Besluit van gedeputeerde staten van Utrecht van 30-05-2017, nr. 81B2266E4, tot openstelling van de regeling Samenwerking voor innovaties in het kader van het Europees Partnerschap voor innovatie (EIP) uit de Verordening subsidies POP3 2014-2020 Provincie Utrecht (Openstellingsbesluit POP3 Samenwerking in het kader van het EIP provincie Utrecht 2017)

Geldend van 17-06-2017 t/m heden

Intitulé

Besluit van gedeputeerde staten van Utrecht van 30-05-2017, nr. 81B2266E4, tot openstelling van de regeling Samenwerking voor innovaties in het kader van het Europees Partnerschap voor innovatie (EIP) uit de Verordening subsidies POP3 2014-2020 Provincie Utrecht (Openstellingsbesluit POP3 Samenwerking in het kader van het EIP provincie Utrecht 2017)

Gedeputeerde staten van Utrecht;

Gelet op de artikelen 1.3 en paragraaf 8 van hoofdstuk 2 van de Verordening subsidies POP3 2014-2020 Provincie Utrecht;

Overwegende:

  • -

    dat voor het ontwikkelen en beproeven van innovaties in de landbouw projectmatige samenwerkingsverbanden meerwaarde kunnen bieden;

  • -

    dat onder een innovatie hier verstaan wordt, een idee met succes in de praktijk brengen, waarbij het gaat om een nieuw of significant verbeterd product, dienst, methode of procedé;

  • -

    dat in de afgelopen jaren veel kennis is ontwikkeld over de effecten van landbouw op het milieu, de gevolgen van klimaatverandering en het nut van verstandig omgaan met grondstoffen, maar dat er nieuwe kennis ontwikkeld moet worden

  • -

    dat Gedeputeerde Staten met deze subsidieregeling beogen de gestelde doelen in het Plattelandsontwikkelingsprogramma (POP3) en het provinciaal meerjarenprogramma voor het landelijk gebied, Agenda Vitaal Platteland (AVP) te behalen, waaronder het behoud en het versterken van een economisch rendabele bedrijfsvoering, het versterken van de duurzaamheid en een aantrekkelijke leefomgeving;

  • -

    dat de te ontwikkelen en praktijk rijp maken van kennis gericht is op de volgende doelen:

    • Beperken van bodemdaling in veenweidegebieden;

    • Verminderen van emissie nutriënten;

    • Verminderen van emissie gewasbeschermingsmiddelen;

Besluiten:

  • I.

    Open te stellen: De regeling samenwerking in het kader van het EIP provincie Utrecht 2017 als bedoeld in paragraaf 8 van hoofdstuk 2 van de Verordening subsidies POP3 2014-2020 Provincie Utrecht - verder te noemen de Verordening subsidies POP3.

  • II.

    De periode voor het indienen van aanvragen vast te stellen op 12 juni tot en met 11 augustus 2017.

  • III.

    Het subsidieplafond voor de openstellingsperiode vast te stellen op € 310.000 uit het Europees Landbouw Fonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO) en € 310.000 uit Agenda Vitaal Platteland (AVP).

  • IV.

    De volgende regels vast te stellen:

Artikel 1 Subsidiabele activiteiten

  • 1. In afwijking van artikel 2.8.1 van de Verordening subsidies POP3 wordt alleen subsidie verstrekt voor de uitvoering van een innovatieproject door een operationele groep mits de activiteiten gericht zijn op de handel in en de voortbrenging van landbouwproducten;

  • 2. De in het eerste lid bedoelde activiteiten zijn gericht op het praktijkrijp maken van kennis met betrekking tot een geringer grondstoffengebruik en een gesloten kringloop, met als resultaat een vermindering van de emissie van milieubelastende stoffen naar bodem, lucht en grond- en oppervlaktewater en minder uitputting van hulpbronnen en grondstoffen.

Artikel 2 Aanvragers

In afwijking van artikel 2.8.3 van de Verordening subsidies POP3 wordt subsidie verstrekt aan deelnemers van een operationele groep die uit minimaal 6 deelnemers bestaat.

Artikel 3 Subsidiabele kosten

  • 1. In afwijking op artikel 2.8.6 van de Verordening subsidies POP3 kan subsidie worden verstrekt voor:

    • a.

      coördinatie kosten voor het samenwerkingsverband;

    • b.

      de kosten voor het verspreiden van resultaten van het project;

    • c.

      de kosten van de bouw, verbetering, verwerving of leasing van onroerende zaken;

    • d.

      de kosten van de koop of huurkoop van nieuwe machines en installaties tot maximaal de marktwaarde van de activa;

    • e.

      de kosten van tweedehands zaken tot maximaal de marktwaarde;

    • f.

      de kosten van adviseurs, architecten en ingenieurs;

    • g.

      de kosten van adviezen duurzaamheid op milieu en economisch gebied;

    • h.

      kosten van haalbaarheidsstudies;

    • i.

      kosten voor het testen en ontwikkelen van een innovatie in de praktijk;

    • j.

      de kosten van verwerving of ontwikkeling van computersoftware;

    • k.

      Kosten van verwerving van octrooien, licenties, auteursrechten en merken.

    • l.

      niet verrekenbare of niet compensabele BTW.

  • 2. De in het eerste lid onde a, b, f, g, h en i bedoelde kosten zijn subsidiabel als personeelskosten, kosten derden en als bijdrage in natura van eigen arbeid;

  • 3. De in het eerste lid onder c bedoelde kosten voor onroerende zaken en in het eerste lid onder d bedoelde kosten van nieuwe machines en installaties zijn subsidiabel als bijdrage in natura.

  • 4. de in het eerste lid onder c bedoelde kosten voor onroerende zaken en in het eerste lid onder d bedoelde kosten van nieuwe machines en installaties zijn subsidiabel als afschrijvingskosten zoals bedoeld in artikel 69 lid 2 van Verordening (EU) Nr. 1303/2013.

Artikel 4 Niet subsidiabele kosten

In aanvulling op artikel 2.8.7 van de Verordening subsidies POP3 wordt geen subsidie verstrekt voor:

  • a.

