Regeling vervallen per 01-07-2018

Gemeenschappelijke regeling Plassenschap Loosdrecht en Omstreken 2007

Geldend van 01-07-2007 t/m 30-06-2018

Intitulé

Gemeenschappelijke regeling Plassenschap Loosdrecht en Omstreken 2007

Gemeenschappelijke regeling Plassenschap Loosdrecht en omstreken 2007

De raden en de colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten Breukelen, Loenen en Wijdemeren en de colleges van gedeputeerde staten van de provincies Noord-Holland en Utrecht;

Gelezen de voorstellen van de colleges van burgemeester en wethouders aan de raden van de gemeenten Breukelen, Loenen en Wijdemeren van resp. 30 januari 2007, 6 maart 2007 en 6 maart 2007;

Gelezen de toestemming van de raden aan de colleges van burgemeester en wethouders van de gemeente Breukelen, Loenen en Wijdemeren van resp. 27 maart 2007, 27 maart 2007 en 22 maart 2007;

Gelezen de toestemming van provinciale staten aan de colleges van gedeputeerde staten van de provincies Noord-Holland en Utrecht van resp. 19 februari 2007 en 23 april 2007;

Gelet op de bepalingen van de Wet gemeenschappelijke regelingen (Staatsblad 1984, nr. 667)en in het bijzonder artikel 51;

Overwegende:

dat zich ten aanzien van de ‘Gemeenschappelijke regeling voor het Plassenschap Loosdrecht en omstreken’ van 16 september 1988 het volgende heeft voorgedaan:

- de gemeenten Amsterdam, Hilversum en Utrecht zijn uitgetreden uit de regeling;

- de gemeente Loosdrecht is samengevoegd met de gemeenten Kortenhoef, Nederhorst den Berg en ’s Graveland tot de gemeente Wijdemeren en is tevens overgegaan naar de provincie Noord-Holland;

- de provincies Noord-Holland en Utrecht wensen als deelnemer toe te treden tot de regeling, waarbij in de regeling geen provinciale bevoegdheden worden overgedragen;

- de Wet gemeenschappelijke regelingen is op een aantal punten gewijzigd;

- de verdeelsleutel voor de bijdragen in het nadelig saldo van de rekening van het Plassenschap moet worden herzien vanwege het uittreden van de genoemde gemeenten en vanwege de overgang van een deel van het grondgebied van de provincie Utrecht naar de provincie Noord-Holland;

- de aanstelling, de ter beschikkingstelling en de kostenvergoeding van het personeel is geregeld in de gemeenschappelijke regeling Facilitaire Dienst Utrechtse Recreatieschappen, waaraan het Plassenschap met een drietal andere recreatieschappen deelneemt;

- de hiervoor bedoelde gemeenschappelijke regeling zal tevens ten behoeve van de deelnemende schappen coördinerende bevoegdheden krijgen ten aanzien van de voorbereiding en uitvoering van grensoverschrijdend gemeenschappelijk beleid;

- budgetfinanciering wordt ingevoerd.

Dat de belangen van openluchtrecreatie en natuur- en landschaps-bescherming in het gebied waarop de regeling betrekking heeft bovengemeentelijk en provinciegrensoverschrijdend van aard zijn;

Dat het wenselijk is samen te (blijven) werken in een openbaar lichaam dat de belangen behartigt van de openluchtrecreatie en natuur- en landschapsbescherming in het gebied waarop de regeling betrekking heeft;

Besluiten vast te stellen de navolgende regeling:

Gemeenschappelijke regeling Plassenschap Loosdrecht e.o. 2007

Hoofdstuk I: Algemene bepalingen

Artikel 1. Begrippen

  • 1 Deze regeling verstaat onder:

    • a.

      ‘Plassenschap’: het openbaar lichaam zoals bedoeld in artikel 2, eerste lid, van deze regeling;

    • b.

      ‘Deelnemers’: alle aan de regeling deelnemende gemeenten en provincies;

    • c.

      ‘Gebied’: het gebied als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van deze regeling;

    • d.

      ‘Plassenraad’: het algemeen bestuur van het Plassenschap;

    • e.

      ‘Wet’: de Wet gemeenschappelijke regelingen.

  • 2 Waar in of krachtens deze regeling artikelen van de Gemeentewet, Provinciewet of enige andere wet of wettelijke regeling van overeenkomstige toepassing worden verklaard, komt in die artikelen in de plaats van:

    • a.

