Regeling vervallen per 01-07-2021

Gemeenschappelijke regeling ambulancevoorziening Brabant Midden-West-Noord

Geldend van 23-12-2009 t/m 30-06-2021

Intitulé

Gemeenschappelijke regeling ambulancevoorziening Brabant Midden-West-Noord

GEMEENSCHAPPELIJKE REGELING

Regionale Ambulancevoorziening Brabant Midden-West-Noord

HOOFDSTUK 1

BEGRIPSBEPALINGEN

Artikel 1 Begrippen

  • 1. In deze gemeenschappelijke regeling wordt verstaan onder:

    • a.

      wet: Wet gemeenschappelijke regelingen;

    • b.

      regeling: deze gemeenschappelijke regeling;

    • c.

      gemeente: aan de regeling deelnemende gemeente;

    • d.

      college: college van burgemeester en wethouders van een gemeente;

    • e.

      werkgebied: het gezamenlijke grondgebied van de gemeenten in enerzijds het gebied Midden-en West-Brabant en anderzijds de gemeenten in het gebied Brabant-Noord; Midden- en West Brabant: gevormd door de gemeenten Aalburg, Alphen-Chaam, Baarle-Nassau, Bergen op Zoom, Breda, Dongen, Drimmelen, Etten-Leur, Geertruidenberg, Gilze en Rijen, Goirle, Halderberge, Hilvarenbeek, Loon op Zand, Moerdijk, Oisterwijk, Oosterhout, Roosendaal, Rucphen, Steenbergen, Tilburg, Waalwijk, Werkendam, Woensdrecht, Woudrichem, Zundert; Brabant-Noord: gevormd door de gemeenten Bernheze, Boekel, Boxmeer, Boxtel, Cuijk, Grave, Haaren, Heusden, ’s-Hertogenbosch, Landerd, Lith, Maasdonk, Mill en Sint Hubert, Oss, Sint Anthonis, Sint-Michielsgestel, Sint-Oedenrode, Schijndel, Uden, Veghel, Vught,

    • f.

      Gedeputeerde staten: Gedeputeerde staten van de provincie Noord-Brabant;

    • g.

      Ambulancezorg: zorg, erop gericht een zieke of gewonde ter zake van zijn aandoening of letsel hulp te verlenen en per ambulance te vervoeren;

    • h.

      Ambulance: een in het bijzonder voor het vervoer van zieken of gewonden ingericht gewondenvervoer;

    • i.

      Regionale Ambulancevoorziening, de rechtspersoon waaraan vergunning is verleend tot het verlenen van ambulancezorg;

    • j.

      Regionaal ambulanceplan: strategisch beleidsplan, dat bij inwerkingtreding van het voorstel “wet ambulancezorg, nummer 29 835”, een verplicht karakter krijgt;

    • k.

      Meldkamer (ambulancevervoer): meldkamer ambulancezorg zoals bedoeld in (het voorstel van) de Wet ambulancezorg;

    • l.

      directeur: de directeur openbare gezondheidszorg met portefeuille regionale ambulancevoorziening, van de GGD West-Brabant en/of GGD Hart voor Brabant die bevoegd en verantwoordelijk is voor de operationele directievoering van het openbaar lichaam.

    • m.

      Regionaal geneeskundig functionaris (RGF): functionaris als bedoeld in artikel 2 van de Wet geneeskundige hulpverlening bij ongevallen en rampen.

  • 2. Waar in de regeling de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing wordt verklaard, treedt in die artikelen ‘het openbaar lichaam’ in plaats van ‘de gemeente’, ‘het Algemeen Bestuur’ in de plaats van ‘de raad’, ‘het Dagelijks Bestuur’ in de plaats van ‘het college’ en ‘de voorzitter’ in de plaats van ‘de burgemeester’.

  • 3. Waar de regeling een mannelijk voornaamwoord of een mannelijk functionarisbegrip gebruikt, worden zowel mannelijke als vrouwelijke personen bedoeld.

    HOOFDSTUK 2

    ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 2 Het openbaar lichaam

  • 1. Er is een openbaar lichaam, genaamd “Regionale Ambulancevoorziening Brabant Midden-West-Noord”. Het is gevestigd te Tilburg.

  • 2. Het bestuur van het openbaar lichaam bestaat uit het Algemeen Bestuur, het Dagelijks Bestuur en de voorzitter.

  • 3. Het openbaar lichaam kan personeel in dienst hebben.

    HOOFDSTUK 3

    DOEL, TAKEN EN BEVOEGDHEDEN

Artikel 3 Doel

  • 1. Het openbaar lichaam heeft tot doel het verlenen of doen verlenen van ambulancezorg.

  • 2. Het openbaar lichaam tracht dit doel te bereiken met alle wettelijk toegestane middelen die daaraan naar zijn mening kunnen bijdragen.

Artikel 4 Taken

  • 1. Het openbaar lichaam heeft tot taak:

    • a.

      het instellen en instandhouden van een Regionale Ambulancevoorziening ten behoeve van het werkgebied Midden en West-Brabant;

    • b.

      het instellen en instandhouden van een Regionale Ambulancevoorziening ten behoeve van het werkgebied Brabant-Noord;

    • c.

      het instandhouden van een meldkamer ambulancezorg ten behoeve van het werkgebied Midden- en West-Brabant;

    • d.

      het instandhouden van een meldkamer ambulancezorg ten behoeve van het werkgebied Brabant-Noord;

    • e.

      het vaststellen en (doen) uitvoeren van regionale ambulanceplannen van de regio Midden- en West Brabant en de regio Brabant-Noord;

    • f.

      het (doen) leveren van een bijdrage aan de geneeskundige hulpverlening bij ongevallen en rampen ten behoeve van de Veiligheidsregio Midden- en West-Brabant en Hulpverleningsdienst Brabant-Noord;

  • 2. Alle overige taken die naar de mening van het Dagelijks Bestuur kunnen bijdragen aan het bereiken van de in artikelen 3, lid 1 genoemde doelen en artikel 4 lid 1, genoemde taken.

Artikel 5 Bevoegdheden

  • 1. Het openbaar lichaam heeft alle bevoegdheden die nodig zijn voor de uitvoering van zijn taken.