    Kosten voor het werven van deelnemers en het schrijven van een projectplan;

  • b.

    Bijdragen in natura in de vorm van vrijwilligersuren.

Artikel 5 Hoogte subsidie

  • 1. In afwijking van artikel 2.8.8 van de Verordening subsidies POP3 bedraagt de hoogte van subsidie:

    • a.

      70% van subsidiabele kosten als bedoeld in artikel 3, onderdeel a tot en met b en met inbegrip van l, voor zover het kosten voor samenwerking en kennisverspreiding betreft;

    • b.

      100% van de subsidiabele kosten als bedoeld in artikel 3, onderdeel c tot en met l, voor zover het kosten van niet-productieve investeringen betreft;

    • c.

      40% van de subsidiabele kosten als bedoeld artikel 3, onderdeel c tot en met l, voor zover het kosten van productieve investeringen betreft;

  • 2. De subsidie dient op het moment van de subsidieverlening per project minimaal € 50.000,- te bedragen en indien meer dan € 200.000,- wordt aangevraagd, bedraagt de subsidie maximaal € 200.000,-;

Artikel 6 Selectiecriteria

  • 1. Voor de rangschikking als bedoeld in artikel 1:15 en artikel 2.8.9 van de Verordening subsidies POP3 worden de volgende criteria toegepast voor de onder artikel 1 bedoelde activiteiten:

    • a.

      Mate van effectiviteit, hetgeen blijkt uit het potentiele effect aan één of meer thema’s zoals bedoeld in artikel 1 lid 2 waarbij in samenhang de volgende aspecten worden bezien:

      • i.

        meerwaarde van de beoogde innovatie voor de gestelde doelen binnen de thema’s;

      • ii.

        voorbeeldwerking van het innovatieproject in breder verband;

      • iii.

        mate van geschiktheid van de beoogde innovatie voor brede toepasbaarheid of uitrol.

      • iv.

        Kwaliteit communicatieplan tbv kennisdeling tijdens het innovatietraject en tbv verspreiding van de resultaten

    • b.

      Mate van innovativiteit, hetgeen blijkt uit de meerwaarde die de beoogde innovatie heeft op basis van de volgende aspecten:

      • i.

        technisch of sociaal grensverleggend karakter van de beoogde innovatie;

      • ii.

        transitie karakter van de innovatie;

      • iii.

        toepassingsgerichtheid van de innovatie vanuit bestaande kennis, prototypen, modellen;

      • iv.

        vernieuwde karakter van het samenwerkingsverband naar samenstelling.

      • v.

        De opzet van de Innovatieinfrastructuur

    • c.

      Mate van kosteneffectiviteit, hetgeen blijkt uit de mate waarin de resultaten van het innovatieproject op een kostenefficiënte wijze worden behaald waarbij in samenhang de volgende aspecten worden bezien:

      • i.

        de verhouding tussen de begrote kosten en de beoogde projectresultaten (prestaties);

      • ii.

        relevantie van de voorziene kosten voor het realiseren van de beoogde innovatie;

      • iii.

        mate van efficiënt gebruik van (bestaande) kennis en arbeid.

    • d.

      Mate van haalbaarheid, hetgeen blijkt uit de slagingskans van de innovatie waarbij in samenhang de volgende aspecten worden bezien:

      • i.

        kwaliteit procesplan voor samenwerking en/of projectplan voor de ontwikkeling van de beoogde innovatie;

      • ii.

        blijk van oriëntatie op (technische) haalbaarheid op basis van de kennis die voor handen ligt;

      • iii.

        blijk van oriëntatie op businessmodel en marktpotentieel;

      • iv.

        kwaliteit van het samenwerkingsverband in relatie tot het ambitieniveau.

  • 2. Het bepalen van de scores van de in het eerste lid onder a tot en met d bedoelde selectiecriteria vindt als volgt plaats:

    • -

      1 punt wordt toegekend indien de score op genoemde aspecten in samenhang bezien gering is;

    • -

      2 punten worden toegekend indien de score op genoemde aspecten in samenhang bezien voldoende is;

    • -

      3 punten worden toegekend indien de score op genoemde aspecten in samenhang bezien goed is;

    • -

      4 punten worden toegekend indien de score op genoemde aspecten in samenhang bezien zeer goed is.

Artikel 7 Puntensystematiek

  • 1. Na sluiting van de indieningstermijn worden alle tijdig ontvangen aanvragen door een onafhankelijke adviescommissie beoordeeld als bedoeld in artikel 1.14 van de Verordening subsidies POP3. Op basis van de onder artikel 5 bepaalde selectiecriteria worden deze in rangorde op een lijst geplaatst. Het puntentotaal per project wordt samengesteld uit de te behalen punten op basis deze methodiek.

  • 2. Het toekennen van punten op basis van de in artikel 5 bedoelde selectiecriteria vindt als volgt plaats:

    Selectiecriterium

    Weging

    Te behalen punten

    Maximum per criterium

    a.

    Mate van effectiviteit

    2

    1 - 4

    8

    b.

    Innovativiteit

    3

    1 - 4

    12

    c.

    Kosteneffectiviteit

    2

    1 - 4

    8

    d.

    Haalbaarheid

    2

    1 - 4

    8

  • 3. Het maximum aantal punten is 36.

  • 4. Indien een aanvraag minder dan 22 punten behaalt, wordt de aanvraag niet gehonoreerd.

  • 5. Aanvragen worden op volgorde van de rangschikking gehonoreerd.

  • 6. Als twee of meer aanvragen een gelijk aantal punten hebben verkregen en hun plaats in de rangschikking zodanig is dat de som van de toe te kennen maximale subsidiebedragen het subsidieplafond overstijgt, wordt met inachtneming van het subsidieplafond subsidie verleend voor de aanvraag om subsidie met het hoogste aantal punten behaald op het criterium bedoeld in het eerste lid, onderdeel a.

