Verordening Precariobelasting 2020

Geldend van 01-01-2020 t/m 20-05-2021

Intitulé

Verordening Precariobelasting 2020

De raad van de gemeente Terschelling;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van oktober 2019;

gelet op artikel 228 van de Gemeentewet;

besluit vast te stellen de Verordening op de heffing en de invordering van Precariobelasting 2020:

Artikel 1 Definities

Deze verordening verstaat onder:

-

jaar : een kalenderjaar;

-

kwartaal : een kalenderkwartaal;

-

maand : een kalendermaand;

-

week : een periode van zeven achtereenvolgende dagen;

-

dag : een periode van 24 uren, aanvangende te 00.00 uur, of een gedeelte daarvan;

-

vergunning : een door het gemeentebestuur verleende en in een gemeentelijke registratie opgenomen toestemming op grond waarvan een persoon een of meer voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond mag hebben.

Artikel 2 Belastbaar feit

Onder de naam precariobelasting wordt een directe belasting geheven ter zake van het hebben van voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond, bedoeld of genoemd in deze verordening en de daarbij behorende tarieventabel.

Artikel 3 Belastingplicht

1. De precariobelasting wordt geheven van degene die het voorwerp of de voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond heeft, dan wel van degene ten behoeve van wie die dat voorwerp of die voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond aanwezig zijn.

2. In afwijking in zoverre van het eerste lid wordt, indien de gemeente een vergunning heeft verleend voor het hebben van het voorwerp of de voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond, degene aan wie de vergunning is verleend of diens rechtsopvolger aangemerkt als degene bedoeld in het eerst lid, tenzij blijkt dat hij niet het voorwerp of de voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond heeft.

Artikel 4 Vrijstellingen

De precariobelasting wordt niet geheven voor het hebben van:

a. voorwerpen, die ingevolge een wettelijk voorschrift, een overeenkomst of anderszins rechtens moeten worden gedoogd;

b. voorwerpen, waarvoor de gemeente een recht heft op grond van artikel 229, eerste lid, onderdeel a. van de Gemeentewet, dan wel een privaatrechtelijke vergoeding is overeengekomen;

c. voorwerpen, waarvan de gemeente genot hebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht is, met uitzondering van voorwerpen die in gebruik zijn bij een derde;

d. deuren, die krachtens een wettelijk voorschrift naar buiten moeten openslaan;

e. brievenbussen en telefooncellen;

f. afvoerbuizen van hemelwater, die aan een gebouw zijn aangebracht en niet meer dan 0,15 meter buiten de gevel uitsteken;

g. voorwerpen, die uitsluitend voorzien in een algemeen belang dan wel worden gebezigd voor weldadige doeleinden;

h. buizen in de grond tot lozing van faecaliën, huishoud- of hemelwater.

i. voorwerpen, voor wegwijzers en verkeersaanwijzingen van de Koninklijke Nederlandse Toeristenbond ANWB, VVV en andere overeenkomstige instellingen.

Artikel 5 Maatstaf van heffing en belastingtarief

De precariobelasting wordt geheven naar de maatstaven en tarieven opgenomen in de bij deze verordening behorende tarieventabel, met inachtneming van het overigens in deze verordening bepaalde.

Artikel 6 Berekening van de precariobelasting

1. Voor de berekening van de precariobelasting wordt met betrekking tot een in de tarieventabel genoemde lengte- of oppervlaktemaat een gedeelte daarvan als een volle eenheid aangemerkt.

Indien een tarief per oppervlakte is vastgesteld, wordt de precariobelasting berekend naar de oppervlakte van de horizontale projectie van de voorwerpen, tenzij anders is bepaald.

3. De oppervlakte van andere dan rechthoekige voorwerpen wordt gesteld op het product van de twee aangrenzende zijden van een om het voorwerp geplaatste denkbeeldige rechthoek.

4. Indien de gemeente een vergunning heeft verleend voor het hebben van het voorwerp of de voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond, wordt voor de berekening van de precariobelasting aangesloten bij de geldigheidsduur van die vergunning, tenzij blijkt dat het belastbaar feit zich gedurende een kortere periode heeft voorgedaan. In dat geval bestaat aanspraak op ontheffing, waarbij het vijfde lid van overeenkomstige toepassing is.

