Beleidsregel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Uden houdende regels omtrent de beoordeling van de brandveiligheid (Beleidsregel beoordeling brandveiligheid Dichterbij gemeente Uden 2021)

Geldend van 11-05-2021 t/m heden

Intitulé

Beleidsregel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Uden houdende regels omtrent de beoordeling van de brandveiligheid (Beleidsregel beoordeling brandveiligheid Dichterbij gemeente Uden 2021)

Algemeen

Artikel 1. Begripsbepalingen

  • 1. Voor toepassing van deze beleidsregel wordt verstaan onder:

    • a.

      Bepalingsmethode: methodiek, als bedoeld in artikel 2 van het Convenant, op basis waarvan kan worden bepaald dat (het samenstel van) toegepaste maatregelen een voldoende brandveilig gebruik van een pand als resultaat heeft;

    • b.

      Brandweer: Brandweer Brabant-Noord, onderdeel uitmakend van de gemeenschappelijke regeling Veiligheidsregio Brabant-Noord;

    • c.

      College: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Uden;

    • d.

      Convenant: Het door het Algemeen Bestuur van veiligheidsregio Brabant-Noord en de Raad van Bestuur van stichting Dichterbij d.d. 10 januari 2020 gesloten convenant “Convenant brandveiligheid Dichterbij – Veiligheidsregio Brabant-Noord”;

    • e.

      Dichterbij: stichting Dichterbij, zorgaanbieder, gevestigd is te Gennep en onder meer extramurale zorg in combinatie met wonen biedt voor personen met een verstandelijke beperking;

    • f.

      Productbladen: onderbouwing van een generieke gelijkwaardige oplossing voor een prestatie-eis die voor alle woningen van Dichterbij van toepassing kan zijn.

    • g.

      Uitgangspuntendocument: het samen door Dichterbij en Brandweer Brabant-Noord d.d. 14 januari 2016 opgesteld document waarin de fundamentele uitgangspunten voor risicogestuurde brandveiligheid bij extramurale zorgwoningen van Dichterbij zijn vastgelegd;

    • h.

      WARR-systematiek: methode van classificeren van personen naar de mate waarin zij zelfredzaam zijn ingeval van brand. De methode maakt onderscheid tussen personen die enkel een waarschuwing (W) nodig hebben, gealarmeerd dienen te worden (A) of gered moeten worden door 1 persoon (R) of meerdere personen (RR).

    • i.

      Wet: het Bouwbesluit 2012 en de Woningwet.

Artikel 2. Toepassingsbereik

  • 1. Deze beleidsregel is van toepassing op beoordeling van meldingen brandveilig gebruik bij zorgwoningen van Dichterbij, mits en voor zover deze woningen aan de navolgende voorwaarden voldoen:

    • a.

      Dichterbij wendt de woning aan ten behoeve van groepszorgwoning met zorg op afroep. Dit moet blijken uit de gebruiksmelding die Dichterbij indient;

    • b.

      Er wonen niet meer dan 10 personen in de woning;

    • c.

      De woning voldoet aan de bouwkundige voorwaarden zoals verwoord in hoofdstuk 1 van het Uitgangspuntendocument;

    • d.

      De melding brandveilig gebruik omvat tevens een verzoek om gelijkwaardigheid als bedoeld in artikel 1.3 Bouwbesluit in combinatie met artikel 1.18, lid 1 onder a Bouwbesluit.

De gebruiksmelding

Artikel 3. Gebruiksmeldingsplicht

  • 1. Vanwege het verzoek om gelijkwaardigheid als bedoeld in artikel 1.3 Bouwbesluit, is het voorgenomen brandveilig gebruik op grond van artikel 1.18, lid 1 onder a Bouwbesluit meldingsplichtig;

  • 2. In lijn met de Memorie van Toelichting op artikel 2.2 Besluit omgevingsrecht (Bor), is het college van oordeel dat er geen sprake is van een vergunningsplicht voor brandveilig gebruik zolang de negatieve gevolgen van een eenmaal uitgebroken brand de veiligheid van niet meer dan 10 personen beïnvloedt.

  • 3. Naast elkaar gelegen woningen van Dichterbij in een straat of in een appartementencomplex die voldoen aan de bouwkundige voorwaarden van hoofdstuk 1 van het Uitgangspuntendocument en waarin afzonderlijk niet meer dan 10 personen woonachtig zijn, worden elk afzonderlijk als gebruikmeldingsplichtig aangemerkt en niet als totaal aangemerkt als vergunningsplichtig.

