Regeling vervallen per 01-01-2022

Beleidsregel Bibob 2015 Gemeente Terneuzen

Geldend van 01-06-2015 t/m 31-12-2021

Intitulé

Beleidsregel Bibob 2015 Gemeente Terneuzen

Hoofdstuk 1: Algemeen

Beleidsregel Bibob Gemeente Terneuzen 2015

De Burgemeester en het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Terneuzen, ieder voor zover het hun bevoegdheden betreft;

Overwegende, dat de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (Wet Bibob) hen beleidsruimte verschaft bij de besluitvorming over het toepassen van hun uit deze wet voortvloeiende bevoegdheden;

Gelet op het bepaalde in de Wet bevordering integriteitsbepalingen door het openbaar bestuur, artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht, de artikelen 3, 27, 30a en 31 van de Drank- en Horecawet, artikel 30b van de Wet op de Kansspelen, artikel 2 van de Verordening Speelautomatenhallen Terneuzen 2011, de artikelen 2.1 en 2.17 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, de artikelen 2:25, 2:28 en 3:4 van de Algemene Plaatselijke Verordening

Besluiten vast te stellen de:

Beleidsregel voor de toepassing van de Wet Bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur 2015.

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

  • 1. De definities in artikel 1.1 van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (hierna: de wet) zijn van overeenkomstige toepassing op deze beleidsregel, tenzij daarover in het tweede lid anders is bepaald.

  • 2. In deze beleidsregel wordt verstaan onder:

    • a.

      rechtspersoon met een overheidstaak: de gemeente Terneuzen;

    • b.

      bestuursorgaan: de burgemeester onderscheidenlijk het college van burgemeester en wethouders;

    • c.

      overheidsopdracht: een opdracht als beschreven in artikel 1 van de wet en waarop de wet kan worden toegepast;

    • d.

      betrokkene: de aanvrager van een beschikking, de houder van een vergunning, de subsidieontvanger, de gegadigde die wil deelnemen aan een aanbestedingsproces, de natuurlijke persoon of rechtspersoon aan wie een overheidsopdracht is of zal worden gegund, de onderaannemer;

    • e.

      Bibob-toets: het invullen van een bij Ministeriële Regeling vastgesteld formulier op grond waarvan de gemeente kan toetsen op grond van de Wet Bibob (eigen onderzoek);

    • f.

      eigen onderzoek: de wijze van behandelen van een aanvraag waarbij met toepassing van de wet door het bestuursorgaan wordt beoordeeld of er redenen aanwezig zijn om de aanvraag te weigeren, respectievelijk de beschikking in te trekken of te beëindigen, daaraan voorschriften te verbinden dan wel een advies bij het Bureau aan te vragen.

    • g.

      Bureau: het Bureau bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur als bedoeld in artikel 8 van de wet.

Hoofdstuk 2: Publiekrechtelijke beschikkingen

Artikel 2 Toepassingsbereik bij nieuwe beschikkingen

De toepassing van de wet zal door het bestuursorgaan op de hieronder aangeduide beschikkingen op de volgende wijze plaatsvinden:

Artikel 2.1 Bibob-toets bij elke aanvraag

  • 1. Uitvoering van de Bibob-toets vindt in beginsel plaats bij elke aanvraag voor een beschikking als bedoeld in:

    • a.

      artikel 3 Drank- en Horecawet (Drank- en Horecavergunning); paracommerciële rechtspersonen als bedoeld in artikel 4 van de Drank- en Horecawet (zoals dorpshuis, clubhuis, kantine van een sportvereniging) waarvan de horeca in eigen beheer is en niet is verpacht, vallen in beginsel niet onder dit Bibob-beleid;

    • b.

      artikel 30b van de Wet op de Kansspelen (kansspelautomatenvergunning);

    • c.

      artikel 2 van de Verordening Speelautomatenhallen Terneuzen 2011;

    • d.

      artikel 2:28 van de Algemene Plaatselijke Verordening (horeca-exploitatievergunning);

    • e.

      artikel 3:4 van de Algemene Plaatselijke Verordening (seksinrichting, escortbedrijf).