  • 7. Indien de aanvragen als bedoeld in het vijfde lid een gelijk aantal punten hebben behaald op het criterium bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, wordt de subsidie verleend voor de aanvraag om subsidie met het hoogste aantal punten behaald op het criterium bedoeld in het eerste lid, onderdeel b.

  • 8. Indien de aanvragen als bedoeld in het zesde lid een gelijk aantal punten hebben behaald op het criterium bedoeld in het eerste lid, onderdelen a en b, wordt de subsidie verleend voor de aanvraag om subsidie met het hoogste aantal punten behaald op het criterium bedoeld in het eerste lid, onderdeel c.

  • 9. Indien de aanvragen als bedoeld in het zevende lid een gelijk aantal punten hebben behaald op alle criteria bedoeld in het eerste lid, wordt de rangschikking van de aanvragen bepaald door loting;

Artikel 8 Bevoorschotting

Artikel 9 Publicatie en inwerkingtreding

Dit besluit wordt geplaatst in het Provinciaal Blad en treedt in werking met ingang van de eerste dag na de datum van uitgifte van het Provinciaal Blad waarin zij wordt geplaatst.

Artikel 10 Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als: Openstellingsbesluit POP3 samenwerking in het kader van het EIP provincie Utrecht 2017.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van gedeputeerde staten van Utrecht van 30 mei 2017.

Gedeputeerde staten van Utrecht

Voorzitter

Secretaris

Toelichting

Inleiding

Uit de sterkte en- zwakteanalyse van het Nederlandse Plattelandsontwikkelingsprogramma (POP3) blijkt dat de Nederlandse agrosector – het geheel van toelevering, verwerking en distributie van agrarische goederen – zich heeft ontwikkeld tot een speler van wereldformaat, getuige de sterke exportpositie. Deze exportpositie kon mede ontstaan door sterk geïntegreerde agrarische ketens, een goed samenspel tussen onderwijs, onderzoek en voorlichting én een intensieve productiewijze. De keerzijde is dat dit gepaard gaat met een verlies aan biodiversiteit, een toenemende druk op het milieu en een groeiende schaarste aan natuurlijke hulpbronnen. De grootschalige en intensieve productiewijze van de Nederlandse landbouw leidt tot ongewenste externe effecten op milieu, landschap en samenleving. Sinds de jaren negentig is weliswaar duidelijk sprake van een verlaging van de milieudruk. Toch zal het halen van verschillende milieudoelstellingen de komende jaren nog vragen om vele inspanningen.

De strategie van POP3 richt zich daarom op een realistische, ambitieuze groene groeistrategie. Deze strategie combineert het streven naar economische groei en versterking van de concurrentiepositie met het verbeteren van het milieu. Kennisoverdracht en innovatie zijn hierbij essentieel en tevens een prioriteit vanuit het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) van de Europese Unie, waar het POP3 onderdeel van uit maakt.

De regeling1 voor de POP3 maatregelSamenwerking in het kader van het EIP’ draagt hier aan bij. Deze maatregel richt zich op de uitvoering van een projectmatig samenwerkingsverband gericht op het uitvoeren van een innovatieproject of projecten op het gebied van kringlooplandbouw.

Met een innovatie wordt een proces bedoeld waarbij een idee met succes in de praktijk wordt gebracht. Het kan daarbij gaan om de toepassing van een nieuw of verbeterd product, dienst, methode of procedé.

Het Europees Innovatie Partnerschap (EIP)

Het EIP voor de bevordering van de productiviteit en duurzaamheid in de landbouw slaat bruggen tussen kennis en technologie met betrekking tot het meest geavanceerde onderzoek enerzijds en landbouwers, bosbeheerders, plattelandsgemeenschappen, bedrijven, ngo's en adviesdiensten anderzijds. Daarbij gaat het om innovatie en modernisering van de agrarische sector. Bij deze openstelling gaat het om kringlooplandbouw.

Om dit te realiseren wordt de oprichting bevorderd van projectgerichte operationele groepen (OG’s) in Utrecht die deel uit maken van het Europese EIP-netwerk voor de productiviteit en duurzaamheid in de landbouw. Deze groepen werken vervolgens op projectbasis aan een innovatieopgave die een antwoord moet geven aan een concrete vraag of kans uit de praktijk. Het betreft met name het verder ontwikkelen, valideren en verfijnen van kennis en innovaties, met als doel dat die uiteindelijk deel uit gaan maken van een groter ontwikkelingsproces dat gericht is op grootschalige toepassing ervan in de praktijk. Dit proces kan bijvoorbeeld gestart worden door kleine actieve (operationele) groepen (living labs) met een schil van koplopers (early adapters). Zolang de activiteiten nog gericht zijn op het praktijkrijp maken van de kennis en innovatie, vallen ze onder deze regeling, maar wanneer het gaat om het doelgericht communiceren over en demonstreren van reeds prakrijkrijpe (geheel beproefde) innovaties vallen ze onder de regeling voor kennisoverdracht

Belangrijk is dat de samenstelling van de OG maximaal is afgestemd op de innovatieopgave die deze groep omarmt, zowel voor wat betreft de ontwikkeling als verspreiding van de innovatie/nieuwe kennis. Voor dat laatste spelen adviseurs een belangrijke rol om tijdens en na de projectperiode de verworven kennis te gebruiken in hun dagelijkse werk. Projectaanvragen worden mede beoordeeld op de mate waarin deskundigen zijn of worden toegevoegd aan de Operationele Groep. De deskundigen kunnen professionele adviseurs zijn, maar ook publieke adviseurs, ondernemers uit een nietagrarische bedrijfstak of onderzoekers.

De operationele groepen verspreiden de resultaten van hun project, in het bijzonder via het EIP netwerk (Artikel 57, derde lid van Verordening (EU) Nr. 1305/2013). Zie: http://ec.europa.eu/eip/agriculture/

Het provinciaal meerjarenprogramma voor het landelijk gebied, Agenda Vitaal Platteland (AVP)2 en POP3 sluiten goed op elkaar aan. De landbouw is één van de sectoren waar AVP zich op richt. Het strategische doel voor de landbouw binnen AVP is het behoud en het versterken van een economisch rendabele bedrijfsvoering, schaalvergroting afgestemd op de kwaliteit van het landschap, het versterken van de duurzaamheid en een aantrekkelijke leefomgeving en het versterken van de relatie tussen platteland en stad. Deze doelstellingen komen voort uit onze Landbouwvisie3.

