Regeling vervallen per 01-01-2019

Verordening rechtspositie raadsleden en wethouders Tytsjerksteradiel (2015)

Geldend van 01-12-2015 t/m 31-12-2018 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2015

Intitulé

Verordening rechtspositie raadsleden en wethouders Tytsjerksteradiel (2015)

Hoofdstuk I Voorzieningen voor raadsleden

Artikel 1 Reis- en verblijfkosten

  • 1. Aan raadsleden worden de ten behoeve van de gemeente gemaakte reis- en verblijfkosten in verband met reizen buiten het grondgebied van de gemeente ter uitvoering van een beslissing van het presidium vergoed.

  • 2. De hoogte van de vergoeding als bedoeld in het eerste lid is:

    • a.

      voor wat betreft de verblijfkosten gebaseerd op het reisbesluit binnenland, met dien verstande dat de vergoeding lager wordt vastgesteld als de fiscus de onbelaste vergoeding lager heeft vastgesteld dan de vergoedingen zoals opgenomen in het reisbesluit binnenland;

    • b.

      voor wat betreft de reiskosten gelijk aan het overeenkomstig in artikel 4, onderdeel a en b, van de Regeling rechtspositie wethouders bepaalde.

  • 3. De reis- en verblijfkosten worden alleen vergoed als deze gedeclareerd worden overeenkomstig de bepalingen in deze verordening.

Artikel 2 Buitenlandse excursie of reis

  • 1. De gemeenteraad kan een delegatie uit de gemeenteraad of een raadscommissie toestemming verlenen voor een excursie of reis naar het buitenland als deze door of vanwege de gemeente wordt georganiseerd. De gemeenteraad kan aan de toestemming voorwaarden verbinden.

  • 2. De in redelijkheid gemaakte reis- en verblijfkosten komen voor rekening van de gemeente.

  • 3. De hoogte van de vergoeding verblijfkosten is gebaseerd op het reisbesluit buitenland, met dien verstande dat de vergoeding lager wordt vastgesteld als de fiscus de onbelaste vergoeding lager heeft vastgesteld dan de vergoedingen zoals opgenomen in het reisbesluit buitenland.

Artikel 3 Scholing

  • 1. Raads- of commissieleden die aan scholing als bedoeld in artikel 13, eerste lid van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden willen deelnemen, die niet door of namens de gemeente wordt aangeboden of verzorgd, dienen daartoe vooraf een gemotiveerde aanvraag in bij de griffier.

  • 2. De aanvraag bedoeld in het eerste lid gaat vergezeld van inhoudelijke informatie en een kostenspecificatie.

  • 3. Kosten van scholing die wordt georganiseerd door de beroepsvereniging van raadsleden of door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten komt altijd voor vergoeding door de gemeente in aanmerking als voldaan wordt aan de voorwaarden genoemd in het eerste lid.

  • 4. In artikel 4 zijn nadere regels gesteld met betrekking tot de maximale vergoeding.

  • 5. Aanvragen die niet overeenkomstig de bepalingen in deze verordening worden ingediend komen niet voor vergoeding in aanmerking.

  • 6. In voorkomende gevallen beslist het presidium.

Artikel 4 Nadere regels scholing

  • 1. Alleen kosten voor niet-partijpolitiek georiënteerde functionele scholing komt voor vergoeding in aanmerking.

  • 2. De voorkeur gaat uit naar scholing / training die in principe gericht is op de gehele raad.

  • 3. Daarnaast kunnen raadsleden een gemotiveerde aanvraag indienen bij het presidium voor een individuele scholing / training.

  • 4. Het budget is bepalend: kosten voor scholing / training mogen het jaarlijks beschikbare budget niet overstijgen.

  • 5. Het presidium bepaalt welke scholing / training voor de raad als geheel wordt georganiseerd.

  • 6. Het presidium bepaalt ook welke individuele verzoeken om scholing / training worden gehonoreerd.

Artikel 5 Computer en internetverbinding

  • 1. Het raadslid ontvangt een vergoeding voor het gebruik van een eigen computer met bijbehorende apparatuur en software.

  • 2. De vergoeding bedraagt maandelijks 1/48 deel van de feitelijke aanschafwaarde van de computer, bijbehorende apparatuur en software, zolang de afschrijvingstermijn van vier jaren nog niet is verlopen.

  • 3. Raadsleden die voor een vergoeding als bedoeld in lid 2 in aanmerking willen komen, dienen daarvoor bij de griffier een aanvraag in vergezeld van de bewijsstukken van de aanschaf van de computer, bijbehorende apparatuur en software.

  • 4. Het presidium stelt aan het begin van de raadsperiode de maximumhoogte van de aanschafwaarde van de noodzakelijke computer, apparatuur en software vast.

  • 5. Op aanvraag komt een raadslid in aanmerking voor een vergoeding voor de aanleg- en abonnementskosten voor een internetverbinding voor de computer bedoeld in dit artikel. Deze vergoeding bedraagt ten hoogste € 10 per maand, waarbij alleen in aanmerking komen de extra abonnementskosten die gemaakt worden voor een goede vervulling van het raadslidmaatschap.

