Besluit van gedeputeerde staten van Utrecht van 19-09-2017, nummer 81BD44FB, tot openstelling van de regeling niet-productieve investeringen water POP3 2014-2020 Provincie Utrecht

Geldend van 21-06-2018 t/m heden met terugwerkende kracht vanaf 27-09-2017

Intitulé

Besluit van gedeputeerde staten van Utrecht van 19-09-2017, nummer 81BD44FB, tot openstelling van de regeling niet-productieve investeringen water POP3 2014-2020 Provincie Utrecht

Gedeputeerde staten van Utrecht;

Gelet op artikel 1.3 en paragraaf 6 van hoofdstuk 2 van de Verordening subsidies POP3 2014-2020 Provincie Utrecht;

Overwegende:

  • -

    dat Gedeputeerde Staten met deze subsidieregeling beogen de gestelde doelen in het Plattelandsontwikkelingsprogramma (POP3) en het provinciaal meerjarenprogramma voor het landelijk gebied, Agenda Vitaal Platteland (AVP) te behalen, waaronder de doelen uit het Europese Kaderrichtlijn Water (KRW);

  • -

    dat het wenselijk is om niet-productieve investeringen te subsidiëren waardoor de waterkwaliteit verbeterd wordt en die een bijdrage leveren aan het behalen van de KRW-doelen,

Besluiten:

  • I.

    Het subsidieplafond voor de openstellingsperiode vast te stellen op € 7.690.000 waarvan € 5.510.000 uit het ELFPO inclusief € 3.330.000 vanuit middelen die aan het ELFPO zijn overgedragen op grond van artikel 7, lid 2, en artikel 14, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1307/2013 (modulatiemiddlen).

  • II.

    Het subsidieplafond als volgt onder te verdelen in deelplafonds per beheergebied:

    • a.

      het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden: € 2.782.000 bestaande uit 50% ELFPO-middelen;

    • b.

      het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden (modulatiemiddelen): € 1.573.000 bestaande uit 100% ELFPO-middelen;

    • c.

      het Hoogheemraadschap Amstel Gooi en Vecht (modulatiemiddelen) € 2.235.000,- bestaande uit 100% ELFPO middelen;

    • d.

      Waterschap Vallei en Veluwe € 2.120.000 bestaande uit 50% ELFPO-middelen;

    • e.

      Het waterschap Rivierenland € 0;

  • III.

    De periode voor het indienen van aanvragen vast te stellen op 16 oktober tot en met 17 november 2017 17:00 uur;

  • IV.

    De volgende regels vast te stellen:

Artikel 1 Definities

In aanvulling op de definities zoals genoemd in artikel 1.1. van de Verordening wordt in dit besluit verstaan onder:

  • a.

    Een waterlichaam. Een KRW-oppervlaktewater dat is begrensd in het Bodem-, water- en milieuplan 2016-2021 en een KRW-doel heeft toegewezen gekregen.

  • b.

    KRW-factsheet(s) De factsheets voor de waterlichamen zoals gepubliceerd op https://www.waterkwaliteitsportaal.nl/

  • c.

    End of pipe maatregel: maatregelen die genomen worden om de waterkwaliteit van een bepaald waterlichaam te verbeteren, doormiddel van het wegnemen van de nutriënten en andere chemische elementen zich al in het waterlichaam of andere waterlichamen bevinden.

  • d.

    Effectgerichte maatregel: maatregelen die genomen worden om de waterkwaliteit van een bepaald waterlichaam te verbeteren, doormiddel van het toevoegen van waterkwaliteitsverbeterende elementen in het watersysteem, zoals bijvoorbeeld wijzigingen in de hydromorfologie waardoor een betere vestigingsplaats voor waterplanten ontstaat, zonder wijzigingen aan de te brengen in of aan de bronnen van emissie.

Artikel 2 Subsidiabele activiteiten

In afwijking van artikel 2.6.1 het eerste lid van de Verordening subsidies POP3 wordt alleen subsidie verstrekt voor niet-productieve investeringen in het landelijk gebied die betrekking hebben op de (her)inrichting, of transformatie en het beheer van het watersysteem die gericht zijn op een verbeterde waterkwaliteit van waterlichamen.

Artikel 3 Weigeringsgrond

In aanvulling op artikel 1.7 van Verordening subsidies POP3 wordt een subsidie geweigerd indien de activiteit wordt uitgevoerd om te kunnen voldoen aan een wettelijke verplichting.