  • 2. Het openbaar lichaam is, ten behoeve van de Regionale Ambulancevoorziening Midden en West Brabant en de Regionale Ambulancevoorziening Brabant-Noord, het orgaan van gezondheidszorg zoals bedoeld in artikel 1, lid 1 en lid 2 van de Wet tarieven gezondheidszorg.

    HOOFDSTUK 4

    HET ALGEMEEN BESTUUR

Artikel 6 Samenstelling

  • 1. Het Algemeen Bestuur bestaat uit zoveel leden als het aantal deelnemende gemeenten. Ieder lid heeft een plaatsvervanger.

  • 2. De colleges wijzen als lid aan het collegelid dat bij voorkeur belast is met de portefeuille gezondheidszorg of het collegelid dat reeds lid is van het Algemeen en/of Dagelijks Bestuur van de Gemeenschappelijke Regeling Openbare Gezondheidszorg West-Brabant of de Gemeenschappelijke Regeling GGD Hart voor Brabant.

  • 3. De colleges wijzen een ander collegelid aan als plaatsvervangend lid.

Artikel 7 Zittingsduur

  • 1. Het (plaatsvervangend) lidmaatschap eindigt zodra het (plaatsvervangend) lid ophoudt afgevaardigde te zijn van het college dat hem heeft aangewezen.

  • 2. Van elke wijziging in het (plaatsvervangend) lidmaatschap geeft de gemeente die het aangaat, binnen acht dagen kennis aan de voorzitter van het openbaar lichaam.

Artikel 8 Vergaderingen

  • 1. Het Algemeen Bestuur vergadert overeenkomstig het bepaalde in de wet.

  • 2. In afwijking van het bepaalde in het vorige lid is voor de vaststelling van de begroting als bedoeld in artikel 22 van deze regeling een meerderheid nodig van tenminste 24 leden die tevens gemeenten vertegenwoordigen met samen tenminste de helft van het aantal inwoners in het werkgebied.

  • 3. Voor de vaststelling van de inwonertallen van de gemeenten, wordt uitgegaan van het inwonertal op 1 januari van het jaar, voorafgaande aan het jaar waarop de vast te stellen begroting betrekking heeft. Voor de vaststelling van de aantallen inwoners worden aangehouden de door het Centraal Bureau voor de Statistiek openbaar gemaakte bevolkingscijfers.

  • 4. Elk lid heeft in de vergadering één stem.

    HOOFDSTUK 5

    HET DAGELIJKS BESTUUR

Artikel 9 Samenstelling

  • 1. Het Dagelijks Bestuur bestaat uit de voorzitter en maximaal 5 leden.

  • 2. De leden en de plaatsvervangend leden worden uit en door het Algemeen Bestuur aangewezen, waarbij wordt voldaan aan de volgende bepalingen:

    • a.

      drie leden worden aangewezen uit de leden die tevens lid zijn van het Dagelijks Bestuur van de Gemeenschappelijke regeling Openbare gezondheidszorg West-Brabant;

    • b.

      drie leden worden aangewezen uit de leden die tevens lid zijn van het Dagelijks Bestuur van de Gemeenschappelijke regeling GGD Hart voor Brabant;

  • 3. Onverlet hetgeen in het vorige lid van dit artikel onder a en b is bepaald, kan het Algemeen Bestuur in afwijking van het overige in lid 2 van dit artikel bepaalde, per 23 april 2009 ook leden van het dagelijks bestuur benoemen die geen lid zijn van het Algemeen Bestuur, met dien verstande dat op deze wijze benoemde leden nimmer de meerderheid van het dagelijks bestuur uitmaken.

  • 4. Ieder lid heeft een plaatsvervanger.

  • 5. Het Dagelijks Bestuur kan een of meer van zijn bevoegdheden mandateren aan de directeur door dit vast te leggen in de organisatieverordening als bedoeld in artikel 13 lid 2.

  • 6. Het Algemeen Bestuur kan leden van het Dagelijks Bestuur ontslag verlenen.

Artikel 10 Zittingsduur

  • 1. Het (plaatsvervangend) lidmaatschap van het Dagelijks Bestuur eindigt zodra het lidmaatschap van het Algemeen Bestuur eindigt of wanneer het lid van het Dagelijks Bestuur als zodanig ontslag neemt of krijgt verleend.

  • 2. Het (plaatsvervangend) lid van het Dagelijks Bestuur dat ontslag neemt of krijgt verleend, blijft in functie tot de eerstvolgende vergadering van het Algemeen Bestuur.

Artikel 11 Vergaderingen

  • 1. De artikelen 52, 53 en 54 tot en met 60 van de Gemeentewet zijn op de vergaderingen van het Dagelijks Bestuur van overeenkomstige toepassing.

  • 2. Elk lid heeft in de vergadering één stem

    HOOFDSTUK 6

    DE VOORZITTER

Artikel 12 Aanwijzing en vervanging

  • 1. Het Algemeen Bestuur wijst uit zijn midden de voorzitter aan met inachtneming van het bepaalde in artikel 9 lid 2 en lid 3.

  • 2. De voorzitter is tevens voorzitter van het Algemeen Bestuur en van het Dagelijks Bestuur.

  • 3. Bij verhindering of ontstentenis wordt de voorzitter vervangen door een door het Dagelijks Bestuur uit zijn midden aan te wijzen plaatsvervanger.

  • 4. Het algemeen bestuur kan de voorzitter ontslag verlenen.

    HOOFDSTUK 7

    TAKEN EN BEVOEGDHEDEN VAN DE BESTUURSORGANEN

Artikel 13 Verdeling van taken en bevoegdheden

  • 1. Bij de verdeling van de taken en bevoegdheden over de bestuursorganen zijn zoveel mogelijk van overeenkomstige toepassing de regels die hierover bij of krachtens de Gemeentewet zijn gesteld, voor zover daarvan niet bij deze regeling is afgeweken.

  • 2. Het Dagelijks Bestuur stelt een organisatieverordening vast met daarin nadere regels voor de taak en de bevoegdheden van de directeur en de instructie voor de secretaris.

Artikel 14 Verordeningen

  • 1. De bevoegdheid tot regeling van de huishouding van het openbaar lichaam berust bij het Dagelijks Bestuur.

  • 2. De bevoegdheid tot het vaststellen van rechtspositieregelingen ligt bij het Dagelijks Bestuur.

