Regeling vervallen per 13-03-2020

BELEIDSREGELS DAMOCLESBELEID GEMEENTE URK

Geldend van 27-01-2017 t/m 12-03-2020

Intitulé

BELEIDSREGELS DAMOCLESBELEID GEMEENTE URK

INHOUDSOPGAVE

Damoclesbeleid gemeente Urk

- Waarom dit beleid 2

  • -

    Hennepconvenant Midden Nederland 2

  • -

    Bevoegdheid 3

  • -

    Strafrecht en bestuursrecht in Opiumwet 3

Doel beleidsregel 3

  • -

    A onderscheid harddrugs en softdrugs 4

  • -

    B handelshoeveelheid 4

  • -

    C verwijtbaarheid van betrokken personen 5 - D onderscheid woningen en lokalen 5

  • -

    E uitgangspunt is sluiting 5

Procedure 6/7

  • -

    A handhavingsmatrix drugshandel/teelt in (al dan niet voor het publiek 7

    opengestelde) lokalen dan wel in of bij zodanige lokalen behorende erven

  • -

    B handhavingsmatrix drugshandel/teelt in onbewoonde woningen dan wel in of bij 7

    de woning behorende erven.

  • -

    C handhavingsmatrix drugshandel/teelt in bewoonde woningen dan wel in of bij 7

    de woning behorende erven.

Schrijnende gevallen 8

Naam beleid 8

Indicatie voor bepalen sanctie 9

De hennepteelt en de handel in hard- en softdrugs is de afgelopen jaren sterk toegenomen en geprofessionaliseerd. Strenge aanpak van drugscriminaliteit in met name Noord-Brabant en Limburg heeft ertoe geleid dat naar nieuwe locaties wordt gezocht. De tendens is dat er in Flevoland een toename plaatsvindt van georganiseerde hennepcriminaliteit in met name bedrijfsgebouwen.

Daarnaast is de zogenaamde huisteelt toegenomen. In slechte economische tijden proberen mensen op relatief eenvoudige wijze wat bij te verdienen. Huisteelt van hennep geeft een verhoogd risico op brand- en waterschade, als gevolg van de amateuristische aanleg van bedradingen, installaties, waterleidingen enz. Vaak gepaard gaande met diefstal van stroom waardoor energiemaatschappijen financieel worden benadeeld. Het is tevens onwenselijk omdat de handel vaak plaatsvindt vanuit woningen of lokalen met een verslechtering van het woon- en leefklimaat als gevolg.

De laatste tijd wordt regelmatig geconstateerd dat er sprake is van recidive. Dat betekent dat mensen zich relatief weinig aantrekken van (eerdere) strafrechtelijke vervolging en biedt bestuurlijke aanpak in de vorm van het sluiten van een woning of een lokaal voor bepaalde tijd naast de strafrechtelijke aanpak een extra mogelijkheid om aan deze vorm van criminaliteit een einde te maken.

Er is nog meer winst te behalen bij de aanpak van hennepteelt en handel in hard- en softdrugs door de gezamenlijke aanpak met de partners waaronder de politie en Openbaar Ministerie (OM) verder voort te zetten en uit te breiden. Voor de gemeente Urk is de volgende stap het vaststellen van Damoclesbeleid gebaseerd op artikel 13b van de Opiumwet waardoor het sluiten van een woning of pand voor bepaalde tijd makkelijker wordt.

De gemeente Almere heeft sinds 2010 ervaring opgedaan met het Damoclesbeleid en dit beleid recentelijk geactualiseerd. Om een “waterbedeffect” te voorkomen is het van belang om uniformiteit binnen Flevoland te creëren en bestuursrechtelijke maatregelen op elkaar af te stemmen.

Op 1 februari 2015 is met de gezamenlijke partners, te weten de politie, OM, verhuurders, gemeenten en netwerkbeheerders het Hennepconvenant Midden Nederland vastgesteld met als doel;

  • 1.

    het ontmoedigen van het treffen van voorbereidingen van het illegaal telen, het illegaal telen, bewaren, bereiden, bewerken en verwerken van hennep door een integrale aanpak die de overtreders treft en tevens een afschrikkingseffect heeft;

  • 2.

    het nemen van preventieve en repressieve maatregelen, die ertoe leiden dat gevaarlijke situaties worden beëindigd, activiteiten met betrekking tot hennepkwekerijen worden voorkomen en bestreden, de leefbaarheid in de betreffende straten en buurten verbeterd, gevoelens van onveiligheid worden weggenomen, het oneigenlijke gebruik van woonruimte wordt tegengegaan en criminele winsten worden afgepakt.