Artikel 4 Subsidiabele kosten

  • 1. In afwijking op artikel 2.6.3, eerste lid, van de Verordening subsidies POP3 wordt subsidie uitsluitend verstrekt voor:

    • a.

      de kosten van de bouw en verbetering van onroerende goederen;

    • b.

      de kosten van adviseurs, architecten en ingenieurs;

    • c.

      de kosten van adviezen duurzaamheid op milieu en economisch gebied;

    • d.

      de kosten van haalbaarheidsstudies.

    • e.

      personeelskosten;

    • f.

      niet verrekenbare of niet compensabele BTW.

    • g.

      voorbereidingskosten.

  • 2. In afwijking op artikel 1.12 van de Verordening subsidies POP3, komen voorbereidingskosten in aanmerking vanaf 1 januari 2016.

Artikel 5 Hoogte subsidie

In afwijking op artikel 2.6.4 van de Verordening subsidies POP3 bedraagt de subsidie 100% van de subsidiabel kosten en dient de subsidie op het moment van de subsidieverlening per project minimaal € 100.000,- te bedragen.

Artikel 6 Selectiecriteria en rangschikking

  • 1. De rangschikking van aanvragen zoals bedoeld in artikel 1.15 van de Verordening subsidies POP3 vindt plaats aan de hand van de in artikel 2.6.5 van de Verordening subsidies POP3 bepaalde selectiecriteria:

    • a.

      mate van effectiviteit, hetgeen blijkt uit het effect van de niet-productieve investering op de te bereiken doelen zoals bedoeld in artikel 2;

    • b.

      Mate van kosteneffectiviteit, hetgeen blijkt uit de verhouding tussen de kosten zoals bedoeld in artikel 4, eerste lid onder b tot en met e (proceskosten) ten opzichte van de totale kosten;

    • c.

      mate van haalbaarheid, hetgeen blijkt uit de slagingskans van de niet-productieve investering waarbij de volgende aspecten in samenhang worden bezien:

      • i.

        in het projectplan opgenomen vereisten aan de kwaliteit (deskundigheid, ervaring) van de projectleider;

      • ii.

        realiteitsgehalte van het projectplan op de aspecten planning, opzet en begroting;

      • iii.

        betrokkenheid van voor de uitvoering relevante partijen;

      • iv.

        mate waarin het project al is voorbereid of snel in uitvoering kan worden genomen, waarbij wordt gekeken naar het al dan niet reeds verworven zijn van benodigde gronden, het draagvlak voor het plan en de mate waarin vergunningen reeds zijn verkregen.

    • d.

      Mate van urgentie van de activiteit, hetgeen blijkt uit de noodzaak van de uitvoering van de activiteit binnen een bepaalde termijn.

  • 2. Het bepalen van de scores van de in het eerste lid onder a bedoelde selectiecriterium vindt als volgt plaats:

    • -

      1 punt indien het een end-of-pipe maatregel is die de waterkwaliteit verbetert, maar niet in de KRW-factsheets is opgenomen;

    • -

      2 punten indien het een effectgerichte maatregel is die de waterkwaliteit verbetert, maar niet in de KRW-KRW-factsheets is opgenomen;

    • -

      3 punten indien het een maatregel is uit de KRW-factsheets voor het waterlichaam;

    • -

      4 punten indien het project alle maatregelen uit de KRW-factsheets uitvoert.

  • 3. Het bepalen van de scores van de in het eerste lid onder b bedoelde selectiecriterium vindt als volgt plaats:

    • -

      1 punt wordt behaald indien de opgevoerde proceskosten meer dan 30% van de totale subsidiabele projectkosten bedragen

    • -

      2 punten wordt behaald indien de opgevoerde proceskosten 15 tot en met 30% van de totale subsidiabele projectkostenbedragen.

    • -

      3 punten worden behaald indien de opgevoerde proceskosten tussen de 5 en 15% van de totale subsidiabele projectkosten bedragen.

    • -

      4 punten worden behaald indien de opgevoerde proceskosten minder dan 5% van de totale subsidiabele projectkostenbedragen.