Artikel 15 Samenwerking en dienstverlening

1.Het Dagelijks Bestuur besluit in het kader van zijn taakuitvoering eventueel tot samenwerking met andere rechtspersonen en tot het (laten) verlenen van de aan ambulancezorg gerelateerde diensten.

Artikel 16 Bevoegdheid voorzitter

  • 1. De voorzitter is belast met de uitvoering van de besluiten van het Algemeen en Dagelijks Bestuur.

  • 2. De artikelen 53a, 74, 75, 170 lid 1 en lid 3 en 171 van de Gemeentewet zijn van overeenkomstige toepassing op de voorzitter.

    HOOFDSTUK 8

    INFORMATIE EN VERANTWOORDING

Artikel 17 Informatie- en verantwoordingsplicht leden Algemeen Bestuur

  • 1. Een lid van het Algemeen Bestuur geeft het orgaan van de rechtspersoon waaruit hij is aangewezen de door een of meer leden van dat orgaan gevraagde inlichtingen. Schriftelijk gevraagde inlichtingen worden schriftelijk gegeven.

  • 2. Alvorens de gevraagde inlichtingen te verstrekken kan het lid van het Algemeen Bestuur zich daarover laten adviseren door het Dagelijks Bestuur.

  • 3. Een lid van het Algemeen Bestuur is verantwoording verschuldigd voor het door hem in het Algemeen Bestuur gevoerde beleid aan het college van de gemeente waardoor hij is aangewezen.

  • 4. Het afleggen van verantwoording vindt plaats overeenkomstig het reglement van orde van het desbetreffende orgaan met dien verstande dat termijnen worden verdubbeld om het lid van het Algemeen Bestuur de gelegenheid te geven zich door het Dagelijks Bestuur te laten informeren.

Artikel 18 Informatie- en verantwoordingsplicht (leden) Dagelijks Bestuur

  • 1. De leden van het Dagelijks Bestuur verstrekken zowel gezamenlijk als ieder afzonderlijk de door het Algemeen Bestuur of door een of meer leden daarvan gevraagde inlichtingen. Schriftelijk gevraagde inlichtingen worden zo mogelijk schriftelijk gegeven.

  • 2. De leden van het Dagelijks Bestuur verstrekken zowel gezamenlijk als ieder afzonderlijk de door de raden of colleges van de deelnemende gemeenten of een of meer leden daarvan gevraagde inlichtingen. Schriftelijk gevraagde inlichtingen worden zo mogelijk schriftelijk gegeven.

  • 3. De leden van het Dagelijks Bestuur leggen zowel gezamenlijk als ieder afzonderlijk verantwoording af aan het Algemeen Bestuur voor het door hen gevoerde bestuur.

    HOOFDSTUK 9

DE ORGANISATIE

Artikel 19 De directie

  • 1. De directeur met de portefeuille Openbare Gezondheidszorg (in elk geval RAV, infectieziektenbestrijding) die deelneemt aan zowel de directie van de GGD West Brabant als aan de directie van de GGD Hart voor Brabant, is lid van de directie van het openbaar lichaam en als zodanig belast met de operationele directievoering van deze Gemeenschappelijke regeling.

  • 2. De directie bestaat naast de directeur uit de directievoorzitters van de GGD Hart voor Brabant en de directievoorzitter van de Gemeenschappelijke Regeling Openbare Gezondheidszorg West-Brabant.

  • 3. De directie verdeelt onderling de taken en legt deze taakverdeling ter goedkeuring voor aan het dagelijks bestuur.

  • 4. De functie Regionaal Geneeskundig Functionaris wordt per subregio als omschreven in art. 1e vervuld door de directeur en/of door de directievoorzitters, als omschreven in lid 2 van dit artikel. Formele aanwijzing geschiedt voor elke regio afzonderlijk door de besturen van de Veiligheidsregio Midden- en West-Brabant respectievelijk de Hulpverleningsregio Brabant-Noord.

  • 5. Het Algemeen Bestuur benoemt, schorst en ontslaat de directievoorzitter op voorstel van het Dagelijks Bestuur.

  • 6. De operationeel directeur vervult de functie van secretaris. De artikelen 102 tot en met 107d van de Gemeentewet zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 20 Het archief

1.Het dagelijks bestuur stelt een verordening vast op de zorg voor de archiefstukken van deze gemeenschappelijke regeling, op het beheer daarvan en op het toezicht op het beheer.

HOOFDSTUK 10

1.FINANCIËN

1.Artikel 21 Algemene bepalingen

  • 1.

    Op dit hoofdstuk is van overeenkomstige toepassing Titel IV van de Gemeentewet voor zover daarvan niet bij of krachtens de wet is afgeweken.

  • 2.

    Het Algemeen Bestuur stelt verordeningen vast overeenkomstig de artikelen 212 en 213 van de Gemeentewet.

  • 3.

    Het Dagelijks Bestuur zendt deze verordeningen binnen twee weken na vaststelling aan Gedeputeerde Staten.

  • 4.

    De gemeenten zullen er steeds zorg voor dragen dat het openbaar lichaam te allen tijde over voldoende middelen beschikt om aan al zijn verplichtingen jegens derden te kunnen voldoen.

Artikel 22 De begroting

  • 1. Het Algemeen Bestuur stelt jaarlijks de begroting vast conform het bepaalde in artikel 34 en 35 van de wet. De begroting gaat vergezeld van een meerjarenraming voor het lopende en de drie op het begrotingsjaar volgende jaren.

  • 2. De begroting en de meerjarenbegroting zijn gebaseerd op het, eveneens door het Algemeen Bestuur vastgesteld, regionaal ambulanceplan.

  • 3. Het Dagelijks Bestuur biedt de begroting aan de deelnemende gemeenten aan, uiterlijk op 15 april in het jaar voorafgaande aan het jaar waarop de begroting betrekking heeft.

  • 4. Na vaststelling van de begroting door het Algemeen Bestuur, zendt het Dagelijks Bestuur daarover bericht aan gedeputeerde staten.

Artikel 23 De jaarrekening

  • 1. Van de inkomsten en uitgaven van het openbaar lichaam wordt door het Dagelijks Bestuur over elk dienstjaar verantwoording afgelegd aan het Algemeen Bestuur, onder overlegging van de jaarrekening met daarbij behorende bescheiden. Het Dagelijks Bestuur voegt daarbij een verslag van bevindingen van de accountant(s) overeenkomstig artikel 213 van de Gemeentewet.