  • 3.

    zicht krijgen op de achterliggende (georganiseerde) criminaliteit van de hennepteelt in de regio Midden-Nederland en deze integraal aanpakken;

Overeenkomstig de bij het protocol behorende werkafspraken is besloten om Damoclesbeleid vast te stellen.

De bevoegdheid van de burgemeester om in geval van aanwezigheid van drugs op te treden is opgenomen in artikel 13b van de Opiumwet. Dit artikel luidt:

  • 1.

    De burgemeester is bevoegd tot toepassing van bestuursdwang indien in woningen of lokalen dan wel in of bij woningen of zodanige lokalen behorende erven een middel als bedoeld in lijst I of lijst II wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is.

  • 2.

    Het eerste lid is niet van toepassing indien woningen, lokalen of erven als bedoeld in het eerste lid, gebruikt worden ter uitoefening van de artsenijbereidkunst, de geneeskunst, de tandheelkunst of de diergeneeskunde door onderscheidenlijk apothekers, artsen, tandartsen of dierenartsen.

Volgens de jurisprudentie volgt uit het woord ‘daartoe’, zoals genoemd in artikel 13b, lid 1, Opiumwet, dat de enkele aanwezigheid van een handelshoeveelheid drugs aan de burgemeester de bevoegdheid geeft tot toepassing ervan. Het is dus niet noodzakelijk dat de drugs daadwerkelijk wordt verhandeld. Ook blijkt uit vaste jurisprudentie dat de handel, het gebruik en de aanwezigheid van drugs een nadelig effect hebben op de openbare orde. Bij de handel in drugs wordt de aantasting van de openbare orde dus zonder meer aangenomen. De openbare orde verstoring hoeft niet door middel van feiten en omstandigheden te worden aangetoond.

Waar in dit beleid wordt gesproken over drugshandel wordt ook gedoeld op het telen, te bereiden, te bewerken, te verwerken, te verkopen, af te leveren, te verstrekken of te bewaren.

Strafrecht en bestuursrecht in de Opiumwet

De Opiumwet biedt niet alleen een basis voor het bestuursrechtelijk optreden, maar ook voor het strafrechtelijk optreden van het OM. De Opiumwet stelt immers de in- en uitvoer van drugs, de vervaardiging, de verkoop, het bezit en het vervoer van drugs strafbaar. De strafrechtelijke kant van de Opiumwet is gericht op de aanpak van het telen, fabriceren en het verhandelen. Het OM heeft niet de mogelijkheid om te beletten dat een lokaal of woning wordt gebruikt voor drugshandel. De burgemeester heeft deze bevoegdheid, op grond van artikel 13b van de Opiumwet, wel!

Bij de aanpak van handel worden naast strafrechtelijke maatregelen dus ook bestuursrechtelijke maatregelen ingezet (tweesporenbeleid). Tussen het strafrechtelijk optreden en het effectueren van de bestuursrechtelijke maatregelen kan enige tijd zitten, waarbij de eisen van zorgvuldigheid bij het toepassen van het bestuursrechtelijke spoor in acht moeten worden genomen. Bestuursrechtelijk optreden door de burgemeester op basis van de Opiumwet veronderstelt altijd samenwerking met de politie. De burgemeester is afhankelijk van informatie uit het opsporingsonderzoek, vastgesteld in een proces-verbaal of bestuurlijke rapportage van de politie.

De beleidsregel heeft tot doel:

  • 1.

    De handhavingsactiviteiten van politie, justitie en gemeente op elkaar af te stemmen en waar mogelijk complementair te laten zijn;

  • 2.

    Te realiseren dat geconstateerde overtredingen gevolgd worden door een adequate reactie die qua intensiteit zo goed mogelijk aansluit bij de ernst van de overtreding en het beoogde effect heeft, namelijk het bestrijden van handel in drugs en herstel van de openbare orde;

  • 3.

    Kenbaar te maken aan de ‘overtreder’ welke maatregel hij van de overheid kan verwachten na een overtreding, waardoor er mogelijk tevens een preventieve werking vanuit gaat.

Met deze beleidsregel wordt getracht de handel in drugs in of vanuit (on) bewoonde woningen en lokalen tegen te gaan. Deze handel vormt immers een ernstige aantasting van de openbare orde, veiligheid en volksgezondheid. Het woon- en leefklimaat en de sociale en/of fysieke veiligheid van burgers worden er door aangetast.