Artikel 4. Indieningsvereisten melding brandveilig gebruik

Teneinde aannemelijk te maken dat het voorgenomen gebruik van de woning van Dichterbij voldoet aan een adequaat niveau van brandveiligheid, verlangt het College, voor zover de wet hier niet al in voorziet, dat de ingediende melding brandveilig gebruik tenminste de volgende gegevens bevat:

  • 1.

    een situatieschets met noordpijl met een schaal die niet kleiner is dan 1:1.000, en per bouwlaag een plattegrondtekening met een schaal die niet kleiner is dan 1:100 bij een gebouw met een brutovloeroppervlakte van minder dan 10.000 m² en niet kleiner dan 1:200 bij een grotere brutovloeroppervlakte. Op de plattegrondtekening of een bijlage daarvan is aangegeven:

    • a.

      schaalaanduiding;

    • b.

      per bouwlaag:

      • i.

        hoogte van de vloer boven het meetniveau;

      • ii.

        gebruiksoppervlakte, en

      • iii.

        maximaal aantal personen;

    • c.

      per ruimte:

      • i.

        vloeroppervlakte;

      • ii.

        gebruiksbestemming;

    • d.

      met aanduidingen van de plaats van, voor zover deze aanwezig zijn:

      • i.

        brand- of rookwerende scheidingsconstructies;

      • ii.

        vluchtroutes;

      • iii.

        draairichting van deuren;

      • iv.

        zelfsluitende deuren als bedoeld in de wet;

      • v.

        sluitwerk van deuren als bedoeld in artikel 6.25 en 7.12 van de Wet;

      • vi.

        vluchtroute-aanduidingen;

      • vii.

        noodverlichting;

      • viii.

        oriëntatieverlichting als bedoeld in artikel 6.5 van de Wet;

      • ix.

        brandmeldcentrale en brandmeldpaneel;

      • x.

        brandslanghaspels;

      • xi.

        mobiele brandblusapparaten;

      • xii.

        droge blusleidingen;

      • xiii.

        brandweeringang;

      • xiv.

        sleutelkluis of –buis;

      • xv.

        brandweerlift;

    • e.

      gegevens en bescheiden over de aard en de plaats van de brandveiligheidsinstallaties.

Artikel 5. Aanvullende indieningsvereisten inzake verzoek om gelijkwaardigheid

  • 1. Daar waar in de melding brandveilig gebruik toepassing wordt gegeven aan gelijkwaardigheid als bedoeld in artikel 1.18, lid 1 onder a Bouwbesluit, dient Dichterbij een op zichzelf staand dossier voor de betreffende woning aan te leveren om de gelijkwaardigheid voldoende aannemelijk te maken.

  • 2. Het dossier omvat tenminste de volgende gegevens en bescheiden:

    • a.

      Het beoogde brandveiligheidsdoel voor de woning;

    • b.

      Een overzicht van alle artikelen uit hoofdstuk 6 en 7 van de Wet waar door toepassing van de gelijkwaardigheid niet rechtstreeks aan wordt voldaan. Indien rechtstreeks aan alle artikelen uit de hoofdstukken 6 en 7 wordt gedaan, vormt het dossier de onderbouwing op welke wijze invulling wordt gegeven aan de doelstelling uit het convenant en daarmee ook aan de algemene zorgplicht zoals verwoord in artikel 1a Woningwet;

    • c.

      Het Uitgangspuntendocument;

    • d.

      Een beschrijving van de gehanteerde Bepalingsmethode die ten grondslag ligt aan de gelijkwaardigheid;

    • e.

      Een beschrijving van de voor de gelijkwaardigheid relevante gebouwkenmerken, zoals bedoeld in de Bepalingsmethode;

    • f.

      Een beschrijving van de voor de gelijkwaardigheid relevante bewonerskenmerken conform de WARR-systematiek, zoals bedoeld in de Bepalingsmethode;

    • g.

      Beschrijving van de voor de gelijkwaardigheid relevante toegepaste maatregelen.

      Per genoemde maatregel dient hiervoor inzicht te worden gegeven in:

      • i.

        Benaming van maatregel

      • ii.

        De beoogde werking van de maatregel

      • iii.

        Relevante specificaties van de maatregel waaruit blijkt dat de maatregel de beoogde werking kan hebben (prestatie en validatie ervan);

      • iv.

        Informatie over de wijze waarop Dichterbij de inzet en werking van de maatregel duurzaam borgt.

    • h.

      Een weergave van het resultaat uit de Bepalingsmethode waaruit blijkt dat het beoogde brandveiligheidsdoel wordt bereikt.

    • i.

      Een weergave van alle parameters en rekenwaarden zoals deze voor het betreffende woning zijn gebruikt in de Bepalingsmethodiek.

Adviesverzoek aan veiligheidsregio

Artikel 6. Verplicht advies door veiligheidsregio

  • 1. Het college legt meldingen brandveilig gebruik die onder het toepassingsbereik van deze beleidsregel vallen ter advisering voor aan de Brandweer.