  • 2. Het Algemeen Bestuur stelt de jaarrekening vast conform het bepaalde in artikel 34 van de wet. De vaststelling wordt medegedeeld aan de raden van de gemeenten en aan gedeputeerde staten.

  • 3. Het Dagelijks Bestuur biedt de jaarrekening aan de deelnemende gemeenten aan, uiterlijk op 15 april van het jaar volgend op het jaar waarop de jaarrekening betrekking heeft.

  • 4. Behoudens later in rechte gebleken onregelmatigheden ontlast de vaststelling van de jaarrekening de leden van het Dagelijks Bestuur van het daarin verantwoorde financieel beheer.

    HOOFDSTUK 11

    TOETREDEN, UITTREDEN, WIJZIGEN, OPHEFFEN

    Artikel 24 Toetreden

    1.Na het aangaan van deze regeling kan een gemeente alleen toetreden na instemming van tweederde van het aantal leden van het Algemeen Bestuur. Het Algemeen Bestuur regelt de gevolgen van de toetreding.

Artikel 25 Uittreden

  • 1. Elke gemeente kan bij eensluidende besluiten van raad en college de deelname aan deze regeling opzeggen met ingang van twee kalenderjaren na het jaar waarin deze besluiten zijn genomen. De gemeente brengt deze besluiten terstond ter kennis van het Dagelijks Bestuur.

  • 2. Het Algemeen Bestuur regelt de financiële verplichtingen en de overige gevolgen van de uittreding.

  • 3. Als het Algemeen Bestuur bij meerderheid van tenminste tweederde van het aantal leden die tevens gezamenlijk tenminste tweederde van het aantal inwoners vertegenwoordigen, daartoe besluit, kan een kortere termijn worden toegestaan dan de in lid 1 genoemde termijn.

  • 4. Het Algemeen Bestuur brengt elk besluit tot uittreding terstond ter kennis van de gemeenten en Gedeputeerde Staten.

Artikel 26 Wijzigen

  • 1. Deze regeling kan worden gewijzigd bij eensluidende besluiten van de organen van tenminste tweederde van de deelnemende gemeenten die gezamenlijk tenminste tweederde van het aantal inwoners vertegenwoordigen.

  • 2. Een wijziging van deze regeling wordt ter kennis gebracht van Gedeputeerde Staten.

  • 3. Het Dagelijks Bestuur maakt de wijziging openbaar.

Artikel 27 Opheffen

  • 1. Deze regeling kan worden opgeheven bij eensluidende besluiten van de organen van tenminste tweederde van de deelnemende gemeenten die gezamenlijk tenminste tweederde van het aantal inwoners vertegenwoordigen.

  • 2. Bij opheffing besluit het Algemeen Bestuur tot liquidatie en stelt, nadat organen van de gemeenten zijn gehoord, een liquidatieplan op, dat voorziet in de verplichting van de deelnemers alle rechten en verplichtingen van het openbaar lichaam over de deelnemers te verdelen op een in het plan te bepalen wijze. Daarbij kan hij van deze regeling afwijken.

  • 3. De organen van het openbaar lichaam blijven na de opheffing in functie totdat de liquidatie volledig is voltooid.

  • 4. Het Dagelijks Bestuur maakt de opheffing openbaar bekend.

    HOOFDSTUK 12

    SLOTBEPALINGEN

Artikel 28

  • 1.

    De regeling treedt in werking op 1 juli 2005 en is aangegaan voor onbepaalde tijd.

  • 2.

    De regeling heeft een toelichting.

  • 3.

    Elke gemeente draagt zorg voor de bekendmaking van de regeling op een in die gemeente gebruikelijke wijze.

  • 4.

    De regeling kan worden aangehaald als “Gemeenschappelijke regeling Regionale Ambulancevoorziening Brabant Midden-West-Noord”.

  • 5.

    De Gemeente Tilburg is belast met de eerste inzending van deze regeling aan Gedeputeerde Staten van de Provincie Noord-Brabant ter voldoening van de verplichtingen als vastgelegd in artikel 26 Wet Gemeenschappelijke Regelingen.

Aldus als 2e wijziging GR RAV (versie 3) vastgesteld na ontvangst van het positief raadsbesluit van 2/3 van de deelnemende gemeenten op 23 december 2009

de voorzitter,

de secretaris,

TOELICHTING GEMEENSCHAPPELIJKE REGELING

Regionale Ambulancevoorziening Brabant Midden-West-Noord

Inleiding

Per (politie)regio wil de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport één Regionale Ambulancevoorziening (hierna RAV), die integraal verantwoordelijk is voor het leveren van verantwoorde ambulancezorg, zowel in de dagelijkse, routinematige situatie als bij rampen en zware ongevallen.

Met het vaststellen van deze regeling stellen de deelnemers de Regionale Ambulancevoorziening Brabant Midden-West-Noord in. Deze regeling omvat het werkgebied van twee (politie)regio’s hetgeen schaalvoordelen met zich meebrengt. De regeling is primair gebaseerd op de Wet gemeenschappelijke regelingen (WGR) en verder op de Gemeentewet.

Overigens is deze regeling de resultante van de reeds langer bestaande bedrijfsmatige samenwerking op het terrein van de ambulancezorg tussen de GGD West-Brabant en de GGD Hart voor Brabant, welke samenwerking met deze regeling wordt geformaliseerd.

De Wet ambulancezorg is bij het aangaan van de regeling nog in de fase van besluitvorming, zie voorstel wet (nummer 29 835)

Hieronder volgt, waar nodig, een artikelsgewijze toelichting.

Artikel 3 Doel

Dit artikel beschrijft het doel van de regeling: ambulancezorg. Daarbij staat de patiënt centraal en krijgt hij of zij op een zo doelmatig mogelijke manier ambulancezorg: de zorg die beroeps- of bedrijfsmatig wordt verleend om een zieke of ongevalslachtoffer binnen het kader van zijn aandoening of letsel hulp te verlenen en, waar nodig, adequaat te vervoeren met inachtneming van datgene wat op grond van algemeen beschikbare medische en verpleegkundige kennis noodzakelijk is.