De volksgezondheid is in het geding omdat sprake is van ongecontroleerde verkoop van softdrugs. Daarnaast kan worden gewezen op nadelige economische gevolgen, zoals het dalen van de verkoop- en verhuurwaarde van omliggende panden.

In de aanpak wordt onderscheid gemaakt tussen de aanwezigheid van harddrugs en softdrugs. De activiteiten die gerelateerd zijn aan harddrugs hebben een grotere negatieve invloed op het woon- en leefklimaat dan bij de handel in softdrugs. De handel van harddrugs vindt immers vaak plaats in een harder en meer crimineel milieu. Een langere sluitingstijd is bij handel in harddrugs noodzakelijk om de situatie te normaliseren.

a.Handelsvoorraad

Voor wat het bepalen van de handelsvoorraad betreft wordt aangesloten bij het vervolgingsbeleid van het OM. Het bestuursrechtelijke en strafrechtelijke beleid zijn hierdoor met elkaar in overeenstemming. Dit betekent dat de volgende hoeveelheden niet meer als ‘geringe hoeveelheid voor eigen gebruik’, maar als handelsvoorraad wordt gezien:

Op grond van de Opiumwet is het in bezit hebben van elke hoeveelheid softdrugs, harddrug of hennepplanten een misdrijf. Het OM heeft echter in een richtlijn opgenomen dat onder bepaalde omstandigheden geen toepassing wordt gegeven aan de strafrechtelijke mogelijkheden (gedogen).

Hiervan is sprake bij de volgende hoeveelheden:

Grens gedoogbeleid:

Harddrugs (lijst I)

Softdrugs (lijst II)

Hennepplanten (lijst II)

minder of gelijk aan(<)0,5 gram

minder dan 5 gram

minder dan (<) 5 planten

Ook is er een OM richtlijn inzake de stafvordering (= hoogte van de straf). Hierin is aangegeven op welke wijze het in het bezit hebben van een bepaalde hoeveelheid drugs en/of hennepplanten wordt bestraft boven de gedoogde hoeveelheid. Zo is hierin o.a. opgenomen dat het in bezit van tussen de 5 en 30 gram softdrugs (zijnde hennep), een overtreding betreft die bestraft wordt met een geldboete. In dit beleid wordt aangesloten bij deze grens in die zin dat het in bezit hebben van meer dan 30 gram softdrugs wordt aangemerkt als een handelsvoorraad. Voor hennepplanten geldt dat meer dan 5 planten wordt aangemerkt als een handelsvoorraad .

Kortom deze beleidsregel ziet op het sluiten van panden waarbij een handelsvoorraad is geconstateerd van meer dan 30 gram softdrugs en bij meer dan 5 hennepplanten.

Verder is van belang dat de werking van de Opiumwet zo ver reikt dat artikel 13b Opiumwet ook kan worden toegepast als het gaat om delen van de (hennep)plant indien de hars hier niet aan onttrokken is. Dat volgt uit artikel 1, eerste lid, sub b en lijst II van bijlage 1 van de Opiumwet.

Standaardclassificatie Openbaar Ministerie

Bezit van:

Misdrijf

Overtreding

Gedogen

Harddrugs (lijst I)

Iedere hoeveelheid

minder of gelijk aan(<)0,5 gram

Softdrugs

(lijst II)

30 gram en meer

5 gram tot 30 gram

Maximaal 5 gram

Hennepplanten (lijst II)

Meer dan 5 planten

Gelijk aan – of minder dan 5 planten

Het toepassen van bestuursdwang is erop gericht de handel in of vanuit een lokaal of (on)bewoonde woning beëindigd te houden en de openbare orde in de omgeving te herstellen. In beginsel is het voor het bestuursrechtelijk optreden niet van belang of de eigenaar, exploitant/huurder, gebruiker of een derde de overtreding heeft begaan. De feitelijke constatering van overtreding van de Opiumwet is voldoende om over te gaan tot handhavend optreden. Ook speelt de persoonlijke verwijtbaarheid van de betrokkenen van een illegaal verkooppunt geen rol bij de vraag of zich een situatie voordoet waarin de burgemeester kan optreden. In de bestuursrechtelijke procedure hoeven geen strafrechtelijke bewijsregels in acht genomen te worden. Er kan worden uitgegaan van het feitencomplex dat naar voren is gekomen uit het proces-verbaal van de politie.