  • 2. Brandweer adviseert het college over de volledigheid van het meldingsdossier en over de aannemelijkheid van de aangedragen gelijkwaardigheid.

Oordeelsvorming door College

Artikel 7. Separaat oordeel over gelijkwaardigheid

  • 1. Het college besluit binnen 8 weken op het verzoek tot goedkeuring van de gelijkwaardigheid als bedoeld in artikel 2, lid 1 onder d.

  • 2. Het college betrekt bij haar besluitvorming het advies van Brandweer Brabant-Noord als bedoeld in artikel 6, lid 2.

Toezicht

Artikel 8. Systematisch toezicht

  • 1. Dichterbij is op grond van artikel 1.3, lid 2 Bouwbesluit verplicht om de gelijkwaardige oplossing in stand te houden. Hierop houdt het college toezicht.

  • 2. Toezicht op instandhouding van gelijkwaardige oplossingen bij woningen van Dichterbij maakt onderdeel uit van de gemeentelijke toezichtstrategie brandveiligheid. Deze toezichtstrategie is gebaseerd op de regionale toezichtstrategie Brandveiligheid zoals aangeboden door de Brandweer aan de gemeente.

  • 3. Teneinde toezicht uit te kunnen laten voeren door de Brandweer, zend het college zo spoedig mogelijk een afschrift van de berichtgeving inzake acceptatie van de melding brandveiligheid gebruik én het besluit als bedoeld in artikel 7 aan de Brandweer.

Slotbepalingen

Artikel 9. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. Deze beleidsregel treedt in werking op de eerste dag na de bekendmaking.

  • 2. Deze beleidsregel wordt aangehaald als “beleidsregel beoordeling brandveiligheid Dichterbij gemeente Uden 2021”

Ondertekening

Toelichting

Algemeen

Inleiding en aanleiding

Stichting Dichterbij

Stichting Dichterbij (Dichterbij) is een zorgaanbieder die zorg verleent aan kinderen en volwassenen met een geestelijke beperking. Dichterbij verleent deze zorg in de provincies Noord-Brabant, Gelderland en Limburg. Ook binnen het gebied van de Veiligheidsregio Brabant-Noord is Dichterbij actief. Kenmerkend voor de zorg die Dichterbij aanbiedt zijn de kleinschalige woongroepen die gehuisvest zijn in reguliere woonhuizen, eventueel met aanvullende voorzieningen. In de avonden en nachten is er in principe dan ook geen verplegend personeel aanwezig. Het aanbieden van zorg in deze vorm is vanuit de wens om de bewoners zoveel mogelijk onderdeel uit te laten maken van de samenleving en een ‘gewoon leven’ te leiden.

Wettelijk kader ontoereikend

De woonzorg-voorzieningen van Dichterbij zijn vanuit het oogpunt van brandveiligheid zeer risicovol. Bij het uitbreken van een brand zijn de bewoners in veel gevallen niet voldoende zelfredzaam en zijn ze aangewezen op hulp van buitenaf, terwijl de kans dat deze hulp tijdig aanwezig is om levensreddend te kunnen handelen klein is. Brandveiligheid bij de woonzorg-voorzieningen van Dichterbij is daarom van groot belang.

Het wettelijk kader op het terrein van brandveiligheid, Woningwet en Bouwbesluit, biedt onvoldoende maatwerk ten aanzien van zorgverlening aan verminderd zelfredzame personen in een reguliere woonomgeving. Onduidelijke en voor eigen interpretatie vatbare regelgeving heeft als gevolg dat vergunningverlening voor de zorglocaties en het toezicht erop erg diffuus is. In het verleden zijn er dan ook al meermaals juridische conflicten geweest tussen Dichterbij en gemeenten na toezicht door de Brandweer. Voor zowel de gemeenten, Brandweer, als Dichterbij is deze situatie onwenselijk. Het voldoen aan de wet betekent daarnaast niet automatisch dat cliënten van Dichterbij een adequate bescherming genieten in geval van brand. Dichterbij beseft dit en heeft oprechte intentie geuit om de veiligheid van cliënten te vergroten.

Samenwerken aan brandveiligheid

Om goede zorg voor brandveiligheid te kunnen bieden aan cliënten heeft Dichterbij het Algemeen Bestuur van Veiligheidsregio Brabant-Noord verzocht om een gezamenlijk normenkader vast te stellen. Het Algemeen Bestuur steunde dit verzoek. Dit heeft geresulteerd in een convenant tussen Dichterbij en Veiligheidsregio Brabant-Noord waarin gezamenlijk gedragen uitgangspunten en afspraken zijn vastgelegd. Het convenant is op 10 januari 2020 ondertekend door beide partijen.