      ‘De provincie’ en ‘de gemeente’: het Plassenschap;

    • b.

      ‘Provinciale staten’ en ‘de gemeenteraad’: de Plassenraad;

    • c.

      ‘Gedeputeerde staten’ en ‘burgemeester en wethouders’: het dagelijks bestuur;

    • d.

      ‘De commissaris van de koning’ en ‘de burgemeester’: de voorzitter.

Artikel 2. Openbaar lichaam

  • 1 Ter verwezenlijking van de in artikel 3, tweede lid, genoemde belangen is er een openbaar lichaam, genaamd ‘Plassenschap Loosdrecht e.o.’.

  • 2 Het openbaar lichaam is gevestigd te Utrecht.

Artikel 3. Werkgebied en te behartigen belangen

  • 1 Het gebied waarvoor deze regeling geldt, is aangegeven op de bij deze regeling behorende en als zodanig gewaarmerkte twee kaarten.

  • 2 Deze regeling is getroffen ter behartiging van de belangen van de openluchtrecreatie, de bescherming van natuur en landschap voor zover samenhangend met de recreatiekwaliteit en het nautisch beheer van het openbaar water binnen het gebied;

Artikel 4. Taken en bevoegdheden

  • 1 Ter verwezenlijking van de in artikel 3, tweede lid, genoemde te behartigen belangen worden aan het Plassenschap de volgende taken en bevoegdheden toegekend:

    • a.

      het aanleggen, onderhouden en eventueel exploiteren van recreatieve voorzieningen en het uitvoeren van andere werken verband houdend met het te behartigen belang;

    • b.

      het instandhouden en verbeteren van het natuur- en landschapsschoon voor zover samenhangend met de recreatiekwaliteit;

    • c.

      het vaststellen van algemeen verbindende voorschriften, al dan niet door strafbepalingen of bestuursdwang te handhaven, die de belangen van de recreatie, bescherming van natuur en landschap of het nautisch beheer van het openbaar water betreffen;

    • d.

      de taken en bevoegdheden die ingevolge de Scheepvaartverkeerswet en de daarbij behorende uitvoeringsbesluiten zijn toegekend aan het bevoegd gezag;

    • e.

      het heffen van rechten als bedoeld in artikel 229, eerste lid onder a en b, van de Gemeentewet en de rechten waarvan heffing krachtens bijzondere wetten geschiedt;

    • f.

      de gemeentelijke taken en bevoegdheden ingevolge de Wet op de openluchtrecreatie en de daarbij behorende uitvoeringsbesluiten, voor de terreinen die eigendom zijn van het Plassenschap;

    • g.

      de gemeentelijke bevoegdheid ingevolge artikel 430a van het Wetboek van Strafrecht;

    • h.

      de bevoegdheid tot toepassing van bestuursdwang zoals bedoeld in artikel 125 van de Gemeentewet;

    • i.

      het in samenhang met de taken en bevoegdheden genoemd onder a. tot en met h., toepassen van de in de Algemene wet bestuursrecht en in andere relevante regelgeving opgenomen procedures.

  • 2 De besturen van de deelnemende gemeenten zijn niet langer bevoegd gebruik te maken van de door haar ingevolge het eerste lid overgedragen bevoegdheden.

  • 3 Binnen het kader van de in artikel 3, tweede lid, omschreven te behartigen belangen kunnen de aan het Plassenschap toekomende taken en bevoegdheden worden uitgebreid dan wel beperkt bij gelijkluidend besluit van alle deelnemers, zonder dat daartoe wijziging van deze regeling noodzakelijk is. De deelnemers dragen op de gebruikelijke wijze zorg voor de bekendmaking van dat besluit.

  • 4 Het Plassenschap is bevoegd om met andere recreatieschappen deel te nemen aan een gemeenschappelijke regeling:

    • a.

      waaraan de coördinatie van de voorbereiding en uitvoering van grensoverschrijdend gemeenschappelijk beleid wordt opgedragen;

    • b.

      waarbij het personeel dat voor het Plassenschap werkzaam is, in dienst is.

Hoofdstuk II: Het bestuur

Paragraaf 1. De Plassenraad

Artikel 5. Samenstelling

  • 1 De Plassenraad bestaat uit 16 leden, te weten:

    • a.

      vier vertegenwoordigers van de gemeente Breukelen, aan te wijzen door de raad van die gemeente uit zijn midden, de voorzitter inbegrepen, en uit de wethouders.