We willen de milieubelasting vanuit de landbouw verminderen en werken aan een duurzaam bodem- en watersysteem. Samenwerking kan hierbij een rol spelen om praktijkkennis te verbinden met wetenschappelijke kennis en die toe te passen in innovaties.

Voor deze openstelling beperken we ons daarom tot de volgende vier thema’s, een selectie uit Artikel 2.8.1 van de Verordening subsidies POP3:

  • a.

    Een geringer grondstoffengebruik en een gesloten kringloop, met als resultaat een vermindering van de emissie van milieubelastende stoffen naar bodem, lucht en grond- en oppervlaktewater en minder uitputting van hulpbronnen en grondstoffen;

De bodem is essentieel om op de langere termijn vruchtbaarheid te garanderen en speelt ook een rol bij het vasthouden van water en bij de emissies van nutriënten en gewasbeschermingsmiddelen richting oppervlakte- en grondwater. Aandacht voor duurzaam bodembeheer is belangrijk bij het sluiten van de kringloop op bedrijfsniveau. Het sluiten van de kringloop leidt tot productie met minder verliezen die het milieu belasten. Dit leidt tot vermindering van emissies van ammoniak, nutriënten en bestrijdingsmiddelen en voor de specifieke situatie in de veenweiden met bodemdaling een vermindering van de veenmineralisatie dan wel betere benutting van de nutriënten die als gevolg van mineralisatie vrijkomen.. Daarnaast kan ook het gebruik van functionele agrobiodiversiteit bijdragen aan het sluiten van kringlopen en het verminderen van verliezen naar het milieu.

Toelichting op paragraaf 8 van hoofdstuk 2 van de Verordening subsidies POP3

Met deze openstelling worden, naast de hoogte van het subsidieplafond en de periode van indiening aanvullende vereisten gesteld ten opzichte van hoofdstuk 1 en paragraaf 8 van hoofdstuk 2 van de Verordening subsidies POP3. De aanvullende regels staan in de artikelen 1 tot en met 8 (zie artikelsgewijze toelichting) van dit openstellingsbesluit.

Een aantal relevante bepalingen van deze regeling staan in hoofdstuk 1 en paragraaf 8 van hoofdstuk 2 van de Verordening subsidies POP3.

Artikelsgewijze toelichting van het openstellingsbesluit

Artikel 1 Subsidiabele activiteiten

In de inleiding is de hoofdthema en de te subsidiëren activiteiten toegelicht die in het kader van deze openstelling relevant zijn. Het soort activiteit is bij deze openstelling beperkt tot de uitvoering van een innovatie door een operationele groep (een samenwerkingsverband) in het kader van EIP. Er wordt dus geen subsidie verstrekt voor het oprichten van een operationele groep en het opstellen van een projectplan. De regeling is bedoeld om innovaties te realiseren van bepaalde producten, diensten, methodes of procedés. De activiteiten moeten wel betrekking hebben op de handel in en de voortbrenging van landbouwproducten. Met voortbrenging van landbouwproducten zijn ook de kapitaalgoederen (o.a. landbouwgrond, machines en installaties) van een landbouwbedrijf inbegrepen. De innovaties zijn bij deze openstelling gericht op kringlooplandbouw. Daarmee wordt onder andere gezocht naar innovaties om vermijdbare verliezen naar oppervlakte water en atmosfeer zoveel te verminderen. Dit heeft kan gaan over nutriënten en gewasbeschermingsmiddelen in de kringloop op bedrijfsniveau, maar ook over het op peil houden van organische stof en terugdringen van oxidatie van veen.

Artikel 2 Aanvragers

De aanvrager is een samenwerkingsverband zonder rechtspersoonlijkheid die in het kader van deze maatregel wordt beschouwd als een operationele groep. Een operationele groep bestaat in het kader van deze openstelling uit minimaal 6 deelnemers. Dit betekent dat alle 6 deelnemers een samenwerkingsovereenkomst hebben ondertekent (zie ook artikle 1.6 van de Verordening subsidies POP3). Minimaal 1 van deze 6 deelnemers heeft een landbouwonderneming. De andere deelnemers kunnen o.a. bestaan uit kennis- en onderzoeksinstituten, andere MKB-ondernemers, overheden of maatschappelijke organisaties. Een operationele groep is een soort regiegroep die één of meerdere innovaties kan besturen.

De aanvrager zal in ieder geval gevraagd worden om de volgende bijlagen:

  • -

    een beschrijving van het te ontwikkelen, te testen, aan te passen of uit te voeren innovatieve project;

  • -

    een beschrijving van de verwachte resultaten en van de bijdrage aan de doelstelling om de productiviteit of het duurzame beheer van hulpbronnen te verbeteren;

  • -

    een uitwerking van de beoogde activiteiten voor kennisverspreiding van de resultaten met gebruik van de hiertoe geëigende netwerken;

  • -

    Een beschrijving van de interne procedures van het samenwerkingsverband waarmee transparante werking en besluitvorming gegarandeerd wordt en waarmee belangenconflicten worden voorkomen.

Artikel 3 Subsidiabele kosten

Subsidie wordt verstrekt voor de volgende kosten:

Voor de samenwerking en kennisverspreiding zijn de volgende kosten subsidiabel:

a. coördinatie kosten voor het samenwerkingsverband;

Het gaat hier om kosten die de operationele groep maakt die verband houden met de samenwerkingsactiviteiten. Het zal met name gaan om de kosten van de coördinator mar ook andere organisatiekosten vallen hier onder.

b. de kosten voor het verspreiden van resultaten van het project;

In het kader van EIP wordt verwacht dat resultaten van de innovaties breed verspreid worden via het EIP netwerk. Kosten die daar mee verband houden zoals kosten voor publicaties en presentaties zijn subsidiabel.

