Besluit van Gedeputeerde Staten van Utrecht van 11 december 2012, nr. 80D74477, houdende beleidsregels inzake de aanwijzing van Gemeentelijke Depots Bodemvondsten (Besluit Aanwijzing Gemeentelijke Depots Bodemvondsten Utrecht).

Geldend van 05-01-2013 t/m heden

Intitulé

Besluit van Gedeputeerde Staten van Utrecht van 11 december 2012, nr. 80D74477, houdende beleidsregels inzake de aanwijzing van Gemeentelijke Depots Bodemvondsten (Besluit Aanwijzing Gemeentelijke Depots Bodemvondsten Utrecht).

Besluit van Gedeputeerde Staten van Utrecht van 11 december 2012, nr. 80D74477, houdende beleidsregels inzake de aanwijzing van Gemeentelijke Depots Bodemvondsten (Besluit Aanwijzing Gemeentelijke Depots Bodemvondsten Utrecht).

Gedeputeerde staten van Utrecht;

Gelet op de artikelen 50 en 51 van de Monumentenwet 1988;

Overwegende dat:

- Gedeputeerde Staten de bevoegdheid hebben een Gemeentelijk Depot Bodemvondsten aan te wijzen, krachtens de artikelen 50 en 51 van de Monumentenwet 1988;

- de bewaar- en ontsluitingsfunctie van een depot jegens de wetenschappelijk onderzoeker, de amateurarcheoloog of het publiek ook inhoudelijk goed tot zijn recht moet komen en er daarom geen sprake moet zijn van teveel versnippering;

- het Rijk in de Memorie van Toelichting op het wetsvoorstel Archeologische Monumentenzorg heeft laten weten dat een besluit van GS om een bestaand gemeentelijk depot niet aan te wijzen als onderdeel van de totale provinciale depotcapaciteit alleen kan worden genomen als daartoe zwaarwegende redenen zijn;

- een goed functionerend Depot Bodemvondsten een zekere schaal vraagt, zowel qua menskracht als qua fysieke omstandigheden (ruimte, inrichting, klimaatbeheersing, beveiliging en toegankelijkheid);

- bij de gemeenten Utrecht en Amersfoort, gemeenten met archeologische diensten met een lange staat van dienst, de wens leeft het eigen depot aan te houden opdat de gemeentelijke archeologie onder andere haar belangrijke rol op het gebied van archeologische vrijwilligers en erfgoededucatie kan blijven vervullen;

Besluiten vast te stellen het volgende besluit:  

Artikel 1 Begripsbepaling

In dit besluit wordt verstaan onder Gemeentelijk Depot Bodemvondsten: gemeentelijke organisatie met als doel het duurzaam behoud van de informatie van archeologische monumenten ex situ, ten behoeve van toekomstig onderzoek en ten behoeve van beleving van het cultureel erfgoed door middel van:

  • -

    het bewaren en beheren van archeologische objecten en bijbehorende originele documentatie, op zodanige wijze dat de conditie van het materiaal zo stabiel mogelijk blijft;

  • -

    het waarborgen van de toegankelijkheid van de ex situ (in het depot) bewaarde objecten en informatie.

Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie: de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA), vastgesteld door het Centraal College van Deskundigen (CCvD) Archeologie - onderdeel van de Stichting Infrastructuur Kwaliteitsborging Bodembeheer (SIKB) - , met alle eisen waaraan archeologisch onderzoek en het beheer van archeologisch vondst- en documentatiemateriaal minimaal moet voldoen. Roerende monumenten: archeologische objecten die wetenschappelijk of cultuurhistorisch van belang zijn of een bijdrage leveren aan kennisvermeerdering of een bijdrage leveren aan een reconstructie van het verleden. Verantwoord behoud en toegankelijkheid: alle informatie die bij archeologisch onderzoek verzameld is, wordt volgens een toegankelijk en logisch geordend systeem bewaard. Het systeem is (minimaal) toegankelijk voor wetenschappers en archeologische vrijwilligers. Informatie bestaat uit vondsten, monsters en originele documentatie in woord en beeld. Alle materiaal staat geordend op een standplaats, waar zodanige condities heersen, dat vondsten, monsters en documentatie zo stabiel mogelijk kunnen worden bewaard. Tussen vondsten en bijbehorende documentatie moeten kruisverbanden te leggen zijn.