Artikel 6 Werkkostenregeling

Gezien de Wet op de loonbelasting 1964 wijst de gemeente als eindheffingsbestanddeel als bedoeld in artikel 31, eerste lid, onderdeel f, van die wet aan de vergoedingen en verstrekkingen als bedoeld in artikel 13a van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden.

Hoofdstuk II Voorzieningen voor wethouders

Artikel 7 Reiskosten woon-werkverkeer

  • 1. Wethouders hebben recht op een vergoeding van de kosten voor woon-werkverkeer, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3 van de Regeling rechtspositie wethouders, met dien verstande dat geen tegemoetkoming wordt verstrekt als de enkele reisafstand 10 kilometer of minder bedraagt.

  • 2. Er bestaat maximaal twee keer per dag recht op een enkele reis vergoeding woon-werkverkeer.

  • 3. De reiskosten als bedoeld in het eerste lid worden alleen vergoed als deze gedeclareerd worden overeenkomstig de bepalingen in deze verordening.

Artikel 8 Zakelijke reis- en verblijfskosten

  • 1. Wethouders hebben recht op een vergoeding voor reis- en verblijfkosten voor reizen gemaakt voor de uitoefening van het ambt overeenkomstig het bepaalde in artikel 4 van de Regeling rechtspositie wethouders.

  • 2. De reis- en verblijfskosten als bedoeld in het eerste lid worden alleen vergoed als deze gedeclareerd worden overeenkomstig de bepalingen in deze verordening.

  • 3. De hoogte van de vergoeding verblijfkosten is gebaseerd op het reisbesluit binnenland, met dien verstande dat de vergoeding lager wordt vastgesteld als de fiscus de onbelaste vergoeding lager heeft vastgesteld dan de vergoedingen zoals opgenomen in het reisbesluit binnenland.

Artikel 9 Dienstauto

  • 1. Wethouders kunnen voor reizen ten behoeve van de gemeente gebruik maken van een dienstauto met of zonder chauffeur. Onder dienstauto wordt voor de toepassing van dit artikel mede verstaan een door de gemeente ingehuurde auto.

  • 2. De dienstauto met of zonder chauffeur kan door de wethouders ook worden gebruikt voor het woon-werkverkeer en voor reizen ten behoeve van nevenfuncties die de wethouders vervullen uit hoofde van het ambt.

  • 3. Als de wethouders gebruikmaken van een dienstauto dan hebben zij voor die reizen geen recht op een tegemoetkoming voor de reiskosten.

  • 4. Als de wethouders voor reizen ten behoeve van in het tweede lid bedoelde nevenfuncties gebruikmaken van de dienstauto en daarvoor een vergoeding van reiskosten ontvangen wordt die vergoeding in de gemeentelijke kas gestort.

Artikel 10 Buitenlandse dienstreis

  • 1. Als de wethouders in het gemeentelijk belang een reis buiten Nederland maken worden de in redelijkheid gemaakte noodzakelijke reis- en verblijfkosten vergoed.

  • 2. Voor een reis in het gemeentelijk belang buiten Nederland, niet zijnde een reis naar een Europese instelling, is vooraf toestemming van het college vereist. De gemeenteraad kan aan deze toestemming voorwaarden verbinden.

  • 3. De hoogte van de vergoeding verblijfkosten is gebaseerd op het reisbesluit buitenland, met dien verstande dat de vergoeding lager wordt vastgesteld als de fiscus de onbelaste vergoeding lager heeft vastgesteld dan de vergoedingen zoals opgenomen in het reisbesluit buitenland.

Artikel 11 Computer en internetverbinding

  • 1. De wethouders aan wie een computer, bijbehorende apparatuur en software in bruikleen ter beschikking wordt gesteld, tekenen hiervoor een bruikleenovereenkomst met de gemeente.

  • 2. De vergoeding voor de aanleg- en abonnementskosten voor een internetverbinding voor een computer bedraagt ten hoogste € 10 per maand, waarbij alleen in aanmerking komen de extra abonnementskosten die gemaakt worden voor een goede vervulling van het wethouderschap.

  • 3. Een aanvraag om een vergoeding als bedoeld in dit artikel wordt gedaan bij de gemeentesecretaris en gaat vergezeld van de benodigde bewijsstukken.

Artikel 12 Communicatieapparatuur

De wethouders aan wie communicatieapparatuur in bruikleen ter beschikking wordt gesteld tekenen hiervoor een bruikleenovereenkomst met de gemeente.

Artikel 13 Reis- en pensionkosten en verhuiskosten bij benoeming

De wethouders die bij benoeming nog niet over woonruimte in de gemeente beschikken hebben ten laste van de gemeente aanspraak op vergoeding van:

  • a.

    reis- en pensionkosten overeenkomstig het bepaalde in artikel 1 van de Regeling rechtspositie wethouders, en

  • b.

    verhuiskosten in verband met de benoeming als wethouder overeenkomstig het bepaalde in artikel 2 van de Regeling rechtspositie wethouders.