Voor de uitvoering van het innovatieproject of projecten (het kan gaan om een productieve of niet-productieve investering):

De uitvoering van een innovatie project zal met name plaats vinden op locatie van een landbouwbedrijf. Het kan gaan om het gebruik van landbouwgrond, andere onroerende goederen of machines en installaties die gedurende een bepaalde periode worden ingezet voor een experiment , pilot of testopstelling. Daarmee kunnen de volgende investeringskosten gemoeid zijn:

c. de kosten van de bouw, verbetering, verwerving of leasing van onroerende zaken;

  • -

    Kosten van de aankoop van bebouwde en niet bebouwde gronden zijn subsidiabel tot

  • -

    maximaal 10% van de totale subsidiabele kosten

  • -

    Indien de bebouwde of onbebouwde gronden zijn gelegen in verwaarloosde gebieden of

  • -

    voormalige industriezones, zijn de kosten van de aankoop de gronden subsidiabel tot

  • -

    maximaal 15% van de totale subsidiabele kosten, indien dit in een openstellingsbesluit is

  • -

    bepaald.

d. de kosten van de koop of huurkoop van nieuwe machines en installaties tot maximaal de marktwaarde van de activa;

Machines en installaties komen alleen voor subsidie in aanmerking voor de looptijd van de innovatie (experiment/pilot/testopstelling). Het kan daarbij gaan om subsidiabele afschrijvingskosten of als een bijdrage in natura. Indien deze middelen zijn aangeschaft met het oog op permanent gebruik door de landbouwonderneming worden deze gezien als productieve investeringen waarvoor 40%van de (afschrijvings)kosten subsidiabel is. Indien de machines en installaties tijdelijk in gebruik worden genomen gedurende de looptijd van het project om een innovatie mogelijk te maken dan is 100% van de van de (afschrijvings)kosten subsidiabel.

e. de kosten van tweedehands zaken tot maximaal de marktwaarde;

Aan de investering zelf kunnen de volgende algemene kosten worden verbonden:

  • a.

    de kosten van adviseurs, architecten en ingenieurs;

  • b.

    de kosten van adviezen duurzaamheid op milieu en economisch gebied;

  • c.

    kosten van haalbaarheidsstudies;

  • d.

    kosten voor het testen en ontwikkelen van een innovatie in de praktijk;

  • e.

    de kosten van verwerving of ontwikkeling van computersoftware;

  • f.

    kosten van verwerving van octrooien, licenties, auteursrechten en merken.

f. Niet verrekenbare of niet compensabele BTW

BTW die vanuit een fonds van gemeente of provincie aan de aanvrager kan worden gecompenseerd is niet subsidiabel. Ook BTW die als voorbelasting kan worden afgetrokken bij de belastingdienst of die via een regeling van de belastingdienst geen last vormt voor de aanvrager, is niet subsidiabel.

Nadere toelichting op de in artikel 4.2 t/m 4.4 genoemde subsidiabele kosten:

Kosten derden

Kosten derden zijn kosten waarbij een betaling voor diensten aan een “derde” , een partij buiten de begunstigde- wordt gedaan. U moet kunnen aantonen dat de door u ingediende ‘kosten derden’ redelijk (marktconform) en passend zijn.

Personeelskosten

De aanvrager kan loonkosten verantwoorden op basis van aan het project bestede uren te vermenigvuldigen met een volgens één van de volgende methodieken berekend tarief:

  • -

    een per medewerker bepaald individueel uurtarief, berekend op basis van bruto jaarloon, vermeerderd met een opslag van 43,5% voor werkgeverslasten, waarna over dat bedrag 15% aan overheadkosten wordt berekend en dat bedrag vervolgens door 1.720 uur op basis van een 40-urige werkweek wordt gedeeld;

  • -

    een door de minister goedgekeurde integrale kostensystematiek als bedoeld in artikel 12, eerste lid, van het Kaderbesluit nationale EZ-subsidies;

  • -

    indien er sprake is van een parttime dienstverband, worden de personeelskosten per uur naar rato berekend

  • -

    personeelskosten zijn subsidiabel tot maximaal 1.720 uur per persoon per jaar en door de minister goedgekeurde integrale kostensystematiek als bedoeld in artikel 12, eerste lid, van het Kaderbesluit nationale EZ-subsidies

Bijdragen in natura voor eigen arbeid;

Dit zijn de kosten van eigen arbeid van de aanvrager. Dit is bijvoorbeeld het geval wanneer de ondernemer zelf de werken uitvoert zoals bijvoorbeeld kavelverbeteringswerken, aanleggen van bruggen of dammen.

Bijdragen in natura kunnen uitsluitend uit eigen arbeid bestaan voor diensten waarvoor geen door facturen of documenten met gelijkwaardige bewijskracht gestaafde contante betalingen zijn verricht. Bijdragen in natura zijn subsidiabel:

  • -

    voor zover de te verlenen subsidie niet meer bedraagt dan de totale subsidiabele kosten in het project exclusief de bijdragen in natura;

  • -

    de bijdrage is slechts subsidiabel indien de werkelijke arbeidstijd voor de uitvoering van de activiteit gecontroleerd kan worden.

  • -

    De waarde van onbetaalde eigen arbeid wordt gewaardeerd op € 35,– per uur. Deze bedragen worden niet uitgekeerd, maar gelden als eigen bijdrage in de financiering van het project.

Bijdragen in natura overig

Bijdragen in natura voor onroerende zaken, machines en installaties zijn subsidiabel. Bijdragen in natura kunnen uitsluitend in het geval er geen door facturen of documenten met gelijkwaardige bewijskracht gestaafde contante betalingen zijn verricht.

Bijdragen in natura zijn subsidiabel:

  • -

    voor zover de te verlenen subsidie niet meer bedraagt dan de totale subsidiabele kosten in het project exclusief de bijdragen in natura;

  • -

    indien de aan de bijdrage in natura toegekende waarde niet hoger is dan de waarde die gewoonlijk op de desbetreffende markt wordt aanvaard;

  • -

    indien de waarde is getaxeerd en gecertificeerd door een onafhankelijke gekwalificeerde deskundige of een hiertoe gemachtigde officiële instantie;

  • -

    Bijdragen in natura in de vorm van verstrekking van gronden is subsidiabel tot maximaal

  • -

    10% van de totale subsidiabele kosten.