  • 4. Het bepalen van de scores van de in het eerste lid onder c bedoelde selectiecriterium vindt als volgt plaats:

    • -

      1 punt wordt toegekend indien de score op genoemde aspecten in samenhang bezien gering is;

    • -

      2 punten worden toegekend indien de score op genoemde aspecten in samenhang bezien voldoende is;

    • -

      3 punten worden toegekend indien de score op genoemde aspecten in samenhang bezien goed is;

    • -

      4 punten worden toegekend indien de score op genoemde aspecten in samenhang bezien zeer goed is.

  • 5. Het bepalen van de scores van de in het eerste lid onder d bedoelde selectiecriterium vindt als volgt plaats

    • -

      1 punt wordt verkregen indien de maatregelen van het project niet inde KRW-factsheets zijn opgenomen

    • -

      2 punten worden verkregen indien de maatregelen van het project in de KRW-factsheets zijn opgenomen voor de periode 2022-2027;

    • -

      3 punten worden verkregen indien de maatregelen van het project in de KRW-factsheets zijn opgenomen voor de periode 2016-2021;

    • -

      4 punten worden verkregen indien de maatregelen van het project in de KRW-factsheets zijn opgenomen voor de periode 2010-2015;

  • 6. De weging van de in het eerste lid bedoelde selectiecriteria vindt als volgt plaats:

    • a.

      De punten voor a worden vermenigvuldigd met factor 3;

    • b.

      De punten voor b worden vermenigvuldigd met factor 2;

    • c.

      De punten voor c worden vermenigvuldigd met factor 1;

    • d.

      De punten voor d worden vermenigvuldigd met factor 1;

  • 7. Het maximum aantal punten is 28.

  • 8. Indien een aanvraag minder dan 17 punten behaalt, wordt de aanvraag niet gehonoreerd.

  • 9. Als twee of meer aanvragen een gelijk aantal punten hebben verkregen en hun plaats in de rangschikking zodanig is dat de som van de toe te kennen maximale subsidiebedragen het subsidieplafond overstijgt, wordt met inachtneming van het subsidieplafond subsidie verleend voor de aanvraag om subsidie met het hoogste aantal punten behaald op het criterium bedoeld in het eerste lid, onderdeel a.

  • 10. Indien de aanvragen als bedoeld in het vijfde lid een gelijk aantal punten hebben behaald op het criterium bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, wordt de subsidie verleend voor de aanvraag om subsidie met het hoogste aantal punten behaald op het criterium bedoeld in het eerste lid, onderdeel b.

  • 11. Indien de aanvragen als bedoeld in het zesde lid een gelijk aantal punten hebben behaald op het criterium bedoeld in het eerste lid, onderdelen a en b, wordt de subsidie verleend voor de aanvraag om subsidie met het hoogste aantal punten behaald op het criterium bedoeld in het eerste lid, onderdeel c.

  • 12. Indien de aanvragen als bedoeld in het zevende lid een gelijk aantal punten hebben behaald op alle criteria bedoeld in het eerste lid, wordt de rangschikking van de aanvragen bepaald door loting.

  • 13. Het toekennen van de scores en de rangschikking vindt plaats door een adviescommissie zoals bedoeld in artikel 1.14 van de Verordening subsidies POP3;

Artikel 7 Bevoorschotting

  • 1. Onverminderd het bepaalde in artikel 1.23 van de Verordening subsidies POP3 wordt maximaal 1 keer per jaar een voorschot verleend op basis van realisatie;

  • 2. In afwijking van het bepaalde in artikel 1.25 van de Verordening subsidies POP3 worden geen voorschotten verleend vooruitlopend op de realisatie.

Artikel 8 Publicatie en inwerkingtreding

Dit besluit wordt geplaatst in het Provinciaal Blad en treedt in werking met ingang van de eerste dag na de datum van uitgifte van het Provinciaal Blad waarin zij wordt geplaatst.

Artikel 9 Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als: Openstellingsbesluit POP3 niet-productieve investeringen water provincie Utrecht 2017.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van gedeputeerde staten van Utrecht van 19 september 2017.

Gedeputeerde staten van Utrecht

Voorzitter

Secretaris

Toelichting

Inleiding

De waterkwaliteit voldoet in grote delen van de provincie nog niet aan de vereisten van de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW), zoals deze zijn vastgelegd in het Bodem-, water-, en milieuplan 2016-2021. De KRW stelt doelen voor de ecologische toestand van oppervlaktewaterlichamen ten aanzien van een aantal biologische groepen (algen, vissen, waterplanten, macrofyten, macrofauna en fytoplankton). Daarnaast is het beperken van de hoeveelheid voedingsstoffen (nutriënten) en andere verontreinigende stoffen in het water van belang om deze doelen te halen.