Artikel 14 Werkkostenregeling

Gezien de Wet op de loonbelasting 1964 wijst de gemeente als eindheffingsbestanddeel als bedoeld in artikel 31, eerste lid, onderdeel f, van die wet aan de vergoedingen en verstrekkingen als bedoeld in artikel 28a van het Rechtspositiebesluit wethouders.

Hoofdstuk III De procedure van declaratie

Artikel 15 Betaling vaste vergoedingen

De betaling van de vergoeding voor werkzaamheden, de bezoldiging voor wethouders op grond van het Rechtspositiebesluit wethouders, de onkostenvergoedingen en declaraties geschiedt maandelijks of in maandelijkse termijnen als er sprake is van een vergoeding op jaarbasis tenzij het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden, het Rechtspositiebesluit wethouders of de Regeling rechtspositie wethouders anders bepalen.

Artikel 16 Rechtstreekse facturering bij de gemeente

  • 1. Raadsleden en wethouders dragen ten behoeve van het vergoeden van kosten zorg voor rechtstreekse toezending van de factuur aan de gemeente.

  • 2. De factuur wordt ter goedkeuring ingediend bij de griffier, respectievelijk de gemeentesecretaris, of een daartoe aangewezen ambtenaar.

Artikel 17 Declaratie van vooruit betaalde kosten

  • 1. De declaratie van de kosten die uit eigen middelen vooruit zijn betaald en de vergoeding van reiskosten met de eigen auto vindt plaats door gebruikmaking van de door de gemeente beschikbaar gestelde formulieren voor reis- en verblijfskosten.

  • 2. Het formulier wordt binnen twee maanden na de betaling cq de datum van de gemaakte rit volledig ingevuld en ondertekend door het raadslid respectievelijk de wethouder en ter goedkeuring ingediend bij de griffier, respectievelijk de gemeentesecretaris, of een daartoe aangewezen ambtenaar, onder bijvoeging van de bewijsstukken

Artikel 18 Gebruik creditcard

  • 1. Er kan door wethouders gebruik worden gemaakt van een gemeentelijke creditcard voor het doen van uitgaven die voor vergoeding of tegemoetkoming ten laste van de gemeente in aanmerking komen.

  • 2. De vergoeding van reis- en verblijfkosten in het buitenland kan plaatsvinden door gebruikmaking van de gemeentelijke creditcard.

  • 3. Verantwoording van de betaling met de creditcard vindt plaats door gebruikmaking van een door de gemeente vastgesteld formulier, volledig in te vullen en te ondertekenen door de wethouder voor wie de kosten zijn gemaakt. Het formulier wordt binnen één maand na gebruik ter goedkeuring ingediend bij de gemeentesecretaris.

  • 4. Niet tijdige inlevering van het formulier heeft, tenzij er sprake is overmacht, tot gevolg dat de gemaakte kosten voor rekening van de wethouder komen.

  • 5. Bij beëindiging van het ambt van wethouder wordt de creditcard onverwijld ingeleverd.

  • 6. Verlies of diefstal van de creditcard wordt onverwijld gemeld bij de betreffende creditcardmaatschappij en de gemeente. Het eigen risico bij verlies en diefstal komt voor rekening van de gemeente, mits geen sprake is van verwijtbaar roekeloos gedrag.

Hoofdstuk IV Citeertitel en inwerkingtreding

Artikel 19 Intrekking oude regeling

De Verordening rechtspositie wethouders, raads- en commissieleden 2008 wordt ingetrokken.

Artikel 20 Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking op 1 december 2015 en werkt terug tot en met 1 januari 2015.

Artikel 21 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening rechtspositie raadsleden en wethouders Tytsjerksteradiel (2015).

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de Raad van de gemeente Tytsjerksteradiel van 19 november 2015.
De Raad voornoemd,
de griffier de voorzitter
mr. S.K. Dijkstra drs. E.J. ter Keurs

Toelichting

Algemeen

Wettelijke regelingen

De regeling van de rechtspositie van wethouders, raadsleden en leden van gemeentelijke commissies vindt op drie of vier niveaus plaats, te weten bij wet, algemene maatregel van bestuur (AMvB), ministeriële regeling (alleen wethouders) en gemeentelijke verordening. Wettelijk is voor wethouders in de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers (Appa) de uitkering na aftreden en het pensioen geregeld. In de Gemeentewet is aangegeven dat de nadere invulling van de rechtspositie van wethouders, raads- en commissieleden moet worden geregeld bij of krachtens de wet (AMvB en ministeriële regeling). Daartoe zijn tot stand gekomen het Rechtspositiebesluit wethouders en het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden. In een ministeriële regeling, de Regeling rechtspositie wethouders, zijn sommige vergoedingen nader uitgewerkt. In deze wetten en nadere regelgeving zijn alle voor de rechtspositie van belang zijnde onderwerpen geregeld. Een aantal voorzieningen, zoals de hoogte van de bezoldiging en de verschillende onkostenvergoedingen, is in de rechtspositiebesluiten overwegend geregeld in dwingendrechtelijke bepalingen.