    • b.

      twee vertegenwoordigers van de gemeente Loenen, aan te wijzen door de raad van die gemeente uit zijn midden, de voorzitter inbegrepen, en uit de wethouders.

    • c.

      zes vertegenwoordigers van de gemeente Wijdemeren, aan te wijzen door de raad van die gemeente uit zijn midden, de voorzitter inbegrepen, en uit de wethouders.

    • d.

      twee vertegenwoordigers van de provincie Noord-Holland, aan te wijzen door provinciale staten uit hun midden en uit de leden van het college van gedeputeerde staten;

    • e.

      twee vertegenwoordigers van de provincie Utrecht, aan te wijzen door provinciale staten uit hun midden en uit het college van gedeputeerde staten;

  • 2 Er dient bij de aanwijzing ingevolge het eerste lid van iedere deelnemer tenminste één lid te worden aangewezen uit het college van burgemeester en wethouders respectievelijk het college van gedeputeerde staten.

  • 3 De aanwijzing van de leden van de Plassenraad vindt plaats zodra de gemeenteraden respectievelijk provinciale staten de nieuwe colleges van burgemeester en wethouders respectievelijk van gedeputeerde staten hebben samengesteld na de gemeenteraadsverkiezingen respectievelijk statenverkiezingen. Het aanwijzen van leden ter vervulling van plaatsen die door ontslag, overlijden of om een andere reden openvallen, vindt plaats binnen acht weken na dat openvallen.

  • 4 De leden van de Plassenraad worden aangewezen voor een periode van vier jaar. Een tussentijds aangewezen lid wordt aangewezen voor de resterende bestuursperiode van de opengevallen plaats. Een lid dat ophoudt lid te zijn van provinciale staten, de gemeenteraad, het college van gedeputeerde staten of het college van burgemeester en wethouders houdt tevens op lid te zijn van de Plassenraad.

  • 5 Het lidmaatschap van de Plassenraad is onverenigbaar met de betrekking van ambtenaar, door of vanwege het bestuur van het Plassenschap aangesteld of daaraan ondergeschikt, dan wel daarvoor werkzaam.

  • 6 De in het eerste lid van dit artikel genoemde aanwijzende organen wijzen voor elk lid van de Plassenraad tevens een plaatsvervanger aan. Het bepaalde in de voorgaande leden is van overeenkomstige toepassing op een plaatsvervangend lid van de Plassenraad.

  • 7 De Plassenraad kan zich zowel in als buiten de vergadering laten bijstaan door adviseurs. 

Artikel 6. Bevoegdheden

  • 1 Aan de Plassenraad behoren alle bevoegdheden die aan het Plassenschap toekomen ingevolge artikel 4, eerste lid, en die niet bij of krachtens de bepalingen van deze regeling aan het dagelijks bestuur of aan de voorzitter zijn opgedragen.

  • 2 Met betrekking tot de overdracht van bevoegdheden door de Plassenraad aan het dagelijks bestuur is artikel 156 Gemeentewet van overeenkomstige toepassing.

  • 3 Bij de uitoefening van de taken en bevoegdheden van de Plassenraad vinden de in de Gemeentewet gestelde regelen zoveel mogelijk overeenkomstige toepassing.

Artikel 7. Vergaderingen

  • 1 De leden van de Plassenraad hebben de bevoegdheid personen uit te nodigen om als adviseur aan een vergadering deel te nemen. Het reglement van orde voor de vergaderingen van de Plassenraad kan hieromtrent nadere regels stellen.

  • 2 Elk lid van de Plassenraad heeft één stem.

  • 3 Ten aanzien van de openbaarheid van vergaderingen is het bepaalde in de artikelen 23, 24 en 25 van de Provinciewet van overeenkomstige toepassing.

Artikel 8. Inlichtingenplicht

  • 1 Een lid van de Plassenraad is gehouden inlichtingen te verstrekken, die door een of meer leden van de provinciale staten of de gemeenteraad van de deelnemer die deze leden heeft aangewezen zijn gevraagd.

  • 2 Het verstrekken van deze inlichtingen gebeurt mondeling op een door die staten of raad te bepalen wijze dan wel schriftelijk indien de staten of raad daartoe besluiten. De verlangde inlichtingen worden zo spoedig mogelijk verstrekt.

  • 3 De deelnemende gemeenten en provincies zijn verplicht aan de Plassenraad inlichtingen te verschaffen omtrent plannen en maatregelen die voor het Plassenschap van belang zijn.