Handel in drugs vanuit lokalen en (on)bewoonde woningen, dan wel in of daarbij behorende erven, is in het belang van de openbare orde en het algemeen maatschappelijk belang volstrekt ontoelaatbaar. Het is van belang dat er in dit handhavingsbeleid een onderscheid wordt gemaakt in drugshandel in (al dan niet voor het publiek toegankelijke) lokalen, onbewoonde woningen en gebouwen en drugshandel in bewoonde woningen. Zo zal de sluiting van een bewoonde woning de betrokkenen veel harder treffen dan de sluiting van bijvoorbeeld een of loods of een onbewoonde woning. De bewoners worden immers dakloos.

De wetgever heeft ervan afgezien het begrip woning in de Opiumwet te definiëren. De burgemeester verstaat in het kader van onderhavige beleidsregels onder woning een voor bewoning bedoelde ruimte (blijkend uit de Basis Administratie Gebouwen (BAG)). Hieronder worden bijvoorbeeld ook stacaravans, woonschepen, woonwagens, etc. verstaan.

Indien er geen sprake is van een woning wordt het pand/de ruimte beschouwd als een lokaal in de zin van dit beleid. Dit is onder andere het geval als er sprake is van schijnbewoning. Ook vallen de voor publiek toegankelijke lokalen en bijbehorende erven (zoals winkels en horecabedrijven) en de niet voor publiek toegankelijke lokalen en bijbehorende erven (zoals loodsen, magazijnen en andere bedrijfsruimten) in deze categorie.

Het opleggen van een last onder bestuursdwang is een herstelsanctie in de zin van artikel 5:2 lid 1, onder b, van de Algemene wet bestuursrecht (verder: Awb). Een herstelsanctie is een bestuurlijke sanctie die strekt tot het geheel of gedeeltelijk ongedaan maken of beëindigen van een overtreding, tot het voorkomen van herhaling van de overtreding, dan wel tot het wegnemen of beperken van de gevolgen van een overtreding. Toepassing ervan moet voldoen aan de eisen van subsidiariteit en proportionaliteit.

Bij het toepassen van bestuursrechtelijke herstelsancties kan de burgemeester kiezen tussen een last onder dwangsom en een last onder bestuursdwang. Het opleggen van een last onder dwangsom is in beginsel geen geschikt middel. Onbewoonde woningen en lokalen worden bij het aantreffen van een handelshoeveelheid drugs daarom gesloten. Hiermee wordt beoogd de loop naar het betreffende pand eruit te halen en de overtredingen te beëindigen en herhaling van de overtreding te voorkomen. Daarnaast wordt hiermee ook een signaal aan de buitenwereld afgegeven dat het pand niet langer als verkoop-, aflever-, teelt- verwerkings- of opslagruimte voor drugs kan worden gebruikt en dat de handel in drugs stevig wordt aangepakt

Dat is echter anders bij bewoonde woningen. Daarbij speelt het hebben van woongenot en de daaraan gerelateerde privacy een erg prominente rol en grijpt het feitelijk dakloos worden van de betrokkenen erg in de persoonlijke levenssfeer in. Bij de handel in softdrugs wordt met het oog op de proportionaliteit daarom in beginsel eerst een bestuurlijke waarschuwing gegeven en pas bij de tweede overtreding gesloten. Indien bij de eerste overtreding er duidelijke aanwijzingen zijn dat er geen sprake is van een incidentele overtreding, maar van een structurele en/of grootschalige handel kan direct worden overgegaan tot sluiten van de woning. Dit zal per situatie beoordeeld worden. Of een woning wordt gebruikt als woonruimte, blijkt uit de feitelijke constatering ter plaatse, zoals dat veelal wordt verwoord in het rapport van bevindingen van de politie.

a. Zienswijzen / spoedeisende bestuursdwang

Ter voorbereiding van een besluit tot het opleggen van een last onder bestuursdwang wordt in beginsel het voornemen bekend gemaakt waartegen mondelinge of schriftelijke zienswijzen kunnen worden ingediend (artikel 4: 8 en 4:9 Awb). Hiervan wordt afgezien indien de vereiste spoed zich daartegen verzet (artikel 4:11, onder a Awb).

b.Begunstigingstermijn

In een last onder bestuursdwang moet, krachtens jurisprudentie, in de regel een begunstigingstermijn worden opgenomen. Begunstiging houdt in dat de overtreder de gelegenheid krijgt om zelf aan het bevel te voldoen. Daarmee wordt de overtreder in de gelegenheid gesteld om bijvoorbeeld persoonlijke spullen uit het pand te verwijderen. Afhankelijk van de situatie wordt de termijn, gelet op de ernst van de situatie op maximaal 48 uur gesteld. De sluiting van voor het publiek en niet voor het publiek opengestelde lokalen waarin drugshandel is geconstateerd, vindt plaats met toepassing van spoedeisende bestuursdwang (artikel 5:31 Awb).

