Verordening inzake speelautomatenhallen

Geldend van 01-01-2000 t/m heden

Intitulé

Verordening speelautomatenhallen Tiel 2012

De raad van de gemeente Tiel

gezien het advies van de commissie

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van

gelet op titel V a van de Wet op de kansspelen, het Speelautomatenbesluit en artikel 149 van de Gemeentewet ;

besluit vast te stellen de volgende verordening inzake speelautomatenhallen.

Hoofdstuk 1 Algemeen

Artikel 1 Begripsbepalingen

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    de wet: de Wet op de kansspelen ;

  • b.

    Speelautomatenbesluit: KB van 23 mei 2000, Stb. 224, houdende regels ter uitvoering van titel Va van de wet, zoals gewijzigd bij besluit van 14 september 2001, Stb. 2001, 415;

  • c.

    speelautomaat: een speelautomaat als bedoeld in artikel 30 van de wet;

  • d.

    kansspelautomaat: een kansspelautomaat als bedoeld in artikel 30 van de wet;

  • e.

    Speelautomatenhal: een inrichting, bestemd om het publiek gelegenheid te geven een spel door middel van speelautomaten te beoefenen, als bedoeld in artikel 30 c, eerste lid, onder b, van de wet ;

  • f.

    exploitant: de natuurlijke of rechtspersoon die de speelautomatenhal exploiteert;

  • g.

    beheerder: de natuurlijke persoon of personen die de onmiddellijke feitelijke leiding uitoefent of uitoefenen in een speelautomatenhal;

  • h.

    weg: weg conform de Wegenverkeerswet 1994, alsmede kampeerplaatsen en de aan de wegen of paden liggende en als zodanig aangeduide parkeerterreinen;

  • i.

    Wet Bibob: Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur

  • j.

    deelgebied: Het gebied zoals op de bij deze verordening behorende kaart is aangegeven

Hoofdstuk 2 Verbodsbepaling en vergunningplicht

Artikel 2 Vergunningplicht

  • 1. Het is verboden zonder vergunning van de burgemeester een speelautomatenhal te vestigen of te exploiteren

  • 2. De burgemeester kan uitsluitend vergunning verlenen voor maximaal twee (2) speelautomatenhallen in de deelgebieden van de gemeente, die op de bij deze verordening als bijlage I behorende en als zodanig gewaarmerkte kaart met een zware zwarte ononderbroken rand is omgrensd.

  • 3. De vergunningen, als bedoeld in het tweede lid van dit artikel, worden verleend voor één speelautomatenhal met maximaal 80 kansspelautomaten in deelgebied I en één speelautomatenhal met minimaal 150, doch maximaal 200 kansspelautomaten in deelgebied II

  • 4. Aan de vergunning wordt de voorwaarde verbonden dat de vergunninghouder met betrekking tot de speelautomaten in het kader van de productdifferentiatie een “ideale mix”, als bedoeld in artikel 2b, opstelt.

  • 5. Indien de vergunninghouder op een deugdelijke wijze aantoont dat een -uit bedrijfseconomisch oogpunt- redelijke exploitatie van de speelautomatenhal niet mogelijk is, kan de burgemeester toestaan dat een groter aantal kansspelautomaten in de speelautomatenhal worden geplaatst, dan wel wordt gekozen voor een andere mix van speelautomaten.

  • 6. De in het vorige lid bedoelde toestemming wordt slechts verleend nadat:

    • a.

      de burgemeester daartoe een gemotiveerd verzoek door vergunninghouder heeft ontvangen;

    • b.

      de burgemeester ter zake advies heeft ingewonnen bij de GGD of een instelling voor verslavingszorg;

    • c.

      gebleken is dat de belangen die zijn gemoeid met het voorkomen van kansspelverslaving en het voorkomen van een verstoring van de openbare orde en veiligheid daardoor niet worden geschaad.

  • 7. Paragraaf 4.1.3.3. van de Algemene wet bestuursrecht is niet van toepassing.

Artikel 2a Nadere regels

Het college is bevoegd nadere regels vast te stellen ten aanzien van de navolgende onderwerpen:

  • -

    aantallen en soorten in een speelautomatenhal op te stellen of opgestelde kansspelautomaten;

  • -

    maatregelen die de orde en veiligheid moeten waarborgen;

  • -

    openings- en sluitingstijden van de speelautomatenhal;

  • -

    maatregelen ter voorkoming van kansspelverslaving;

  • -

    de procedure van vergunningverlening.

Artikel 2 b Ideale Mix

Afhankelijk van de bruto vloeroppervlakte van de speelautomatenhal bestaat een opstelling van de speelautomaten volgens een ‘ideale mix’ uit de volgende elementen:

-voor een vloeroppervlakte tot 100 m2:

* éénspeler kansspelautomaten;

* gekoppelde jackpot van maximaal € 2.500,-

* opstellen van minimaal één meerspeler.

-voor een vloeroppervlakte van 100 tot 200 m2:

* éénspeler kansspelautomaten;

* gekoppelde jackpot van maximaal € 2.500,-

* opstellen van minimaal twee meerspelers.

-voor een vloeroppervlakte groter of gelijk aan 200 m2:

* éénspeler kansspelautomaten;

* gekoppelde jackpot van maximaal € 2.500,-

* opstellen van minimaal vier meerspelers.

