Regeling vervallen per 01-01-2014

Verordening Wet Inburgering Uitgeest 2013

Geldend van 01-01-2013 t/m 31-12-2013 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2013

Intitulé

Verordening Wet Inburgering Uitgeest 2013

VERORDENING WET INBURGERING UITGEEST 2013

Verordening, vastgesteld bij Raadsbesluit van 31 januari 2013, gepubliceerd 13 februari 2013, in werking getreden met ingang van 1 januari 2013. De Verordening Wet inburgering 2011, vastgesteld bij Raadsbesluit van 27 oktober 2011, nummer R2011.0052, gepubliceerd d.d. 2 november 2011, in werking getreden met ingang van 1 november 2011 is met ingang van 1 januari 2013 ingetrokken, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op verzoeken die voor de datum zijn ingediend.

Gebaseerd op de bepalingen uit de Wet inburgering en van het Besluit inburgering.

Hoofdstuk 1. Begripsomschrijvingen en informatieverstrekking

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

  • 1.

    In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Uitgeest;

    • b.

      de wet: de Wet inburgering;

    • c.

      voorziening: een (duale) inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening;

    • d.

      inburgeraars: inburgeringsplichtige en/of vrijwillige inburgeraar;

    • e.

      inkomen: inkomen zoals beschreven in art. 32 van de Wet werk en bijstand

    • f.

      gezinsinkomen: het totale inkomen van de samenwonende partners

    • g.

      inburgeringsbedrijf: instelling of organisatie die voorzieningen aanbiedt

  • 2.

    De begripsomschrijvingen in de wet en de daarop berustende regelingen zijn van toepassing op de begrippen die in deze verordening worden gebruikt.

Artikel 2 De informatieverstrekking aan inburgeraars

  • 1.

    Het college draagt er zorg voor dat inburgeraars op een doeltreffende en doelmatige wijze worden geïnformeerd over hun rechten en plichten uit hoofde van de wet en over het aanbod van en de toegang tot de voorzieningen.

  • 2.

    Het college maakt bij de informatieverstrekking aan inburgeraars in ieder geval gebruik van de volgende middelen:

    • a.

      Publieksbalie

    • b.

      Het verstrekken van informatie op de gemeentelijke website

    • c.

      Schriftelijk voorlichtingsmateriaal

Hoofdstuk 2. Doelgroepen en samenstelling van de inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening

Artikel 3 Aanwijzen van de doelgroepen

Het college wijst de volgende groepen inburgeringsplichtigen aan aan wie zij een inburgeringsvoorziening dient aan te bieden:

  • a.

    inburgeringsplichtigen als bedoeld in artikel 19, lid 1a van de wet (asielgerechtigden)

  • b.

    inburgeringsplichtigen als bedoeld in artikel 19, lid 1b van de wet (geestelijk bedienaren) voor zover deze uiterlijk 31 december 2012 inburgeringsplichtig zijn geworden.

Artikel 4 De samenstelling van de voorziening

  • 1.

    Het college stemt de voorziening, met uitzondering van de voorziening aan geestelijke bedienaren, af op het startniveau en de vaardigheden, de persoonlijke omstandigheden en de maatschappelijke positie van de inburgeringsplichtige.

  • 2.

    Indien de inburgeringsplichtige een voorziening gericht op arbeidsinschakeling wordt aangeboden, draagt het college er zorg voor dat de inburgeringsvoorziening op de voorziening gericht op arbeidsinschakeling wordt afgestemd.

  • 3.

    Een voorziening kan, naast hetgeen in de wet is geregeld, aanvullende onderdelen bevatten zoals stage, trajectbegeleiding en vrijwilligerswerk.

Artikel 5 Eigen bijdrage

  • 1.

    De eigen bijdrage van € 270,00, bedoeld in artikel 23, tweede lid van de wet wordt in ten hoogste twaalf gelijke maandelijkse termijnen betaald. In individuele gevallen kan door het college van burgemeester en wethouders hiervan worden afgeweken.

  • 2.

    Het college legt in de beschikking tot toekenning van een voorziening de termijnen van betaling vast. Indien het college de eigen bijdrage verrekent met de algemene bijstand, wordt dat schriftelijk aan de cliënt medegedeeld.

Artikel 6 De voorziening in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudget

  • 1.