Artikel 2 Aanwijzing gemeentelijk depot

  • 1 Gedeputeerde staten kunnen op verzoek van Burgemeester en Wethouders van de gemeenten Utrecht of Amersfoort een Gemeentelijk Depot Bodemvondsten aanwijzen in de desbetreffende gemeente waarin roerende monumenten, die zijn gevonden bij het doen van opgravingen, zullen worden opgeslagen op een wijze die uit oogpunt van behoud en toegankelijkheid verantwoord is.

  • 2 Een Gemeentelijk Depot Bodemvondsten dient bij aanwijzing te voldoen aan de eisen aan gemeentelijke archeologische depots, conform bijlage 1, behorende bij dit besluit.

     

Artikel 3 Verzoek tot aanwijzing

  • 1 Burgemeester en Wethouders dienen bij een verzoek tot aanwijzing een beschrijving in van de wijze waarop het Gemeentelijk Depot Bodemvondsten aan de eisen, bedoeld in artikel 2, tweede lid, voldoet.

  • 2 Bij veranderingen aan het Gemeentelijk Depot Bodemvondsten, zoals verbeteringen of een verhuizing geven Burgemeester en Wethouders dit onverwijld door aan Gedeputeerde Staten.

Artikel 4 Tijdsduur aanwijzing

  • 1 De aanwijzing als bedoeld in artikel 2 wordt voor onbepaalde tijd verleend.

Artikel 5 Intrekking aanwijzingsbesluit

  • 1 Indien een Gemeentelijk Depot Bodemvondsten niet meer voldoet aan de eisen zoals genoemd in artikel 2, tweede lid, kunnen Gedeputeerde Staten een aanwijzingsbesluit intrekken.

  • 2 Indien een Gemeentelijk Depot Bodemvondsten roerende monumenten, die zijn gevonden bij het doen van opgravingen, niet meer kunnen worden opgeslagen op een wijze die uit oogpunt van behoud en toegankelijkheid verantwoord is, kunnen Gedeputeerde Staten een aanwijzingsbesluit intrekken.

  • 3 Een Gemeentelijk Depot Bodemvondsten informeert de provincie op jaarbasis middels een rapportage of en hoe aan de eisen, bedoeld in artikel 2, tweede lid, over het afgelopen jaar is voldaan.

     

Artikel 6 Intrekking Besluit Aanwijzing Gemeentelijke Depots Bodemvondsten Utrecht

Het besluit, Aanwijzing Gemeentelijke Depots Bodemvondsten Utrecht, van Gedeputeerde Staten van Utrecht van 13 maart 2012, nr. 80A9BC35, wordt ingetrokken.

Artikel 7 Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit Aanwijzing Gemeentelijke Depots Bodemvondsten Utrecht.

Artikel 8 Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het provinciaal blad waarin het wordt geplaatst.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van gedeputeerde staten van Utrecht van 11 december 2012. R.C. ROBBERTSEN, voorzitter H. GOEDHART, secretaris Uitgegeven 4 januari 2013 Gedeputeerde staten van Utrecht, namens hen H. GOEDHART, secretaris  

Bijlage 1 Eisen aan Gemeentelijke Depots Bodemvondsten in de Provincie Utrecht

Een depot dat door het provinciebestuur van Utrecht wordt aangewezen dient roerende monumenten die zijn gevonden bij het doen van opgravingen’ op te slaan op een wijze die uit een oogpunt van behoud en toegankelijkheid verantwoord is. Het provinciebestuur verlangt daarom dat het depot voldoet aan de eisen geformuleerd in de vigerende Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA) en in aanvulling daarop aan de volgende eisen:

