar mogelijk dient er laagsgewijs mechanisch te worden verdicht.

  • 7.

    De proctordichtheid van de aanvullingen onder verhardingen mag na verdichten niet meer dan 3% in negatieve zin afwijken van de oorspronkelijke proctordichtheid, zoals deze op korte afstand naast de sleuf wordt aangetroffen.

  • 8.

    Van zand, dat in aanvullingen onder verhardingen is verwerkt, moet de verdichtingsgraad ten minste:

    • a.

      98% bedragen voor het zandbed van rijbanen en voet- en fietspaden op zandondergrond en van rijbanen op klei-ondergrond;

    • b.

      97% bedragen voor het zandbed van rijbanen op veenondergrond en voet- of fietspaden op klei ondergrond;

    • c.

      96% bedragen voor het zandbed van voet- en fietspaden op veenondergrond.

  • 9.

    De controle van de verdichting tijdens de uitvoering mag geschieden met behulp van een handsondeerapparaat, mits de conuswaarde wordt gerelateerd aan een voor de te verdichten sleufaanvulling representatief proefvak.

Artikel 9 Herstel Fundering

Het herstel van de fundering dient zodanig te geschieden dat deze tenminste gelijkwaardig is aan de oorspronkelijke fundering.

Opgenomen fundering dient opnieuw te worden aangebracht en aangevuld met gelijkwaardige bouwstoffen (ter beoordeling van het college) tot de oorspronkelijke laagdikte, tenzij anders wordt overeengekomen.

Artikel 10 Tijdelijk Straatwerk

  • 1. Opgebroken straatwerk dient provisorisch te worden hersteld met behulp van het aanwezige opgebroken bestratingsmateriaal, bij voorkeur in het oorspronkelijke verband.

  • 2. Tegels dienen bij tijdelijk herstel met de onderzijde naar boven gekeerd te worden aangebracht.

  • 3. De afwijking van de tijdelijke bestrating ten opzichte van het omliggende straatniveau mag maximaal 2 cm bedragen.

Artikel 11 Tijdelijk herstel asfalt

1.Voor het tijdelijke herstel van de verharding dienen betonstraatstenen BKK dan wel straatklinkers KK-formaat toegepast te worden.

Tekortkomend materiaal dan wel overtollig materiaal dient respectievelijk aangevoerd of afgevoerd te worden door de aanbieder. Er vindt geen verrekening van de kosten plaats.

  • 2.

    De bestratingsmaterialen dienen te worden bestraat in maximaal 5 cm straatzand.

  • 3.

    De afwijking van de tijdelijke bestrating ten opzichte van het omliggende straatniveau mag maximaal 2 cm bedragen.

Artikel 12 Bouwstoffen

  • 1. De aanbieder dient zorg te dragen voor de uit het werk komende bouwstoffen. Verlies, vermissing en/of beschadiging van deze bouwstoffen is voor zijn rekening tot het moment van gereedmelding overeenkomstig de artikelen 4 t/m 6.

  • 2. De aanbieder dient na afloop van zijn werkzaamheden overtollig materiaal (zand, grond, puin, kapotte verhardingsmaterialen etc.) voor diens rekening af te voeren en het werkterrein schoon op te leveren. Hierbij moeten eventueel door het college te geven aanwijzingen worden opgevolgd.

  • 3. Indien bij de uitvoering blijkt dat de uitkomende grond naar de mening van de aanbieder niet voor aanvulling geschikt is, dient deze grond door de aanbieder en voor diens rekening van het werk te worden afgevoerd. Door de aanbieder en voor diens rekening dient voor aanvulling geschikte grond dan wel geschikt zand op het werk te worden aangeleverd.

  • 4. Alvorens over te gaan tot het afvoeren van materialen, zoals bedoeld in lid 2 en 3, dient de aanbieder zich op de hoogte te stellen van de kwaliteit van de uitkomende grond. Hiertoe richt de aanbieder zich met een melding dan wel een verzoek om informatie tot de gemeente, een en ander overeenkomstig de bepalingen van het Besluit Bodemkwaliteit en de Wet Bodembescherming.

  • 5. (Her)gebruik en afvoer van grond en bouwstoffen in projecten c.q. werken dienen te geschieden conform het Bouwstoffenbesluit en de Wet Bodembescherming.