De vergoedingen en regelingen voor raadsleden en wethouders die bij of krachtens de wet (lees Gemeentewet, rechtspositiebesluit of regeling) dwingendrechtelijk geregeld zijn, zijn niet opgenomen in deze verordening. Dit betreft de vergoedingen voor:

  • 1.

    de onkostenvergoedingen voor raadsleden en wethouders

  • 2.

    de toelage voor fractievoorzitters, leden van de vertrouwenscommissie, leden van de rekenkamerfunctie bedoeld in artikel 81oa Gemeentewet, dan wel van onderzoekscommissie zoals bedoeld in artikel 115a, derde lid Gemeentwet

  • 3.

    de compensatiemaatregelen voor raads- en commissieleden als zij een WW, BWOO of arbeidsongeschiktheidsuitkering hebben

  • 4.

    de verstrekking van een computer

  • 5.

    de voorzieningen bij ziekte en dienstongeval

  • 6.

    de vergoeding voor de waarneming van het voorzitterschap van de gemeenteraad

  • 7.

    de voorzieningen bij tijdelijk ontslag wegens zwangerschap en bevalling of ziekte

  • 8.

    de tegemoetkoming in de ziektekosten

  • 9.

    voorzieningen voor raads- en commissieleden en wethouders met een fysieke beperking

  • 10.

    de bezoldiging van de wethouders.

Hoofdlijnen gemeentelijke verordening

In de verordening zijn bepalingen opgenomen inzake de rechtspositie van wethouders en raadsleden voor zover die niet dwingend geregeld is in hogere wet- en regelgeving. De grondslag hiervoor is te vinden in de Gemeentewet en genoemde rechtspositiebesluiten. Buiten hetgeen hun bij of krachtens de wet is toegekend genieten wethouders als zodanig geen inkomsten, in welke vorm dan ook, ten laste van de gemeente (artikel 44 van de Gemeentewet). Dit betekent dat de rechtspositionele aanspraken voor zittende wethouders uitsluitend te vinden zijn in respectievelijk de Gemeentewet, het Rechtspositiebesluit wethouders, de Regeling rechtspositie wethouders en de plaatselijke Verordening rechtspositie raadsleden en wethouders. Gewezen wethouders ontlenen hun aanspraak op een ontslaguitkering en pensioen aan de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers.

Een soortgelijke bepaling als artikel 44 is voor raadsleden opgenomen in artikel 99 van de Gemeentewet. Het tweede lid van die bepaling voegt daaraan toe dat bij gemeentelijke verordening aan raadsleden voordelen, anders dan in de vorm van vergoedingen en tegemoetkomingen, mogen worden toegekend. Daarvoor is wel de goedkeuring van gedeputeerde staten vereist.

De rechtspositionele aanspraken voor raadsleden zijn dan ook uitsluitend te vinden in respectievelijk de Gemeentewet, het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden en de plaatselijke Verordening rechtspositie raadsleden en wethouders.

De arbeidsverhouding van de wethouder en het raadslid

Raadsleden zijn niet in dienstbetrekking bij de gemeente. De gemeente is dus niet de werkgever. Dat betekent bijvoorbeeld dat zij voor zover het betreft het raadslidmaatschap niet vallen onder de werknemersverzekeringen zoals de Werkloosheidswet, Ziektewet en WIA. Omdat er geen dienstbetrekking met de gemeente is vallen raadsleden niet onder de Wet op de loonbelasting 1964 maar worden hun inkomsten getoetst aan de Wet inkomstenbelasting 2001. Wel kan een raadslid opteren voor de loonbelasting door te kiezen voor het fictief werknemerschap (zie hieronder).

Wethouders zijn ingevolge de Ambtenarenwet als benoemde bestuurders in openbare dienst aangesteld en vallen onder de werking van die wet. Echter de bepalingen over het materiële ambtenarenrecht uit de Ambtenarenwet zijn niet van toepassing op wethouders. Hun rechtspositie wordt, zoals hiervoor is aangegeven, beheerst door specifieke wet- en regelgeving. De aanstelling in openbare dienst houdt voor de toepassing van de fiscale wetgeving in dat sprake is van een arbeidsverhouding die als dienstbetrekking wordt aangemerkt. Dit betekent dat wethouders direct onder de werking van de Wet op de loonbelasting vallen. Wethouders vallen niet onder de werking van de Ziektewet, Werkloosheidswet en WIA. Evenmin geldt voor hen de pensioenvoorziening bij het ABP. De uitkering na aftreden en ouderdoms- en nabestaandenpensioen zijn voor wethouders geregeld in de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers (Appa).