Artikel 3 Vergunningaanvraag

De exploitant dient de vergunning aan te vragen onder overlegging van:

  • a.

    een nauwkeurige beschrijving van de inrichting waarbij is opgenomen de oppervlakte daarvan, alsmede een plattegrond waarin is aangegeven op welke plaats in de speelautomatenhal en in welk aantal kansspel- en/of behendigheidsautomaten worden opgesteld;

  • b.

    een verklaring waaruit blijkt dat hij gerechtigd is over de ruimte te beschikken;

  • c.

    een verklaring omtrent het gedrag van de ondernemer dan wel, indien de ondernemer een rechtspersoon is, van degene(n) die de onderneming krachtens de statuten vertegenwoordigt(en) en van de beheerder;

  • d.

    in geval van onderzoek naar de toepassing van artikel Wet Bibob: de aanvraagformulieren als bedoeld in artikel 30 van de Wet Bibob;

  • e.

    een bewijs dat in de speelautomatenhal sprake is van een toegangscontrole, waarbij de leeftijd op deugdelijke wijze wordt gecontroleerd;

  • f.

    een bewijs waaruit blijkt dat de ondernemer voornemens is in het eerste jaar van de exploitatie van de speelautomatenhal een Dekra-keur-certificaat te verkrijgen;

  • g.

    een beleidsplan waarin de aanvrager aangeeft op welke wijze zal worden omgegaan met eventuele kansspelverslaving.

Artikel 4 Vergunning

  • 1. De vergunning kan uitsluitend worden gesteld ten name van de exploitant en is niet overdraagbaar.

  • 2. In de vergunning wordt de naam van de beheerder(s) vermeld.

  • 3. Aan de vergunning kunnen voorschriften en beperkingen worden verbonden, in ieder geval ten aanzien van de in artikel 2a genoemde onderwerpen.

Artikel 5 Weigeringsgronden

  • 1. De vergunning wordt geweigerd, indien:

    • a.

      het op grond van artikel 2 maximaal aantal te verlenen vergunningen voor speelautomatenhallen is verleend;

    • b.

      de speelautomatenhal waarop het verzoek betrekking heeft zal worden gevestigd buiten de gebieden als bedoeld in artikel 2 lid 3;

    • c.

      de speelautomatenhal onvoldoende rechtstreeks vanaf de weg voor het publiek toegankelijk is;

    • d.

      de beheerder(s) de leeftijd van 21 jaar nog niet heeft (hebben) bereikt;

    • e.

      de exploitant of de beheerder(s) onder curatele staat (staan) of bewind is ingesteld over een of meer aan hen toebehorende goederen, als bedoeld in Boek 1, titel 19, van het Burgerlijk Wetboek;

    • f.

      door de aanwezigheid van de speelautomatenhal naar het oordeel van de burgemeester de leef- en woonsituatie in de naaste omgeving of het karakter van de winkelstraat/winkelbuurt op ontoelaatbare wijze nadelig wordt beïnvloed

    • g.

      de exploitatie of vestiging van de speelautomatenhal strijd oplevert met het geldende bestemmingsplan, dan wel een stadsvernieuwingsplan of leefmilieu-verordening in de zin van de Wet op de stads- en dorpsvernieuwing.

    • h.

      uit de aanvraag blijkt dat de voorgenomen exploitatie een onaanvaardbaar risico op kansspelverslaving met zich meebrengt.

  • 2. De vergunning kan worden geweigerd op grond van het advies als bedoeld in artikel 5a.

  • 3. De burgemeester kan ontheffing verlenen van het leeftijdsvereiste, gesteld in het eerste lid, onder d.

Artikel 5 a Advisering

  • 1. In geval van gelijktijdig ontvangen aanvragen laat de burgemeester zich adviseren ten aanzien van de toepassing van artikel 5 en de vraag welke aanvraag op grond van de in nadere regels en/of beleid geformuleerde criteria eerst voor vergunningverlening in aanmerking zou moeten komen.

  • 2. In andere gevallen kan de burgemeester zich laten adviseren ten aanzien van de toepassing van artikel 5.

  • 3. Het advies wordt in ieder geval gevraagd aan de volgende instanties:

    navolgende onderwerpen:

    • -

      ten aanzien van openbare orde en veiligheidsaspecten: de politie;

    • -

      ten aanzien van preventie van gokverslaving: De GGD of Iriszorg dan wel diens rechtsopvolger;

    • -

      ten aanzien verkeersaspecten: een verkeerskundige niet werkzaam bij de gemeente Tiel.

  • 4. De burgemeester verzoekt de adviseurs gezamenlijk een integraal advies op te stellen.

  • 5. Het advies wordt uiterlijk 3 weken na het verzoek ter kennis van de burgemeester gebracht.

Artikel 6 Verbod exploitatie zonder beheerder

  • 1. Het is verboden een speelautomatenhal voor het publiek geopend te houden indien daar geen beheerder aanwezig is die vermeld staat op de vergunning.

  • 2. Indien de exploitant de burgemeester een wijziging van een of meerdere beheerders meldt, wordt de vergunning dienovereenkomstig ambtshalve gewijzigd, mits daarbij de verklaring ten aanzien van de beheerder als bedoeld in artikel 3 sub c, is overgelegd.

  • 3. De vergunning vervalt, indien gedurende een periode van zes (6) maanden de op de vergunning vermelde beheerder de hoedanigheid van beheerder heeft verloren en geen andere beheerders op de vergunning staan vermeld.

Artikel 7 Intrekkingsgronden

De vergunning wordt ingetrokken:

  • a.

    zodra het besluit tot intrekking van de vergunning als bedoeld in artikel 30b van de Wet formele rechtskracht heeft gekregen;

  • b.

    indien de omstandigheden of inzichten op grond waarvan de vergunning is afgegeven zodanig zijn gewijzigd dat een situatie is ontstaan als bedoeld in artikel 5, eerste lid, onder f;

  • c.

    indien gehandeld wordt in strijd met aan de vergunning of bij of krachtens deze verordening verbonden voorschriften of beperkingen, tenzij daarvoor een rechtvaardigingsgrond bestond of het belang dat is gemoeid met de naleving van het gestelde bij of krachtens deze verordening de intrekking niet rechtvaardigt;

  • d.

    indien de exploitatie van een speelautomatenhal voor een periode van langer dan zes maanden, met uitzondering van de periode gedurende welke de speelautomatenhal vanwege een bestuurlijke sanctie is gesloten, wordt onderbroken.