Artikel 4 Taken

Een RAV sluit als een rechtspersoon voor zover nodig een samenwerkingsverband met alle ambulancediensten in het werkgebied en de meldkamer ambulancezorg (MKA). De RAV is verantwoordelijk voor het kwaliteitsbeleid, de beschikbaarheid en de doelmatigheid van de ambulancezorg, zoals die worden gesteld op grond van de Kwaliteitswet zorginstellingen, het referentiekader Spreiding & beschikbaarheid II en de Wet geneeskundige behandelings-overeenkomst.

Meldkamer ambulancezorg (MKA)

De meldkamer ambulancezorg is het deel van de meldkamer dat zorginhoudelijk valt onder de RAV, zoals het politiedeel onder de politie en het brandweerdeel onder de brandweer valt. De kwaliteitseisen voor verantwoorde ambulancezorg gelden dus voor de meldkamer ambulancezorg in verband met het belang van indicatiestelling, zorgtoewijzing en zorgcoördinatie.

Regionaal ambulanceplan (RAP)

Het regionaal ambulanceplan heeft een centrale plaats binnen de RAV. De RAV maakt dit plan in samenspraak met de zorgverzekeraars en het GHOR-bestuur in de regio. In het RAP staat in ieder geval:

Een overzicht van de voorzieningen, waaronder het aantal ambulances, dat zal worden ingezet om op elke plaats in de regio in spoedeisende situaties binnen 15 minuten na melding ambulancezorg te leveren, rekening houdend met de ambulancevoorzieningen in de aangrenzende regio’s;

Een regeling van de verantwoordelijkheden rond de meldkamer ambulancezorg;

Een regeling van de samenwerking met andere instellingen in de regio, zoals ziekenhuizen en naburige RAV’s.

Overige beleidsvoornemens.

Geneeskundige hulpverlening bij ongevallen en rampen (GHOR).

Het RAP gaat ook in op de taken en de organisatie van de RAV bij ongevallen en rampen. Dit onderdeel wordt ter instemming voorgelegd aan het GHOR-bestuur in de desbetreffende regio. Het RAP volgt ook dezelfde vierjaarlijkse cyclus als het regionaal beheersplan rampenbestrijding, dat door gedeputeerde staten wordt getoetst.

De regionaal geneeskundig functionaris (RGF) is daarbij, onder verantwoordelijkheid van het GHOR-bestuur, belast met de coördinatie van de voorbereiding van de geneeskundige hulpverlening. De RGF kan bij een ramp of zwaar ongeval aanwijzingen geven aan de RAV.

Artikel 5 Bevoegdheden

Lid 2 van dit artikel sluit aan op de te verwachten wetswijziging, waarbij de Regionale Ambulancevoorziening wordt aangewezen als orgaan voor gezondheidszorg als bedoeld in de Wet tarieven gezondheidszorg. Dit houdt in dat er geen budgetten meer gaan naar de individuele ambulancediensten en naar de meldkamer ambulancezorg maar dat de RAV budgethouder zal zijn voor de gehele ambulancezorg in de regio.

Artikel 7 Samenstelling (Algemeen Bestuur)

De WGR bepaalt dat aanwijzing van de leden van het Algemeen Bestuur door de gemeenteraad geschiedt. Daarbij is het mogelijk om de voorwaarde op te nemen dat voor benoeming als lid van het Algemeen Bestuur de kwaliteitseis geldt dat men portefeuillehouder gezondheidszorg moet zijn.

In lid 2 wordt geregeld dat elke gemeenteraad bij voorkeur het collegelid afvaardigt dat de portefeuille gezondheidszorg beheert of al bestuurslid is van een GGD. Ambulancezorg is immers in de eerste plaats gezondheidszorg.

Het bestuur van de regeling RAV Brabant Midden, West en Noord, heeft bestuurlijk en ambtelijk een binding met de besturen van de GROGZ West-Brabant en van de GGD Hart voor Brabant en niet met de Gemeenschappelijk regelingen Veiligheidsregio Midden- en West-Brabant en Hulpverleningsregio Brabant-Noord

Artikel 8 Vergaderingen (Algemeen Bestuur)

De wet bepaalt dat het Algemeen Bestuur tenminste tweemaal per jaar vergadert. In de praktijk zal de vergaderfrequentie voortvloeien uit de planning & controlcyclus van hoofdstuk 10

Verder bepaalt de wet (in artikel 22 lid 2 tot en met 5) het volgende:

  • 1.

    Het algemeen bestuur van het openbaar lichaam en het gemeenschappelijk orgaan vergaderen jaarlijks tenminste tweemaal.

  • 2.

    De vergaderingen van het algemeen bestuur zijn openbaar.

  • 3.

    De deuren worden gesloten wanneer een vijfde gedeelte der aanwezige leden daarom verzoekt of de voorzitter het nodig oordeelt.

  • 4.

    Het algemeen bestuur beslist vervolgens of met gesloten deuren zal worden vergaderd.

De besluitvorming in het algemeen bestuur gaat volgens de regel “one man, one vote”. In geval van bijzondere besluiten, elders in de regeling genoemd, is sprake van “gewogen stemverhouding” in de zin dat e.v. sprake is van een gekwalificeerde meerderheid en/of koppeling met de eis dat de vereiste meerderheid tevens de vertegenwoordiging van een bepaald aantal inwoners moet betreffen.

Artikel 9 Samenstelling (Dagelijks Bestuur)

In artikel 9 lid 6 is de bevoegdheid van het Algemeen Bestuur opgenomen tot verlenen van ontslag aan de leden van het Dagelijks Bestuur. De WGR zelf bevat geen bepalingen over ontslagbevoegdheid, maar dit mag en kan wel in de Regeling zelf geregeld worden.

Artikel 13 Verdeling van taken en bevoegdheden

Het algemeen bestuur besluit over de jaarlijkse begroting, de jaarrekening en het RAP. Voor alle overige zaken is het Dagelijks Bestuur bevoegd. Dit artikel schept ook de mogelijkheid om de directeur te mandateren voor taken en bevoegdheden van het Dagelijks Bestuur, voor zover niet wettelijk uitgezonderd.

De organisatieverordening zal nader ingaan op de bevoegdheden. Deze verordening, vast te stellen door het Dagelijks Bestuur, regelt hoe de directie zich over zijn handelen verantwoordt naar het Dagelijks Bestuur. Binnen haar mandaat is doormandateren mogelijk.