Verschillende soorten niet productieve maatregelen kunnen bijdragen aan het bereiken van deze doelen. Dit kunnen maatregelen zijn in de waterlichamen zelf of in het gebied wat verbonden is met het waterlichaam, zoals een afwateringsgebied. Maatregelen die al in de KRW-factsheets zijn opgenomen beschouwen we als meer (beleids)effectief dan maatregelen die dat nog niet zijn. De urgentie wordt bepaald aan de hand van de geplande uitvoering. Om een goede impuls aan het verbeteren van de waterkwaliteit te geven vinden we het van belang dat projecten goed scoren op haalbaarheid. Dit is dan ook één van de selectiecriteria die we voor deze openstelling hebben gehanteerd.

Artikelsgewijze toelichting van het openstellingsbesluit

Met deze openstelling worden, naast de hoogte van het subsidieplafond en de periode van indiening aanvullende vereisten gesteld ten opzichte van hoofdstuk 1 en Paragraaf 6 van hoofdstuk 2 van de Verordening subsidies POP3. De aanvullende of vervangende regels staan in de artikelen 1 tot en met 7 van dit openstellingsbesluit.

Paragraaf 5 van hoofdstuk 2 van de Verordening subsidies POP3

Artikel 2.6.2 Aanvrager

Subsidie wordt verstrekt aan:

  • a.

    landbouwers;

  • b.

    grondeigenaren;

  • c.

    grondgebruikers;

  • d.

    landbouworganisaties;

  • e.

    natuur- en landschapsorganisaties;

  • f.

    provincies;

  • g.

    waterschappen;

  • h.

    gemeenten;

  • i.

    samenwerkingsverbanden van bovenstaande partijen.

De regeling staat open voor alle bovenstaande organisaties die niet-productieve investeringen uitvoeren die betrekking hebben op de (her)inrichting, of transformatie en het beheer van oppervlaktewaterlichamen ten behoeve van KRW-doelen.

Artikel 2 Subsidiabele activiteiten

Onder „niet-productieve investeringen” worden investeringen verstaan die geen aanmerkelijke stijging van de waarde of rentabiliteit van het landbouw- of bosbouwbedrijf tot gevolg hebben.

Voor het verbeteren van de waterkwaliteit, waaronder het voorkomen van uitspoeling van nutriënten in het oppervlaktewater, het voorkomen van andere ongewenste chemische bestanddelen (o.a. gewasbeschermingsmiddelen) en het verbeteren van de ecologische toestand van waterlichaam, hebben de volgende type investeringen een bewezen effect:

  • -

    de aanleg van natuurvriendelijke oevers;

  • -

    de aanleg van helofytenfilters;

  • -

    het plaatsen of verwijderen van stuwen;

  • -

    de aanleg van vispassages;

  • -

    vispasseerbaar maken van poldergemalen

  • -

    vergroten van het oppervlaktewater;

  • -

    beekherstel en andere hydromorfologische maatregelen.

In het Bodem-, water-, en milieuplan 2016-2021 zijn per waterlichaam doelen vastgesteld. De hierboven genoemde maatregelen kunnen bijdragen aan deze doelen. De lijst is niet uitputtend.

Artikel 3 Weigeringsgrond

Subsidie wordt uitsluitend verstrekt voor bovenwettelijke activiteiten. In het Programmadocument POP3 is in het maatregelfiche ‘niet-productieve investeringen water’ opgenomen dat geen investeringen worden ondersteund om aan eisen te voldoen die direct voortvloeien uit de EU-richtlijnen.

Omdat deze zin voor meer dan één uitleg vatbaar was, is in de notificatie POP3 deze passage scherper

geformuleerd, namelijk: "Voor deze submaatregel is de investering er op gericht verder te gaan dan de eisen die direct en rechtstreeks voortvloeien uit de Kaderrichtlijn Water of Nitraatrichtlijn, zoals beschreven in de basismaatregelen KRW (artikel 11, lid 3, onder a t/m l, KRW) en omschreven in de ‘Samenvatting maatregelprogramma’ van de stroomgebiedbeheerplannen."