  • e.

    in het geval en onder de voorwaarden, als bedoeld in artikel 3 van de Wet Bibob.

Artikel 8 Wijzigingen in exploitatie

  • 1. Indien een exploitant komt te overlijden dient, indien voortzetting van de exploitatie wordt beoogd, binnen twaalf weken een nieuwe vergunning te worden aangevraagd.

  • 2. In alle andere gevallen van wisseling van exploitant dient binnen vier weken na overname van de speelautomatenhal een nieuwe vergunning te worden aangevraagd.

  • 3. Zolang op een tijdig ingediende aanvraag niet is beslist, is voortzetting van de exploitatie toegestaan, met inachtneming van de voorschriften en beperkingen, verbonden aan de van rechtswege vervallen vergunning.

Hoofdstuk 3 Overige bepalingen

Artikel 9 Strafbepaling

Overtreding van een bij of krachtens deze verordening gegeven voorschrift, of een voorschrift verbonden aan een vergunning of ontheffing, wordt gestraft met een hechtenis van ten hoogste drie maanden of een geldboete van de tweede categorie.

Artikel 10 Toezicht

Met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens deze verordening bepaalde zijn belast:

  • a.

    functionarissen werkzaam bij Bureau Toezicht en Handhaving van de gemeente Tiel;

  • b.

    functionarissen werkzaam bij de Politie;

  • c.

    de bij besluit van het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen personen.

Hoofdstuk 4 Slotbepalingen

Artikel 11 Intrekken oude regeling

De artikelen 2.3.3.3 tot en met 2.3.3.10 van de Algemene Plaatselijke Verordening Tiel 2009 worden ingetrokken.

Artikel 11a Overgangsrecht

De op grond van de onder artikel 11 ingetrokken bepalingen, verleende vergunning, wordt geacht verleend te zijn overeenkomstig de bepalingen van deze verordening.

Artikel 12 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als: Verordening speelautomatenhallen Tiel 2012.

Artikel 13 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op een nader door het college te bepalen datum.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 13 februari 2013
De griffier, de voorzitter,

Toelichting

A Algemene toelichting

1 Wet op de kansspelen; korte inleiding

Het doel van artikel 5a van de Wet op de Kansspelen, Stb. 1964, 483 (hierna: de Wet), strekt ter regulering van het beoefenen van een kansspel door middel van speelautomaten, welke uitzicht geven op winst. Daarbij mogen enerzijds de financieel zwakkere groepen in onze samenleving niet door speelautomaten zodanige verliezen leiden dat zij daardoor worden benadeeld, terwijl anderzijds een redelijke exploitatie van de speelautomaten mogelijk moet blijven om een vlucht in de illegaliteit te voorkomen.

Sinds de inwerkingtreding van de Wet zijn diverse wijzigingen doorgevoerd. Met name de wijziging van 13 november 1985 (Stb. 1985, 600) dient in dit kader te worden genoemd, aangezien daarmee de wenselijkheid werd vastgelegd dat speelautomaten met beperkte mogelijkheden tot uitkering van prijzen of premies werden toegestaan. Met betrekking tot dit onderdeel is de omvangrijke en gecompliceerde Titel Va (speelautomaten) in de Wet opgenomen. Voor de essentie van deze wijziging wordt verwezen naar de samenvattende beschouwing van mr. E. Ch. Lisser in de Gemeentestem nr. 6778, “Een kansrijke regeling?”.

Titel Va van de Wet regelt tot in de finesses het systeem van toelatings-, exploitatie- en aanwezigheidsvergunningen, waardoor het legaal exploiteren van kansspelautomaten mogelijk wordt gemaakt. Grote lokale verschillen in beleid laat de regeling niet toe. In een opzicht wordt de gemeentelijke overheid echter een aanmerkelijke beleidsruimte gelaten; de raad heeft ingevolge de regeling de bevoegdheid bij verordening de exploitatie van speelautomatenhallen te regelen. De u voorliggende verordening berust daarmee op een driedelig, onderling verbonden vergunningensysteem, waarbij alleen toegelaten speelautomaten in de handel mogen worden gebracht, geëxploiteerd en in de daartoe aangewezen inrichtingen worden opgesteld.

2 Speelautomatenhallenverordening

2.1 Inleiding

De regeling voor de exploitatie van speelautomatenhallen was voorheen onderdeel van de Algemene plaatselijke verordening (hierna: APV) . De reden voor het opstellen van een aparte verordening is gelegen in het feit dat in de APV veelal autonome bevoegdheden zijn opgenomen en de regeling omtrent speelautomatenhallen mogelijk bestempeld kan worden als facultatief-medebewind. Zo ook het standpunt van de VNG bij brief van 25 november 1985 aan de Tweede Kamer, in verband met het ontwerp van een aanpassing van de herziening van de Wet op de kansspelen. Immers, op grond van artikel 30c, eerste lid onder b van de Wet bezit de gemeentelijke wetgever de vrijheid om bij verordening te bepalen of, en zo ja hoeveel, speelautomatenhallen krachtens een vergunning van de burgemeester zijn toegestaan. Indien van deze bevoegdheid geen gebruik wordt gemaakt, heeft dit tot gevolg dat de burgemeester voor de vestiging en exploitatie van een speelautomatenhal geen vergunning kan verlenen en in feite een totaalverbod geldt om speelautomatenhallen te exploiteren. In dat geval hoeft hiertoe noch in de APV noch in een afzonderlijke verordening iets geregeld te worden. Indien gekozen wordt voor het opnemen van een speelautomatenhallenregeling in de APV, dient in het bijzonder acht te worden geslagen op de definities, de beslistermijnen en de overgangsregeling.