Artikel 2.2 Bibob-toets bij risico-indicatoren

Uitvoering van de Bibob-toets vindt bij onderstaande aanvragen voor een beschikking in beginsel plaats als zij vallen onder de daartoe aangewezen branche en/of gebied en de daarbij geldende risico-indicatoren.

Artikel 2.2.1 omgevingsvergunning bouwactiviteit

  • 1. In het geval van een aanvraag als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht blijft de toepassing beperkt tot de aanvragen met een bouwsom hoger dan € 500.000,00 of aanvragen die vallen onder specifieke risicocategorieën en/of risicogebieden dan wel waarbij sprake is van cumulatie van aanvragen (zie bijlage 1 bij deze beleidslijn).

  • 2. De Bibob-toets zal niet worden toegepast, ingeval de aanvraag afkomstig is van:

    • a.

      Overheidsinstanties;

    • b.

      Semi-overheidsinstanties;

    • c.

      Toegelaten woning(bouw)corporaties (toegelaten door de Minister van Volkshuisvesting conform Woningbesluit 1932 middels een daartoe verstrekte vergunning);

    • d.

      Door het college van burgemeester en wethouders bij (specifiek) besluit aangewezen aanvragers (bijv. PPS-constructie van particuliere ondernemingen en overheid).

Artikel 2.2.2 omgevingsvergunning inrichting Wet milieubeheer

  • 1. 1.In het geval van een aanvraag als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder e van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, voor zover dat onderdeel betrekking heeft op een inrichting als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid van die wet, blijft de toepassing beperkt tot de inrichtingen die behoren tot de risicocategorieën afval en vuurwerk en wordt deze in beginsel alleen uitgevoerd als:

    • a.

      vanuit eigen informatie en/of

    • b.

      vanuit informatie van een of meerdere partners binnen het samenwerkingsverband RIEC en/of

    • c.

      vanuit het Openbaar Ministerie (OM) verkregen informatie als bedoeld in artikel 11 juncto 26 van de wet,

    er duidelijke aanwijzingen zijn die het vermoeden rechtvaardigen, dat bij de aanvraag sprake is van een ernstig gevaar als bedoeld in artikel 3 van de wet.

  • 2. 2.De Bibob-toets zal niet worden toegepast, ingeval de aanvraag afkomstig is van:

    • a.

      overheidsinstanties;

    • b.

      semi-overheidsinstanties.

Artikel 2.2.3 Omgevingsvergunning beperkte milieutoets

In het geval van een aanvraag als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder i van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, voor zover dat onderdeel betrekking heeft op een activiteit waarvoor bij algemene maatregel van bestuur op grond van artikel 2.17 van die wet is bepaald, dat de beschikking in het geval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3 Wet Bibob kan worden geweigerd, wordt de Bibob-toets in beginsel alleen uitgevoerd als bij de aanvraag:

  • a.

    vanuit eigen informatie en/of

  • b.

    vanuit informatie van een of meerdere partners binnen het samenwerkingsverband RIEC en/of

    c.vanuit het Openbaar Ministerie (OM) verkregen informatie als bedoeld in artikel 11 juncto 26 van de wet,

er duidelijke aanwijzingen zijn die het vermoeden rechtvaardigen, dat bij de aanvraag sprake is van een ernstig gevaar als bedoeld in artikel 3 van de wet.

Artikel 2.2.4 Evenementenvergunning

In het geval van een aanvraag als bedoeld in artikel 2:25 van de Algemene Plaatselijke Verordening blijft de toepassing van de Bibob-toets beperkt tot de bij afzonderlijk besluit van de burgemeester aangewezen evenementenvergunningen.