De samenvatting maatregelenprogramma (voor Utrecht is dit het maatregelenprogramma Rijn

2016-2021, onderdeel van het stroomgebiedbeheerplan Rijn) kent de volgende hoofdstukken:

  • -

    Hoofdstuk 1. Communautaire waterbeschermingswetgeving. Dit betreft het implementeren van de Europese richtlijnen in de nationale wetgeving.

  • -

    Hoofdstuk 2. Overige basismaatregelen. Dit betreft onder andere maatregelen die op basis van generiek beleid worden genomen, gericht op een duurzaam en efficiënt watergebruik, puntbronnen, diffuse bronnen, waterbeweging en hydromorfologie, directe lozing van stoffen in grondwater, prioritaire stoffen en ter voorkoming van calamiteiten.

  • -

    Hoofdstuk 3. Aanvullende maatregelen, met onderscheid naar:

    • Gebiedsgerichte maatregelen, die te herleiden zijn naar een specifieke locatie, op grond van artikel 11, lid 4 van de KRW.

    • Extra maatregelen, waarmee wordt gedoeld op Maatregelen op grond van artikel 11, lid 5 van de KRW. Denk daarbij aan de initiatieven in het kader van het Deltaplan Agrarisch Waterbeheer.

  • -

    Hoofdstuk 4. Maatregelen voor specifieke knelpunten. Hieronder worden onder andere verstaan de aanpak van nutriënten en aanpak van knelpunten in de inrichting van watersysteem (denk aan vispassages en verdrogingsbestrijding).

Artikel 4 Subsidiabele kosten

In het artikel staan alle subsidiabele kostensoorten die in een begroting opgenomen dienen te worden. Uitsluitend de volgende kosten zijn subsidiabel onder deze regeling:

  • a.

    de kosten van de bouw en verbetering van onroerende goederen

    Niet-productieve investeringen worden gezien als een vorm van het verbeteren van onroerende goederen, waaronder grond en infrastructuur, vanuit milieuoogpunt of andere omgevingsaspecten. Voor bepaalde (her)inrichtingsmaatregelen of transformatie van oppervlaktewaterlichamen zijn ook bouwkosten voorzien in deze regeling.

  • b.

    de kosten van adviseurs, architecten en ingenieurs

    Hieronder vallen bijvoorbeeld de kosten voor de inhuur van technische expertise of juridisch advies die voor het opstellen van een bestek of andere voorbereidende werkzaamheden noodzakelijk zijn.

  • c.

    de kosten van adviezen over duurzaamheid op milieu en economisch gebied;

    Het kan hier gaan om een studie naar de gevolgen van de investering op het milieu.

  • d.

    de kosten van haalbaarheidsstudies

    Haalbaarheidsstudies naar het draagvlak in de omgeving voor de niet-productieve investeringen en naar de uitvoerbaarheid in technisch of financiële zin behoren tot de subsidiabele kosten.

  • e.

    Personeelskosten

    Hier gaat het om kosten die rechtstreeks toe te schrijven zijn het de niet-productieve investeringen. Het gaat dan om kosten voor adviseurs, architecten en ingenieurs, adviezen over duurzaamheid op milieu en economisch gebied en haalbaarheidsstudies die door het eigen personeel van de aanvrager worden uitgevoerd. Hiervoor geld de berekeningswijze zoals bedoeld in artikel 1.9 van Verordening subsidies POP3:

    • -

      Werkelijk gemaakte personeelskosten worden per uur berekend door het meest recente bruto jaarloon te delen door 1.720 uren op basis van een werkweek van 40 uur, vermeerderd met een opslag van 43,5% voor de werkgeverslasten en een opslag van 15% voor de indirecte kosten.

    • -

      een door de minister goedgekeurde integrale kostensystematiek als bedoeld in artikel 12, eerste lid, van het Kaderbesluit nationale EZ-subsidies;

    • -

      Indien er sprake is van een parttime dienstverband, worden de personeelskosten per uur naar rato berekend.

    • -

      Personeelskosten zijn subsidiabel tot maximaal 1.720 uur per persoon per jaar.

  • f.

    Niet verrekenbare of niet compensabele BTW

    BTW die vanuit een fonds van gemeente of provincie aan de aanvrager kan worden gecompenseerd is niet subsidiabel. Ook BTW die als voorbelasting kan worden afgetrokken bij de belastingdienst of die via een regeling van de belastingdienst geen last vormt voor de aanvrager, is niet subsidiabel.