Het Algemeen Bestuur van de Veiligheidsregio Brabant-Noord erkent dat het bestaande wettelijk kader te nauwgezet is voor de situatie van Dichterbij. Het Algemeen Bestuur heeft daarom Brandweer Brabant-Noord verzocht een risicogerichte aanpak voor Dichterbij te ontwikkelen. Deze aanpak sluit tevens aan bij het landelijke project De Zorg Brandveilig, waarin Brandweer Nederland in samenwerking met diverse zorgpartijen de brandveiligheid in de zorg stimuleert door middel van een risicogerichte aanpak.

In de uitvoering van de gemaakte afspraken van het convenant trekken Dichterbij, Veiligheidsregio Brabant-Noord en Brandweer Brabant-Noord in een gezamenlijk traject op. Dichterbij investeert fors in brandveiligheidsmaatregelen bij hun woonzorg-voorzieningen, en Veiligheidsregio en Brandweer ondersteunen Dichterbij om te voldoen aan de zorgplicht tot brandveiligheid. Het Algemeen Bestuur van de Veiligheidsregio heeft uitgesproken het belangrijk te vinden dat er eenduidige besluitvorming plaatsvindt door de colleges van burgemeester en wethouders in de afzonderlijke gemeenten met betrekking tot de afhandeling van meldingen brandveilig gebruik door Dichterbij. Zo wordt gezorgd voor een eenduidig speelveld voor Dichterbij, zorgvuldige besluitvorming in betreffende gemeenten en effectieve beoordeling door de Brandweer.

Veiligheidsregio en Brandweer ondersteunen de colleges hierbij door informatieverstrekking aan ambtenaren en het opstellen van deze beleidsregel.

Uniforme beleidsregels voor eenduidige besluitvorming

Om het convenant tot een goede uitvoering te brengen, is het noodzakelijk dat de gemaakte afspraken uit het convenant vertaald worden in concrete gemeentelijke beleidsregels. De aanwezigheid van uniforme, ondubbelzinnige beleidsregels stimuleert een eenduidige besluitvorming door de colleges van burgemeester en wethouders van de afzonderlijke gemeenten. De beleidsregels bieden de colleges een eenduidig kader waarmee vergunningaanvragen en meldingen brandveilig gebruik door Dichterbij op uniforme wijze afgehandeld kunnen worden.

Deze beleidsregel en convenant brandveiligheid

Het convenant brandveiligheid tussen Dichterbij en Veiligheidsregio Brabant-Noord is een uitdrukking van de intenties van beide partijen en het bevat algemene regels die het kader bepalen voor verbetering van het door Dichterbij beheerde vastgoed.

Beoordeling van brandveiligheidsmaatregelen is echter een verantwoordelijkheid van een individueel college. De bepaling van brandveiligheidsnormen en gelijkwaardige oplossingen volgens artikel 1.3 van het Bouwbesluit dient per geval bekeken te worden. Uit de Nota van Toelichting van het Bouwbesluit blijkt ook dat het gelijkwaardig beschermingsniveau ‘ten genoegen van het bevoegd gezag’ moet worden aangetoond. Het bevoegd gezag heeft aldus de vrijheid om naar eigen inzicht vast te stellen of aan dit vereiste al dan niet wordt voldaan. Dit is onderdeel van de beoordeling die het bevoegd gezag moet maken bij de aanvraag om een omgevingsvergunning of een melding voor brandveilig gebruik van een gebouw.

Dat betekent dat Dichterbij zich kan beroepen op een gelijkwaardigheidsbepaling, maar dat dit een uitgebreide toetsing vergt van het bevoegd gezag. In dit geval ook aan de zorgplicht van Dichterbij rondom het voorkomen van slachtoffers zoals deze in het Convenant is vastgelegd. Deze beleidsregel geldt dan als uitvoeringsbeleid en -kader om deze toetsing op een uniforme manier mogelijk te maken door het bevoegd gezag, met Brandweer zoals zijn adviseur.

Doel van deze beleidsregel

Deze beleidsregel kent twee doelstellingen:

  • 1.

    Juridische borging en kwalitatief goede besluitvorming, van de beoordeling van technische gelijkwaardige oplossingen. Zodat deze met een goed en duidelijk proces tot een juridisch goed onderbouwde uitkomst worden beoordeeld.

  • 2.

    Uniform werken, zodat Dichterbij kan rekenen op betrouwbare overheidspartners in Veiligheidsregio Brabant-Noord bij het verhogen van brandveiligheid in hun vastgoed. Deze beleidsregel maakt dat mogelijk.