2.2 Voorschriften en beleid met betrekking tot de aanwezigheidsvergunning

De Wet noemt in artikel 30d, eerste lid, met zoveel woorden de bevoegdheid voorschriften en beperkingen te verbinden aan de aanwezigheidsvergunning. Bij het tot stand komen van afdeling Va werd hierbij met name gedacht aan het vaststellen van het maximum aantal speelautomaten dat in een inrichting mag worden opgesteld. Vervolgens is op grond van jurisprudentie een aantal belangrijke mogelijkheden en onmogelijkheden ontstaan voor het voeren van een speelautomatenbeleid.

Een beleid waarmee werd beoogd het horecakarakter van inrichtingen te bewaren en tegelijk de vestiging van verkapte speelautomatenhallen onmogelijk te maken, werd door de rechter niet als onredelijk of anderszins onrechtmatig beoordeeld. In dat beleid speelde ook mee dat, ter bescherming van de openbare orde, beteugeling van speelzucht bij met name jongeren en bestrijding van gokverslaving, voorkomen moest worden dat een concentratie van relatief veel belangstellenden van speelautomaten in een ruimte zou ontstaan (CBB, juli 1988, no. 87/2965/68/203; Zoetermeer).

2.3 Rechtsbescherming

De bepalingen uit de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zijn op deze verordening van toepassing. Ingevolge art. 7:1 Algemene wet bestuursrecht dient degene die van de mogelijkheid gebruik wil maken om tegen het besluit beroep in te stellen bij de administratieve rechter, eerst tegen dat besluit bezwaar te maken.

2.4 Bestuursdwang

De Awb is ook wat betreft het toepassen bestuursdwang van overeenkomstige toepassing. In het kader van de vraag welk orgaan bevoegd is tot het doen uitgaan van een bestuursdwangaanschrijving tot sluiting van een speelautomatenhal en tot het verwijderen van speelautomaten, oordeelde de Afdeling Rechtspraak als volgt: ‘Blijkens het bepaalde in artikel 221 (oud; tegenwoordig artikel 174) van de Gemeentewet is de burgemeester belast met de zorg voor het toezicht op onder meer alle voor het publiek openstaande gebouwen en samenkomsten alsmede op openbare vermakelijkheden. Bedoeld toezicht strekt zich naar het oordeel van de Afdeling mede uit tot het verrichten van uitvoeringshandelingen die daarmee samenhangen. Tot die uitvoeringshandelingen kan een aanzegging van bestuursdwang als de onderhavige worden gerekend. Dat klemt in dit geval te meer waar ingevolge de Wet op de kansspelen ook de bevoegdheid om vergunningen voor het aanwezig hebben van speelautomaten te verlenen bij de burgemeester is gelegd.’ (AR 26 juli 1992, Gst. 6041, nr. 8.) Voor dit oordeel vindt de Afdeling tevens steun in de geschiedenis van de totstandkoming van de Wet op de kansspelen. Uit de Memorie van Toelichting (Tweede Kamer, zitting 1980-1981, 16 481, nr. 3) komt naar voren dat ook de wetgever ervan uitgaat dat het tot de taak van de burgemeester behoort op grond van artikel 221 (oud; tegenwoordig artikel 174) van de Gemeentewet toezicht uit te oefenen op plaatsen en gelegenheden waar speelautomaten staan opgesteld. Reeds in twee eerdere uitspraken heeft de Voorzitter van de Afdeling rechtspraak Raad van State deze vraag op gelijke wijze beantwoord (Voorzitter AR, 6 december 1988, KG 1989, 119 en Voorzitter AR, 19 december 1988, Gst. 6877 nr.10). Met deze uitspraken zijn de zelfstandige bestuursdwangbevoegdheid en de uitvoeringsbevoegdheid aan elkaar gekoppeld en bij de burgemeester neergelegd.

Feiten die op grond van strafbaarstelling in de wet of de verordening van belang zijn in verband met de exploitatie van speelautomatenhallen zijn de navolgende:

  • ·

    het exploiteren van een speelautomatenhal is zonder vergunning verboden (artikel 2 verordening). Dit heeft ingevolge artikel 30 f, eerste lid, onder b van de wet ook tot gevolg dat de aanwezigheidsvergunning voor speelautomaten, gesteld dat die is afgegeven, wordt ingetrokken;

  • ·

    het is de exploitant van een speelautomatenhal verboden jeugdigen onder de 18 jaar toe te laten in het gedeelte van de hal waar kansspelautomaten zijn opgesteld (artikel 30 u, tweede lid, van de wet).

Bij niet naleving van vorenstaande bepalingen en voorschriften is het in beginsel mogelijk bestuursdwang toe te passen en ook tot sluiting van de speelautomatenhal over te gaan, zo nodig naast de strafrechtelijke procedure. Overtreding van artikel 30 b van de Wet op de kansspelen is op grond van artikel 1, onder 3, van de Wet op de economische delicten een economisch delict. Ingevolge artikel 5 WED mogen er ter zake van economische delicten, buiten de WED, geen andere voorzieningen worden getroffen met de strekking van straf- of tuchtmaatregel. Men kan van mening verschillen over de vraag of deze bepaling de toepassing van bestuursdwang uitsluit. Wij onderschrijven de opvatting dat bestuursdwang niet gelijk gesteld kan worden met een straf- of tuchtmaatregel. Bestuursdwang is een administratieve sanctie die gericht is op een ongedaan maken van een illegale toestand en is niet persoonsgericht, zoals een straf- of tuchtmaatregel als bedoeld in artikel 5 WED. Dat impliceert dat het ook bij overtreding van artikel 30 b van de Wet op de kansspelen mogelijk moet worden geacht bestuursdwang toe te passen.

B Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1 Begripsbepalingen

De gegeven begripsomschrijvingen zijn, waar mogelijk gelijkluidend met de omschrijving uit de Wet en de Algemene Plaatselijke Verordening. De omschrijving van het onderdeel weg is ruimer dan die van artikel 1, eerste lid, sub b van de Wegenverkeerswet en omvat met name ook de kampeerplaatsen, omdat in kantines op campings speelautomaten mogen worden opgesteld, wanneer het inrichtingen betreft in de zin van artikel 30 c van de Wet. In aanvulling op de model-verordening is een begripsomschrijving 'deelgebied' opgenomen.

Artikel 2 Verbodsbepaling

Eerste lid Het motief dat aan het vergunningvereiste ten grondslag ligt is de openbare orde, meer in het bijzonder de leef- en woonsituatie, te beschermen. Op grond van artikel 30c, eerste lid, sub b van de Wet is, naast de speelautomatenhalvergunning, tevens een aanwezigheidsvergunning vereist voor het aanwezig hebben van één of meer speelautomaten in de speelautomatenhal. Bij de weigeringsgronden wordt hierop nader ingegaan.

Tweede lid: maximum aantal speelautomatenhallen.

Voorheen was in de Algemene plaatselijke verordening het maximum voor speelautomatenhallen beperkt tot één vergunning. Op grond van een beoordeling van openbare orde-aspecten en na consultatie van Iriszorg, een instelling voor verslavingszorg, is besloten dat een tweede speelautomatenhal mogelijk is, mits deze aan een aantal voorwaarden voldoet.

Deze komen in de eerste plaats tot uitdrukking door per te verlenen vergunning een gebied aan te wijzen, vervolgens in de vergunningvoorwaarden, het advies in geval van gelijktijdige aanvragen en tot slot in de nadere regels.

Hierna worden de uitgangspunten behandeld die hebben geleid tot de voornoemde gebiedsaanwijzing. Deze uitgangspunten zullen ook een rol spelen bij de advisering als bedoeld in artikel 5a.

openbare orde en veiligheid, preventie gokverslaving

Gebleken is dat de bestaande speelautomatenhal zonder noemenswaardige problemen geëxploiteerd wordt. Deze hal is gelegen binnen het promenadegebied en functioneert daar als onderdeel van de uitgaansgelegenheden die typisch zijn voor het centrum van de stad. De goede balans tussen de speelautomatenhal en de overige functies van de binnenstad, maken dat er ten aanzien van deelgebied 1 geen redenen zijn om de bestaande toestand te wijzigen.

Voor wat betreft de locatie biedt het conserveren van de bestaande situatie in dit geval de beste waarborgen voor de openbare orde en veiligheid. Dit betekent dat de locatie voor een tweede hal buiten het centrum gelegen dient te zijn.

Ook van belang is dat de tweede hal een ander publieksprofiel heeft. Een hal met hetzelfde profiel zou immers de hiervoor omschreven balans kunnen verstoren. Daar waar het publiek in deelgebied 1 overwegend lokaal is, zal voor deelgebied 2 vooral een (boven)regionaal publiek gezocht moeten worden.

Mede om deze reden bevindt deelgebied 2 zich in de nabijheid van de autosnelweg A15 en omvat het geen woongebieden.

Uit de advisering door Iriszorg blijkt dat de focus op een (boven)regionaal publiek ook van belang is voor de preventie van gokverslaving. Behalve de ligging en het opstelbeleid kan het gewenste publiek bereikt worden door de combinatie van de hal met andere recreatieve functies. Dit gegeven is niet vertaald in een dwingende voorwaarde, doch kan bij de beoordeling van gelijktijdige aanvragen door de burgemeester uiteraard wel een (doorslaggevende) rol spelen.

parkeren, verkeersaspecten

Een goede infrastructurele ontsluiting en toegang van hulpdiensten is niet alleen omwille van de veiligheid van belang, maar kan ook (parkeer/verkeers)overlast voorkomen. Mede om deze reden zijn woongebieden uitgezonderd van de gebiedsaanwijzing. Ook geldt dat het bestaan van de gebiedsaanwijzing niet betekent dat toetsing van verkeeraspecten door de burgemeester achterwege kan blijven.

derde lid: bandbreedte aantallen speelautomaten

Ook hier geldt dat het regime voor deelgebied 1 vooral is gericht op het conserveren van de bestaande situatie. Nu de vergunningplicht voor behendigheidsautomaten is komen te vervallen, wordt een aantal van 80 kansspelautomaten niet onredelijk geacht. Het aantal automaten blijft gelijk, echter het aantal kansspelautomaten kan toenemen.

vierde lid: ideale mix

Dit vereiste is opgenomen ter preventie van gokverslaving. Zie verder de toelichting van artikel 5a.

vijfde en zesde lid: maatwerk

Hoewel ter bepaling van de voornoemde maxima en ideale mix zoveel mogelijk gebruik is gemaakt van ervarings-, onderzoeks-, en branchegegevens, kan geen garantie worden gegeven dat hiermee het gewenste resultaat wordt bereikt. Maatwerk moet daarom mogelijk zijn. Evenals elders in het bestuursrecht geldt ook hier de regel dat afwijking van de regel een deugdelijke motivatie vereist. Dit wordt bereikt door verplichte advisering als beschreven in het zesde lid.

Zevende lid: lex silencio positivo

Deze vergunning beoogt met name de bescherming van de openbare orde. Daarnaast speelt het bestrijden van gokverslaving een rol. Het zou hoogst onwenselijk zijn als deze vergunning van rechtswege wordt verleend voordat er een inhoudelijke toets van de aanvraag heeft plaatsgevonden en is voltooid. Een lex silencio positivo is hier dan ook niet wenselijk om dwingende redenen van algemeen belang, zoals de openbare orde en volksgezondheid. Paragraaf 4.1.3.3. Awb wordt niet van toepassing verklaard.

