Regeling vervallen per 01-01-2022

Beleidsregels bijzondere bijstand 2015

Geldend van 18-08-2017 t/m 31-12-2021 met terugwerkende kracht vanaf 01-07-2017

Intitulé

Beleidsregels bijzondere bijstand 2015

Het college van de gemeente Uden

gelet op artikel 35 van de participatiewet en artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht;

besluit vast te stellen de Beleidsregels bijzondere bijstand 2015

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

  • 1.

    Alle begrippen die nader omschreven zijn hebben dezelfde betekenis als in de Participatiewet c.a en de Algemene wet bestuursrecht.

  • 2.

    In deze regeling wordt verstaan onder:

    • a.

      wet: de Participatiewet;

    • b.

      ten laste komend kind: het kind jonger dan 18 jaar voor wie de alleenstaande ouder of de gehuwde aanspraak op kinderbijslag kan maken conform artikel 4, lid 1, onder e van de wet;

    • c.

      draagkracht: het gedeelte van het inkomen of vermogen dat de belanghebbende geacht wordt aan te wenden om in de bijzondere kosten te voorzien;

    • d.

      draagkrachtperiode: de periode waarover de financiële draagkracht van een belanghebbende wordt vastgesteld;

    • e.

      inkomen: het inkomen zoals bedoeld in de artikelen 31 tot en met 33 van de wet;

    • f.

      Statushouders: Verblijfsgerechtigde vreemdeling die ingevolge de Vreemdelingenwet als vluchteling is toegelaten danwel beschikt over een op grond van een asielaanvraag verleende vergunning of over een voorwaardelijke vergunning tot verblijf.

HOOFDSTUK 2. Voorwaarden

Artikel 3 Moment van aanvragen

Bijzondere bijstand wordt aangevraagd uiterlijk 3 maanden nadat de noodzakelijke kosten zijn ontstaan.

HOOFDSTUK 3. Draagkracht

Artikel 4 Draagkrachtperiode

  • 1.

    De draagkracht wordt vastgesteld voor een periode van een jaar, gerekend vanaf de eerste dag van de maand waarin de aanvraag om bijzondere bijstand is ingediend.

  • 2.

    De draagkracht kan in afwijking van het eerste lid worden vastgesteld voor een periode van een jaar gerekend vanaf de eerste dag van de maand waarin voor het eerst de kosten zijn gemaakt, indien in redelijkheid met die kosten rekening moet worden gehouden.

  • 3.

    De draagkracht kan in afwijking van het eerste lid worden vastgesteld voor een afwijkende periode indien de aard van de bijzondere kosten of de inkomenssituatie van belanghebbende daartoe aanleiding geeft.

Artikel 5 Draagkracht

  • 1.

    Bij het vaststellen van de draagkracht wordt geen rekening gehouden met het kunnen delen van kosten als bedoeld in artikel 22 a van de wet.

  • 2.

    Het eerste lid is niet van toepassing op aanvragen om aanvullende bijzondere bijstand voor levensonderhoud voor jongeren van 18 tot 21 jaar en periodieke bijzondere bijstand voor woonkosten.

  • 3.

    Bij regelmatige inkomsten is het inkomen in de maand voorafgaand aan de maand van ontvangst van de aanvraag bepalend. Bij onregelmatige inkomsten is het gemiddelde inkomen in de drie maanden voorafgaand aan de maand van ontvangst van de aanvraag bepalend.

  • 4.

    Voor de berekening van de draagkracht wordt het inkomen verlaagd met een bedrag voor de woonkosten, de ziektekostenverzekering, voor zover de daarvoor bestaande normen worden overschreden, en – indien van toepassing-het niet ontvangen (fictief) kindgebonden budget, voor zover deze bij de aanvraag door belanghebbende worden aangetoond. De rekenmethode van Recofa is hier van toepassing.

  • 5.

    Bij de vaststelling van de draagkracht kan rekening worden gehouden met wijzigingen van omstandigheden die binnen de vastgestelde draagkrachtperiode zullen optreden.

  • 6.

    Gewijzigde omstandigheden kunnen aanleiding geven de berekende draagkracht tussentijds te herzien.

Artikel 6 Draagkrachtpercentage

  • 1.