De loon- en inkomstenbelasting

Opting-in-regeling

Raadsleden kunnen opteren voor de loonbelasting. Het raadslid kan met de gemeente overeenkomen dat deze loonheffing inhoudt. Dat wordt de ‘opting-in-regeling’ genoemd. De administratie van de gemeente is zodanig ingericht dat wordt voldaan aan de daaraan gestelde wettelijke eisen. In een gezamenlijke verklaring melden de gemeente en het raadslid aan de Belastingdienst dat wordt geopteerd voor de loonbelasting. Als gezamenlijk wordt gekozen voor het loonbelastingsysteem, dan draagt de gemeente de ingehouden loonheffing af aan de Belastingdienst. Omdat een raadslid geen werknemer in de formele zin van het woord is, valt hij zoals gezegd vanwege het raadslidmaatschap niet onder de sociale zekerheidswetgeving. Om die reden worden over de raadsvergoeding ook geen premies sociale zekerheid ingehouden. De inkomsten worden als loon belast in box 1. Het raadslid hoeft in dat geval geen administratie bij te houden.

Fiscale standaardpositie

Als niet voor de loonbelasting wordt geopteerd, dan geldt voor het raadslid dat hij voor de Wet inkomstenbelasting 2001 resultaat uit een werkzaamheid geniet. In dat geval is het winstsysteem van toepassing. Betrokkene moet dan alle ontvangsten verantwoorden als winst en kan de gemaakte kosten daarop in mindering brengen. Raadsleden die gekozen hebben voor de standaardregeling zullen dan ook over de netto-onkostenvergoeding inkomstenbelasting moeten betalen, tenzij zij aan de hand van bewijsmateriaal aan kunnen tonen dat de vergoeding is besteed aan onkosten voortvloeiend uit het raadslidmaatschap.

Betrokkenen kunnen bij de aangifte inkomstenbelasting hun werkelijke beroepskosten, met inachtneming van een aantal wettelijke beperkingen en normeringen, in mindering brengen op hun belastbaar inkomen (belastbare resultaat). De gemeente dient jaarlijks alle betalingen en verstrekkingen op grond van deze verordening aan de Belastingdienst te melden middels een opgave IB47. Verstrekkingen moeten naar de waarde in het economische verkeer worden opgegeven. Het daadwerkelijk zakelijk gebruik leidt dan tot aftrek.

Eenmalige keuze per zittingsperiode

De keuze om al of niet te opteren voor de loonbelasting kan voor het raadslid ingrijpende gevolgen hebben. De beslissing om voor de loonbelasting te opteren kan eenmaal per zittingsperiode worden gemaakt en geldt in beginsel voor de (resterende) zittingsperiode. Wel kan betrokkene als spijtoptant terugkomen op deze beslissing voor de resterende periode. Opteren voor de loonbelasting hoeft niet bij aanvang van de zittingsperiode te gebeuren, maar kan ook gedurende de zittingsperiode voor de resterende periode.

De vergoedingensystematiek

Voor de uitoefening van het politieke ambt moeten bestuurders niet het eigen inkomen hoeven aan te spreken. Een adequate vergoedingssystematiek is daarom van belang. Waar er functionele uitgaven zijn, verdient het aanbeveling terughoudend te zijn met een financieringswijze waarin de bestuurder deze uit eigen middelen vooruit betaalt en de gemeente ze terugbetaalt. Eigen middelen en publieke middelen moeten zo veel mogelijk gescheiden worden gehouden. Vanuit die overweging heeft het de voorkeur de kosten direct in rekening te brengen bij de gemeente. Aan de mogelijkheid om zo nodig declaraties in te dienen zal echter behoefte blijven bestaan.

Controle en verantwoording

Voor de bestuurlijke uitgaven is – net als voor de besteding van alle andere publieke middelen – transparantie van groot belang. Daartoe dienen enerzijds inzichtelijke regels en richtlijnen die voor het vergoedingen- en voorzieningenstelsel gelden en anderzijds een duidelijke verantwoording van het daadwerkelijk gebruik. Op deze wijze kan worden voorkomen dat er onnodige discussies plaatsvinden omtrent het gebruik van onkostenregelingen of voorzieningen door gemeentebestuurders en over de eventueel verschuldigde belasting.

Dat is ook in hun belang omdat zij hun functie moeten kunnen uitoefenen zonder te worden gehinderd door onzekerheden omtrent de financiering van de functionele uitgaven. Daartoe is vereist dat er een zodanig sluitende financiële en administratieve organisatie is ingericht dat er vertrouwen kan bestaan omtrent de juistheid en rechtmatigheid van de uitgaven.

In hoofdstuk III is in verband hiermee, in aanvulling op de in de beheers- en controleverordening vastgestelde regels, een aantal belangrijke procedures vastgelegd over rechtstreekse facturering van functionele uitgaven, declaratie van vooruitbetaalde kosten en het gebruik van creditcards. Daarnaast moeten in de bruikleenovereenkomsten heldere afspraken vastgelegd over het gebruik van computer- en communicatieapparatuur die beschikbaar wordt gesteld voor de uitoefening van de politieke functie. In aanvulling hierop is een gedragscode ontwikkeld waarin nadere gedragsregels zijn vastgelegd.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1 Reis- en verblijfkosten raadsleden

De Gemeentewet voorziet niet in een vergoeding voor ‘woon-werkverkeer’ voor raadsleden. Het is dan ook in strijd met artikel 99 van de Gemeentewet als raadsleden van de gemeente een vergoeding ontvangen voor reizen binnen het grondgebied van de gemeente.