Artikel 14 Verordeningen

In de Gemeentewet staan over de bevoegdheden van raad en college o.a. de volgende bepalingen:

Artikel 147

  • 1.

    Gemeentelijke verordeningen worden door de raad vastgesteld voor zover de bevoegdheid daartoe niet bij de wet of door de raad krachtens de wet aan het college van burgemeester en wethouders of de burgemeester is toegekend.

  • 2.

    De overige bevoegdheden, bedoeld in artikel 108, berusten bij de raad voorzover deze niet bij of krachtens de wet aan het college van burgemeester en wethouders of de burgemeester zijn toegekend.

Artikel 160

  • 1.

    Het college is in ieder geval bevoegd:

    • a.

      het dagelijks bestuur van de gemeente te voeren, voor zover niet bij of krachtens de wet de raad of de burgemeester hiermee is belast;

    • b.

      beslissingen van de raad voor te bereiden en uit te voeren, tenzij bij of krachtens de wet de burgemeester hiermee is belast;

    • c.

      regels vast te stellen over de ambtelijke organisatie van de gemeente, met uitzondering van de organisatie van de griffie;

    • d.

      ambtenaren, niet zijnde de griffier en de op de griffie werkzame ambtenaren, te benoemen, te schorsen en te ontslaan;

    • e.

      tot privaatrechtelijke rechtshandelingen van de gemeente te besluiten;

    • f.

      te besluiten rechtsgedingen, bezwaarprocedures of administratief beroepsprocedures namens de gemeente of het gemeentebestuur te voeren, of handelingen ter voorbereiding daarop te verrichten, tenzij de raad, voor zover het de raad aangaat, in voorkomende gevallen anders beslist;

    • g.

      ten aanzien van de voorbereiding van de civiele verdediging;

    • h.

      jaarmarkten of gewone marktdagen in te stellen, af te schaffen of te veranderen.

  • 2.

    Het college besluit slechts tot de oprichting van en de deelneming in stichtingen, maatschappen, vennootschappen, verenigingen, coöperaties en onderlinge waarborg-maatschappijen, indien dat in het bijzonder aangewezen moet worden geacht voor de behartiging van het daarmee te dienen openbaar belang. Het besluit wordt niet genomen dan nadat de raad een ontwerpbesluit is toegezonden en hij zijn wensen en bedenkingen ter kennis van het college heeft kunnen brengen.

  • 3.

    Een besluit als bedoeld in het tweede lid behoeft de goedkeuring van gedeputeerde staten. De goedkeuring kan slechts worden onthouden wegens strijd met het recht of het algemeen belang.

  • 4.

    Het college neemt, ook alvorens is besloten tot het voeren van een rechtsgeding, alle conservatoire maatregelen en doet wat nodig is ter voorkoming van verjaring of verlies van recht of bezit.

Artikel 15 Samenwerking en dienstverlening

Dit artikel beschrijft uitdrukkelijk de bevoegdheid van het Dagelijks Bestuur tot het aangaan van samenwerking- en dienstverleningsovereenkomsten.

Artikel 19 Directie

In dit artikel is de noodzakelijkheid vastgelegd om de combinatie van RGF en directeur GGD inzake de slagkracht bij grootschalige incidenten en rampen t.a.v. de spoedmedische ambulancezorg te borgen die dus onder verantwoordelijkheid van het Openbaar Bestuur blijft.

Artikel 20 Het archief

Het is gewenst dat het openbaar lichaam zelf een regeling treft voor de wijze waarop zij haar archieftaken wil vervullen. Het Dagelijks Bestuur is bevoegd tot het vaststellen van deze verordening. Daarin zal onder andere een archiefbewaarplaats moeten worden aangewezen.

Artikel 21 Financiële administratie, geldelijk beheer en controle

De artikelen uit de Gemeentewet luiden:

Artikel 212

De raad stelt bij verordening de uitgangspunten voor het financiële beleid, alsmede de regels voor het financiële beheer en voor de inrichting van de financiële organisatie vast. Deze verordening dient te waarborgen dat aan de eisen van rechtmatigheid, verantwoording en controle wordt voldaan.

De verordening bevat in ieder geval: Regels voor waardering en afschrijving van activa;

Grondslagen voor de berekening van de door het gemeentebestuur in rekening te brengen prijzen en van tarieven voor rechten als bedoeld in artikel 15.33 van de Wet milieubeheer;

Regels inzake de algemene doelstelling en de te hanteren richtlijnen en limieten van de financieringsfunctie, alsmede inzake de administratieve organisatie van de financierings-functie, daaronder begrepen taken en bevoegdheden, de verantwoordingsrelaties en de bijbehorende informatievoorziening.

Artikel 213

De raad wijst een of meer accountants aan als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, belast met de controle van de in artikel 197 bedoelde jaarrekening en het daarbij verstrekken van een accountantsverklaring en het uitbrengen van een verslag van de bevindingen.

De accountantsverklaring geeft op grond van de uitgevoerde controle aan of:

De jaarrekening een getrouw beeld geeft van zowel de baten als de lasten als de grootte en samenstelling van het vermogen;

De baten en lasten, alsmede de balansmutaties rechtmatig tot stand zijn gekomen en;

De jaarrekening is opgesteld in overeenstemming met de bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te stellen regels, bedoeld in artikel 186.

Het verslag van de bevindingen bevat in ieder geval bevindingen over:

De vraag of de inrichting van het financiële beheer en van de financiële organisatie een getrouwe en rechtmatige verantwoording mogelijk maken en;

Onrechtmatigheden in de jaarrekening.

De accountant zendt de accountantsverklaring en het verslag van bevindingen aan de raad en een afschrift daarvan aan het college.

Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot de reikwijdte van en de verslaglegging omtrent de accountantscontrole, bedoeld in het tweede lid.

Accountants als bedoeld in het tweede lid kunnen in gemeentelijke dienst worden aangesteld en worden in dat geval door de raad benoemd, geschorst en ontslagen.

Artikel 22/23 De begroting/de jaarrekening

De zorgverzekeraars hebben een zorgplicht en zijn verantwoordelijk voor voldoende beschikbaarheid van de reguliere ambulancezorg (mits voorliggend wetsvoorstel “wet ambulancezorg, nummer 29 835” wordt vastgesteld). Zij onderhandelen over de prijs van de ambulancezorg, de kosten van de bedrijfsvoering van de RAV en dragen daardoor zorg voor een goede organisatie van de hele spoedeisende zorgketen.