    De inburgeringsplichtige die in aanmerking wil komen voor een voorziening in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudget, dient hiertoe schriftelijk een beargumenteerd verzoek in bij het college.

  • 2.

    Het verzoek gaat vergezeld van een trajectvoorstel inclusief een offerte van een inburgeringsbedrijf.

  • 3.

    Het college keurt het voorstel van de inburgeringsplichtige voor het volgen van een (duaal) inburgeringsprogramma goed, indien dit programma naar het oordeel van het college passend is om hem voor te bereiden op en toe te leiden naar het inburgeringsexamen of staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II, de kosten niet meer bedragen dan € 6.000,00 en de opleiding wordt verzorgd door een inburgeringsbedrijf dat voldoet aan de volgende eisen:

    • a.

      De organisatie is ingeschreven bij de Kamer van Koophandel;

    • b.

      De organisatie verkeert niet in staat van faillissement of surseance van betaling noch is een procedure daartoe aanhangig gemaakt;

    • c.

      De organisatie beschikt over het Keurmerk Inburgering;

  • 4.

    Het college keurt het voorstel van de inburgeringsplichtige voor het volgen van een taalkennisvoorziening goed, indien deze voorziening naar het oordeel van het college passend is om hem de kennis van de Nederlandse taal te laten verwerven die noodzakelijk is voor het kunnen afronden van een middelbare beroepsopleiding op niveau 1 of 2, de kosten niet meer bedragen dan € 6.000,00 en de opleiding wordt ver¬zorgd door een inburgeringsbedrijf dat voldoet aan de volgende eisen:

    • a.

      De organisatie is ingeschreven bij de Kamer van Koophandel;

    • b.

      De organisatie verkeert niet in staat van faillissement of surseance van betaling noch is een procedure daartoe aanhangig gemaakt;

    • c.

      De organisatie beschikt over het Keurmerk Inburgering;

  • 5.

    Als het college de voorziening in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudget heeft vastgesteld, sluiten het college en/of de inburgeringsplichtige een overeenkomst met het inburgeringsbedrijf;

  • 6.

    Het college kan de maximale vergoeding als bedoeld in de leden 3 en 4 jaarlijks aanpassen.

  • 7.

    De voorziening kan maximaal eenmalig worden verstrekt.

Artikel 7 Opleggen van verplichtingen

Het college kan een inburgeringsplichtige bij beschikking één of meer van de volgende verplichtingen opleggen:

  • a.

    het deelnemen aan de voorziening;

  • b.

    het deelnemen aan gesprekken met de trajectbegeleider;

  • c.

    het deelnemen aan voortgangsgesprekken;

  • d.

    het melden indien door ziekte dan wel door andere relevante omstandigheden niet aan de verplichtingen in de beschikking kan worden voldaan;

  • e.

    verplichting het inburgeringsexamen te behalen binnen de in artikel 7, eerste lid, van de wet bedoelde termijn of binnen de door het college op grond van artikel 31, tweede lid, onderdeel a en b, van de wet verlengde termijn.

Hoofdstuk 3. Het aanbod van een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening

Artikel 8 De procedure van het doen van een aanbod

Het college doet het aanbod, bedoeld in artikel 19, eerste of tweede lid, van de wet schriftelijk. Het aanbod wordt gezonden naar het adres waar de inburgeringsplichtige bedoeld in artikel 3 in de gemeentelijke basisadministratie is ingeschreven.

  • 1.

    In het aanbod wordt een omschrijving gegeven van de inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening die wordt aangeboden en worden de rechten en verplichtingen vermeld die aan die voorziening worden verbonden.

  • 2.

    De inburgeringsplichtige bedoeld in artikel 3 aan wie een aanbod wordt gedaan, deelt binnen 2 weken het college schriftelijk mee of hij het aanbod al dan niet aanvaardt.

  • 3.

    Wanneer de inburgeringsplichtige bedoeld in artikel 3 het aanbod aanvaardt, neemt het college binnen 6 weken na ontvangst van deze mededeling het besluit tot vaststelling van de inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening overeenkomstig het gedane aanbod.

Artikel 9 De inhoud van de beschikking

Het besluit tot vaststelling van de voorziening bevat in ieder geval:

  • a.

    een beschrijving van de voorziening;

  • b.

    een opgave van de rechten en verplichtingen van de inburgeringsplichtige;

  • c.

    de datum waarop het inburgeringsexamen of staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II moet zijn behaald;

  • d.

    de voorwaarde van boeteoplegging bij het niet nakomen van de verplichtingen;

  • e.

    de termijnen en wijze van betaling van de eigen bijdrage; en

  • f.

    ingeval van een oudkomer: de datum waarop de termijn van handhaving van de inburgeringsplicht, bedoeld in artikel 26 van de wet, aanvangt.