In het geval van drugshandel in lokalen wordt de openbare orde in zeer ernstige mate verstoord en is spoedeisende sluiting gerechtvaardigd. De toepassing van spoedeisende bestuursdwang wordt bekendgemaakt aan de overtreder en de rechthebbenden op het gebruik van de zaak waarop de last betrekking heeft (artikel 5:31 Awb).

c.Aanzegging tot kostenverhaal

In het besluit tot opleggen van een last onder bestuursdwang wordt tegelijk een aanzegging tot kostenverhaal opgenomen in het geval het bestuursorgaan de last dient uit te voeren. Dit is het geval wanneer de last niet binnen de in het besluit aangegeven begunstigingstermijn geheel wordt uitgevoerd. De kosten van bestuursdwang worden op basis van het bepaalde in de Awb verhaald op de overtreder(s).

d.Bekendmaking en registratie van het besluit

Het besluit tot sluiting van een woning of een lokaal op grond van artikel 13b Opiumwet wordt geregistreerd en gepubliceerd in de zin van de Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen onroerende zaken (WKPB). Indien de sluiting wordt opgeheven, wordt dit aangepast in het WKPB-register.

e.Effectuering van de sluiting

Wanneer overgegaan wordt tot sluiting, dan wordt het besluit bekend gemaakt aan de overtreder en rechthebbende op de zaak (artikel 5:24 lid 3 Awb). De last houdt in dat het pand ontoegankelijk is en blijft gedurende de termijn van sluiting en dat een aankondiging van de sluiting duidelijk zichtbaar moet worden aangebracht op het betreffende pand. Veelal zal de sluiting door de feitelijke handeling van vervanging van de sloten op de toegangsdeuren plaatsvinden. Op grond van artikel 2:41, lid 2 van de Algemene plaatselijke verordening Urk 2008 (verder: APV) is het verboden een gesloten pand, woning of erf te betreden.

f.Samenloop

Bij cumulatie van de op te leggen maatregelen op grond van dit beleid is de zwaarst gestelde maatregel van toepassing. Het hennepprotocol Midden Nederland blijft overigens onverminderd van kracht, evenals de (andere) maatregelen die daarin genoemd staan.

Toepassing van de bevoegdheden op grond van de Opiumwet staat toepassing van collegebevoegdheden of burgemeestersbevoegdheden, zoals het intrekken van een Drank- en Horecawetvergunning, niet in de weg.

g.Natraject

Na afloop van de sluitingstermijn vindt in overleg met de rechthebbenden, eigenaar en/of bewoners een overdracht van de woning of het lokaal plaats. Is er ernstige vrees voor herhaling van de verstoring van de openbare orde dan komt het betreffende pand in aanmerking voor een verlenging van de duur van de sluiting. De betrokkenen worden bij mogelijke verlenging opnieuw gehoord. Een andere mogelijkheid is het opleggen van een preventieve last onder dwangsom indien de gerechtvaardigde vrees op herhaling bestaat.

Soms is sluiting niet voldoende en zijn aanvullende maatregelen nodig om de leefbaarheid rond het gesloten pand te herstellen. De Wet Victor regelt het natraject van onder andere een sluiting op grond van artikel 13b Opiumwet. De Wet Victor maakt het mogelijk om het beheer van een pand over te nemen (artikel 14 Woningwet) en daarna eventueel te onteigenen (artikel 77 Onteigeningswet). Het besluit tot beheer wordt genomen door of namens het college van burgemeester en wethouders.

Richtlijnen

in onderstaande tabellen wordt de sanctionering weergegeven. De zwaarte van de sanctie sluit aan op de ernst van de overtreding. Dat betekent bijvoorbeeld dat bij herhaling van een overtreding de sluitingstijd langer is, omdat de bekendheid van het verkooppunt groter zal zijn. De maatregelen genoemd in de tabellen geven een richtlijn. In voorkomende gevallen kan de burgemeester gemotiveerd afwijken van het beleid en de daarin genoemde (zwaarte van de) maatregel.