Bepalingsmethode: Essentie van beoordeling gelijkwaardige oplossingen

Zoals gesteld is het huidige wettelijk kader ontoereikend om een adequaat niveau van bescherming te verkrijgen voor cliënten van Dichterbij. Voor beoordeling van brandveiligheid van panden die vallen onder de werking van deze beleidsregel wordt daarom gebruik gemaakt van een bepalingsmethode. De bepalingsmethode maakt het mogelijk om inzicht te krijgen welke maatregelen nodig zijn om een adequaat niveau van brandveiligheid te realiseren. De bepalingsmethode bestaat uit verschillende onderdelen die in onderlinge samenhang bepalen in hoeverre brandveiligheidsdoelen worden behaald. Onderstaande figuur geeft de opbouw van de bepalingsmethode weer. Elk onderdeel wordt in onderstaande tekst toegelicht.

afbeelding binnen de regeling

Brandscenario’s

Waar het Bouwbesluit uitgaat van een brand volgens een standaardbrand, zijn in de bepalingsmethode twee verschillende brandscenario’s beschouwd: Een smeulbrand (veel rook, weinig warmte) en een snelle felle brand (veel warmte, veel rook). Door twee uiterste scenario’s te hanteren zijn de uiteindelijke maatregelen voldoende om alle branden af te dekken. Ook zijn de dag- en nachtsituatie beschouwd. Deze scenario’s zijn bepaald en gesimuleerd met geavanceerde computermodellen in overleg met TNO en Efectis. Er zijn uiteindelijk circa 1.300 brandscenario’s voor één woning doorgerekend. De conclusie van deze doorrekening is dat een felle brand in de nachtsituatie het meest nadelige scenario is voor de beschikbare evacuatietijd. Dit scenario is daarom gekozen om alle mildere scenario’s mee af te kunnen dekken.

WARR methodiek

Waar het Bouwbesluit geen onderscheid maakt in type personen, biedt de WARR methodiek de mogelijkheid om elk type persoon te onderscheiden en daarmee te bepalen of en hoeveel hulp zij nodig hebben om de woning veilig te verlaten. De methode maakt onderscheid tussen personen die enkel een waarschuwing (W) nodig hebben, gealarmeerd dienen te worden (A) of gered moeten worden door één persoon (R) of meerdere personen (RR). Door maatwerk is vrij nauwkeurig te bepalen hoeveel tijd er nodig is om alle cliënten veilig buiten te krijgen en hoeveel ontruimers hierbij nodig zijn. Deze methodiek word landelijk omarmd en toegepast in de zorg.

Standaard gebouwkenmerken

Bij het bepalen van de brandscenario’s en de eventueel daarop volgende maatregelen, is het van belang dat ze binnen bepaalde gebouwafmetingen worden toegepast. Ook deze afmetingen zijn in overleg met TNO en Efectis gevalideerd. Ook zijn de gebouwkenmerken bepalend voor de daadwerkelijke ontruiming, al deze zaken worden dus nader beschouwd en zijn specifiek van belang (bijvoorbeeld: doormelding van de brandmeldinstallatie). Door de in te dienen gebruiksmelding met tekeningen kan door de Brandweer worden gecontroleerd of het gebouw voldoet aan deze uitgangspunten. Indien dit niet het geval is, zijn er andere scenario’s te verwachten of kunnen maatregelen niet het beoogde effect hebben.

Validatie maatregelen

Er zijn een aantal maatregelen die genomen kunnen worden om het brandrisico te verminderen. Dit zijn de volgende maatregelen:

  • 1.

    Sluiten van binnendeuren in combinatie met brandcompartimentering

  • 2.

    Blusinstallatie (diverse soorten)

  • 3.

    Toepassen van brandveilig meubilair

Een combinatie van maatregelen is ook mogelijk. Welke maatregel wordt toegepast, is afhankelijk van hoe snel het gebouw ontruimd kan worden en hoeveel tijd daarvoor beschikbaar is.

Welk effect de maatregelen hebben op het brandscenario is beoordeeld in de 1.300 doorgerekende brandscenario’s, welke door TNO en Efectis zijn gevalideerd

ASET vs RSET bepaling

Als de huidige situatie niet blijkt te voldoen, wordt aan de hand van bovenstaande zaken één of meerdere maatregelen gekozen. Alle maatregelen worden uiteindelijk gekwantificeerd. Dit leidt ertoe dat er een waarde voor ASET (totaal beschikbare evacuatietijd) en een waarde voor RSET (totaal benodigde evacuatietijd) kan worden bepaald. Als uiteindelijk blijkt dat ASET groter is dan RSET, er is dus meer tijd beschikbaar om veilig te vluchten dan dat er nodig is, kan geconcludeerd worden dat de vluchtveiligheid juridisch gelijkwaardig is aan de doelen uit Bouwbesluit 2012.

Opbouw van deze beleidsregel

De beleidsregel is opgebouwd volgens de procesgang bij het beoordelen van brandveiligheidsmaatregelen.