Artikel 97 van de Gemeentewet voorziet voor raadsleden wel in een vergoeding van de reis- en verblijfkosten voor reizen buiten het grondgebied van de gemeente ter uitvoering van een beslissing van het gemeentebestuur. Het gaat hierbij niet om reizen die raadsleden op eigen initiatief maken, maar waarbij zij de gemeente(raad) vertegenwoordigen. Het presidium bepaalt of hiervan sprake is.

De vergoeding voor noodzakelijke en redelijkerwijs gemaakte verblijfkosten is niet nader ingevuld. Daarmee is dit een lokale aangelegenheid

Omdat in het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden verder geen eigen vergoedingsregeling is opgenomen, is aansluiting gezocht bij het reisbesluit binnenland + fiscaal onbelaste verblijfskosten

Voor raadsleden die niet hebben geopteerd voor de loonbelasting geldt dat de verstrekte vergoedingen bij de aangifte inkomstenbelasting als opbrengst moeten worden verantwoord. De reiskosten kunnen binnen de geldende randvoorwaarden als aftrekbare beroepskosten worden opgevoerd.

Artikelen 2 en 10 Buitenlandse dienstreis

Gemeenteraden, delegaties daaruit of wethouders maken wel eens in het gemeentelijk belang excursies of reizen naar het buitenland. Hiervoor moet de gemeenteraad, respectievelijk het college expliciet toestemming verlenen. De reis of excursie wordt in alle gevallen door of vanwege de gemeente georganiseerd.

Bij buitenlandse dienstreizen in het gemeentelijk belang kunnen aan de wethouder de in redelijkheid gemaakte werkelijke reis- en verblijfkosten worden vergoed. De tarieven in het voor het rijkspersoneel geldende Reisbesluit buitenland zijn daarbij richtsnoer + maximum onbelaste verblijfskosten

Voor raadsleden die niet hebben geopteerd voor de loonbelasting geldt dat de vergoedingen en verstrekkingen naar de waarde in het economische verkeer bij de aangifte inkomstenbelasting als opbrengst moeten worden verantwoord en dat de gemaakte kosten binnen de geldende randvoorwaarden als aftrekbare beroepskosten kunnen worden opgevoerd.

Artikel 3 en 4 Scholing

Op grond van artikel 13 lid 1 van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden komt niet partij-politiek georiënteerde scholing in verband met de vervulling van de functie van raads- of commissielidmaatschap ten laste van de gemeente. In deze artikelen is de procedure verder uitgewerkt

Gezien de aard en duur van het ambt liggen voor raadsleden opleidingen voor de hand die gericht zijn op het persoonlijk functioneren in het ambt.

Scholing is functiegericht als zij beoogt de voor de functie benodigde vakkennis en vaardigheden te verwerven dan wel actueel te houden.

Onder deze scholingskosten worden verstaan de cursus- en lesgelden, de kosten van het studiemateriaal, examen- en diplomakosten en de aanschafkosten van verplicht gesteld studiemateriaal, alsmede reis- en verblijfkosten in het kader van de opleiding.

De raad kan nadere regels stellen omtrent het maximale bedrag voor de scholing die voor vergoeding in aanmerking komt. Deze zijn in Tytsjerksteradiel opgenomen in artikel 4.

Het zesde lid van artikel 3 bevat een hardheidsclausule. Mocht de griffier behoefte hebben aan extra oordeel of de gevraagde vergoeding binnen de geldende regels voor vergoeding in aanmerking komt, dan kan het presidium om een oordeel gevraagd worden.

Voor raadsleden die niet hebben geopteerd voor de loonbelasting geldt dat de vergoedingen en verstrekkingen naar de waarde in het economische verkeer bij de aangifte inkomstenbelasting als opbrengst moeten worden verantwoord en dat de gemaakte kosten binnen de geldende randvoorwaarden als aftrekbare beroepskosten kunnen worden opgevoerd.

Artikel 5 Computer en internetverbinding

In het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden is geregeld dat het raadslid van de gemeente een computer in bruikleen krijgt verstrekt of een vergoeding ontvangt voor de aanschaf of het gebruik van zijn eigen computer. De vergoeding is daarom niet in strijd met artikel 99 van de Gemeentewet. Deze aanspraken kunnen echter alleen worden verstrekt wanneer dat is vastgelegd in een verordening.

Met de invoering van de werkkostenregeling wordt de verstrekking van een computer in bruikleen of een vergoeding voor aanschaf of gebruik van een eigen computer als eindheffingsbestanddeel aangemerkt. Als de computer noodzakelijk is voor de uitoefening van het raadslidmaatschap en dat is met het invoeren van het papierloos vergaderen het geval, dan kan dit eindheffingsbestanddeel aangemerkt worden als gerichte vrijstelling. De vergoeding of verstrekking is daarmee belastingvrij.

Het presidium stelt voor ervan uit te gaan dat een raadslid zelf beschikt over de noodzakelijke computer, bijbehorende apparatuur en software dan wel dat het raadslid deze aan het begin van de raadsperiode zelf aanschaft.