Hoofdstuk 4. De bestuurlijke boete

Artikel 10 De hoogte van de bestuurlijke boetes voor de verschillende overtredingen

  • 1.

    De bestuurlijke boete bedraagt € 250,00 indien de inburgeringsplichtige of de persoon ten aanzien van wie het college op redelijke gronden kan vermoeden dat deze inburgeringsplichtig is geen of onvoldoende medewerking verleent aan het onderzoek, bedoeld in artikel 25, vierde lid, van de wet.

  • 2.

    De bestuurlijke boete bedraagt € 500,00 indien de inburgeringsplichtige geen of onvoldoende medewerking verleent aan de uitvoering van de voor hem vastgestelde inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening, bedoeld in artikel 23, eerste lid, van de wet of aan de verplichtingen, bedoeld in artikel 7 van deze verordening.

  • 3.

    De bestuurlijke boete bedraagt € 500,00 indien de inburgeringsplichtige niet binnen de in artikel 7, eerste lid, van de wet bedoelde termijn of binnen de door het college op grond van artikel 31, tweede lid, onderdeel a en b, van de wet verlengde termijn het inburgeringsexamen heeft behaald.

Artikel 11 Verhoging van de bestuurlijke boete bij herhaling van de overtreding

  • 1.

    De bestuurlijke boete voor overtredingen, bedoeld in artikel 10, eerste lid, bedraagt € 500,00, indien de inburgeringsplichtige zich binnen twaalf maanden na de vorige als verwijtbaar aangemerkte overtreding opnieuw schuldig maakt aan dezelfde overtreding.

  • 2.

    De bestuurlijke boete voor overtredingen, bedoeld in artikel 10, tweede lid, bedraagt € 1.000,00 indien de inburgeringsplichtige zich binnen twaalf maanden na de vorige als verwijtbaar aangemerkte overtreding opnieuw schuldig maakt aan dezelfde overtreding.

  • 3.

    De bestuurlijke boete bedraagt € 1000,00 indien de inburgeringsplichtige niet binnen de door het college op grond van artikel 32 of 33 van de wet vastgestelde termijn het inburgeringsexamen heeft behaald.

Hoofdstuk 5 Slotbepalingen

Artikel 12 Voorzieningen door college

In gevallen die de uitvoering van de verordening betreffen en waarin deze niet voorziet, beslist het college voor zover dit mogelijk is binnen de door de verordening aangegeven grenzen.

Artikel 13 Inwerkingtreding

  • 1.

    De “Verordening Wet inburgering 2011”, zoals vastgesteld op 27 oktober 2011, wordt ingetrokken met ingang van de in het tweede lid genoemde datum.

  • 2.

    Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2013.

Artikel 14 Overgangsbepalingen

De inburgeraars die voor 1 januari 2013 van de gemeente een aanbod hebben gekregen en dit vervolgens hebben geaccepteerd, krijgen alle kosten vergoed zoals vastgelegd in de Verordening Wet inburgering 2011.

Artikel 15 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening Wet inburgering Uitgeest 2013.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Omwille van de leesbaarheid van de verordening wordt de term voorziening gehanteerd. Dit kan zowel een (duale) inburgeringsvoorziening zijn als een taalkennisvoorziening.

Het tweede lid geeft aan dat de omschrijvingen van de begrippen die worden gebruikt in respectievelijk de Wet inburgering, het Besluit inburgering en de Regeling inburgering ook van toepassing zijn op deze verordening.

Artikel 2 De informatieverstrekking aan inburgeringsplichtigen en vrijwillige inburgeraars

De gemeente heeft als taak de inburgeringsplichtigen en de vrijwillige inburgeraars in haar gemeente goed te informeren over de rechten en plichten die voortvloeien uit de Wet inburgering.

Dit artikel in de verordening vormt de uitwerking van deze verplichting.

Artikel 3 Aanwijzen van de doelgroepen

Vanaf 1 januari 2013 is het college alleen verplicht een inburgeringsvoorziening of een taalkennisvoorziening aan te bieden aan asielgerechtigden en een inburgeringsvoorziening aan geestelijke bedienaren die voor 1 januari 2013 inburgeringsplichtig zijn geworden.