Daarnaast zijn er de kosten van de (MKA in de) gemeenschappelijke meldkamer, die, vooral vanwege de voorbereiding op de geneeskundige hulpverlening bij ongevallen en rampen, hoger kunnen zijn dan de vergoedingen van de zorgverzekeraars.

Dit kan leiden tot structurele tekorten, die zullen moeten worden gedekt door bijdragen van de deelnemende gemeenten (via het bestuur van de Veiligheidsregio Midden en West Brabant en/of de Hulpverleningsdienst Brabant Noord).

Artikel 26 en 27 Wijzigen respectievelijk opheffen van de regeling

Naar analogie van artikel 8 is in deze artikelen door de eis van inwonertal ook de gewogen stemverhouding van toepassing

Artikel 24/25/26/27 Toetreden/Uittreden/Wijzigen/Opheffen

Deze artikelen betreffen de wijze van toetreding tot, uittreding uit, wijziging en opheffing van de regeling. Vooralsnog is geen bepaling opgenomen betreffende financiële verplichtingen van uittredende gemeenten, omdat bij de huidige wetgeving (Wet Ambulancevervoer 23 april 1971), mede gelet op regelgeving betreffende territoriale congruentie van hulpverlenings-regio’s, gemeenten verplicht zijn tot deelname aan deze regeling. Indien nieuwe wetgeving daartoe wel de mogelijkheid biedt kan besloten worden alsnog een regeling op te nemen.

De relevante wettelijke bepaling over van deze artikelen voor zover van toepassing (artikel 26 WGR):

  • 1.

    Het gemeentebestuur dat, daartoe bij de regeling is aangewezen, zendt de regeling aan gedeputeerde staten van zijn provincie. Indien aan de regeling ook gemeenten deelnemen die in andere provincies zijn gelegen, wordt deze tevens toegezonden aan gedeputeerde staten van die provincies.

  • 2.

    De besturen van de deelnemende gemeenten dragen op de gebruikelijke wijze zorg voor de bekendmaking van de regeling.

  • 3.

    Een regeling als bedoeld in artikel 8 treedt niet in werking dan na opname in het register, bedoeld in artikel 27 tweede lid, van gedeputeerde staten die de regeling hebben goedgekeurd. Van de opname in het register doen gedeputeerde staten terstond mededeling aan het gemeentebestuur, bedoeld in de eerste volzin van het eerste lid. Indien aan de regeling ook gemeenten deelnemen die in andere provincies zijn gelegen, wordt tevens mededeling gedaan aan gedeputeerde staten van die provincies.

  • 4.

    Het bepaalde in het eerste, tweede en derde lid is mede van toepassing op besluiten tot wijziging, verlenging of opheffing van de regeling, alsmede op besluiten tot toetreding en uittreding.

  • 5.

    Het bestuur van het openbaar lichaam of het gemeenschappelijk orgaan zendt een besluit tot verandering in de overgedragen bevoegdheden, dat tot stand is gekomen met toepassing van artikel 10, tweede lid, tweede volzin, aan gedeputeerde staten die de regeling hebben goedgekeurd. Indien aan de regeling ook gemeenten deelnemen die in andere provincies zijn gelegen, wordt dit besluit tevens toegezonden aan gedeputeerde staten van die provincies.

Artikel 15 WAV

  • 1.

    Indien in het gebied van een centrale post met minder ambulanceauto’s aan het ambulancevervoer wordt deelgenomen dan is voorgeschreven krachtens artikel 4, eerste lid (van de WAV), doen gedeputeerde staten hiervan mededeling in het provinciaal blad en in een of meer dag- of nieuwsbladen die in de provincie verspreid worden.

  • 2.

    Bij deze mededeling wordt tevens een termijn gesteld, na welke de betrokken gemeente of gemeenten verplicht zijn in het nodige ambulancevervoer te voorzien, indien binnen deze termijn niet voldoende vergunningen zijn verleend.

  • 3.

    Gedeputeerde staten doen mededeling aan het bestuur van de betrokken gemeente of gemeenten van het ontstaan van deze verplichting.

  • 4.

    Bij de toepassing van de vorige leden wordt tevens bepaald, binnen welke termijn het ambulancevervoer tot stand moet worden gebracht.

Artikel XXXI Aanpassingswet VR

Dit artikel bevat een wijziging van de Wet ambulancevervoer (WAV). De Wet ambulancezorg (WAZ) (Stb. 2009, 65) zal met ingang van 1 januari 2011 de WAV vervangen. Hoewel de WAZ al tot wet is verheven laat de inwerkingtreding op zich wachten, omdat een voorbereidingsperiode, onder meer in verband met het verstrekken van vergunningen, noodzakelijk is. Zolang de WAZ nog niet in werking is getreden, zal de WAV van kracht blijven. De onderhavige wijzigingen betreffen terminologisch aanpassingen van de WAV aan de Wvr (onder meer door de verwijzingen naar de Wet geneeskundige hulpverlening bij ongevallen en rampen en de Brandweerwet 1985 te vervangen door de overeenkomstige bepalingen in de Wet veiligheidsregio’s), zoals ook de Wvr is aangepast aan de WAV. Op het moment dat de WAZ in werking treedt, vervalt de WAV en zullen de WAZ en de Wvr aan elkaar aangepast worden.

Eerste wijziging GR RAV

In de eerste wijziging van de regeling zijn de volgende aspecten betrokken.

  • A.

    DualiseringDoor de inwerkingtreding van de wet dualisering gemeentelijke medebewindbevoegdheden is het karakter van de regeling veranderd in de zin, dat niet langer sprake is van een regeling aangegaan door zowel de gemeenteraden als de colleges van B&W van de deelnemende gemeenten. Door opname van een wettelijke fictie in genoemde wet is bepaald dat met de inwerkingtreding van genoemde dualiseringswet geregeld is, dat sprake is van een z.g. ‘collegeregeling’. De gemeenteraden dienen in dergelijke gevallen niet langer te besluiten tot het aangaan van de regeling, doch deze slechts goed te keuren. In dat kader is in deze wijziging slechts sprake van een tekstuele aanpassing van de regeling conform het wettelijke karakter daarvan. In art. 6 lid 2 en lid 3, art. 7 lid 1, art. 17 lid 3 is derhalve sprake van een louter tekstuele aanpassing in de zin dat het college wettelijk bevoegd is en niet langer de gemeenteraad.