Artikel 9. Verantwoording

  • 1 Een lid van de Plassenraad kan door de provinciale staten of de gemeenteraad van de deelnemer die dit lid heeft aangewezen ter verantwoording worden geroepen voor het door hem in dat bestuur gevoerde beleid op een door deze staten of raad te bepalen wijze.

  • 2 De provinciale staten en de gemeenteraad van een deelnemer kunnen een door hen aangewezen lid van de Plassenraad ontslag verlenen indien dit lid het vertrouwen van de staten of de raad niet meer bezit.

Artikel 10. Verordeningen

  • 1 De vaststelling van door strafbepalingen of bestuursdwang te handhaven verordeningen geschiedt door de Plassenraad.

  • 2 De Plassenraad doet een ontwerp van de vast te stellen verordening zoals bedoeld in het eerste lid toekomen aan de raden van de deelnemende gemeenten en aan de gedeputeerde staten van de deelnemende provincies.

  • 3 Na verloop van drie maanden na de verzending van het ontwerp kan de Plassenraad de verordening vaststellen, tenzij een met redenen omkleed schriftelijk bericht is ontvangen dat een van de deelnemende gemeenten of provincies van mening is dat de verordening in zijn geheel of gedeeltelijk buiten de taak van het Plassenschap valt.

  • 4 Indien zodanig bericht tijdig is ontvangen en de Plassenraad blijft bij zijn aanvankelijke wens tot vaststelling van de verordening, dan stelt hij de Minister van Binnenlandse Zaken hiervan in kennis. Deze hoort de Plassenraad en de betrokken deelnemer en beslist of en in hoeverre de verordening buiten de taak van het Plassenschap valt. De Plassenraad voegt zich naar deze beslissing.

  • 5 Het dagelijks bestuur draagt zorg voor de afkondiging van de verordening op de in de gemeenten en provincies gebruikelijke wijze.

Artikel 11.  Commissies

De Plassenraad kan met inachtneming van artikel 52 jo artikel 25 van de Wet, commissies instellen met het oog op behartiging van bepaalde belangen.

Paragraaf 2. Het dagelijks bestuur

Artikel 12. Samenstelling

  • 1 Het dagelijks bestuur bestaat uit de voorzitter en 5 leden, aan te wijzen door de Plassenraad uit zijn leden die tevens lid zijn van een college van burgemeester en wethouders of een college van gedeputeerde staten.

  • 2 Iedere deelnemende gemeente en provincie dient met één lid in het dagelijks bestuur te zijn vertegenwoordigd.

  • 3 De leden van het dagelijks bestuur worden door de Plassenraad uiterlijk een maand na het tijdstip van aantreden van de Plassenraad aangewezen. Indien tussentijds een plaats in het zo spoedig mogelijk een nieuw lid aangewezen.

  • 4 De leden van het dagelijks bestuur worden aangewezen voor een periode van vier jaar. Een tussentijds aangewezen lid wordt aangewezen voor de resterende bestuursperiode van de opengevallen plaats. Een lid dat ophoudt lid te zijn van de Plassenraad houdt tevens op lid te zijn van het dagelijks bestuur.

  • 5 De Plassenraad wijst voor ieder lid van het dagelijks bestuur tevens een plaatsvervanger aan. Het bepaalde in de voorgaande leden is van overeenkomstige toepassing op een plaatsvervangend lid van het dagelijks bestuur.

  • 6 Het dagelijks bestuur kan zich zowel in als buiten de vergadering laten bijstaan door adviseurs.

Artikel 13. Bevoegdheden

  • 1 Tot de taken en bevoegdheden van het dagelijks bestuur behoort:

    • a.

      het voeren van het dagelijks bestuur van het Plassenschap, voor zover niet bij of krachtens de wet de Plassenraad of de voorzitter hiermee is belast;

    • b.

      het opstellen van agenda’s en verslagen van vergaderingen van de Plassenraad;

    • c.

      het voorbereiden van al hetgeen in de Plassenraad ter overweging en beslissing moet worden gebracht;

    • d.

      de informatievoorziening aan de Plassenraad;

    • e.

      het uitvoeren van de besluiten van de Plassenraad;

    • f.

      de zorg voor het beheer en onderhoud van alle werken, inrichtingen en eigendommen van het Plassenschap alsmede het toezicht daarop;

    • g.

      het vaststellen van plannen en voorwaarden van aanbesteding of uitvoering van werken en leveringen ten behoeve van het Plassenschap, voor zover de Plassenraad dit niet aan zich heeft gehouden;