Een contante betaling kan worden gedaan met het oog op een huurovereenkomst voor een nominaal bedrag per jaar dat niet meer bedraagt dan € 1,–.

Artikel 4 Niet subsidiabele kosten

Deze regeling voorziet uitsluitend in de uitvoering van een innovatieproject door een operationele groep. Daarmee worden geen oprichtingskosten of kosten voor het schrijven van een projectplan voorzien.

De kosten van vrijwilligers zijn niet subsidiabel.

Artikel 5 Hoogte van de subsidie

De subsidie wordt bepaald aan de hand van verschillende steunpercentages die betrekking hebben op deelactiviteiten zoals die worden begroot.

  • -

    De kosten voor de coördinatie van de operationele groep en de kosten voor het verspreiden van de resultaten van het project zijn voor 70% subsidiabel;

  • -

    De kosten van niet-productieve investeringen zijn voor 100% subsidiabel. Hier vallen ook de rechtstreeks aan de investering toe te rekenen activiteiten zoals de inhuur van architecten en adviseurs en het testen en ontwikkelen van de investering.

  • -

    De kosten van productieve investeringen zijn voor 40% subsidiabel. Ook hier gaat het om de rechtstreeks aan de investering toe te rekenen activiteiten zoals de inhuur van architecten en adviseurs en het testen en ontwikkelen van de investering.

Wat wordt onder productief of niet-productief verstaan?

De definitie van Productieve investeringen ontbreekt in de plattelandsverordening 1305/2013. Wel worden niet-productieve investering gedefinieerd als investering die niet leiden tot een aanzienlijke stijging van de waarde of de rentabiliteit van het landbouwbedrijf of een andere onderneming. In de context van deze maatregel geeft de richtlijn van de Europese Commissie over met betrekking tot artikel 35 van verordening 1305/2013 een aantal handreikingen die als volgt vertaald zijn:

  • -

    Investeringskosten zoals bij de bouw, verbetering en verwerving van onroerende goederen en bij de aanschaf van machines en installaties zijn alleen voor 100% subsidiabel voor zover zij worden gemaakt in het kader van en gedurende de looptijd van de projectactiviteiten. Het gaat daarbij om kosten voor het gebruik van het onroerend goed, installaties of machines (bijvoorbeeld door afschrijvingskosten in rekening te brengen). De onderliggende argumentatie is dat bij experimentele projecten er onzekerheden bestaan over de resultaten en effecten van de toegepaste investeringen. De output is in ieder geval nieuwe kennis.

  • -

    Het verspreiden van alle onderzoeksresultaten is een voorwaarde.

  • -

    Investeringskosten die blijvend onderdeel vormen van de bedrijfsactiva, en daarme (direct/of indirect) bijdragen aan het productieproces van het landbouwbedrijf worden aangemerkt als productieve investeringen. Bij verbeteringen van onroerende goederen is de kans groot dat de investering blijvend onderdeel uitmaakt van de bedrijfsactiva waarbij een steunpercentage van 40% van toepassing is.

  • -

    Bij productieve investeringen geldt een instandhoudingsplicht van 5 jaar op grond van artikel 71 van Verordening 1303/2013.

Investeringen waarbij een deel van de activa wordt ingezet voor maatschappelijke doelen (bijvoorbeeld natuur en waterdoelen) worden ook gezien als niet-productieve investeringen. Dit is volgens de richtlijn van de Europese Commissie met betrekking tot atikel 17 van verordening 1305/2013 van toepassing op maatregelen op landbouwgrond met het oog op agro-milieu-klimaatdoelen.

In het kader van deze maatregel wordt de steunpercentage opgehoogd naar 60% indien er minimaal 2 landbouwondernemingen kosten maken voor productieve investeringen.

Naast de beperking, uitgedrukt in verschillende percentages van de subsidiabele kosten wordt bij deze openstelling een minimum en een maximum subsidiebedrag bepaald. Het minimumbedrag is € 50.000,- aan subsidiabele kosten. Dit kan betekenen dat een subsidieaanvraag voor een bedrag van € 50.000 toch kan worden geweigerd als na de beoordeling een deel van de kosten niet subsidiabel blijken te zijn. Het maximum bedrag is € 200.000.

Artikel 6 en 7 Selectiecriteria en puntensystematiek

Voor het bepalen van de rangorde van projecten zijn vier selectiecriteria benoemd. Het project met het meest aantal punten krijgt de hoogste ranking. Toetsing vindt plaats door een onafhankelijk toetsingscommissie die Gedeputeerde Staten adviseert. Er worden maximaal 4 punten toegekend pr criterium. Aan elk selectiecriterium is een wegingsfactor toegekend. Innovativiteit krijgt een hogere wegingsfactor (3) in vergelijking met de andere drie criteria, die wegingsfactor 2 hebben. Het criterium, mate van innovativiteit, willen we het meest onderscheidend laten zijn aangezien de maatregel er vooral op gericht is een product, dienst, methode of procedé te ontwikkelen, daar waar het bij andere maatregelen voor gaat om het uitrollen of toepassen van reeds beproefde kennis of maatregelen. In totaal zijn maximaal 36 punten te behalen. De plaats in de rangorde wordt bepaald door het aantal punten dat de toetsingscommissie aan het project toekent. Voor elk project geldt dat een minimum aantal punten dient te worden behaald om voor subsidie in aanmerking te kunnen komen (60% van 36 punten = minimaal 22 punten). Het doel van deze systematiek is om alle projecten onderling te vergelijken en de beste projecten uit het totaalaanbod te kunnen selecteren.

  • a.

    De mate van de effectiviteit van de innovatie is een beoordeling op de toegevoegde waarde van een verbeterd product, dienst, methode of procedé voor het benaderen van de thematiek (a t/m d) binnen deze openstelling. Dit wordt bepaald op basis van de volgende aspecten:

    • i.