Dichterbij zal voor hun panden die vallen onder de werking van deze Beleidsregel een melding brandveilig gebruik indienen bij het College. Bij deze melding voegt Dichterbij een onderbouwing van gelijkwaardigheid, onder andere in de vorm van een ingevulde bepalingsmethodiek. Dit verzoek tot gelijkwaardigheid kan beoordeeld en al dan niet geaccepteerd worden door het College, ondersteund door advies van de Brandweer. Na accordering van de melding met gelijkwaardigheid kan Dichterbij de voorgestelde maatregelen uitvoeren. In de gebruiksfase wordt door de Brandweer toegezien op instandhouding van de maatregelen door Dichterbij.

Dit proces is hieronder uitgetekend, met daarbij een verwijzing naar het betreffende artikel in deze beleidsregel.

afbeelding binnen de regeling

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1Begripsbepalingen

Lid 1, Onder a

De bepalingsmethode vormt de inhoudelijke basis voor beoordeling van brandveiligheidsmaatregelen. Een nadere beschouwing van de bepalingsmethode is gegeven in de algemene toelichting. De bepalingsmethode is gezamenlijk ontwikkeld door Brandweer en Dichterbij en extern gevalideerd.

Lid 1, Onder f

Dichterbij kiest voor hun panden veelal een generieke gelijkwaardige oplossing. Deze generieke oplossingen worden door Dichterbij aangeleverd als een productblad. Deze productbladen zijn vooraf getoetst en gevalideerd waardoor de brandweer efficiënter tot een advies kan komen.

Via de aanlevering van een productblad per aanvraag is daarnaast geborgd dat besluitvorming herleidbaar en juridisch onderbouwd is. Het productblad maakt onderdeel uit van het gelijkwaardigheidsdossier bij elke individuele melding brandveilig gebruik.

Lid 1, Onder g

Het Uitganspuntendocument gaat uit van een referentiewoning die gebruikt is voor het maken van brandscenario’s, zoals beschreven in de bepalingsmethode. Het document bevat randvoorwaarden op basis waarvan een woning van Dichterbij hoort te voldoen om binnen de werking van deze Beleidsregel te vallen. Zoals bouwkundige vereisten. Zo wordt geborgd dat een brand en rookverspreiding te voorspellen blijft binnen het model, inclusief de effectiviteit van maatregelen. Wanneer een pand van dichterbij niet voldoet aan de afbakening in het Uitgangspuntendocument en Bepalingsmethode, valt het pand buiten de werking van deze Beleidsregel.

Lid 1, Onder h

De WARR-systematiek regelt het onderdeel ‘persoonskenmerken’ binnen de bepalingsmethode. De systematiek is een hulpmiddel voor het objectief bepalen van het risicoprofiel van een persoon. Met een toepaste WARR-systematiek kan bepaald worden hoe snel ontruiming in de praktijk kan plaatsvinden, ten opzichte van stringente aannames over vluchttijd in het Bouwbesluit. De systematiek past binnen de risicogerichte benadering van het Convenant en deze Beleidsregel. De WARR-systematiek is landelijk erkent in het programma De Zorg Brandveilig

Artikel 2Toepassingsbereik

Dichterbij heeft vele type panden. Niet alle panden vallen binnen de werking van de Beleidsregel. Dit artikel regelt aan welke randvoorwaarden een zorgwoning van Dichterbij moet voldoen, wil deze Beleidsregel van toepassing zijn. De voorwaarden hangen samen met het brandveiligheidsmodel, de Bepalingsmethode, waarop beoordeling van brandveiligheid in deze Beleidsregel is gebaseerd.

Onder a

Definiëring van de gebruiksfunctie vanuit de wet heeft in het verleden de nodige discussie opgeleverd tussen gemeenten, Brandweer als adviseur van gemeenten, en Dichterbij. De activiteiten van Dichterbij vinden namelijk plaats op het snijvlak van wonen en zorgverlening. De verschillende interpretatie van de activiteiten van Dichterbij, vertaald naar een gebruiksfunctie, leidt niet tot kwalitatief goede besluitvorming. In deze Beleidsregel is daarom gekozen om alleen gebruiksmeldingen binnen scope te plaatsen wanneer Dichterbij ervoor kiest groepszorgwoning voor zorg op afroep als gebruiksfunctie te kiezen. De uitganspunten van deze Beleidsregel en het brandveiligheidsmodel passen bijvoorbeeld niet op zwaardere vormen van zorg, als 24-uurszorg.

onder b

Deze Beleidsregel werkt met een gebruiksmelding en gelijkwaardigheidsbeoordeling als instrument voor het borgen van brandveiligheid. Op grond van artikel 2.2 Besluit omgevingsrecht (Bor) is er sprake van een vergunningsplicht als er aan meer dan 10 personen nachtverblijf vanuit zorg wordt aangeboden of als er dagverblijf wordt aangeboden aan meer dan 10 lichamelijk of geestelijk gehandicapten. Uit de Nota van Toelichting van het Bor blijkt dat de wetgever met de omgevingsvergunning voor brandveilig gebruik beoogt om de “…negatieve gevolgen van een eenmaal uitgebroken brand voor de veiligheid van personen” te beperken. “Het gaat om de aanwezigheid van grotere aantallen mensen in een wellicht kwetsbare situatie of om minder zelfredzame mensen.”

