Beleidsregels voor de bepaling van de hoogte van proceskostenvergoeding in fiscale bezwaarschriftprocedures

Geldend van 11-03-2012 t/m heden

Intitulé

Beleidsregels voor de bepaling van de hoogte van proceskostenvergoeding in fiscale bezwaarprocedures

De heffingsambtenaar van de gemeente Tubbergen;

gelet op artikel 4.81 e.v., Algemene wet bestuursrecht en artikel 2, eerste lid, aanhef en onderdeel a, Besluit proceskosten bestuursrecht juncto artikel C.!. van de bij dat Besluit behorende bijlage;

BESLUIT:

vast te stellen de

Beleidsregels voor de bepaling van de hoogte van proceskostenvergoeding in fiscale bezwaarprocedures

Artikel 1 Reikwijdte beleidsregels

Deze beleidsregels zijn van toepassing bij het vergoeden van kosten die een belanghebbende heeft moeten maken in verband met de behandeling van zijn bezwaarschrift tegen een aanslag gemeentebelastingen dan wel een WOZ-beschikking.

Artikel 2 Wegingsfactoren bezwaarschrift

  • 1. Bij het bepalen van de wegingsfactoren, zoals genoemd in het Besluit proceskosten C.1. van de bijlage bij het Besluit proceskosten bestuursrecht geldt als hoofdregel dat het belang wordt aangemerkt als ‘gemiddeld’. Het belang van de zaak en de ingewikkeldheid ervan kunnen echter reden zijn voor het toepassen van een hogere of lagere wegingsfactor.

  • 2. Het gewicht van de zaak wordt aangemerkt als zeer licht indien:

    • a.

      het bezwaarschrift niet of summier gemotiveerd is;

    • b.

      het bezwaarschrift zich richt tegen de tenaamstelling van de aanslag;

    • c.

      het bezwaarschrift zich richt tegen de adresaanduiding van de aanslag;

    • d.

      het bezwaarschrift zich richt tegen de belanghebbende van de aanslag;

    • e.

      het bezwaarschrift gaat om een verkoopcijfer van het object zelf;

    • f.

      het gaat om een pro forma bezwaarschrift zonder aanvulling;

    • g.

      het bezwaarschrift zich richt tegen de grondslag van de rioolheffing;

    • h.

      het bezwaarschrift zich richt tegen de grondslag voor het vastrecht van de afvalstoffenheffing;

  • 3. Het gewicht van de zaak wordt als licht aangemerkt indien:

    • a.

      de inhoud enig onderzoek vergt, maar niet om een vraagpunt gaat waarvoor een grotere juridische deskundigheid is vereist.

Artikel 3 Bezwaar tegen WOZ-beschikking

Voor het bezwaar tegen de WOZ-beschikking gelden voorts de volgende uitgangspunten.

  • 1.

    Het gewicht van de zaak wordt aangemerkt als zeer licht indien:

    • a.

      de WOZ-waarde wordt verminderd vanwege de onjuiste registratie van een bijgebouw;

    • b.

      de verlaging van de WOZ-waarde niet meer bedraagt dan € 10.000;

    • c.

      de inhoud van het bezwaarschrift is gebaseerd op een bijgevoegd taxatierapport.

  • 2.

    Het gewicht van de zaak wordt aangemerkt als licht indien:

    • a.

      het bezwaarschrift alleen de objectafbakening betreft.

Artikel 4 Kosten van een deskundige met taxatietechnische kennis

  • 1. Wanneer een belanghebbende gebruik maakt van een deskundige met taxatietechnische kennis bedraagt de vergoeding wanneer een taxatierapport is opgemaakt voor:

    • a.

      een woning: maximaal 5 uren bij een maximale uurvergoeding van € 50;

    • b.

      een courante niet-woning: maximaal 8 uren bij een maximale uurvergoeding van € 60;

    • c.

      een incourante niet-woning: maximaal 10 uren bij een maximale uurvergoeding van € 70.

  • 2. De in het eerste lid genoemde bedragen zijn exclusief btw.

Artikel 5 Uitbetaling van de proceskostenvergoeding

  • 1. De heffingsambtenaar kan de belanghebbende bij twijfel verzoeken aan te tonen dat daadwerkelijk kosten zijn gemaakt.

  • 2. Kostenvergoedingen worden uitbetaald aan degene ten aanzien van wie de beschikking is genomen of degene die gemachtigd is de betaling in ontvangst te nemen.

Artikel 6 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    De “Beleidsregels wegingsfactoren in bezwaarfase” van 26 mei 2003 wordt ingetrokken met ingang van de in het tweede lid genoemde datum van inwerkingtreding.

  • 2.

    Deze beleidsregels treden in werking met ingang van de eerste dag na die van hun bekendmaking.

  • 3.

    Deze beleidsregels kunnen worden aangehaald als “Beleidsregels proceskosten in fiscale procedures gemeenten Tubbergen 2012.