  • 6. Op verzoek van de aanbieder of van het college kan de bestrating vooraf worden geschouwd. Wanneer bij schouwing blijkt dat de toestand van de bestrating daartoe aanleiding geeft, stelt het college zand, klinkers en/of tegels beschikbaar. De aan- en afvoer van zand, klinkers en/of tegels en uitkomende grond geschiedt in dat geval door het college en voor diens rekening. De verwerking van het zand, de klinkers en/of de tegels dient door de aanbieder en voor diens rekening te geschieden.

  • 7. Het bepaalde in dit artikel laat onverlet de eventuele verdere verantwoordelijkheid en aansprakelijkheid van partijen zoals deze zou kunnen voortvloeien uit de milieuwetgeving.

Artikel 13 Maatregelen voor werkzaamheden in groenvoorzieningen

  • 1. Gazons

    • a.

      Oppervlakte < 15 m2 Het gras dient in dunne zoden door de aanbieder te worden verwijderd. De zoden moeten met de begroeide kanten tegen elkaar worden opgeslagen, vochtig gehouden worden en zo spoedig mogelijk weer worden aangebracht. Na het aanbrengen dienen de zoden te worden aangedrukt en de snijranden te worden ingeveegd met teelaarde. De zoden dienen tenslotte te worden bewaterd. Indien de zoden niet binnen 48 uur na verwijdering worden teruggezet, dient de aanbieder de zoden af te voeren en het afgewerkte oppervlak over te dragen aan het college. Het college kan naar haar inzicht op kosten van de aanbieder het gazon herstellen. Middels een offerte vooraf zal de aanbieder in kennis worden gesteld van de hem ten laste te brengen kosten.

    • b.

      Oppervlakte > 15 m2 (sleufwerken) Met behulp van een zodensnijmachine dient het gekozen tracé gras door de aanbieder te worden vrijgemaakt. De uitkomende zoden met een lengte van maximaal 3 m1 moeten worden opgerold, in depot gezet en nat gehouden. De zoden moeten zo spoedig mogelijk weer worden aangebracht. Na het aanbrengen dienen de zoden te worden aangedrukt en de snijranden te worden ingeveegd met teelaarde. De zoden dienen tenslotte te worden bewaterd. Indien de zoden niet binnen 48 uur na verwijdering worden teruggezet, dient de aanbieder de zoden af te voeren en het afgewerkte geëgaliseerde oppervlak over te dragen aan het college. Het college kan naar haar inzicht op kosten van de aanbieder het gazon herstellen. Middels een offerte vooraf zal de aanbieder in kennis worden gesteld van de hem ten laste te brengen kosten.

  • 2. Bermen

    • a.

      Gras in bermen en overig landschappelijk gras dient vooraf door de aanbieder gemaaid en afgevoerd te worden.

    • b.

      Na het aanvullen van de grond moet door de aanbieder opnieuw gras van zoveel mogelijk overeenkomstige rassen worden ingezaaid.

  • 3. Beplanting

    • a.

      Beplanting mag niet worden opgenomen of verwijderd dan na instemming van het college. Beplanting opgenomen in het plantseizoen (1 oktober t/m 15 april) dient door de aanbieder te worden ingekuild en zo spoedig mogelijk weer te worden teruggezet nadat grondverbetering is uitgevoerd, en moet indien nodig voor het terugzetten door de aanbieder worden ingekort en bewaterd.

    • b.

      Beplanting opgenomen buiten het plantseizoen (16 april tot en met 30 september) dient door de aanbieder te worden afgevoerd.

    • d.

      Herplant vindt plaats door of in opdracht van het college in het daarop volgende plantseizoen.

    • e.

      De kosten voor herplant en 1 jaar onderhoud komen voor rekening van de aanbieder. Het college overlegt bij afgifte van het Instemmingsbesluit een kostenopgave welke na afloop van de werkzaamheden separaat toegestuurd wordt aan de aanbieder.

    • f.

      Beplanting, opgenomen in het plantseizoen (1 oktober tot en met 15 april), welke ondanks de getroffen voorzorgsmaatregelen binnen 6 maanden na herplant niet aanslaat kan op kosten van de aanbieder door het college worden vervangen. Voordat het college tot vervanging overgaat zal zij de verantwoordelijke aanbieder hiervan schriftelijk, onder opgave van de geraamde kosten, in kennis stellen.