      Meerwaarde van de beoogde innovatie voor de doelen binnen het thema sluiten kringlopen;

      Hieronder wordt bedoeld het (potentiële) effect van een geslaagde innovatie (nieuw of verbeterd product, dienst, methode of procedé) op de thema’s. Het gaat dan vooral om het meetbare effect in technische zin in termen van bijvoorbeeld minder nutriënten uitspoeling, uitstoot van broeikasgassen of minder bodemdaling. Voor de meerwaarde is het van belang dat projecten additioneel zijn op lopende programma’s.

    • ii.

      Voorbeeldwerking van het innovatieproject in breder verband:

      Bij samenwerkingsprojecten gaat het niet alleen om het (potentiele)effect van de innovatie zelf maar ook om de meerwaarde van het samenwerkingsproces op regionaal, nationaal of eventueel mondiaal niveau. Naast de reikwijdte van dergelijke verbanden wordt ook het ontstaan van nieuwe innovatie-verbindingen (zoals cross-overs tussen meerdere sectoren) en nieuw samenspel tussen ketenpartijen positief beoordeeld.

    • iii.

      De mate waarin de innovatie breed toepasbaar is;

      Onder brede toepasbaarheid wordt verstaan dat er een goede motivatie beschikbaar is wie potentieel de innovatie adopteert. Het is van belang om daarbij de doelgroep goed voor ogen te hebben. Het kan gaan om een selectieve groep van early adaptors of een brede groep (early majority). Voor de toepasbaarheid is het van belang dat projecten additioneel zijn op lopende programma’s.

    • iv.

      Kwaliteit communicatieplan tbv kennisdeling

      Blijkt er uit het communicatieplan dat de operationele groep kennis gaat uit te wisselen binnen het EIP-netwerk en is er blijk van een actieve opstelling hierbij, bijvoorbeeld is er de bereidheid een buitenlandse presentatie te

      verzorgen of een buitenlandse groep belangstellenden te ontvangen?

  • b.

    Mate van innovativiteit,

    Met innovativiteit wordt zowel het samenwerkingsproces (samenwerkingsverband) als vernieuwende karakter van het onderwerp van de samenwerking (het idee dat in de praktijk gebracht wordt) beoordeeld.

    Het gaat bij dit laatste om de mate waarin verbeteringen of geheel nieuwe producten, diensten, methodes of procedés worden ontwikkeld. Hoe groter de verbetering hoe hoger de score. Als referentie voor het beoordelen van het innovatieve karakter van het beoogde product, dienst, methode of procedé hanteren wij de gangbare praktijk binnen de provincie Utrecht. Innovaties scoren hoger naarmate die die ook op nationaal dan wel Europees of mondiaal niveau als vernieuwend mogen worden beschouwd.

    • i.

      Technisch, sociaal of financieel grensverleggend karakter van de innovatie

      Dit is de beoordeling op het feitelijke vernieuwende van het idee dat tot ontwikkeling wordt gebracht. Behalve, de puur landbouw technische kanten van het idee kan het daarbij ook gaan om de sociale en financiële aspecten daarbij. Daarbij kan gedacht worden aan meer consumentenvertrouwen, nieuwe financieringsvormen of betere arbeidsomstandigheden.

    • ii.

      Transitie karakter van de innovatie

      Met dit aspect beoordelen we de innovatie naar de bijdrage die het kan leveren aan een structurele verandering naar een toekomstbestendige “duurzame landbouw”. De innovatie wordt daarin in samenhang met maatschappelijke ontwikkelingen en institutionele veranderingen (bijvoorbeeld regelgeving) beschouwd.

    • iii.

      Toepassingsgerichtheid

      Indien de innovatie al in concept al is uitgewerkt, er is bijvoorbeeld al een prototype of model ontwikkeld, maar die wordt nog niet toegepast, dan wordt de innovatie beoordeeld op het oplossend vermogen van het samenwerkingsproject en of men in staat is belemmeringen voor verdere uitrol of marktintroductie weg te nemen.

    • iv.

      vernieuwde karakter van het samenwerkingsverband naar samenstelling

      Op basis van dit aspect wordt gekeken naar de partijen in het samenwerkingsverband. Partijen die nog niet eerder hebben samengewerkt, of partijen die uit andere sectoren (niet landbouw) deel nemen aan de samenwerking maken dat het verband op zich al vernieuwend kan zijn. Ontstaat er bijvoorbeeld nieuwe ketensamenwerking of cross-over samenwerking?

    • v.

      Innovatieinfrastructuur

      Waar wordt de innovatie feitelijk ontwikkeld, geproduceerd en gereed gemaakt voor installatie ? Zijn hierbij de ondernemers uit eigen regio/land aan zet? Beogen zij de leiding te nemen bij uitrol elders?

  • c.

    Kosteneffectiviteit,

    Met de kosteneffectiviteit wordt gekeken naar de verhouding tussen de kosten en de geplande resultaten of prestatie(s) van het innovatieproject.

    • i.

      De verhouding tussen de begrote kosten en de beoogde projectresultaten (prestaties)

      Hiermee wordt de redelijkheid van de kosten beoordeeld. De projectprestatie bestaat uit duidelijk omschreven projectresultaten. Het kan bijvoorbeeld gaan om een marktonderzoek, productontwerp, procesomschrijving van een productieproces of een tastbaar product of prototype. Ook een dataset met monitoringsgegevens kan als deelresultaat in een innovatieproces omschreven worden. Deze elementen worden afgewogen tegen de kosten die in de begroting staan. Daarbij wordt ook gekeken naar uurtarieven en het aantal geplande uren. Het totaal wordt ook bezien in relatie tot het potentiële toepassingsbereik van de innovatie binnen de agrarische sector en het beoogde effect binnen het beleidsthema. Met deze aspecten in ogenschouw willen we voorkomen dat er veel kosten worden gemaakt voor een innovatie met een geringe impact.

    • ii.

      Relevantie van de voorziene kosten voor het realiseren van de beoogde innovatie

      Dit aspect richt zich op de vraag of alle begrote kosten wel strikt noodzakelijk zijn voor het project.