Ondertekening

Aldus vastgesteld op 28 februari 2012
De heffingsambtenaar,
E.J. Woltjer.

Toelichting op de beleidsregels proceskosten in fiscale procedures gemeente Tubbergen

Inleiding

Artikel 7:15, tweede lid, Algemene wet bestuursrecht voorziet in een vergoeding van de kosten die een belanghebbende redelijkerwijs heeft moeten maken in verband met de behandeling van zijn bezwaar. De kosten worden alleen vergoed op verzoek van de belanghebbende en voor zover het bestreden besluit wordt herroepen wegens aan een bestuursorgaan te wijten onrechtmatigheid. Het Besluit proceskosten bestuursrecht geeft verdere invulling aan artikel 7:15, tweede lid, Algemene wet bestuursrecht. Dit besluit geeft in algemene zin aan welke kosten voor vergoeding in aanmerking komen en op welke wijze de hoogte van de vergoeding moet worden vastgesteld.

Geen volledige schadevergoeding, maar een tegemoetkoming

Uit de wetsgeschiedenis blijkt dat de regeling in het Besluit proceskosten bestuursrecht niet is bedoeld als een volledige schadevergoeding, maar als een tegemoetkoming in de kosten van de (bezwaar)procedure. Voor een vergoeding van de werkelijke proceskosten – in afwijking van forfaitaire regels van het Besluit proceskosten bestuursrecht – is slechts plaats onder bijzondere omstandigheden (zie artikel 2, derde lid, van het Besluit proceskosten bestuursrecht).

Welke kosten kunnen vergoed worden?

In het Besluit proceskosten bestuursrecht, dat niet alleen geldt voor het fiscale maar voor het hele bestuursrecht, worden de volgende kostensoorten genoemd:

  • a.

    kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;

  • b.

    kosten van getuigen en deskundigen;

  • c.

    reis- en verblijfkosten;

  • d.

    verletkosten;

  • e.

    kosten van uittreksels uit openbare registers, telegrammen, internationale telexen, internationale faxen en internationale telefoongesprekken;

  • f.

    kosten van het als gemachtigde optreden van een arts in zaken waarin enig wettelijk voorschrift verplicht tot tussenkomst van een gemachtigde die arts is.

Kosten van door een derde verleende rechtsbijstand

Een van de belangrijkste kostensoorten zijn de kosten van door een derde verleende rechtsbijstand. Het gaat dan om de kosten gemaakt voor rechtsbijstand door een belastingadviseur of een andere professionele rechtsbijstandverlener. De hoogte van de vergoeding is afhankelijk van de verrichte proceshandelingen (indienen bezwaarschrift, verschijnen op hoorzitting).

Aantal punten per proceshandeling

Handeling

Aantal punten

Indienen bezwaarschrift

1

Verschijnen op hoorzitting

1

Verschijnen op nadere hoorzitting

0,5

Per punt bedraagt de vergoeding maximaal € 218,--.

Voorbeeld:

Meneer Janssen maakt met succes bezwaar tegen de WOZ-waarde van zijn woning met hulp van een belastingadviseur. De adviseur dient alleen een bezwaarschrift in.

De vergoeding bedraagt bij een gemiddelde zwaarte van de zaak € 218 x 1 punt (1 proceshandeling, te weten het indienen bezwaarschrift) x 1 punt voor de zwaarte van de zaak (wegingsfactor).

Zoals hiervoor aangegeven is de hoogte van de vergoeding afhankelijk van de vraag of een zaak aangemerkt wordt als ‘zeer licht’, ‘licht’, ‘gemiddeld’, ‘zwaar’ of ‘zeer zwaar’. De regelgeving geeft niet exact aan hoe de zwaarte van een zaak wordt bepaald. Normaal gesproken wordt het gewicht van een zaak als gemiddeld aangemerkt, waarvoor de wegingsfactor één geldt. Een lichter of zwaarder gewicht moet worden gemotiveerd. Het gewicht wordt bepaald door de aard, het belang en de ingewikkeldheid van een zaak en dus niet (alleen) het financiële belang zoals onder het tot

1 september 1999 geldende Besluit proceskosten fiscale procedures (zie arrest van de Hoge Raad van 28 februari 2003, onder meer gepubliceerd in BNB 2003/155, V-N 2003/29.8). In een WOZ-zaak geldt hetzelfde voor (het in geschil zijnde gedeelte van) de vastgestelde waarde of het bedrag waarmee de waarde wordt verminderd (vergelijk het arrest van de Hoge Raad van 21 februari 2001, nummer 35 875, onder meer gepubliceerd in BNB 2001/152). Het financiële belang is dus niet doorslaggevend. Dit is de reden dat in de beleidsregels van de gemeente Tubbergen niet alleen wordt aangesloten bij het in geding zijnde aanslagbedrag/de in geding zijnde WOZ-waarde. Dergelijke beleidsregels die alleen aansluiten bij het financiële belang worden in een beroepsprocedure door de belastingrechter buiten toepassing verklaard (zie bijvoorbeeld Hof Amsterdam 15 augustus 2008, nr. 07/0181, LJN: BF0084).