  • 4. Grond die in aanvulling is verwerkt in beplantingsvakken of onder gras op een diepte van minder dan 0,80 m, mag na verdichting een conuswaarde hebben van maximaal 2,0 N/mm2.

  • 5. Bij het verdichten van grond in beplantingsvakken of onder gras mag geen verkneding of structuurbederf optreden.

  • 6. Teelaarde dient niet te worden verdicht.

Artikel 14 Maatregelen voor werkzaamheden in de nabijheid van te handhaven beplantingen

  • 1. De aanbieder dient voorafgaand aan de werkzaamheden met het college overeen te komen welke maatregelen zullen worden genomenom schade aan te handhaven beplanting te voorkomen, alsmede welke te handhaven beplanting als waardevol wordt beschouwd.

  • 2. Bij waardevolle beplanting dient graven in de wortelzone door de aanbieder te worden voorkomen. Indien het leggen van nieuwe leidingen in het bestaande tracé maar buiten de wortelzone niet mogelijk is, dient de wortelzone te worden gepasseerd door het boren van mantelbuizen onder het wortelpakket.

  • 3. Ten aanzien van te handhaven beplanting dient de aanbieder te streven naar het zo weinig mogelijk beschadigen ervan (zowel onder- als bovengronds). In geen geval mogen wortels dikker dan 25 mm in diameter worden verwijderd. Ontgraven wortels dienen te worden beschermd tegen uitdrogen, vorst en beschadiging.

  • 4. Ontgravingen binnen de wortelzone van te handhaven beplanting dienen door de aanbieder zo snel mogelijk te worden aangevuld en verdicht.

  • 5. Het inrichten van werkterrein dan wel het opslaan van materiaal binnen de wortelzone van de te handhaven beplantingen en op gazons is niet toegestaan.

  • 6. Graafwerkzaamheden binnen de kroonprojectie van bomen dienen door de aanbieder handmatig te worden uitgevoerd.

Hoofdstuk 4 Verkeersmaatregelen

Artikel 15 Uitvoering verkeersmaatregelen

De in verband met de werkzaamheden noodzakelijke verkeersmaatregelen dienen op aanwijzing van de verkeerspolitie te worden uitgevoerd door de aanbieder.

Artikel 16 Bereikbaarheid voor voetgangers

De aanbieder dient zorg te dragen voor de bereikbaarheid van woningen, winkels, openbare gebouwen en dergelijke voor (minder valide)voetgangers.

In overleg met de betrokkenen kan aan de mate van bereikbaarheid nader inhoud worden gegeven.

Artikel 17 Fietsverkeer en voetgangers

De aanbieder dient zorg te dragen voor een doorgang voor het fietsverkeer en de voetgangers of in overleg met de gemeente voor een omleidingsroute.

Artikel 18 Gemotoriseerd bestemmingsverkeer

De aanbieder dient het gemotoriseerd bestemmingsverkeer naar woningen, winkels, bedrijven, bouwwerken, landerijen etcetera in overleg met de betrokkenen zoveel mogelijk in stand te houden. Indien met de betrokkenen geen overeenstemming kan worden bereikt over de beperking van de bereikbaarheid, treedt de aanbieder vooraf in overleg met de gemeente.

Artikel 19 Hulpdiensten

De aanbieder dient zorg te dragen voor de bereikbaarheid voor de hulpdiensten.

Artikel 20 Bereikbaarheid brandkranen en andere voorzieningen

Tijdens de uitvoering van werkzaamheden moeten door de aanbieder zodanige maatregelen worden getroffen dat brandkranen, afsluiters, meters, transformatorruimten, kabelverdelers etcetera te allen tijde goed bereikbaar zijn.

Artikel 21 Afzetting

De aanbieder dient zorg te dragen voor voldoende en adequate afzetting van de door hem veroorzaakte opbreking tot en met het moment van het aanbrengen van de tijdelijke verharding.

Hoofdstuk 5 Inwerkingtreding en citeertitel

Artikel 22 Inwerkingtreding

Deze beleidsregels treden in werking met ingang van de datum van inwerkingtreding van de Graafverordening.

Artikel 23 Citeertitel

Deze beleidsregels worden aangehaald als: ‘Beleidsregels inzake graafwerkzaamheden ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen’.

Gedaan te Ten Boer in de collegevergadering van 7 oktober 2014.

De burgemeester, De secretaris,