Artikel 2a Nadere regels

Ter uitwerking van de in deze verordening opgenomen (kaderstellende) regeling is het college bevoegd nadere regels te stellen. Daarbij wordt niet slechts gedacht aan het formuleren van nadere procedurevoorschriften, maar ook aan algemeen verbindende voorschriften die zien op de wijze van exploitatie. Het normadressaat behoeft zich natuurlijk niet te beperken tot de exploitant, doch kan ook de bezoeker betreffen.

Artikel 2b Ideale mix

De Ministeries van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, Economische Zaken en Justitie, alsmede de VNG, GGZ Nederland en de VAN Speelautomatenbrancheorganisatie hebben in het kader van de herziening van de Wet op de Kansspelen een advies ontwikkeld ten aanzien van de opstelling van de kansspelautomaten. (ook: productdifferentiatie). Doel hiervan is preventie van kansspelverslaving. Voornoemde partijen achten het niet wenselijk de productdifferentiatie eenzijdig in te voeren. Gestreefd zal moeten worden naar een ideale mix. Hiervoor is de oppervlakte van de speelautomatenhal en hiermede de inrichting hiervan, mede bepalend. Het streven dient erop te zijn gericht dat het aanbod bestaat uit alle soorten kansspelautomaten. Er zal een combinatie moeten worden gevonden met bijvoorbeeld meerspelers, die het “sociaal spelen” vergroten.

Hoewel het advies nog geen status heeft als richtlijn, zijn de hier geregelde aantallen er wel aan ontleend.

Artikel 3 Vergunningaanvraag

Ten opzichte van het oude artikel 2.3.3.4 Algemene Plaatselijke Verordening is het vereiste vervallen dat de exploitant zelf een bewijs van inschrijving bij de Kamer van Koophandel en fabrieken bij de vergunningaanvraag moet overleggen. In het kader van de vermindering van administratieve lasten voor het bedrijfsleven heeft de VNG een samenwerkingsovereenkomst gesloten met de Kamer van Koophandel. Gemeenten kunnen dit bewijs voortaan zelf, tegen een gereduceerd tarief, online betrekken van de Kamer van Koophandel en de kosten hiervan doorberekenen in de leges.

De verklaring waaruit blijkt dat de exploitant gerechtvaardigd over de ruimte beschikt waarin de speelautomatenhal is gevestigd, is ongewijzigd gebleven in verband met de Wet BIBOB: gemeenten willen kunnen beoordelen of de hele organisatie, (dus ook de huisvesting) met betrekking tot het uitoefenen van een bedrijf als een speelautomatenhal, op legale wijze geschiedt. De vestigingsruimte speelt hierbij een wezenlijke rol, aangezien hieruit de financiering van de hal kan worden afgeleid.

Het aangeven van het aantal kansspel- en/of behendigheidsautomaten in de plattegrond, als bedoeld onder a, staat in verband met artikel 13 van het Speelautomatenbesluit. Het staat los van het in artikel 2a

bepaalde op grond waarvan in de exploitatievergunning beperkingen kunnen worden gesteld aan het aantalspeelautomaten.

Het zou te ver voeren om te eisen dat aanvrager reeds beschikt over een Dekra-keur, nog voordat deze zekerheid heeft over de vergunningverlening. Om die reden kan worden volstaan met een kopie van de Dekra-aanvraag of een ander document waaruit blijkt dat een Dekra-keur verkregen zal worden. Het staat de burgemeester overigens vrij om extra gegevens te vragen indien er aanwijzingen zijn dat er geen certificaat verstrekt zal worden.

Artikel 4 Vergunning

Met de persoonsgebonden vergunning wordt bedoeld dat de vergunning uitsluitend op naam van de exploitant kan worden gesteld en dat deze niet overdraagbaar is.

In lid drie wordt aangegeven dat aan de vergunning voorschriften en beperkingen kunnen worden verbonden, waarbij wordt verwezen naar het beoordelingskader zoals weergegeven in artikel 2a.

Het is niet geoorloofd een voorwaarde op te nemen, inhoudende dat voorafgaande aan de aanvraag voor een speelautomatenhalvergunning, beschikt wordt over een aanwezigheidsvergunning voor speelautomaten. Een voorwaarde van die strekking verdraagt zich namelijk niet met artikel 30 c, eerste lid, onder b en artikel 30 f, eerste lid, onder b, van de wet. Het is wel mogelijk beide vergunningaanvragen gelijktijdig in behandeling te nemen.

Voorschriften en beperkingen met betrekking tot het aantal en het type speelautomaten zijn niet alleen te verbinden aan de aanwezigheidsvergunning. In beginsel kunnen deze voorschriften en beperkingen ook worden gekoppeld aan de exploitatievergunning.

Artikel 5 Weigeringsgronden

Eerste lid onder a: Hoewel deze weigeringsgrond reeds volgt uit het tweede lid van artikel 2, is zij volledigheidshalve hier herhaald.

Eerste lid onder b: Ook hiervoor geldt dat uit artikel 2 reeds blijkt dat buiten de aangewezen gebieden geen vergunning kan worden verleend. Deze weigeringsgrond wordt hier geëxpliciteerd.

Eerste lid onder c: Deze bepaling dient om een speelautomatenhal duidelijk van de openbare weg af voor een ieder herkenbaar te maken. Tevens om te voorkomen dat in een achteraflokaal van een gebouw, waarin bijvoorbeeld een horecabedrijf wordt uitgeoefend, een speelautomatenhal wordt geëxploiteerd en deze automatenhal primair via het andere bedrijf bereikbaar zou zijn.