De kosten worden alleen vergoed als er sprake is van beroepsmatig door een derde verleende rechtbijstand. De vraag of er sprake is van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, wordt niet in deze beleidsregels beantwoord maar aan de hand van de jurisprudentie.

Overig

Tegelijk met de uitspraak op het bezwaar besluit de gemeente op het verzoek om een proceskostenvergoeding. Tegen de beslissing over de proceskosten kan de belanghebbende beroep instellen bij Rechtbank Almelo.

Artikelsgewijze toelichting

Hieronder volgt per artikel van de beleidsregels een korte toelichting.

Artikel 1

De beleidsregels hebben betrekking op:

  • -

    de kosten van een bezwaarprocedure;

  • -

    bezwaar tegen een WOZ-beschikking of een aanslag gemeentebelastingen van de gemeente Tubbergen.

Artikel 2

Voor de duidelijkheid wordt hier de regel weergegeven dat in beginsel moet uitgegaan worden van een gemiddelde zwaarte van de zaak (bijbehorende wegingsfactor één). Het belang van de zaak en de ingewikkeldheid kunnen reden zijn om van deze wegingsfactor af te wijken.

Het tweede lid en derde lid noemen vervolgens een aantal situaties waar kan worden volstaan met een wegingsfactor van 0,25 (zeer lichte zaak) dan wel 0,5 (lichte zaak).

Artikel 3

Dit artikel voegt voor bezwaren tegen de WOZ-beschikking enkele situaties toe waarin kan worden volstaan met een wegingsfactor van 0,25 of 0,5. Hoewel uit de jurisprudentie volgt dat de waardevermindering van de onroerende zaak niet doorslaggevend is bij het bepalen van de wegingsfactor, is er toch voor gekozen om een lage wegingsfactor te hanteren wanneer het gaat om zeer kleine waardeverminderingen (tot € 10.000).

De bepaling in onderdeel c van het tweede lid ziet op de situatie waarin een taxatierapport wordt ingediend met daarbij een bezwaarschrift dat niet veel meer om handen heeft dan een ‘begeleidend schrijven’ bij het taxatierapport. Rechtbank Amsterdam is in zo’n geval van mening dat voor de kosten van rechtsbijstand kan worden volstaan met een wegingsfactor 0,25 (zeer licht), zie Rb Amsterdam 20 december 2010, nr. AWB 10/3886, LJN: BO8903.

Artikel 4

Het moet hier gaan om een taxatierapport dat speciaal ten behoeve van de lopende bezwaar- of beroepsprocedure is vervaardigd. De vergoeding bestaat uit een aantal uren vermenigvuldigd met een ter plaatse geldend marktconform uurtarief voor de taxatietechnische werkzaamheden.

  • -

    woningen maximaal 5 uur x € 50

  • -

    courante niet-woningen maximaal 8 uur x € 60

  • -

    incourante niet-woningen maximaal 10 uur x € 70

Deze uurtarieven worden verhoogd met omzetbelasting, tenzij de belanghebbende recht heeft op vooraftrek en de btw dus niet op hem drukt (Hoge Raad 9 juli 1999, onder meer gepubliceerd in BNB 1999/377).

Bij het bepalen van de uurtarieven is rekening gehouden met het feit dat de werkzaamheden bestaande uit het opstellen van een taxatierapport niet van wetenschappelijke of bijzondere aard zijn. Dit is reden om uurtarieven te hanteren die lager liggen dan het maximale uurtarief van

€ 81,23 (zie jurisprudentie waaronder recent Rechtbank ’s-Gravenhage, 24 november 2010, nr. 10/1977). Rechtbank Amsterdam overweegt in een uitspraak van 20 december 2010 als volgt: “Gelet op de inhoud van de overgelegde taxatierapporten, welke behelzen algemene omschrijvingen van de objecten en verwijzingen naar referentieverkopen ter onderbouwing van de getaxeerde waarde, acht de rechtbank een vergoeding van de kosten tegen de helft van het maximumtarief (i.e. € 40,61) niet onredelijk”.

Artikel 5

In sommige situaties (bijvoorbeeld wanneer er een persoonlijke verhouding bestaat tussen de belanghebbende en de rechtsbijstandverlener) kan er twijfel ontstaan of er daadwerkelijk kosten in rekening zijn gebracht en/of betaald. Van een belanghebbende kan in een dergelijk geval bewijs worden verlangd van de gemaakte kosten. De belanghebbende kan dit bewijs leveren door overlegging van een declaratie en eventueel van bewijs van betaling, of op andere wijze.

De vergoeding wordt uitbetaald aan degene ten aanzien van wie de beschikking is genomen of degene die gemachtigd is de betaling in ontvangst te nemen. Dat laatste conform een uitspraak van Rechtbank Arnhem van 7 december 2010, nr. AWB 10/1641, LJN: BO8525.