Omdat elke woning voldoende brandwerend gescheiden is, een eigen vluchtweg heeft en er niet meer dan 10 cliënten woonachtig zijn in een woning, zal er nimmer sprake zijn van negatieve gevolgen van een eenmaal uitgebroken brand voor de veiligheid van 10 of meer personen.

Wanneer meer dan tien personen getroffen kunnen worden door brand is er geen sprake meer van een gebruiksmeldingsplicht maar een vergunningsplicht. In dat geval past een pand niet binnen de kaders van deze Beleidsregel en het brandveiligheidsmodel.

onder c

Zie artikel 1 onder g voor een verdere toelichting op het Uitgangspuntendocument.

onder d

De beoordeling van een gelijkwaardigheid geldt als preventieve toets voor het borgen van brandveiligheid. Wanneer Dichterbij geen verzoek tot gelijkwaardigheid indient, is deze beleidsregel niet van toepassing.

Dit lid beoogt ook rechtszekerheid voor Dichterbij. Bij een verzoek tot gelijkwaardigheid, hoort het college namelijk ook expliciet uitspraak te doen over de gelijkwaardigheid horende bij de gebruiksmelding. Zie ook Huijzer, J.C., 2013, Gelijkwaardigheid door een juridische bril (2) in: Bouwregels in de praktijk juni 2013, p.27.

Een ontvangstbevestiging op een melding is geen ‘besluit’ in de zin van artikel 1:3 Awb , omdat hiermee geen rechtsgevolg beoogd wordt. Dat betekent dat er geen rechten aan een melding en een ontvangstbevestiging ontleend kunnen worden. Uit een ontvangstbevestiging kan immers niet afgeleid worden dat het bevoegd gezag de gelijkwaardigheid onderschrijft. Een gebruiksmelding dient er dan ook slechts voor om het bevoegd gezag ervan in kennis te stellen dat er naar het oordeel van de gebouweigenaar een gelijkwaardige oplossing aanwezig is, en niet ten behoeve van de rechtszekerheid van de gebouweigenaar. Doorgaans zal het bevoegd gezag wel op eigen initiatief een inhoudelijke reactie geven op de gelijkwaardigheid; zij is dat echter niet verplicht indien de gebouweigenaar zich beperkt tot het doen van een gebruiksmelding. Wanneer die reactie uitblijft en er slechts een ontvangstbevestiging volgt, verkeert de gebouweigenaar in het ongewisse over het standpunt van het bevoegd gezag. Omdat gelijkwaardigheid een groot subjectief karakter draagt en de gevolgen van het wel of niet goedkeuren groot kunnen zijn is dat geen wenselijke situatie. Een gebouweigenaar doet er daarom goed aan om met of separaat aan de gebruiksmelding aan het bevoegd gezag expliciet een besluit te vragen over het bestaan van de gelijkwaardigheid.

Artikel 3

Dit artikel regelt het gebruik een gebruiksmelding met een verzoek tot gelijkwaardigheid als instrument voor beoordeling van brandveiligheid door het college.

De gebruiksmeldingsplicht volgt uit artikel 1.18 van het Bouwbesluit. Dit artikel regelt dat een gebruiksmelding nodig is bij een gelijkwaardigheidsbepaling vanuit het oogpunt van brandveiligheid. Daarnaast regelt artikel 2.2 van het Bor dat een omgevingsvergunning pas noodzakelijk is wanneer er meer dan 10 lichamelijk of verstandelijk gehandicapte personen die getroffen kunnen worden door brand. Panden met meer dan 10 personen vallen niet binnen de scope van deze Beleidsregel.

In het verleden is bij een aantal panden van Dichterbij de keuze gemaakt om toch te kiezen voor een omgevingsvergunning. Zodat er een hoger niveau van brandveiligheid geëist kan worden bij aaneengeschakelde gebouwen. Bij toepassing van deze beleidsregel is dat niet langer noodzakelijk, omdat de gelijkwaardigheidsbeoordeling het mogelijk maakt een preventieve toets te houden. Hierdoor wordt voldoende niveau van brandveiligheid geborgd per individueel pand en worden er niet meer dan 10 personen geraakt door een brand.