Van onvoldoende toegankelijkheid is in ieder geval sprake wanneer de hoofdingang niet direct aan de weg is gelegen. Onder weg wordt hier verstaan: de weg, als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994, alsmede de daaraan liggende - al dan niet met enige beperking - voor het publiek toegankelijke pleinen, parkeerterreinen en open plaatsen,

Eerste lid onder d: Gelet op de grote verantwoordelijkheid welke is verbonden aan het beheer van een speelautomatenhal geldt een minimumleeftijd van 21 jaar. Ontheffing hiervan is mogelijk op grond van het derde lid.

Eerste lid onder e: Deze weigeringsgrond spreekt, om dezelfde reden als hiervoor genoemd, voor zich.

Eerste lid onder f: In het bepaalde onder f komt tot uiting dat de vergunning dient te worden geweigerd, wanneer gevreesd moet worden dat de woon- en leefsituatie door de vestiging van (nog) een hal op ontoelaatbare wijze zal worden aangetast. Daarbij wordt rekening gehouden met het karakter van de straat, het winkelniveau aldaar en van de wijk waarin de speelautomatenhal is gelegen of zal komen te liggen. In de beoordeling van de aanvraag wordt de spanning waaraan het woonmilieu ter plaatse reeds blootstaat of bloot zal komen te staan betrokken.

Het is ook mogelijk om een vergunning te weigeren, wanneer er sprake is van een op ontoelaatbare wijze aantasten van het karakter van een (deel van) winkelstraat/-buurt/-centrum. Dit kan bij voorbeeld het geval zijn in een winkelstraat met winkels van een 'exclusief' karakter. Door de vestiging van een automatenhal zal er sprake (kunnen) zijn van een ontoelaatbaar spanningsveld, waardoor een te grote inbreuk mag worden gevreesd op de bestaande functie van de winkelstraat.

Eerste lid onder g: Onder g is als weigeringsgrond opgenomen dat er geen sprake mag zijn van strijd met een geldend bestemmingsplan. In dit verband dient gewezen te worden op de mogelijkheden van artikel 4, bijlage 2 Besluit omgevingsrecht. Doel van dit lid is de koppeling van de vereiste vergunning met het planologisch regime. Vereist is dus niet dat de locatie waar vergunning voor wordt gevraagd is aangewezen als speelautomatenhal in het bestemmingsplan, maar dat een bestemmingsplan de vestiging niet mag uitsluiten. Op deze wijze wordt voorkomen dat op basis van deze verordening een vergunning moet worden verleend, terwijl later op grond van strijd met het bestemmingsplan tegen de vestiging moet worden opgetreden. Deze constructie is blijkens het KB van 2 januari 1980, AB 1980, 151, mogelijk. Zie ook ARRS 28 oktober 1983, AB 1984, 42.

Eerste lid onder h: Het belang dat is gemoeid bij het voorkomen van kansspelverslaving wordt in deze verordening onder meer geadresseerd door opname van de 'ideale mix' verplichting (artikel 2). Ook middels nadere regels kunnen ten aanzien van dit onderwerp waarborgen worden opgenomen.

In voorkomende gevallen kan het nodig zijn om de aanvraag, in het bijzonder het opstellingsplan, rechtstreeks aan het belang van verslavingspreventie te toetsen. Een dergelijke situatie doet zich bijvoorbeeld voor indien uit de aanvraag blijkt dat er sprake is van een ongebruikelijk aantal spelersplaatsen in relatie tot de oppervlakte van de inrichting.

Tweede lid: Een negatief advies levert een weigeringsgrond op. De burgemeester dient daarbij uiteraard wel het advies op zijn merites te beoordelen. Indien de vergunning ondanks een negatief advies toch verleend wordt, vereist dit een uitgebreide motivering. Zie ook artikel 3:50 Algemene wet bestuursrecht.

Derde lid: Ontheffing van het leeftijdsvereiste is mogelijk wanneer aannemelijk is gemaakt dat de beheerder, ondanks zijn leeftijd, toch in staat mag worden geacht om het beheer op een deugdelijke wijze te kunnen uitvoeren. De aanvrager zal dit aannemelijk dienen te maken.

Artikel 5a Advisering

De speelautomatenhalvergunning is een schaarse vergunning. De gemeente Tiel dient bij vergunningverlening het evenwicht te vinden tussen het belang van aanvragers om te kunnen meedingen naar een vergunning enerzijds en het algemene belang om de meest geschikte locatie en exploitant te kiezen anderzijds.

Om deze redenen opgenomen voor het geval er sprake is van meerdere aanvragen die gelijktijdig worden ontvangen. Wat onder 'gelijktijdig' dient te worden verstaan zal door het college in nadere regels omschreven dienen te worden. In geval van gelijktijdige aanvragen wordt altijd advies ingewonnen.

Op grond van het tweede lid kan de burgemeester ook in andere gevallen om advies vragen. Bijvoorbeeld in het geval het eigen onderzoek onvoldoende houvast biedt voor een deugdelijk gemotiveerde beslissing.

De samenstelling van het adviescollege is zodanig dat een integraal advies wordt uitgebracht ten aanzien van alle onderdelen van het afwegingskader.

De adviestermijn bedraagt drie weken.

Artikel 6 Verbod exploitatie zonder beheerder

Indien een exploitant de beheerder verliest, door overlijden of vertrek, behoeft de ondernemer de bedrijfsuitoefening niet te staken, indien zo spoedig mogelijk een nieuwe beheerder wordt gemeld.

Omwille van lastenverlichting is gekozen voor een meldingsysteem. De exploitant dient de melding te voorzien van een verklaring omtrent het gedrag van de nieuwe beheerder. Daarna wordt de vergunning ambtshalve gewijzigd.

Indien de exploitant echter nalaat om binnen zes maanden nadat de op de vergunning vermelde persoon de hoedanigheid als beheerder heef verloren, een nieuwe beheerder meldt, zal de vergunning van rechtswege vervallen.