1. Eisen aan archeologisch depotruimte

Bouwkundige voorzieningen

  • de vloeren, wanden en plafons zijn glad, vlak en stofvrij afgewerkt (i.v.m. ongedierte en schimmels;

  • de archeologische depotruimte bevat geen materialen die verontreiniging verspreiden, licht ontvlambaar zijn of insecten of micro-organismen kunnen aantrekken;

  • de archeologische depotruimte bevat alleen kabels, leidingen voor voorzieningen in de archeologische depotruimte zelf.

Brandpreventie

• de archeologische depotruimte bevat geen apparaten die brand kunnen veroorzaken (bijvoorbeeld printer, kopieermachine);

• voor brandbestrijding zijn er blusmiddelen aanwezig in de vorm van slanghaspels of koolzuursneeuwblussers.

Klimaatomstandigheden (1)

  • er is een bewaarruimte met minimale condities voor o.a. keramiek, glas, steen, bot, met een relatieve vochtigheid van 30% kleiner dan RH kleiner dan 65%, constant 5% en een temperatuur van 18°C +/- 3°C;

  • er is een bewaarruimte met relatief droge condities voor metaal en slak, met een relatieve vochtigheid van kleiner dan 30% RH, constant 5% en een temperatuur van 18°C +/- 3°C;

  • er is een bewaarruimte met relatief vochtige condities voor o.a. leder, hout, textiel, touw, bewerkt been, gewei, barnsteen, git, met een relatieve vochtigheid van 50% kleiner dan RH kleiner dan 65%, constant 5% en een temperatuur van 18°C +/- 3°C.

2. Eisen aan opslag opgravingsdocumentatie

Het provinciebestuur van Utrecht stelt ook eisen aan de ruimte waarin documentatie wordt bewaard (2). Onder opgravingdocumentatie wordt verstaan alle foto’s, tekeningen en verslagen van een opgraving. De originele documentatie is opgeslagen in een bewaarruimte die aan volgende eisen voldoet:

  • er is een bewaarruimte met minimale condities voor originele documentatie op papier, tekenfolie e.d. met een relatieve vochtigheid van 55% kleiner dan RH kleiner dan 65%,constant ± 5% en een temperatuur van 15°C ± 3°C;

  • er is een bewaarruimte met minimale condities voor fotomateriaal, met een relatieve vochtigheid van kleiner dan 35% RH, constant ± 5%, en een temperatuur van 15°C ± 3°C.

Een digitale- of analoge kopie van de opgravingsdocumentatie bevindt zich elders.

3. Eisen aan depotbeheer

Verder stelt het provinciebestuur de volgende eisen aan de organisatie van het depotbeheer:

  • De gemeente geeft onder voorwaarden vondsten in bruikleen;

  • De depotbeheerder van de gemeente houdt een administratie bij van de verleende bruiklenen;

  • De depotbeheerder van de gemeente houdt een administratie bij van de kwaliteitscontroles van kwetsbare vondsten.

(1) Deze eisen aan de klimaatomstandigheden staan als aanbeveling in de KNA en zijn als eis in dit document opgenomen.

(2) Opgravingdocumentatie is immers uniek bronmateriaal, dat duurzaam moet worden bewaard omdat het na een opgraving samen met de vondsten het enige overblijfsel is van het bodemarchief. Brochures van de rijksarchiefdienst Bouw en inrichting archiefruimten en archiefbewaarplaatsenen brochure Van regels naar kennis bij de introductie van drie nieuwe ministeriele regelingen voor archiefvorming en archiefbeheer.