    • h.

      het nemen van alle conservatoire maatregelen en het doen wat nodig is ter voorkoming van verjaring of verlies van recht of bezit;

    • i.

      het beheer van de inkomsten en uitgaven van het Plassenschap;

    • j.

      het toezicht op de uitvoering van werken in het kader van de te behartigen belangen;

    • k.

      het toezicht op de naleving van de bepalingen in de regelgeving van het Plassenschap;

    • l.

      het uitoefenen van de bevoegdheid tot toepassing van bestuursdwang zoals bedoeld in artikel 125 van de Gemeentewet;

    • m.

      de taken en bevoegdheden die ingevolge de Scheepvaartverkeerswet en de daarbij behorende uitvoeringsbesluiten zijn toegekend aan het bevoegd gezag;

    • n.

      de gemeentelijke taken en bevoegdheden ingevolge de Wet op de openluchtrecreatie en de daarbij behorende uitvoeringsbesluiten, voor de terreinen die eigendom zijn van het Plassenschap;

    • o.

      het in samenhang met de taken en bevoegdheden genoemd in artikel 4, eerste lid, onder a. tot en met h., toepassen van de in de Algemene wet bestuursrecht en in andere relevante regelgeving opgenomen procedures

    • p.

      het vaststellen van regels over de ambtelijke organisatie van het Plassenschap;

    • q.

      zorg dragen voor bewaring en beheer van de archiefbescheiden van de organen van het Plassenschap;

  • 2 Bij de uitoefening van de taken en bevoegdheden van het dagelijks bestuur vinden de in de Gemeentewet gestelde regelen zoveel mogelijk overeenkomstige toepassing.

Artikel 14. Vergaderingen

  • 1 De vergaderingen van het dagelijks bestuur zijn niet openbaar.

  • 2 Elk lid van het dagelijks bestuur heeft één stem.

  • 3 Het dagelijks bestuur kan voor zijn vergaderingen een reglement van orde vaststellen.

  • 4 Ten aanzien van het beraadslagen en besluiten zijn de artikelen 54 tot en met 59 van de Provinciewet van overeenkomstige toepassing.

Artikel 15. Inlichtingenplicht

  • 1 De leden van het dagelijks bestuur zijn gehouden aan de Plassenraad de door een of meer leden daarvan gevraagde inlichtingen te verstrekken.

  • 2 Het verstrekken van inlichtingen gebeurt mondeling in de eerstvolgende vergadering van de Plassenraad en indien de Plassenraad of het dagelijks bestuur daartoe besluit, tevens schriftelijk.

  • 3 De deelnemers geven het dagelijks bestuur op zijn verzoek alle informatie die nodig kan zijn voor de uitoefening van de taak van het Plassenschap.

Artikel 16. Verantwoording

  • 1 De leden van het dagelijks bestuur zijn, tezamen en ieder afzonderlijk, aan de Plassenraad verantwoording verschuldigd voor het door hen gevoerde bestuur. Zij leggen op verzoek van de Plassenraad verantwoording af aan de Plassenraad.

  • 2 Het afleggen van verantwoording gebeurt mondeling in de eerstvolgende vergadering van de Plassenraad en indien de Plassenraad of het dagelijks bestuur daartoe besluit, tevens schriftelijk.

  • 3 Een lid van het dagelijks bestuur kan door de Plassenraad worden ontslagen, indien dit lid het vertrouwen van de Plassenraad niet meer bezit.

Paragraaf 3: De voorzitter

Artikel 17.

  • 1 De voorzitter en de plaatsvervangend voorzitter worden door en uit de Plassenraad aangewezen voor een periode van vier jaar of bij tussentijds aantreden voor de nog lopende zittingsduur.

  • 2 Bij afwezigheid van zowel de voorzitter als de plaatsvervangend voorzitter treedt het oudste lid in jaren van het dagelijks bestuur dat aanwezig is, als voorzitter op, tenzij de Plassenraad een ander met de vervanging belast.

Artikel 18. Taak en bevoegdheden

  • 1 De voorzitter is belast met de leiding van de vergaderingen van de Plassenraad en van het dagelijks bestuur.

  • 2 De voorzitter draagt zorg voor de uitvoering van de besluiten van het dagelijks bestuur.

  • 3 De voorzitter ondertekent alle stukken die van de Plassenraad of van het dagelijks bestuur uitgaan. Hij kan de ondertekening opdragen aan een door hem aangewezen gemachtigde.