5. Indien in de tarieventabel voor een voorwerp tarieven voor verschillende tijdseenheden zijn opgenomen, wordt de precariobelasting berekend op de voor de belastingplichtige meest voordelige wijze.

6. In afwijking van het bepaalde in artikel 1 wordt voor de berekening van de precariobelasting:

a. indien in de tarieventabel voor voorwerpen wel een weektarief, maar geen dagtarief is opgenomen, een gedeelte van een week gelijkgesteld met een week;

b. indien in de tarieventabel voor een voorwerp wel een maandtarief, maar geen dag- of weektarief is opgenomen, een gedeelte van een maand gelijkgesteld met een maand.

7. Indien in de tarieventabel voor een voorwerp een dagtarief, weektarief of maandtarief is opgenomen en het belastingtijdvak een langere periode dan een dag, onderscheidenlijk een week of een maand omvat, gelden deze tarieven per dag, onderscheidenlijk week of maand van het belastingtijdvak

Artikel 7 Belastingtijdvak

1. In de gevallen waarin de gemeente een vergunning heeft verleend voor het hebben van het voorwerp of de voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond, is het belastingtijdvak de periode waarvoor de vergunning is verleend, met dien verstande dat bij een kalenderjaaroverschrijdende geldigheidsduur van de vergunning het belastingtijdvak gelijk is aan het kalenderjaar.

2. In andere dan de in het eerste lid bedoelde gevallen, is het belastingtijdvak de aaneengesloten periode gedurende welke het belastbaar feit zich voordoet of heeft voorgedaan.

Artikel 8 Wijze van heffing

1. De precariobelasting wordt bij wege van aanslag geheven.

2. In afwijking van het eerste lid wordt de voor een dag verschuldigde precariobelasting geheven door middel van een mondelinge kennisgeving, dan wel gedagtekende schriftelijke kennisgeving waarop het gevorderde bedrag is vermeld. Het gevorderde bedrag wordt mondeling, dan wel door toezending of uitreiking van de schriftelijke kennisgeving aan de belastingschuldige bekendgemaakt.

Artikel 9 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang.

1. In de gevallen bedoeld in artikel 7, eerste lid, is de precariobelasting verschuldigd bij de aanvang van het belastingtijdvak of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

2. In de gevallen bedoeld in artikel 7, tweede lid, is de precariobelasting verschuldigd bij de aanvang van de belasting plicht.

3. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak aanvangt is de naar jaartarieven geheven precariobelasting verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat tijdvak verschuldigde belasting als er in dat tijdvak, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

4. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor de naar jaartarieven geheven precariobelasting voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat tijdvak verschuldigde precariobelasting als er in dat tijdvak, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven, tenzij blijkt dat het bedrag van de ontheffing minder bedraagt dan € 10,00.

5. Aanslagen van € 10,00 of minder worden niet opgelegd. Voor de toepassing van de vorige volzin, wordt het totaal van op één aanslagbiljet verenigde aanslagen aangemerkt als één aanslag.

Artikel 10 Termijnen van betaling

1. De aanslag moet worden betaald uiterlijk twee maanden na de dagtekening van het aanslagbiljet.

2. In afwijking van het eerste lid geldt, zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in acht gelijke termijnen. De eerste termijn vervalt één maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens één maand later.

3. In afwijking van artikel 9, eerste lid van de Invorderingswet 1990, moet de precariobelasting worden betaald ingeval de kennisgeving bedoeld in artikel 8, tweede lid:

a. mondeling wordt gedaan, op het moment van het doen van de kennisgeving;

b. schriftelijk wordt gedaan, op het moment van het uitreiken van de kennisgeving, dan wel ingeval van toezending ervan, binnen veertien dagen na de dagtekening van de kennisgeving.

4. De Algemene Termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen.

Artikel 11 Kwijtschelding

Bij de invordering van de precariobelasting wordt geen kwijtschelding verleend.

Artikel 12 Overgangsrecht, inwerkingtreding en citeerartikel

1. De "Verordening precariobelasting 2011" van 14 december 2010 wordt ingetrokken met ingang van de in het vierde lid opgenomen datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

2. Deze verordening treedt in werking met ingang van de achtste dag na die van de bekendmaking.

4. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2020.

5. Deze verordening kan worden aangehaald als de "Verordening precariobelasting 2020".

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van de gemeente Terschelling,

17 december 2019.

Griffier, Voorzitter,

J. Hofman J.B. Wassink