Toelichting op de Beleidsregel Aanwijzing Gemeentelijke Depots Bodemvondsten Provincie Utrecht

Met de inwerkingtreding van de Wet op de Archeologische Monumentenzorg (Wamz) per 1 september 2007 is de rol van de provincie op het gebied van archeologische monumentenzorg veranderd. De provincies zijn eigenaar geworden van de archeologische vondsten verkregen uit opgravingen binnen de provincie en verantwoordelijk geworden voor het beheer en behoud van deze archeologische vondsten. De Provincie Utrecht beheert hiervoor een Provinciaal Depot Bodemvondsten. De primaire verantwoordelijkheid voor de instandhouding van archeologische depots is bij de provincies neergelegd vanuit de gedachte dat “wil de bewaar- en ontsluitingsfunctie jegens de wetenschappelijk onderzoeker, de amateurarcheoloog of het publiek ook inhoudelijk goed tot zijn recht komen, er geen sprake mag zijn van een al te grote versnippering. Een goed functionerend depot vraagt een zekere schaal, zowel qua menskracht als qua fysieke omstandigheden” (Memorie van toelichting Wamz, TK 2003/04, 29 259, nr. 3, p.23).

Om tegemoet te komen aan de wens van gemeenten met een bestaand depot dit eigen depot te behouden, biedt de wet de mogelijkheid dergelijke depots aan te wijzen, daarbij lettend op het behoud van kwaliteit en de daarvoor benodigde schaal. De bevoegdheid om te bepalen welke gemeentelijke depots voor het (onder)houden van een eigen depot in aanmerking komen is eveneens bij de provincies neergelegd: Gedeputeerde Staten hebben de bevoegdheid gekregen om op verzoek van Burgemeester en Wethouders het gemeentelijke archeologisch depot in de betreffende gemeente aan te wijzen (Monumentenwet 1988, art.51, lid 2). Een besluit om een bestaand gemeentelijk depot niet aan te wijzen als onderdeel van de totale provinciale depotcapaciteit kan … echter alleen worden genomen als daartoe zwaarwegende redenen zijn.” (Memorie van toelichting Wamz, TK 2003/04, 29 259, nr. 3, p.23).

In de provincie Utrecht beschikken op dit moment alleen de gemeente Utrecht en de gemeente Amersfoort over een Gemeentelijk Depot Bodemvondsten. De provincie Utrecht streeft naar handhaving van beide archeologische depots. Om versnippering van documentatie en vondsten zoveel mogelijk te beperken, heeft de provincie besloten dat alleen de gemeente Utrecht en de gemeente Amersfoort een verzoek kunnen indienen.

De provincie heeft de vrijheid om voorwaarden te formuleren waaraan de Gemeentelijke Depots Bodemvondsten dienen te voldoen bij aanwijzing. De Provincie Utrecht heeft er voor gekozen aanvullend op de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA) nadere eisen te stellen voor een vanuit behoud en beheer verantwoorde opslag van archeologische vondsten en documentatie.

De provincie is vanuit de Monumentenwet primair verantwoordelijk voor de instandhouding van een archeologische depot. Gemeenten kunnen op eigen verzoek met een Gemeentelijk Depot Bodemvondsten een deel van deze wettelijke taak overnemen. Het betreft hier nadrukkelijk een keuze die gestoeld dient te zijn op een intentie voor de lange termijn. De Provincie Utrecht kiest er daarom voor de aanwijzing van een Gemeentelijk Depot Bodemvondsten voor onbepaalde tijd te verlenen. Door (aanvullende) voorwaarden aan de aanwijzing te verbinden en door de bevoegdheid de aanwijzing in te trekken wanneer niet (meer) aan de gestelde eisen wordt voldaan, heeft de provincie de mogelijkheid om haar verantwoordelijkheid te nemen wanneer zij dit nodig acht. Door middel van de jaarrapportage blijft de provincie geïnformeerd of en hoe het Gemeentelijk Depot Bodemvondsten aan de voorwaarden blijft voldoen en kunnen eventuele problemen tijdig worden gesignaleerd en in onderling overleg worden besproken.