  • 4 De voorzitter vertegenwoordigt het Plassenschap in alle rechtsgedingen en bij alle buitengerechtelijke rechtshandelingen. Hij kan deze vertegenwoordiging opdragen aan een door hem aangewezen gemachtigde.

Paragraaf 4: Vergoedingen

Artikel 19.

  • 1 De Plassenraad kan voor de leden van het bestuur een tegemoetkoming in de kosten en, voor zover zij niet de functie van wethouder, burgemeester of gedeputeerde vervullen, een vergoeding voor hun werkzaamheden vaststellen, met inachtneming van artikel 52 jo artikel 21 van de Wet.

  • 2 De leden van commissies als bedoeld in artikel 52 jo de artikelen 24 en 25 van de Wet, voor zover zij niet de functie van wethouder, burgemeester of gedeputeerde vervullen, kunnen een vergoeding voor het bijwonen van vergaderingen van de commissies ontvangen, waarvan de hoogte met inachtneming van artikel 52 jo artikel 24, vierde lid, van de Wet door de Plassenraad wordt vastgesteld.

Hoofdstuk III: Personeel

Artikel 20. Secretaris

  • 1 De secretaris staat het bestuur van het Plassenschap bij in alles wat de aan het bestuur opgedragen taken betreft en is hiervoor rechtstreeks aan het betrokken bestuursorgaan verantwoording schuldig.

  • 2 De secretaris ondertekent mede alle stukken die van de Plassenraad en van het dagelijks bestuur uitgaan.

  • 3 De Plassenraad benoemt, schorst en ontslaat de secretaris.

  • 4 Voor een benoeming tot secretaris stelt het dagelijks bestuur een aanbeveling op van zo mogelijk twee personen.

  • 5 De Plassenraad stelt een instructie voor de secretaris vast.

  • 6 De Plassenraad regelt de vervanging van de secretaris ingeval van diens afwezigheid.

Artikel 21. Personeel

  • 1 Het Plassenschap vergoedt het openbaar lichaam van de gemeenschappelijke regeling als bedoeld in artikel 4, vierde lid, de kosten van ieder betrokken personeelslid in evenredigheid met de tijd dat deze ter beschikking van het Plassenschap is gesteld. Onder deze kosten zijn mede de verplichtingen begrepen die na beëindiging van aanstelling uit het ambtenarenrecht of burgerlijk recht voortvloeien.

  • 2 Al hetgeen verder de aanstelling, de ter beschikkingstelling en de kostenvergoeding betreft wordt geregeld in de gemeenschappelijke regeling als bedoeld in artikel 4, vierde lid.

Hoofdstuk IV: Financiën

Paragraaf 1: Algemeen

Artikel 22.

  • 1 De Plassenraad stelt een verordening vast op de uitgangspunten voor het financieel beleid, het financieel beheer en de inrichting van de financiële organisatie. In de verordening financieel beheer zijn onder meer regelen opgenomen ten aanzien van:

    • a.

      begroting en verantwoording;

    • b.

      de financiële positie;

    • c.

      de paragrafen;

    • d.

      de financiële organisatie en administratie, waaronder het treasurystatuut.

  • 2 De Plassenraad stelt een controleverordening vast, waarin onder meer regelen zijn opgenomen ten aanzien van:

    • a.

      opdrachtverlening accountantscontrole;

    • b.

      informatieverstrekking door het dagelijks bestuur;

    • c.

      inrichting accountantscontrole;

    • d.

      toegang tot de informatie;

    • e.

      overige controles en opdrachten;

    • f.

      rapportage. 

Artikel 23.

  • 1 De deelnemers zullen er steeds voor zorgdragen dat het Plassenschap te allen tijde over voldoende middelen beschikt om aan al zijn verplichtingen jegens derden te kunnen voldoen.

  • 2 Indien aan de Plassenraad blijkt dat een deelnemer weigert deze uitgaven op de begroting te zetten, doet deze onverwijld aan het college van gedeputeerde staten van de provincie waarin de deelnemende gemeente is gelegen het verzoek over te gaan tot toepassing van de artikelen 194 en 195 Gemeentewet respectievelijk aan de Minister van Binnenlandse Zaken van de deelnemende provincie het verzoek over te gaan tot toepassing van de artikelen 198 en 199 Provinciewet.

Paragraaf 2: Begroting

Artikel 24.