  • g.

    Voorbereidingskosten

    Voorbereidingskosten komen voor subsidie in aanmerking indien zij gemaakt zijn vanaf 1 januari 2016.

Artikel 5 Hoogte van de subsidie

De subsidie bedraagt 100% van de subsidiabele kosten. Het minimumbedrag is € 100.000,- aan subsidiabele kosten. Dit kan betekenen dat een subsidieaanvraag voor een bedrag van € 100.000 toch kan worden geweigerd als na de beoordeling een deel van de kosten niet subsidiabel blijken te zijn.

Artikel 6 Selectie van projecten

Voor het bepalen van de rangorde van projecten zijn vier selectiecriteria benoemd. De criteria en de methode voor het hanteren van deze criteria, inclusief weging is gebaseerd op het door het Comité van Toezicht POP3 goedgekeurde Handboek selectie POP3 projecten. Er worden maximaal 4 punten toegekend per criterium. Aan elk selectiecriterium is een wegingsfactor toegekend. De mate van effectiviteit van het project weegt het zwaarst met een wegingsfactor van 3. De keuze om hiervoor een hoger weging te hanteren is het gegeven dat de overige (procesdoelen) kosteneffectiviteit, haalbaarheid en urgentie relatief te bepalend worden door hun aantal (3/4). Het doelbereik is het belangrijkste aspect waarop getoetst wordt. Er is niet gekozen voor selectie op basis van 1 geografisch criterium omdat er ook oplossingen kunnen liggen voor een verbeterde waterkwaliteit buiten een probleemgebied (in dit geval een bepaald waterlichaam). Er is ook niet gekozen voor een investeringslijst omdat dit te limitatief is en daarmee het risico bestaat dat maatwerk oplossingen onnodig worden uitgesloten.

Het project met het meest aantal punten krijgt de hoogste ranking. Toetsing vindt plaats door een onafhankelijke adviescommissie die Gedeputeerde Staten adviseert.

Een project dient minimaal 17 punten te behalen. Dit is iets meer dan het minimum van 55% dat in het Handboek selectie POP3 projecten is bepaald. De keuze voor een iets hogere drempel is om de kans te verkleinen dat projecten met een minimum aan effectiviteit (criterium a) toch, als gevolg van maximale scores bij de andere criteria toch voor subsidie in aanmerking komen.

Hieronder staat een toelichting op de puntentoekenning per project.

  • a.

    De mate van de effectiviteit (wegingsfactor 3)

    Voor de effectiviteit van het project wordt gekeken in hoeverre de activiteit bijdraagt aan de verbetering van de doelparameters van het waterlichaam. Daarbij wordt uitgegaan van het algemeen aanvaarde effect van de maatregel op kwaliteitseisen.

    Een meest effectief project voert alle maatregelen uit die in de KRW-factsheets zijn opgenomen. Als minst effectief worden projecten beschouwd die wel een bijdrage aan de KRW-doelen leveren, maar waarvan de maatregelen niet in de KRW-factsheets staan én de maatregel gericht is op het zuiveren van water, de zogenaamde end-of-pipe maatregelen. De effectiviteit is daarmee gekoppeld aan de resultaatsverplichting van de KRW. We onderscheiden daarnaast nog twee tussencategorieën, één met effectgerichte maatregelen die niet in de KRW-factsheets staan en één met maatregelen die wel in de KRW-factsheets staan.

    De puntentelling is als volgt:

    1 punt indien het een end-of-pipe maatregel is die de waterkwaliteit verbetert, maar niet in de KRW-factsheets is opgenomen.

    2 punten indien het een effectgerichte maatregel is die de waterkwaliteit verbetert, maar niet in de KRW-factsheets is opgenomen.

    3 punten indien het een maatregel is uit de KRW-factsheets voor het waterlichaam.

    4 punten indien het project alle maatregelen uit de KRW-factsheets uitvoert.

    In totaal kunnen voor dit selectiecriterium 12 punten worden verkregen.

  • b.