Artikel 2.2.5 Bibob-toets bij vermoeden als bedoeld in artikel 3 van de wet

Uitvoering van de Bibob-toets vindt bij onderstaande aanvragen voor een beschikking in beginsel plaats, als er sprake is van ambtelijke informatie en/of informatie afkomstig van een van de partners uit het samenwerkingsverband RIEC, die een aanleiding vormen om te vermoeden dat de beschikking zal worden gebruikt als bedoeld in artikel 3 van de wet:

  • a.

    de aanvraag als bedoeld in artikel 30a van de Drank- en Horecawet (melding wijziging leidinggevende op aanhangsel);

  • b.

    de aanvraag als bedoeld in artikel 3 van de Drank- en Horecawet, in het geval het een horecabedrijf betreft, als bedoeld in artikel 4 van de Drank- en Horecawet (paracommerciële instelling).

Artikel 2.3 Toepassing in bijzondere situaties bij aanvragen voor een beschikking

    • 1.

      Naast de in artikel 2.1 aangeduide gevallen, zal het bestuursorgaan bij een aanvraag voor de in artikelen 2.2.1 tot en met 2.2.5 genoemde beschikkingen ook overgaan tot een Bibob-toets, als:

      • a.

        vanuit eigen informatie en/of

      • b.

        vanuit informatie van een of meerdere partners binnen het samenwerkingsverband RIEC en/of

      • c.

        vanuit vanuit het OM verkregen informatie als bedoeld in artikel 11 juncto 26 van de wet,

    er duidelijke aanwijzingen zijn die het vermoeden rechtvaardigen, dat bij de aanvraag sprake is van een ernstig gevaar als bedoeld in artikel 3 van de wet.

    • 2.

      Bovendien zal een Bibob-toets plaatsvinden als bij navraag door het bestuursorgaan bij het Landelijk Bureau BIBOB blijkt, dat tegen de aanvrager van een beschikking, in de afgelopen twee jaar advies is uitgebracht of een adviesaanvraag in behandeling is genomen bij dit bureau.

Artikel 2.4 Toepassingsbereik bij reeds verleende beschikkingen

  • Het bestuursorgaan kan de wet in beginsel toepassen met betrekking tot reeds verleende beschikkingen indien:

  • 1. de verstrekte beschikking betrekking heeft op een locatie, die gelegen is in een concreet bepaald gebied, dat op basis van een daartoe genomen besluit van het bestuursorgaan na de verstrekking van de beschikking, is aangewezen als risicogebied;

  • 2. de verstrekte beschikking onderdeel uitmaakt van een branche of onderdeel in deze branche, die op basis van een door het bestuursorgaan genomen besluit na de verstrekking van de beschikking is aangewezen voor een generieke Bibob-toets;

  • 3. vanuit eigen informatie dan wel vanuit informatie van een of meerdere partners binnen het samenwerkingsverband RIEC, er aanwijzingen zijn dat er sprake is van een ernstig gevaar als bedoeld in artikel 3 van de wet;

  • 4. informatie als bedoeld in artikel 11 juncto 26 van de Wet Bibob verkregen, vanuit het OM, direct of als reactie op een door haar ontvangen signaal van het Bureau, die duidt op een ernstige mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de wet;

  • 5. bekend wordt dat tegen betrokkene in een andere gemeente bij een Bibob-toets een ernstige mate van gevaar is geconstateerd en aan betrokkene alhier een soortgelijke beschikking is verstrekt. In geval aan betrokkene in meerdere gemeenten binnen het samenwerkingsverband RIEC eerder al een soortgelijke beschikking is verleend, zal het bestuur het RIEC om coördinatie in de Bibob-toets verzoeken.