    Met inachtneming van de artikelen 1, 4 en 5 van deze beleidsregels wordt met de draagkracht in het inkomen als volgt rekening gehouden:

    • a.

      ten aanzien van aanvullende bijzondere bijstand voor levensonderhoud voor jongeren van 18 tot 21 jaar en periodieke bijzondere bijstand voor woonkosten van het inkomen boven het bijstandsniveau 100%

    • b.

      ten aanzien van de overige kosten:

    • I.

      bij een inkomen tot 120% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm 0%

    • II.

      van het inkomen vanaf 120% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm 50%

  • 2.

    Het vermogen dat ingevolge artikel 34 van de wet niet buiten aanmerking is gelaten, wordt volledig als draagkracht aangemerkt, met dien verstande dat alleen rekening wordt gehouden met het vermogen waarover de belanghebbende redelijkerwijs kan beschikken.

  • 3.

    De draagkracht, die op basis van het eerste en tweede lid is vastgesteld, kan in geval van periodieke bijzondere bijstand naar evenredigheid per maand over de draagkrachtperiode worden verdeeld.

  • 4.

    Bij samenloop van periodieke en incidentele bijzondere bijstand wordt de draagkracht eerst aangewend voor de incidentele kosten.

HOOFDSTUK 4 Overige bepalingen

Artikel 7 Noodzakelijke kosten

  • 1.

    Uitsluitend de aantoonbare noodzakelijke kosten komen voor bijzondere bijstand in aanmerking.

  • 2.

    Indien de noodzaak van de kosten wel aanwezig is, maar zijn de kosten nog niet aangetoond dan kan voor de verlening van bijzondere bijstand gebruik gemaakt worden van de Nibud Prijzengids of de geïndexeerde GMD-lijst.

Artikel 8 Drempelbedrag

Er wordt geen drempelbedrag gehanteerd als bedoeld in artikel 35, tweede lid, van de wet.

Artikel 9 Vorm van bijstand

De bijstand wordt om niet verstrekt, behoudens

  • a.

    de situaties genoemd in artikel 48, tweede lid van de wet;

  • b.

    wanneer bijstand wordt verleend voor de kosten van duurzame gebruiksgoederen als bedoeld in artikel 51, eerste lid, van de wet en inrichtingskosten statushouders.

HOOFDSTUK 5. Slotbepalingen

Artikel 10 Bijzondere situaties/hardheidsclausule

  • 1.

    In bijzondere situaties kan het Hoofd afdeling Maatschappelijke Dienstverlening afwijken van het bepaalde in deze beleidsregels indien toepassing van deze beleidsregels tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

  • 2.

    In alle gevallen waarin deze beleidsregels niet voorziet beslist het Hoofd afdeling Maatschappelijke Dienstverlening.

Artikel 11 Inwerkingtreding; intrekking

Onder gelijktijdige intrekking van de Beleidsregels bijzondere bijstand 2010 treden deze beleidsregels in werking de dag na publicatie van dit besluit en werkt terug tot 1 januari 2015.

Artikel 12 Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Beleidsregels bijzondere bijstand 2015.

Burgemeester en wethouders van Uden, 24 november 2015

de secretaris de burgemeester

Bijlage 1

Kostensoort: laptop en schooltas bij overgang naar middelbaar onderwijs

Bij de overgang van basisonderwijs naar middelbaar onderwijs worden de kosten van aanschaf van een laptop en een schooltas eenmalig aangemerkt als 'bijzondere kosten'. Er kan maar eenmalig per kind binnen het gezin een vergoeding worden gegeven.

Bij een laptop/ computer worden eventueel in de bijstand betrokken een standaard beeldscherm, een printer, een modem voor verbinding met het internet en standaardsoftware voor tekstverwerking, spreadsheets en e-mail. Extra software (bijv. database of fotobewerking) en hardware (bijv. scanner).

  • .

    De bijstand voor een laptop/computer plus randapparatuur en eventueel een schooltas wordt gemaximeerd op € 475,00. De cliënt mag dit naar eigen inzicht inzetten.

Wanneer er een aanvraag wordt ingediend op een ander moment dan bij overgang naar de Middelbare school, zal de cliënt de daadwerkelijke noodzaak moeten onderbouwen. Toepassing van maatwerk binnen deze regeling is hierbij mogelijk.

Deze regeling werkt terug tot en met 1 juli 2017 (hetgeen betekent, dat indien ouders in juli/ augustus 2017 reeds middels eigen geld een laptop en/ of schooltas hebben gefinancierd, al dan niet op afbetaling, zij alsnog bijzondere bijstand ontvangen).