In verband met fiscale regels is het niet toegestaan om elk raadslid een vaste vergoeding te verstrekken. De hoogte van de vergoeding moet gebaseerd zijn op de werkelijke waarde van de computer met toebehoren op het moment van gebruik voor het raadswerk. Op aanvraag kan een raadslid de gemaakte kosten voor aanschaf van noodzakelijke computerapparatuur declareren bij de gemeente. Deze kosten worden omgerekend naar een maandelijkse vergoeding, rekening houdend met een afschrijvingstermijn van vier jaren. De gemeente verstrekt het raadslid de vergoeding maandelijks, tegelijk met de raadsvergoeding. Deze vergoeding wordt toegekend met ingang van het moment dat de computer wordt gebruikt voor het raadswerk en het raadslid een verzoek voor een vergoeding heeft ingediend en eindigt op de datum van aftreden of eerder als de afschrijvingstermijn is verlopen.

Bij aanvang van een nieuwe raadsperiode stelt het presidium vast welke apparatuur en software voor die periode noodzakelijk is, incl. de prijsbepaling. Deze prijsbepaling bepaalt de maximaal te declareren vergoeding. Door de overstap van Tytsjerksteradiel op digitaal, papierloos vergaderen wordt de volgende apparatuur en software maximaal noodzakelijk geacht (prijsniveau 2015):

Ipad Air 2 64 GB WifI en 4G € 719,--

Hoesje Apple Smartcase € 39,--

Printer € 100,--

Apple Care € 99,--

------------

- € 957,--

Voor Apps c.a. € 43,--

------------

Totaal € 1000,--

Er wordt gerekend met een afschrijvingstermijn van vier jaren. Daardoor is de maximale vergoeding per maand: 1/48 deel van € 1.000 = € 20,83 (prijsniveau 2015).

Daarnaast is het college verplicht aan een raadslid dat daarom verzoekt een vergoeding te verstrekken voor de aanleg- en abonnementskosten voor de internetverbinding. Deze mogelijkheid stamt uit de tijd dat de pc nog geen gemeengoed was en er dus ook nog nauwelijks internetaansluitingen waren. Een redelijke uitleg voor de hoogte van de vergoeding is anno 2015 dan ook dat alleen hogere kosten vanwege het raadslidmaatschap voor vergoeding in aanmerking komen.

Voor raadsleden die niet hebben geopteerd voor de loonbelasting geldt dat de vergoedingen en verstrekkingen naar de waarde in het economisch verkeer bij de aangifte inkomstenbelasting als opbrengst moeten worden verantwoord en dat de gemaakte kosten binnen de geldende randvoorwaarden als aftrekbare beroepskosten kunnen worden opgevoerd.

Artikelen 6 en 14 Werkkostenregeling

In verband met de werkkostenregeling moeten een aantal netto-vergoedingen en verstrekkingen door de gemeente aangewezen worden als eindheffingsbestanddeel. Anders worden deze door de belastingdienst als loon gezien en moet hierover belasting worden ingehouden. Ook de vergoedingen en verstrekkingen die door de belastingdienst gezien worden als gerichte vrijstelling of voor nihil waardering in aanmerking komen moeten in eerste instantie wel aangewezen worden. In een later stadium wordt dan (in de financiële administratie) aangegeven dat dit gerichte vrijstellingen of nihil waarderingen betreft.

Artikelen 7 en 8 Reiskosten woon-werk en zakelijke reiskosten

Voor wethouders is in artikel 7 een belastingvrije vergoeding voor het woon-werkverkeer geregeld, overeenkomstig de bepalingen bij en krachtens het Rechtspositiebesluit wethouders en de Regeling rechtspositie wethouders, met dien verstande dat geen tegemoetkoming wordt verstrekt als de enkele reisafstand 10 kilometer of minder bedraagt.

Op grond van artikel 8 worden zakelijke reiskosten, vergoed overeenkomstig de bepalingen bij en krachtens het Rechtspositiebesluit wethouders en de Regeling rechtspositie wethouders.

Bij gebruik van een eigen personenauto voor dienstreizen ontvangen wethouders een bedrag van € 0,28 (0,37) per kilometer (zie artikel 4, onderdeel b, en artikel 5a, onder 1, van de Regeling rechtspositie wethouders). De hoogte van deze vergoeding is geënt op de ‘hoge’ kilometervergoeding die geldt voor het rijkspersoneel op grond van het Reisbesluit en Reisregeling binnenland. Op grond van artikel 5, tweede lid, van de regeling wordt onder openbaar vervoer voor dienstreizen wel verstaan een veerpont of een veerboot. Tol- en parkeerkosten worden niet genoemd in de regeling en mogen daarom op grond van artikel 44 lid 3 Gemeentewet niet vergoed worden.