    Kosten effectiviteit (wegingsfactor 2)

    Voor het bepalen van de kosteneffectiviteit wordt gekeken naar de hoogte van de opgevoerde proceskosten (hieronder vallen de kosten van adviseurs, architecten, ingenieurs en kosten van adviezen duurzaamheid op milieu en economisch gebied, de kosten van haalbaarheidsstudies en personeelskosten) in relatie tot de totaal aangevraagde subsidiabele projectkosten. De keuze voor de invulling van dit criterium is gedaan teneinde de POP3-middelen maximaal in te kunnen zetten op de investeringskosten.

    De puntentelling is als volgt:

    1 punt worden behaald indien de opgevoerde proceskosten meer dan 30% van de totale subsidiabele projectkosten bedragen.

    2 punten wordt behaald indien de opgevoerde proceskosten 15 tot en met 30% van de totale subsidiabele projectkostenbedragen.

    3 punten worden behaald indien de opgevoerde proceskosten tussen de 5 en 15% van de totale subsidiabele projectkosten bedragen.

    4 punten worden behaald indien de opgevoerde proceskosten minder dan 5% van de totale subsidiabele projectkostenbedragen.

    In totaal kunnen voor dit selectiecriterium 8 punten worden verkregen.

  • c.

    Haalbaarheid (wegingsfactor 1)

    Bij de rangschikking speelt haalbaarheid van de uitvoering van het project een rol. Een projectvoorstel kan punten behalen als blijkt dat aan voorwaarden wordt voldaan. De punten tellen op tot een eindscore voor dit criterium.

    De puntentelling is al volgt:

    Dit criterium telt de punten op basis van een optelling van het aantal die met ja beantwoord kunnen worden:

    1 punt wordt verkregen indien de projectleider 5 jaar of meer werkervaring heeft als projectleider.

    1 punt wordt verkregen als het projectplan een risicobeheersingsparagraaf, gedetailleerde planning en onderbouwde begroting heeft.

    1 punt wordt verkregen als aangetoond is dat alle relevante partijen betrokken zijn.

    1 punt wordt toegekend indien de benodigde vergunningen kunnen worden overlegd.

    In totaal kunnen voor dit selectiecriterium 4 punten worden verkregen.

  • d.

    Urgentie (wegingsfactor 1)

    De rangschikking wordt tot slot bepaald door de urgentie van projecten. Aangezien het hoofd doel uit Artikel 2 is het verbeteren van de waterkwaliteit van KRW-waterlichamen, is de urgentie hieraan gekoppeld. Een project verkrijgt de hoogste score als de maatregelen waren geprogrammeerd voor uitvoering in de eerste stroomgebiedbeheerplanperiode.

    De volledige puntentelling is als volgt:

    1 punt wordt verkregen indien de maatregelen van het project niet inde KRW-factsheets zijn opgenomen

    2 punten worden verkregen indien de maatregelen van het project in de KRW-factsheets zijn opgenomen voor de periode 2022-2027

    3 punten worden verkregen indien de maatregelen van het project in de KRW-factsheets zijn opgenomen voor de periode 2016-2021

    4 punten worden verkregen indien de maatregelen van het project in de KRW-factsheets zijn opgenomen voor de periode 2010-2015

    In totaal kunnen voor dit selectiecriterium 4 punten worden verkregen.

Artikel 7 Bevoorschotting

De aanvrager mag maximaal 1 keer per jaar een betalingsverzoek indienen (aanvraag voorschot op basis van realisatie). Omdat de aanvrager al verplicht is, op basis van artikel 1.17 van de Verordening subsidies POP3, 1 keer per jaar een voortgangsverslag in te dienen is het aan te bevelen om dit te combineren. Een aanvraag om een voorschot voorafgaand aan de realisatie is in ieder geval niet mogelijk. Met realisatie wordt bedoeld dat de kosten ook daadwerkelijk gemaakt zijn en dit aangetoond kan worden met facturen en betaalbewijzen.

Aanvraagprocedure

Aanvragen kunnen worden ingediend via een digitaal loket bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO.NL). De link is terug te vinden in de samenvatting van deze regeling via https://www.provincie-utrecht.nl/loket/subsidie/

Aanvragen worden eerst beoordeeld op ontvankelijkheid en vervolgens voorgelegd aan een onafhankelijke adviescommissie van deskundigen. De aanvragen worden door de adviescommissie gerangschikt op basis van de scores. Op basis van dit advies neemt het college van Gedeputeerde Staten een besluit. Alle aanvragers ontvangen binnen 22 weken na sluiting van de openstellingsperiode een beschikkingsbrief.