Artikel 7 Intrekkingsgronden

De vergunning deelt het lot van de aanwezigheidsvergunning indien deze definitief is komen te vervallen (het besluit tot intrekking formele rechtskracht heeft gekregen).

Ook in geval van dramatisch verslechterde omstandigheden waardoor de aanwezigheid van de speelautomatenhal een aanmerkelijk nadelig effect heeft op de leef- en woonsituatie ter plaatse, dient de vergunning te worden ingetrokken. Gelet op de betrokken belangen zal hiertoe echter niet te lichtvaardig besloten kunnen worden. Het oordeel van de burgemeester (als bedoeld in artikel 5, eerste lid onder f) zal zeer uitgebreid gemotiveerd moeten worden. In de praktijk zal advisering door de politie daarvan een onmisbaar onderdeel zijn.

Onder sub c is geregeld dat de overtreding van bij of krachtens deze verordening dan wel de vergunning gestelde voorschriften intrekking van de vergunning tot gevolg heeft. Feit is dat een strikte naleving van de voorschriften van groot belang is. Van intrekking kan alleen worden afgezien indien voor de overtreding een rechtvaardigingsgrond bestond of indien onder de gegeven omstandigheden de naleving van de regels door het treffen van een minder verregaande maatregel voldoende gewaarborgd kan worden.

De regeling met betrekking tot het intrekken van de vergunning wegens een onderbreking van de exploitatie wijkt af van de modelverordening. Binnen de gemeente Tiel wordt het van belang geacht dat de exploitatie ononderbroken is. Dit om te voorkomen dat het spreidingsbeleid verstoord wordt. Om deze reden leidt een onderbreking van meer dan zes maanden altijd tot intrekking van de vergunning, met uitzondering van de periode waarbij de speelautomatenhal vanwege een bestuurlijke sanctie gesloten is.

Hoewel de bevoegdheid tot intrekking rechtstreeks aan de Wet en het Besluit Bibob ontleend kan worden, wordt deze bevoegdheid omwille van inzichtelijkheid hier nog eens herhaald.

Artikel 8 Wijzigingen in exploitatie

Het eerste lid van het onderhavige artikel beoogt aan de erfgenamen bij overlijden van een ondernemer enig respijt te geven om zich te beraden over de al dan niet voortzetting van het bedrijf. Ingevolge het bepaalde in artikel 4 is de vergunning niet overdraagbaar en dient een nieuwe vergunning te worden aangevraagd door degene die de exploitatie voortzet. In afwachting hiervan behoeft de bedrijfsuitoefening niet te worden gestaakt, mits de aard van de inrichting en overige omstandigheden ongewijzigd blijven.

Bij wisseling van exploitant geldt eveneens dat de bedrijfsuitoefening niet behoeft te worden gestaakt gedurende de beslissingsperiode op een nieuwe aanvraag. Ook hier geldt als voorwaarde, evenals in het eerste lid, voor het voortzetten van de exploitatie dat de aard van de inrichting en de wijze van exploitatie ongewijzigd blijven.

Artikel 9 Strafbaarstelling

Op de overtreding van een verbodsbepaling in de speelautomatenhalverordening is in de Wet op de kansspelen geen directe strafsanctie gesteld zodat de gemeenteraad op grond van artikel 154 Gemeentewet op overtreding van zijn verordening zelf een strafsanctie kan stellen. Deze strafbaarstelling kan ook worden opgenomen indien het een medebewindsverordening betreft. Art. 154 bepaalt dat de raad op grond van haar verordende bevoegdheid bij overtreding van hetgeen bij verordening is geregeld, geen andere of zwaardere straffen kan stellen dan een hechtenis van ten hoogste drie maanden of een geldboete van de tweede categorie, al dan niet met openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak.

Artikel 10 Toezicht

In artikel 30 w, tweede lid van de wet wordt aan b. en w. de bevoegdheid toegekend ambtenaren aan te wijzen die met het toezicht op de naleving van de speelautomatenvergunningen worden belast voor zover het feiten betreft die in het aanwijzingsbesluit van de betreffende ambtenaren zijn opgenomen. Nadrukkelijk zij hier vermeld dat het college zelf geen opsporingsambtenaren aanwijst als bedoeld in artikel 141 Strafvordering. Dat kan en hoeft het college ook niet te doen aangezien artikel 142 lid 1 sub c Strafvordering regelt dat bij verordening aangewezen toezichthouders ook opsporingsbevoegdheid toekomt. De in artikel 141 Sv. genoemde ambtenaren hebben een algemene opsporingsbevoegdheid. Ingevolge artikel 142 Sv. kunnen met de opsporing van strafbare feiten ook zijn belast zij aan wie bij verordening de handhaving of de zorg voor de naleving daarvan is toevertrouwd. Het ligt in de lijn dat aan hen ook het toezicht op de naleving van de speelautomatenhalvergunning wordt opgedragen.

Artikel 11 Intrekken oude regeling

Dit artikel regelt de intrekking van de oude regeling

Artikel 12b Overgangsrecht

Vanwege de rechtszekerheid en de eerbiediging van bestaande rechten is een overgangsbepaling opgenomen.

Artikel 12 Citeertitel

Ter onderscheiding van voorgaande regeling luidt de citeertitel: 'Verordening speelautomatenhallen Tiel 2012'

Artikel 13 Inwerkingtreding

Dit artikel regelt de inwerkingtreding van de verordening. Door deze afhankelijk te stellen van een door het college te bepalen datum wordt deze in de gelegenheid gesteld om de inwerkingtreding van deze verordening te coördineren ten opzichte van nog vast te stellen nadere (beleids)regels.

Jurisprudentie

JG 02.0047

JG 03.0002

JG 06.0028

JG 06.0076

JG 09.0063