  • 1 Het dagelijks bestuur zendt de ontwerp-begroting voor 1 april van het jaar dat voorafgaat aan het jaar waarvoor de begroting moet dienen, toe aan de raden van de deelnemende gemeenten en de provinciale staten van de deelnemende provincies.

  • 2 De raden en provinciale staten kunnen hun zienswijze binnen acht weken na de datum van ontvangst van het ontwerp naar voren brengen aan het dagelijks bestuur. Het dagelijks bestuur voegt de commentaren waarin deze zienswijzen zijn vervat bij de ontwerp-begroting, zoals deze aan de Plassenraad wordt aangeboden.

  • 3 In spoedeisende gevallen, dit ter beoordeling van de Plassenraad, kan een wijziging van de begroting die geen gevolg is van een wijziging van het beleid van het Plassenschap en geen verhoging tot gevolg heeft van begrote deelnemersbijdragen voor het betreffende begrotingsjaar, worden vastgesteld door de Plassenraad zonder dat de raden van de deelnemende gemeenten en provinciale staten van de deelnemende provincies hun zienswijzen daarover hebben kenbaar gemaakt. Van de vaststelling van een dergelijke begrotingswijziging door de Plassenraad wordt mededeling gedaan aan de deelnemers.

Paragraaf 3: Rekening

Artikel 25.

  • 1 Het dagelijks bestuur zendt de ontwerp jaarrekening voor 1 mei van het jaar volgend op het jaar waarop de rekening betrekking heeft, toe aan de raden van de deelnemende gemeenten en de provinciale staten van de deelnemende provincies.

  • 2 De raden en provinciale staten kunnen hun zienswijze binnen acht weken na toezending van de ontwerp-rekening naar voren brengen aan het dagelijks bestuur. Het dagelijks bestuur voegt de commentaren waarin deze zienswijzen zijn vervat bij de ontwerp-rekening zoals deze aan de Plassenraad wordt aangeboden.

Artikel 26.

Het nadelig saldo van de rekening na resultaatbestemming (de dekkingsmiddelen) komt ten laste van de deelnemers in de volgende verhouding:

  • a.

    de gemeente Breukelen draagt 15,47 % van het nadelig saldo;

  • b.

    de gemeente Loenen draagt 4,89% van het nadelig saldo;

  • c.

    de gemeente Wijdemeren draagt 31,32 % van het nadelig saldo;

  • d.

    de provincie Noord-Holland draagt 33,58% van het nadelig saldo;

  • e.

    de provincie Utrecht 14,74% van het nadelig saldo;

Artikel 27.

  • 1 Het Plassenschap werkt met een systeem van budgetfinanciering.

  • 2 Na iedere periode van vier jaar worden door de Plassenraad de uitgangspunten vastgesteld voor de volgende periode waarvoor budgetfinanciering geldt. De Plassenraad hoort alle deelnemers alvorens deze uitgangspunten vast te stellen.

  • 3 De deelnemers betalen jaarlijks de bijdrage die in de uitgangspunten is vastgelegd, uitgaande van de onderlinge verhouding zoals bepaald in artikel 26. De eerste termijn vervalt op 1 februari en de tweede op 1 augustus van elk jaar.

Hoofdstuk V: Toetreding, uittreding, wijziging en opheffing

Artikel 28. Toetreding

  • 1 Een verzoek van een publiekrechtelijk lichaam tot toetreding tot deze gemeenschappelijke regeling wordt ingewilligd, wanneer de Plassenraad besluit met een meerderheid van tenminste tweederde van het aantal stemmen.

  • 2 De Plassenraad stelt, na overleg met de deelnemers, binnen drie maanden, nadat het in het eerste lid bedoelde verzoek is ontvangen, een ontwerp vast voor de aanpassing van de gemeenschappelijke regeling in verband met de voorgenomen toetreding alsmede een regeling over de financiële gevolgen van de toetreding.

  • 3 Het dagelijks bestuur zendt dit ontwerp en de regeling aan de deelnemers, waaronder begrepen de aspirant-deelnemer, met het verzoek binnen drie maanden na verzending hiervan, inzake de vaststelling ervan een besluit te nemen.

  • 4 De toetreding gaat in op de eerste dag van de maand, volgend op die, waarin van het besluit tot toetreding aantekening is gemaakt in de registers, als bedoeld in artikel 52 jo artikel 27 van de Wet.

Artikel 29. Uittreding

  • 1 Een deelnemer kan uittreden door een daartoe strekkend besluit binnen een maand nadat het is genomen aan de Plassenraad ter kennisneming toe te zenden.