    • iii.

      Mate van efficiënt gebruik van (bestaande) kennis en arbeid

      Dit aspect is een maat voor het beoordelen of bestaande kennis en arbeid binnen het samenwerkingsverband goed wordt benut. Ook het aandeel overhead in relatie tot de andere projectactiviteiten wordt bezien en die afgezet tegen de prestatie(s) van het project.

  • d.

    Haalbaarheid; de mate waarin het project haalbaar is vanuit organisatorisch oogpunt en haalbaar vanuit de context van de innovatie,. Hierbij gaat het om het vooraf kunnen beoordelen of de partijen er ook er in geslaagd zijn een innovatie-idee goed uitgewerkt hebben om te kunnen testen of te beproeven. Het gaat om bijvoorbeeld om een uitwerking naar (installatie)technische specificaties, bouwkundig ontwerp, businessmodel of proefopstelling. Ook het procesmatige aspect van de samenwerking zoals onderlinge taakverdeling, planning en inzet van menskracht wordt hierbij beoordeeld. Haalbaarheid wordt beoordeeld aan de hand van de volgende aspecten:

    • i.

      Kwaliteit procesplan voor samenwerking en/of projectplan voor de ontwikkeling van de beoogde innovatie

      De kwaliteit van een project- en/of procesplan wordt beoordeeld aan de hand van de beschrijving van het probleem en onderbouwing van de aanpak van activiteiten. Daarnaast dient een proces/projectplan een heldere omschrijving van de beheersmatige aspecten zoals tijdsplanning, kosten, menskracht, organisatie, en risico’s te bevatten.

    • ii.

      Blijk van oriëntatie op (technische) haalbaarheid op basis van de kennis die voor handen ligt;

      Hieruit moet blijken of het samenwerkingsverband zich in voldoende mate heeft georiënteerd of gaat oriënteren op bestaande kennis, bestaande praktijken, aanbevelingen en dergelijke rond het beoogde innovatiedoel.

    • iii.

      Blijk van oriëntatie op businessmodel en marktpotentieel;

      Hieruit moet blijken of het samenwerkingsverband zich in voldoende mate heeft georiënteerd op het businessmodel achter de innovatie. Daarin spelen de aspecten die bepalen of de toekomstige aanbieder of leverancier een business case heeft voor de innovatie. Het gaat daarbij om zaken zoals het beoogde marktsegment, klantenrelaties, waarde propositie, kostenstructuur en marktprijs.

    • iv.

      Kwaliteit van het samenwerkingsverband in relatie tot het ambitieniveau

      De kwaliteit van het samenwerkingsverband, moet blijken uit de samenstelling, kennisniveau en werkafspraken in relatie tot het ambitieniveau van de innovatie.

Onderbouwing wegingsfactoren

Selectiecriterium

Weging

Te behalen punten

Maximum per criterium

a.

Mate van effectiviteit

2

1 - 4

8

b.

Innovativiteit

3

1 - 4

12

c.

Kosteneffectiviteit

2

1 - 4

8

d.

Haalbaarheid

2

1 - 4

8

In totaal kunnen 36 punten worden behaald. Bij minder dan 20 punten wordt het projectvoorstel afgewezen. Het selectiecriterium innovatie telt zwaarder mee omdat subsidieaanvragen die zich onderscheiden door innovatie het best passen in deze openstelling. De overige criteria hebben een gelijk gewicht.

Artikel 8 Bevoorschotting

De aanvrager mag maximaal 1 keer per jaar een betalingsverzoek indienen (aanvraag voorschot op basis van realisatie). Omdat de aanvrager al verplicht is, op basis van artikel 1.17 van de Verordening subsidies POP3, 1 keer per jaar een voortgangsverslag in te dienen is het aan te bevelen om dit te combineren. Een aanvraag om een voorschot voorafgaand aan de realisatie is in ieder geval niet mogelijk. Met realisatie wordt bedoeld dat de kosten ook daadwerkelijk gemaakt zijn en dit aangetoond kan worden met facturen en betaalbewijzen.

Aanvraagprocedure

Onverminderd het gestelde onder artikel 1.7 van de Verordening subsidies POP3 geldt dat:

  • -

    aanvragen kunnen worden ingediend via een digitaal loket bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO.NL). De link is terug te vinden in de samenvatting van deze regeling via https://www.provincie-utrecht.nl/loket/subsidie/;

  • -

    Aanvragen worden ingediend met gebruikmaking van een volledig ingevuld format projectplan, vergezeld van de van toepassing zijnde bijlagen. Hiervoor dienen door de provincie Utrecht verstrekte vaste formats te worden gebruikt.

U kunt tot en met vrijdag 28 juli 2017 vragen stellen over de openstelling via het e-mailadres subsidies@provincie-utrecht.nl. De antwoorden op de geanonimiseerde vragen zijn uiterlijk op vrijdag 4 augustus 2017 beschikbaar via de website van de provincie Utrecht.

Aanvragen worden eerst beoordeeld op ontvankelijkheid en vervolgens voorgelegd aan een onafhankelijke adviescommissie van deskundigen. De aanvragen worden door de adviescommissie gerangschikt op basis van de scores. Op basis van dit advies neemt het college van Gedeputeerde Staten een besluit. Alle aanvragers ontvangen binnen 22 weken na sluiting van de openstellingsperiode een beschikkingsbrief.


Noot
1

Paragraaf 8 van hoofdstuk 2 van de Verordening subsidies POP3. Zie: https://www.provincie-utrecht.nl/loket/regelgeving-0/regeling/1130/verordening_subsidies_pop3/#regeling

Noot
2

AVP is op 7 december 2015 door provinciale staten van Utrecht vastgesteld. Voor meer informatie over AVP zie: https://www.provincie-utrecht.nl/onderwerpen/alle-onderwerpen/agenda-vitaal/

Noot
3

Landbouwvisie zoals vastgesteld door provinciale Staten van Utrecht op 31 oktober 2011 en geldig tot en met 2025.