Hoofdstuk 3: Privaatrechtelijke transacties

Artikel 3.1 Toepassingsbereik bij aanbestedingen

Toepassing van Bibob is op grond van de wet mogelijk voor aanbestedingen in de bouw, ICT en milieu. Ook voor de inzet van het Bibob-instrumentarium geldt als algemene regel, dat het slechts als ultimum remedium dient te worden ingezet en het overheidsorgaan geboden is om nadrukkelijk eerst de mogelijkheden na te gaan, die reguliere wetgeving biedt. Op dat vlak is de Aanbestedingswet 2012 van nadrukkelijk belang. Deze wet regelt de invoering en toepassing van de z.g. eigen verklaring in de aanbestedingsprocedure. Het betreft hier een verklaring, die op verzoek aan een gegadigde kan worden verstrekt vanuit de dienst Justis van het Ministerie van Veiligheid en Justitie en een toetsing betreft van zijn/haar integriteit.

Deze verklaring kan een sterke rol vervullen in het selectieproces, waardoor inzet van het Bibob-instrument veelal niet meer noodzakelijk is.

Ook door de gemeente Terneuzen wordt aan inschrijvers een eigen verklaring gevraagd. Er is daarom voor gekozen om de aanbestedingen vooralsnog niet op te nemen in dit Bibob-beleid.

Artikel 3.2 Toepassingsbereik bij vastgoedtransacties

Er zijn momenteel nog de nodige haken en ogen aan het invoeren van de Bibob-toets voor vastgoedtransacties. Dit heeft te maken met de specifieke juridische omgeving waarbinnen vastgoedonderhandelingen zich afspelen (het privaatrecht). Vanuit het RIEC wordt hiervoor een conceptbeleid ontwikkeld. Vooralsnog zijn vastgoedtransacties daarom niet opgenomen in dit Bibob-beleid.

Hoofdstuk 4: Uitvoering

Artikel 4.1 Eigen onderzoek

  • 1. In de in deze beleidslijn bepaalde gevallen zal betrokkene, naast de gebruikelijke aanvraagformulieren, de Bibob-vragenformulieren dienen in te vullen en in te leveren bij het bestuursorgaan. De Bibob-vragenformulieren zijn bij Ministeriele Regeling van 24 juni 2013 vastgesteld.

  • 2. In geval de aanvraag betrekking heeft op een nieuwe beschikking, maken de Bibob-vragenformulieren en alle daarin gevraagde (kopieën van) documenten onderdeel uit van de aanvraag.

  • 3. Alvorens het eigen onderzoek naar het zich voordoen van weigeringsgronden als bedoeld in artikel 3 van de wet wordt gestart, zal een aanvraag eerst beoordeeld worden conform de bepalingen van de Algemene wet bestuursrecht en de reguliere weigeringsgronden vanuit de onderliggende regelgeving van de desbetreffende vergunning.

  • 4. Er kan een advies bij het Bureau worden gevraagd indien:

    • a.

      na het eigen onderzoek vragen blijven bestaan over omstandigheden in de persoon van de aanvrager en/of daarmee in verband te brengen betrokkenen, de financier van de betreffende activiteiten en/of onderneming of de eigenaar van het pand waarin de onderneming is gevestigd;

    • b.

      na het eigen onderzoek vragen blijven bestaan over de bedrijfsstructuur van aan de uitvoering van de beschikking te verbinden onderneming(en);

    • c.

      na het eigen onderzoek vragen blijven bestaan over de financiering van de aan de betreffende beschikking te verbinden activiteiten;

    • d.

      de officier van justitie de gemeente de tip geeft om in een bepaalde zaak een Bibob-advies aan te vragen.

  • 5. Bij de uitvoering van het eigen onderzoek kan ondersteuning gevraagd worden aan het Regionaal Informatie- en Expertise Centrum (RIEC). Dit kan vanaf de start van de aanvraag tot en met de uiteindelijke beslissing op de aanvraag.

Artikel 4.2 Informatieplicht

  • 1. Het bestuursorgaan informeert betrokkene schriftelijk over een adviesaanvraag aan het Bureau. Betrokkene wordt daarbij gewezen op de opschorting van de beslistermijn als bedoeld in artikel 4.3. Een afschrift van deze brief wordt gevoegd bij het adviesverzoek aan het Bureau.