  • B.

    LiquiditeitspositieAan art. 21 is een lid 4 toegevoegd luidend: de gemeenten zullen er steeds zorg voor dragen dat het openbaar lichaam te allen tijde over voldoende middelen beschikt om aan al zijn verplichtingen jegens derden te kunnen voldoen. Deze toevoeging is gebaseerd op de BIZA Circulaire van 08-07-1999 met kenmerk nr. F099/U59111. De bepaling voorziet erin dat gemeenten steeds in een zodanige liquiditeit van de regeling voorzien, dat het openbaar lichaam daardoor in staat is om tegen gunstiger voorwaarden bij de BNG financiering van haar activiteiten kan regelen. Een dergelijke bepaling is ook in vele andere gemeenschappelijke regelingen opgenomen. Daarnaast is in artikel 27 lid 2 de wijze van opstellen van een liquidatieplan bij opheffing van de regeling aangescherpt in die zin dat daarin de rechten en verplichtingen van de deelnemende gemeenten jegens derden worden opgenomen.

  • C.

    Verantwoordings- en informatieplichtGelet op artikel 16, 17 en 18 WGR zijn de bepalingen van artikel 17 en 18 van de regeling ongewijzigd gebleven met uitzondering van art 17 lid 3. Daarin is nu bepaald dat een lid van het Algemeen Bestuur desgevraagd verantwoording aflegt aan het college dat hem heeft aangewezen als afgevaardigde en niet langer direct aan de raad.

Betreffende wettelijke bepaling uit de Wet Gemeenschappelijke Regelingen zijn:

Artikel 16

  • 1.

    De regeling houdt bepalingen in omtrent de wijze waarop een lid van het algemeen bestuur van het openbaar lichaam of een lid van het gemeenschappelijk orgaan aan de raad die dit lid heeft aangewezen, de door een of meer leden van die raad gevraagde inlichtingen dient te verstrekken.

  • 2.

    De regeling houdt tevens bepalingen in omtrent de wijze, waarop het dagelijks bestuur en een of meer leden daarvan aan het algemeen bestuur de door een of meer leden daarvan gevraagde inlichtingen verstrekken, alsmede door het algemeen bestuur ter verantwoording kunnen worden geroepen.

  • 3.

    De regeling houdt bepalingen in omtrent de wijze waarop een lid van het algemeen bestuur van het openbaar lichaam of een lid van het gemeenschappelijk orgaan door de raad die dit lid heeft aangewezen, ter verantwoording kan worden geroepen voor het door hem in dat bestuur onderscheidenlijk dat orgaan gevoerde beleid.

  • 4.

    Ingeval toepassing is gegeven aan het bepaalde in artikel 13, vijfde lid, onder a, houdt de regeling bepalingen in omtrent de wijze waarop aan de raad die geen lid van het algemeen bestuur van het openbaar lichaam of van het gemeenschappelijk orgaan aanwijst, de door een of meer leden van die raad gevraagde inlichtingen worden verstrekt en de door die raad gevraagde verantwoording wordt afgelegd voor het door dat bestuur onderscheidenlijk dat orgaan gevoerde beleid.

  • 5.

    De regeling houdt bepalingen in omtrent de bevoegdheid van de raad, een door hem aangewezen lid van het algemeen bestuur van het openbaar lichaam of een door hem aangewezen lid van het gemeenschappelijk orgaan, ontslag te verlenen, indien dit lid het vertrouwen van de raad niet meer bezit. Op het ontslagbesluit is artikel 7:1 van de Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing.

  • 6.

    Bij het verstrekken van inlichtingen ingevolge het eerste of het vierde lid, of het afleggen van verantwoording ingevolge het derde of het vierde lid, verschaft een lid van het algemeen bestuur van het openbaar lichaam of een lid van het gemeenschappelijk orgaan over zaken waaromtrent krachtens artikel 23 geheimhouding is opgelegd slechts informatie, indien krachtens artikel 25 van de Gemeentewet geheimhouding is opgelegd. Laatstbedoelde geheimhouding kan eerst worden opgeheven, nadat door het algemeen bestuur van het openbaar lichaam of door het gemeenschappelijk orgaan tot opheffing van de geheimhouding is besloten.

Artikel 17

De regeling houdt bepalingen in omtrent de wijze waarop door het bestuur van het openbaar lichaam of door het gemeenschappelijk orgaan aan de raden van de deelnemende gemeenten de door een of meer leden van die raden gevraagde inlichtingen worden verstrekt.

Artikel 18

Artikel 16

Artikel 16 is van overeenkomstige toepassing op regelingen die uitsluitend getroffen zijn door colleges van burgemeester en wethouders.

  • D.

    Goedkeuring G.S.Niet langer is van gedeputeerde staten de goedkeuring nodig bij het aangaan of wijziging van een gemeenschappelijke regeling. De regeling of wijziging daarvan wordt wel ter kennis van G.S. gebracht.

  • E.

    Administratieve aanpassingArt. 11 lid 5 en lid 6 zijn vernummerd naar respectievelijk lid 1 en lid 2. Lid 5 van art. 25 is vernummerd naar lid 4.

Tweede Wijziging GR RAV

In Artikel 9 is lid 1 is gesplitst in lid 1 en lid 2 en een nieuw lid 3 is toegevoegd. Dit teneinde het mogelijk te maken dat de samenstelling van het dagelijks bestuur van de RAV gevoed kan blijven worden uit de dagelijks besturen van de GGD Hart voor Brabant en de GGD West-Brabant, zonder dat daarbij de gemeenten die het betreft op grond van de wet gedwongen worden om niet langer de bij voorkeur in het Algemeen Bestuur afgevaardigde of af te vaardigen wethouder volksgezondheid te moeten vervangen door een andere wethouder.

Gebruik is gemaakt van de mogelijkheid van artikel 14 lid 2 van de Wet Gemeenschappelijke Regelingen om, behoudens de voorzitter ook niet leden van het Algemeen Bestuur te kunnen benoemen in het Dagelijks Bestuur. Daarbij geldt dan wel nadrukkelijk de voorwaarde dat ‘externe’ leden van het dagelijks bestuur nimmer de meerderheid in het dagelijks bestuur mogen vormen.