Verblijfkosten zijn zakelijk gebruikte maaltijden en kosten voor overnachting en geen parkeerkosten. Voor de hoogte van de verblijfskosten wordt uitgegaan van de vergoedingen zoals die zijn opgenomen in het reisbesluit binnenland. Met dien verstande dat de vergoeding lager wordt vastgesteld als de fiscus de onbelaste vergoeding lager heeft vastgesteld dan de vergoedingen zoals opgenomen in het reisbesluit binnenland

Artikel 9 Dienstauto

Als onderdeel van de bedrijfsvoering kan de gemeente een dienstauto met of zonder chauffeur voor zakelijk gebruik beschikbaar stellen aan wethouders. De dienstauto kan ook voor het woon-werkverkeer worden gebruikt. In dat geval vindt wel een korting plaats op de tegemoetkoming in de reiskosten woon-werk. De dienstauto kan ook worden gebruikt voor de vervulling van een q.q.-nevenfunctie. De eventueel uit hoofde van die nevenfunctie ontvangen vergoeding van reiskosten terzake wordt in dat geval in de gemeentelijke kas gestort. De dienstauto is niet beschikbaar voor privégebruik.

De kilometers voor ambtsgebonden nevenfuncties worden als zakelijk aangemerkt. Ambtsgebonden nevenfuncties vloeien voort uit het ambt. Van een ambtsgebonden nevenfunctie is in elk geval sprake als de ambtsdrager zich er niet aan kan onttrekken en de functie moet worden beëindigd als het ambt niet meer wordt uitgeoefend. Of met de nevenfunctie een maatschappelijk of algemeen bestuurlijk belang is gediend, is fiscaal bezien geen criterium voor het begrip ambtsgebonden nevenfunctie. Ook is het fiscaal niet relevant of door provinciale staten c.q. de gemeenteraad toestemming is gegeven voor het vervullen van de nevenfunctie en het gebruik van de dienstauto voor dat doel.

Het gebruik van de dienstauto voor niet ambtsgebonden nevenfuncties wordt als privégebruik aangemerkt. (Brief van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties d.d. 22 maart 2007 aan de Tweede Kamer, Tweede Kamerstuknummer 30 800 VII, nr. 42).

Bijwonen van bijvoorbeeld vergaderingen van de VNG behoort tot ambtsgebonden activiteiten. Het gebruik voor overige nevenactiviteiten die dus tot het privégebruik worden gerekend, is slechts tot 500 km per jaar onbelast. Daarboven wordt het privégebruik aangemerkt als loon in natura en is om die reden belast.

Artikel 11 Computer en internetverbinding

In het Rechtspositiebesluit wethouders is geregeld dat de wethouder van de gemeente een computer in bruikleen krijgt verstrekt of een vergoeding ontvangt voor de aanschaf of het gebruik van zijn eigen computer. De vergoeding is daarom niet in strijd met artikel 99 van de Gemeentewet. Deze aanspraken kunnen echter alleen worden verstrekt wanneer dat is vastgelegd in een verordening.

Met de invoering van de werkkostenregeling wordt de verstrekking van een computer in bruikleen of een vergoeding voor aanschaf of gebruik van een eigen computer als eindheffingsbestanddeel aangemerkt. Als de computer noodzakelijk is voor de uitoefening van het wethouderschap, dan kan dit eindheffingsbestanddeel aangemerkt worden als gerichte vrijstelling. De vergoeding of verstrekking is daarmee belastingvrij. Fiscaal is het in bruikleen verstrekken administratief eenvoudiger. Bij het verstrekken van een vergoeding moet rekening gehouden worden met de waarde van de eigen computer. Alleen de waarde van de eigen inbreng mag fiscaal worden vergoed.

Artikel 12 Communicatieapparatuur

Met de invoering van de werkkostenregeling wordt de verstrekking van communicatieapparatuur als eindheffingsbestanddeel aangemerkt. Als de communicatieapparatuur noodzakelijk is voor de uitoefening van het wethouderschap, dan kan dit eindheffingsbestanddeel aangemerkt worden als gerichte vrijstelling.

Artikel 13 Reis- en pensionkosten en verhuiskosten

Ook personen van buiten de gemeenteraad kunnen tot wethouder worden benoemd. Dat kunnen ook personen zijn die niet in de gemeente zelf wonen. Die zijn op grond van de Gemeentewet verplicht om te gaan wonen in de gemeente waar zij wethouder zijn geworden. In artikel 13 is geregeld dat zij bij verhuizing naar de gemeente in aanmerking komen voor een verhuiskostenvergoeding en eventueel voor vergoeding van reis- en pensionkosten in afwachting van de verhuizing volgens de bepalingen in artikel 1 en 2 van de Regeling Rechtspositie Wethouders. De vergoedingen zijn onbelast.

Artikelen 15 t/m 17 De procedure van declaratie

In de verordening zijn de drie wijzen van betaling aangegeven. Ook is aangegeven in welke gevallen welke betalingswijze aan de orde is en welke procedurevoorschriften in achtgenomen moeten worden. Hierbij gaat de voorkeur uit naar rechtstreeks facturering bij de gemeente, en daarna declaratie van vooruitbetaalde kosten of gebruik van de gemeentelijk creditcard, waarbij deze laatste twee afhankelijk zijn van de situatie.