Artikel 4 De samenstelling van de voorziening

In de verordening dienen regels te worden gesteld met betrekking tot de vaststelling door het college van een passende voorziening, met in begrip van de totstandkoming en samenstelling daarvan.(artikel 19, vijfde lid, onderdeel b, WI). In dit artikel worden de kaders vastgesteld waarbinnen het college de opdracht heeft voor iedere inburgeringsplichtige die daarvoor in aanmerking komt, een op de persoon toegesneden voorziening samen te stellen.

Artikel 5 Eigen bijdrage

In de verordening moeten regels worden gesteld die betrekking hebben op de inning van de eigen bijdrage van de inburgeringsplichtige door het college en de mogelijkheid van betaling in termijnen (artikel 23, derde lid, WI). De hoogte van de eigen bijdrage is vastgelegd in de wet en bedraagt € 270,00. Dit bedrag kan bij algemene maatregel van bestuur worden gewijzigd (artikel 23, tweede lid, WI).

In de verordening is gekozen voor betaling van de eigen bijdrage in ten hoogste 12 termijnen van € 22,50

Als de inburgeringsplichtige het examen heeft behaald heeft hij recht op een beloning gelijk aan de betaalde eigen bijdrage van € 270,00.

Artikel 6 De voorziening in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudget

Op grond van artikel 19, tweede lid, in combinatie met artikel 19a, tweede lid, WI kan het college de voorziening vaststellen in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudget als de inburgeringsplichtige daarom verzoekt.

Op grond van het vijfde lid van artikel 19 WI moet de gemeenteraad bij verordening regels stellen over de procedure die door het college wordt gevolgd bij het behandelen van verzoeken om een persoonlijk inburgeringsbudget en de criteria die worden gehanteerd bij de toekenning van een persoonlijk inburgeringsbudget.

In de verordening is gekozen voor een schriftelijke en in tijd begrensde aanvraagprocedure. Op die manier wordt voorkomen dat ruis ontstaat omdat een trajectvoorstel uitblijft. De eisen die gesteld worden aan het inburgeringsbedrijf zijn erop gericht om de kwaliteit van het traject te waarborgen. De kosten zijn gerelateerd aan de gemiddelde rijksvergoeding per traject. Deze bedragen kunnen afhankelijk van de loon- en prijsontwikkelingen jaarlijks door het college worden aangepast.

Artikel 7 Opleggen van verplichtingen

Dit artikel vormt de uitwerking van artikel 23, derde lid, WI dat bepaalt dat de gemeenteraad bij verordening regels stelt over de rechten en plichten van de inburgeringsplichtige voor wie een voorziening is vastgesteld. Dit artikel delegeert de bevoegdheid aan het college om de verplichtingen die in het artikel worden genoemd aan inburgeringsplichtigen in het kader van een voorziening op te leggen. Het college legt in de beschikking tot de toekenning van de voorziening deze verplichtingen vast.

Artikel 8

Dit artikel bevat enkele procedurele bepalingen die er voor moeten zorgen dat het doen van een aanbod op zorgvuldige wijze gebeurt. Dit is van belang omdat zo’n aanbod de start is van een procedure die – als het goed is – leidt tot een besluit tot het toekennen van een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening.

Artikel 9 De inhoud van de beschikking

Het besluit tot het toekennen van een voorziening is een beschikking. Dit betekent dat de inburgeringsplichtige de mogelijkheid heeft tegen dit besluit in bezwaar en beroep te gaan. In dit artikel wordt geregeld welke onderwerpen in ieder geval in de beschikking moeten worden neergelegd.

Artikel 10 De hoogte van de bestuurlijke boetes voor de verschillende overtredingen

Artikel 35 WI draagt de gemeenteraad op bij verordening de hoogte van de bestuurlijke boete vast te stellen die voor de verschillende overtredingen kan worden opgelegd. In artikel 34 WI zijn voor de verschillende overtredingen de maximumbedragen van de bestuurlijke boete vastgelegd.

Artikel 11 Verhoging van de bestuurlijke boete bij herhaling van de overtreding

Dit artikel biedt het college de ruimte om bij herhaling van de overtreding een hogere boete op te leggen dan op grond van artikel 10 mogelijk is.