  • 2 De uittreding gaat in vanaf het derde kalenderjaar volgend op de toezending van het betreffende besluit van de uittredende deelnemer aan de Plassenraad.

  • 3 De Plassenraad stelt, de deelnemers gehoord, een regeling vast voor de financiële gevolgen van de uittreding en de daaruit voortvloeiende verplichtingen voor de uittredende deelnemer.

Artikel 30. Wijziging

  • 1 Indien de Plassenraad wijziging van de gemeenschappelijke regeling noodzakelijk acht, doet het een daartoe strekkend voorstel aan de deelnemers.

  • 2 De regeling kan worden gewijzigd bij gelijkluidend besluit van alle deelnemers, onverminderd het bepaalde in artikel 4, derde lid.

Artikel 31. Opheffing

  • 1 Indien de Plassenraad opheffing van de regeling noodzakelijk acht, doet het een daartoe strekkend voorstel aan de deelnemers.

  • 2 De regeling kan worden opgeheven bij gelijkluidend besluit van tenminste tweederde van het aantal deelnemers.

  • 3 De Plassenraad stelt, na overleg met de deelnemers, een liquidatieplan vast ten behoeve van de opheffing.

  • 4 Het liquidatieplan omvat de verplichtingen van de deelnemers tot deelneming in de financiële consequenties van de opheffing en een regeling met betrekking tot de gevolgen, die de opheffing voor het personeel heeft.

  • 5 Voor zover het liquidatieplan niet anders bepaalt, geschiedt de vereffening van een nadelig saldo dan wel de verdeling van een voordelig saldo conform de in artikel 26 vastgestelde verdeelsleutel.

  • 6 De opheffing gaat in op het moment dat het liquidatieplan is uitgevoerd.

Hoofdstuk VI: Archiefbepaling, overgangs- en slotbepalingen

Artikel 32.

Het dagelijks bestuur draagt zorg voor de archiefbescheiden van het Plassenschap, met inachtneming van het in de Archiefwet 1995 bepaalde.

Artikel 33.

  • 1 De regeling wordt aangegaan voor onbepaalde tijd en treedt in werking op 1 juli 2007 of met ingang van de eerste dag van de maand volgend op die waarin de regeling is opgenomen in de registers bedoeld in artikel 52 jo artikel 27 van de Wet, indien deze opname plaats vindt na 1 juli 2007.

  • 2 Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Wijdemeren is ingevolge artikel 52 jo artikel 26, eerste lid, van de Wet aangewezen om deze regeling te zenden aan de colleges van gedeputeerde staten van de provincies Noord-Holland en Utrecht.

Artikel 34.

  • 1 De “Gemeenschappelijke regeling voor het Plassenschap Loosdrecht e.o.” vastgesteld op 16 september 1988, wordt ingetrokken.

  • 2 Alle verordeningen en andere besluiten die zijn vastgesteld op grond van de “Gemeenschappelijke regeling voor het Plassenschap Loosdrecht e.o.” van 16 september 1988, blijven van kracht en worden geacht te zijn vastgesteld op grond van de “Gemeenschappelijke regeling Plassenschap Loosdrecht e.o. 2007” totdat deze zijn ingetrokken en krachtens deze regeling nieuwe verordeningen en besluiten zijn vastgesteld.

  • 3 Alle rechten en verplichtingen die zijn aangegaan onder de werking van de “Gemeenschappelijke regeling voor het Plassenschap Loosdrecht e.o.” van 16 september 1988, worden overgenomen door het Plassenschap zoals dat bij deze regeling wordt ingesteld.

Artikel 35.

Deze regeling kan worden aangehaald als “Gemeenschappelijke regeling Plassenschap Loosdrecht e.o. 2007”

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad van de gemeente,
Breukelen van 27 februari 2007,
Loenen van 27 maart 2007,
Wijdemeren van 22 maart 2007,
Aldus besloten in de vergadering van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente,
Breukelen van 30 januari 2007,
Loenen van 3 april 2007,
Wijdemeren van 6 maart 2007,
 
Aldus besloten in de vergadering van gedeputeerde staten van de provincie,
Noord-Holland van 23 januari 2007,
Utrecht van 13 februari 2007,
 
R.C. ROBBERTSEN, voorzitter.
H.H. SIETSMA, secretaris.
 
Uitgegeven 1 juli 2007
gedeputeerde staten van Utrecht,
 
namens hen
H.H. SIETSMA, secretaris.