  • 2. In geval een van het Bureau ontvangen adviesverzoek leidt tot het voornemen om een gevraagde beschikking te weigeren dan wel een eerder verleende beschikking in te trekken, wordt aan betrokkene een kopie van het adviesrapport ter hand gesteld. Betrokkene wordt daarbij door het bestuursorgaan gewezen op zijn geheimhoudingsplicht als bedoeld in artikel 28 van de wet.

Artikel 4.3 Adviestermijn

  • 1. Indien het bestuursorgaan een advies aanvraagt bij het Bureau, wordt op grond van artikel 31 van de wet de wettelijke termijn waarbinnen de beschikking dient te worden gegeven, opgeschort voor de duur van de periode die begint met de dag waarop het advies door het Bureau in behandeling wordt genomen en eindigt met de dag waarop het advies is ontvangen, met dien verstande dat deze opschorting niet langer duurt dan de termijn, zoals genoemd in artikel 15, eerste lid, van de wet.

  • 2. Indien het Bureau het advies niet binnen de in het eerste lid gestelde termijn kan geven, heeft het de mogelijkheid om op grond van artikel 15, derde lid, van de wet de termijn te verlengen. Deze verlenging bedraagt niet meer dan de termijn, genoemd in artikel 15, derde lid, van de wet.

  • 3. Het bestuursorgaan informeert betrokkene over een verlenging als bedoeld in het vorige lid.

  • 4. De verlenging van de adviestermijn van het Bureau, alsmede eventuele tijdelijke opschorting van de adviestermijn van het Bureau in gevallen als bedoeld in artikel 15, tweede lid, van de wet, leiden tot een verdere opschorting van de wettelijke beslistermijn op de beschikking.

Artikel 4.4 Beschikking

  • 1. Indien het bestuursorgaan voornemens is negatief te beschikken op de aanvraag op de beschikking wordt betrokkene in de gelegenheid gesteld een zienswijze in te dienen.

  • 2. Een door het bestuursorgaan op grond van de wet genomen negatief besluit op de aanvraag voor een beschikking is vatbaar voor bezwaar en beroep.

  • 3. Het bestuursorgaan, dat een advies van het Bureau als bedoeld in de wet ontvangt, kan dit advies gedurende twee jaren gebruiken in verband met een andere beslissing (artikel 29 van de wet).

Hoofdstuk 5: Inwerkingtreding en citeertitel

Artikel 5.1 Inwerkingtreding

Deze beleidsregel treedt in werking op 1 juni 2015. De beleidsregels Bibob van 1 januari 2006 komen daarmee te vervallen.

Artikel 5.2 Citeertitel

Deze beleidsregel wordt aangehaald als ‘Beleidsregel Bibob Terneuzen 2015’.

Terneuzen, 3 maart 2015

de Burgemeester van Terneuzen,J.A.H. Lonink

Burgemeester en Wethouders van Terneuzen,

secretaris, burgemeester,

F.M.L. Lauret RA J.A.H. Lonink

Bijlage 1: toepassingcriteria geldend voor de uitvoering van de Bibob-toets bij de aanvraag voor een beschikking als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (omgevingsvergunning bouwactiviteit).

Uitgaande van het doel van de Wet Bibob, het waarborgen van de integriteit van het bestuursorgaan en het voorkomen van ongewild faciliteren van criminele activiteiten en daarmee het tegenhouden van vergunningen waarbij een bepaalde mate van criminele beïnvloeding te verwachten valt, zal de uitvoering van de Bibob-toetsing plaatsvinden bij aanvragen die vallen onder een van de hierna genoemde gevallen:

A. Bouwsom

in geval van een aanvraag voor een omgevingsvergunning-bouwactiviteit, waarbij sprake is van een bouwsom van meer dan € 500.000,- (exclusief btw). De bouwsom wordt door de gemeente berekend.