Lid 3 bevestigt deze interpretatiekeuze voor een zo hoog mogelijk niveau van brandveiligheid via de gebruiksmelding. Een gebruiksvergunning voegt als zodanig namelijk geen veiligheid toe, aangezien de preventieve toets en borging van brandveiligheid al mogelijk is via een lichter instrument: de melding met een gelijkwaardigheidsbeoordeling.

Artikel 4

Artikel 1.19 van het Bouwbesluit regelt de indieningsvereisten de bij een gebruiksmelding. Artikel 1.19 regelt ook dat het bevoegd gezag aanvullende gegevens en bescheiden kan vragen om een verzoek tot gelijkwaardigheid te kunnen beoordelen.

Dit artikel van de Beleidsregel regelt welke vereisten naar oordeel van het bevoegd gezag nodig zijn om tot deze boordeling te komen. In het geval van de gelijkwaardigheidsbeoordeling binnen deze Beleidsregel heeft het college extra informatie nodig om te beoordelen of er sprake is van een gelijkwaardige oplossing. De beoordeling is namelijk gebaseerd op het Uitgangspuntendocument en de Bepalingsmethode.

Artikel 5

Doel van dit artikel is het waarborgen van de herleidbaarheid van gemaakte afspraken. Bijvoorbeeld bij latere toetsing tijdens toezicht en handhaving. Aangezien gewerkt wordt met aanvullende gegevens en bescheiden bij beoordeling van brandveiligheid, zoals het Uitgangspuntendocument en eventuele Productbladen.

Lid 1 regelt ook gelijkwaardigheid op basis van hoofdstuk 6 en 7 van het Bouwbesluit.

Lid 2 regelt welke gegevens en bescheiden nodig zijn voor een herleidbare gelijkwaardige oplossing. Een aantal van deze gegevens zijn standaardbescheiden. In het kader van administratieve verlichting zijn deze standaarden vooraf gevalideerd en vastgelegd in Productbladen, deze validatie is ondernomen door TNO in hun rapport van 8 november 2017. Andere bescheiden zijn maatwerk en vereisen een toets per verzoek. De toets op basis van maatwerk vindt plaats via de Bepalingsmethode.

Voor de gegevens bedoeld in lid 2 geeft dat het volgende overzicht:

  • a.

    Standaardgegevens, het doel zoals geformuleerd in het Convenant.

  • b.

    Maatwerkgegevens.

  • c.

    Standaardgegevens

  • d.

    Standaardgegevens

  • e.

    Maatwerkgegevens

  • f.

    Maatwerkgegevens

  • g.

    Maatwerkgegevens

  • h.

    Maatwerkgegevens

  • i.

    Maatwerkgegevens

Artikel 6

Doel van dit artikel is het bevestigen van bestaande werk- en procesafspraken tussen gemeente en Brandweer, zodat deze ook van toepassing zijn op meldingen brandveilig gebruik door Dichterbij.

Brandweer adviseert op de twee onderdelen die het college nodig heeft voor zijn besluitvorming:

  • Volledigheid van het meldingsdossier aangeleverd door Dichterbij

  • Aannemelijkheid van de gelijkwaardigheid door Dichterbij

Artikel 7

Doel van dit artikel is het regelen van het expliciete oordeel van het college over gelijkwaardigheid, zoals al is beschreven in artikel 2, lid 1 onder d. Zo heeft Dichterbij rechtszekerheid over de ingediende gelijkwaardigheid.

Titel 4.1 van de Awb is van toepassing op het oordeel over gelijkwaardigheid door het college. Het college dient binnen een redelijk termijn een besluit te nemen op het verzoek van Dichterbij. In deze beleidsregel is het redelijke termijn ingevuld als acht weken.

Vanwege zorgvuldige besluitvorming en uniformiteit in besluitvorming betrekt het college bij dit oordeel het advies van de brandweer.

Artikel 8

Doel van dit artikel is het borgen van brandveiligheidsmaatregelen door Dichterbij in de gebruiksfase. In stand houden van gelijkwaardige oplossingen valt binnen de VTH-taakuitvoering van gemeenten.

Het college ziet deze gelijkwaardige oplossing als een onderdeel waarop toezicht noodzakelijk is. Toezicht op brandveiligheid is geregeld in de Toezichtstrategie Brandveiligheid die is vastgesteld door de zeventien colleges is regio Brabant-Noord. De brandweer is uitvoerend partner in deze strategie. De panden van Dichterbij vallen binnen de scope van deze toezichtstrategie als risicocategorie “woongebouw met zorgvraag”.

Voor toezicht is een goede informatiepositie noodzakelijk. Toezenden van het besluit van het College zorgt voor deze informatiepositie bij de Brandweer. Dit vormt het startpunt voor het uitvoeren van brandveiligheidstoezicht.