Dat is bijvoorbeeld het geval indien er duidelijk geen sprake is van een incidentele overtreding, maar van een structurele en/of grootschalige handel.

Indien gedurende twee jaar na de eerste of tweede overtreding geen nieuwe constatering plaatsvindt, zal de zaak als afgedaan worden beschouwd. Een latere constatering op dezelfde locatie zal dan gelden als een eerste constatering.

Softdrugs

Harddrugs

1e overtreding

Sluiting voor periode van 3 maanden

Sluiting voor periode van 6 maanden

2e overtreding binnen 2 jaar

Sluiting voor periode van 6 maanden

Sluiting voor periode van 12 maanden

3e overtreding binnen 2 jaar

Sluiting voor periode van 12 maanden

Sluiting voor periode van 24 maanden

Softdrugs

Harddrugs

1e overtreding

Sluiting voor periode van 3 maanden

Sluiting voor periode van 6 maanden

2e overtreding binnen 2 jaar

Sluiting voor periode van 6 maanden

Sluiting voor periode van 12 maanden

3e overtreding binnen 2 jaar

Sluiting voor periode van 12 maanden

Sluiting voor periode van 24 maanden

Softdrugs

Harddrugs

1e overtreding

Bestuurlijke waarschuwing of sluiting voor een periode van 3 maanden

Sluiting voor periode van 3 maanden

2e overtreding binnen 2 jaar

Sluiting voor een periode van 3 maanden

Sluiting voor periode van 6 maanden

3e overtreding binnen 2 jaar

Sluiting voor periode van 6 maanden

Sluiting voor periode van 12 maanden

De burgemeester handelt overeenkomstig de beleidsregels, tenzij dat voor een of meer belanghebbende gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregels te dienen doelen (artikel 4:84 Awb).

Schrijnende gevallen

Naast de afweging van artikel 4:84 Awb kan de burgemeester als er aanwijzingen zijn dat sprake is van een schrijnend geval, waardoor bepaalde maatregelen in de gegeven omstandigheden niet geschikt zijn, ervoor kiezen om de toepasselijke maatregel voorwaardelijk te nemen met een proeftijd.

Er worden in dit kader met opzet geen bindende criteria genoemd. In de praktijk zal per casus worden bepaald of sprake is van een schrijnend geval die tot afwijking van de beleidsregel noopt.

Deze beleidsregels worden aangehaald als ´Damoclesbeleid gemeente Urk´ en treedt in werking op 27 januari 2017.

Urk, 25 januari 2017,

De burgemeester van Urk

BIJLAGE

De navolgende (niet-limitatieve) indicatoren zijn betrokken bij het bepalen van de zwaarte voor de op te leggen sancties:

  • ·

    de hoeveelheid aangetroffen middelen als bedoeld in lijst I en/of lijst II van de Opiumwet. of sprake is van een combinatie van middelen als bedoeld in lijst I en lijst II Opiumwet;

  • ·

    of sprake is van één of meer (vuur)wapens/verboden wapenbezit als bedoeld in de Wet Wapens en Munitie;

  • ·

    (andere) signalen die duiden op beroeps- of bedrijfsmatigheid, zoals de aanwezigheid van verpakkingsmateriaal, grote som(men) (handels)geld, een weegschaal, assimilatielampen, een tabletteermachine (productie van pillen) e.d.;

  • ·

    de mate van brandgevaar en/of ander gevaar voor de omgeving;

  • ·

    de mate van risico voor omwonenden;

  • ·

    de mate van overlast en de effecten op de omgeving;

  • ·

    of sprake is van gewelds- of andere openbare orde delicten;

  • ·

    of sprake is van recidive;

  • ·

    het bestaan van een vermoeden dat de bewoner(s)/betrokkene(n) verkeert/verkeren in kringen van personen met antecedenten (hierbij moet met name gedacht worden aan antecedenten t.a.v. de Opiumwet of de Wet Wapens en Munitie, maar ook antecedenten op het gebied van geweld jegens personen of zaken, zoals mishandeling, bedreiging, vernieling of diefstal e.d. kunnen een rol spelen);

  • ·

    de mate waarin het pand/de ruimte bekend staat als drugsadres;

  • ·

    de mate waarin het pand/de ruimte betrokken is bij de drugshandel in georganiseerd verband;

  • ·

    de aannemelijkheid dat behalve het pand of het daarbij behorende erf tevens één of meer andere locaties betrokken is/zijn bij drugshandel in georganiseerd verband.