B. Risicocategorieën

indien de bouwsom meer bedraagt dan € 50.000,- (exclusief btw) en minder bedraagt dan of gelijk is aan € 500.000,- (exclusief btw) en waarbij sprake is van een of meerdere onderstaande risicocategorieën.

Risicocategorieën

  • §

    Inrichtingen waarin bedrijfsmatig, in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was of anders dan om niet: - logies wordt verstrekt (waaronder hotels, kamerverhuurbedrijven, pensions), - dranken worden geschonken (waaronder horecabedrijven), of - rookwaren of spijzen (waaronder coffeeshops) voor directe consumptie worden verstrekt;

  • §

    Voor het publiek toegankelijke, besloten ruimten waarin bedrijfsmatig, in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was of anders dan om niet seksuele handelingen worden verricht, seksuele diensten worden aangeboden of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden (waaronder prostitutiebedrijven, darkrooms, seksbioscopen, sekswinkels, erotische massagesalons);

  • §

    Een natuurlijke persoon, een groep van natuurlijke personen of een rechtspersoon die bedrijfsmatig, in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was of anders dan om niet seksuele handelingen verricht of seksuele diensten aanbiedt in een andere ruimte dan de bedrijfsruimte (waaronder escortbedrijven);

  • §

    Inrichtingen die in het maatschappelijk verkeer worden aangeduid als smartshops, headshops of growshops;

  • §

    Inrichtingen die zijn bestemd om het publiek de gelegenheid te geven een spel door middel van speelautomaten te beoefenen als bedoeld in artikel 30c, eerste lid, onderdeel b, van de Wet op de kansspelen (waaronder speelautomatenhallen en gamecenters);

  • §

    Afvalbewerkings- en verwerkingsbedrijven;

  • §

    Wisselkantoren;

  • §

    Kapsalons;

  • §

    Cadeauwinkels;

  • §

    Belwinkels;

  • §

    Internetcafés;

  • §

    Niet-geregistreerde uitzendbureaus;

  • §

    Transportondernemingen;

  • §

    Autohandel (verkoop en verhuur);

  • §

    Sloopbedrijven;

  • §

    Sportscholen;

  • §

    Beauty-, wellness- en saunabedrijven;

  • §

    Im- en exportbedrijven (handelsondernemingen; schoenen, kleren, onderdelen);

  • §

    Vastgoedbedrijven;

  • §

    Vrijplaatsen (locaties waar en/of groepen waartegen een effectief overheidsoptreden wordt belemmerd, leidend tot een maatschappelijk ongewenste situatie, waarbij aanwijzingen bestaan voor het aanwezig zijn van strafbare gedragingen waaronder (fiscale) fraude en waarbij we spreken over handhavingsknelpunten. De belemmering betreft soms een bestaande of vermeende dreiging, soms een sociaal-culturele hindernis);

  • §

    Vuurwerkbranche.

NB.: Bovenstaande opsomming van risicocategorieën is niet limitatief. Deze risicocategorieën kunnen, indien nieuwe ontwikkelingen dit noodzakelijk maken, door het college van burgemeester en wethouders worden aangepast.

C. Bijzondere gevallen

vanaf de 4e aanvraag op jaarbasis van dezelfde aanvrager en/of betrokkene met een bouwsom van meer dan € 50.000,- (exclusief btw) en minder dan € 500.000,- (exclusief btw).

In geval reeds aanvang is genomen met de realisatie van een vergunningplichtig bouwwerk, zonder dat daarvoor de vereiste vergunning is aangevraagd, en de bouwsom meer bedraagt dan € 50.000,- (exclusief btw) en minder bedraagt dan of gelijk is aan € 500.000,- (exclusief btw).

D. Risicogebied

indien de bouwsom meer bedraagt dan € 50.000,- (exclusief btw) en minder bedraagt dan of gelijk is aan € 500.000,- (exclusief btw) en de aanvraag een locatie betreft die gelegen is in een door het college van burgemeester en wethouders aangewezen risicogebied.