Beleidsregels aanwijzen WOZ-belanghebbende

Geldend van 01-01-2005 t/m heden

Intitulé

Beleidsregels aanwijzen WOZ-belanghebbende

Beleidsregels voor het aanwijzen van een WOZ-belanghebbende in een keuzesituatie

Het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Uden;

  • -

    gelet op het bepaalde in hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken;

  • -

    gelet op de Beleidsregels voor het aanwijzen van een belastingplichtige in een keuzesituatie;

b e s l u i t

vast te stellen de

Algemeen

In sommige gevallen brengen de wettelijke regels met zich dat voor één eigendom meer personen als (gelijksoortige, bijvoorbeeld in gemeenschap van goederen gehuwde echtgenoten) belanghebbende kunnen worden aangemerkt. In deze gevallen mag de gemeente op grond van artikel 24 van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ) de bekendmaking van de WOZ-beschikking aan een van de belanghebbenden verzenden. De gemeente Uden hanteert een voorkeursvolgorde bij de aanwijzing van de belanghebbende die de WOZ-beschikking op zijn of haar naam krijgt. De in de voorkeursvolgorde neergelegde criteria bevatten geen limitatieve opsomming. Zij moeten worden beschouwd als richtlijnen voor de meest voorkomende gevallen, waarbij beoogd is de ontvanger van de WOZ-beschikking gelijk te laten zijn aan de belastingplichtige voor de onroerende-zaakbelastingen die de aanslag op zijn of haar naam krijgt.

Voorkeursvolgorde

In de gevallen dat er een keuzesituatie bestaat met betrekking tot de tenaamstelling van een beschikking ingevolge hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken, zijn de Beleidsregels voor het aanwijzen van een belastingplichtige in een keuzesituatie, voorzover zij betrekking hebben op de onroerende-zaakbelastingen van overeenkomstige toepassing.

Uden, 21 december 2004

Burgemeester en wethouders van Uden

de secretaris de burgemeester

Toelichting op de beleidsregels voor het aanwijzen van een WOZ-belanghebbende in een keuzesituatie

Artikel 24 van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ) bepaalt dat de WOZ-beschikking wordt bekendgemaakt door toezending aan:

  • a.

    degene die aan het begin van het WOZ-tijdvak het genot heeft van de onroerende zaken krachtens eigendom, bezit of beperkt recht;

  • b.

    degene die aan het begin van het WOZ-tijdvak de onroerende zaak al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht gebruikt.

Ter vergelijking: bij de onroerende-zaakbelastingen gaat het om het begin van het kalenderjaar (artikel 220 van de Gemeentewet; artikel 1 onroerende-zaakbelastingen.

Met betrekking tot de gebruikers bevat artikel 24 voorts een met artikel 220b, eerste lid, overeenkomende regeling. Dit betekent dat:

  • -

    gebruik door leden van een huishouden wordt aangemerkt als gebruik door een nader aan te wijzen lid van dat huishouden;

  • -

    bij het ingebruikgeven van onzelfstandige delen van de onroerende zaak, de ingebruikgever als gebruiker wordt aangemerkt;

  • -

    bij het ter beschikking stellen voor volgtijdig gebruik, degene die ter beschikking stelt als gebruiker wordt aangemerkt.

Bij het vaststellen van beleidsregels voor de tenaamstelling van WOZ-beschikkingen in een keuzesituatie, gaat het in beginsel om de ’verplichte’ WOZ-beschikkingen. Wij verstaan daaronder de WOZ-beschikkingen die niet op verzoek moeten worden toegezonden. Dit zijn derhalve de WOZ-beschikkingen van artikel 24, artikel 25, eerste lid, en artikel 27, eerste lid, van de Wet WOZ.

WOZ-beschikkingen op verzoek betreft de beschikkingen ingevolge artikel 26, eerste lid en artikel 28, eerste lid, Wet WOZ. Aangezien met betrekking tot deze WOZ-beschikkingen artikel 24, derde lid, van de Wet WOZ overeenkomstige toepassing vindt, kunnen echter ook in deze situaties beleidsregels nodig zijn.

Gelet op de overeenkomstige wettelijke formulering is bij de keuze van de persoon die de WOZ-beschikking tenaamgesteld krijgt, aangesloten bij de beleidsregels voor de aanslagen onroerende-zaakbelastingen. Daarmee wordt voor de meeste gevallen tevens bewerkstelligd dat degene die de WOZ-beschikking ontvangt, ook de aanslag onroerende-zaakbelastingen krijgt. Dit betekent dat de onderdelen 1, 2 en 3 van de beleidsregels voor het aanwijzen van een belastingplichtige in een keuzesituatie van overeenkomstige toepassing zijn.

Er zullen zich situaties voordoen waarbij de persoon die de aanslag onroerendezaak-belastingen krijgt niet ook in alle gevallen de WOZ-beschikking ontvangt of heeft ontvangen.

Ten eerste is het mogelijk dat er in de loop van het WOZ-tijdvak wisselingen in het eigendom of het gebruik van de onroerende zaak plaatsvinden. Aan de nieuwe eigenaar of de nieuwe gebruiker behoeft dan slechts op verzoek een (nieuwe) WOZ-beschikking te worden gezonden (artikel 26 Wet WOZ). De WOZ-beschikking moet in deze gevallen aan de verzoeker worden bekendgemaakt. Indien een dergelijk verzoek achterwege blijft, dient de aanslag onroerende-zaakbelastingen in het nieuwe kalenderjaar wel te worden opgelegd aan een van de nieuwe genothebbenden of gebruikers.

Ten tweede is het mogelijk dat een aanslag wordt opgelegd, zonder dat een WOZ-beschikking terzake van de betreffende onroerende zaak is genomen (artikel 220d, zesde lid, Gemeentewet; artikel 41, vijfde lid, Wet WOZ). Materieel zal dit niet leiden tot een andere aanwijzing voor de WOZ-beschikking als in het geval de aanslag onroerende-zaakbelastingen gelijktijdig met of na de WOZ-beschikking zou zijn opgelegd. De aanwijzing voor de WOZ-beschikking geschiedt immers overeenkomstig de beleidsregels voor de onroerende-zaakbelastingen.