Verordening woninggebonden subsidies 1995

Geldend van 08-06-1995 t/m heden

Intitulé

Verordening woninggebonden subsidies 1995

De raad van de gemeente Veenendaal;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 24 mei 1995, nr. 95.04659;

gelet op:

de Woningwet, de Gemeentewet, het Besluit woninggebonden subsidies 1995;

Besluit:

vast te stellen de Verordening woninggebonden subsidies 1995;

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Paragraaf 1.1 Begripsbepalingen

Artikel 1

a.De minister:

de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer.

b.Het Besluit:

het Besluit woninggebonden subsidies 1995

c.Budget:

bedrag aan subsidie dat jaarlijks door de minister aan de gemeente beschikbaar wordt gesteld, alsmede het bedrag dat resteert van in vorige jaren toegekende budgetten, alsmede het bedrag dat beschikbaar komt als gevolg van een intrekking van een besluit tot verlening van subsidie, ten behoeve van het bouwen van woningen of het treffen van ingrijpende voorzieningen.

d.Subsidie-ontvanger:

de rechtspersoon die een verzoek doet om vaststelling en betaling van de door de gemeente verleende subsidie.

e.Verlenen van subsidie:

het besluit van burgemeester en wethouders dat een aanspraak op subsidie verschaft.

f.Vaststellen van subsidie:

het besluit van burgemeester en wethouders waarbij de hoogte van de verleende subsidie wordt vastgesteld en de gemeente zicht verplicht tot betaling.

g.Huurprijs:

prijs die bij huur en verhuur is verschuldigd voor het enkele gebruik van een woning uitgedrukt in een bedrag per maand.

i.Gereedkomings datum:

de dag waarop de woning gereedkomt, dan wel in geval van het treffen van ingrijpende voorzieningen de dag waarop de werkzaamheden zijn voltooid, dan wel de dag waarop de administratief in een plan samengevoegde woningen gemiddeld gereedkomen.

j.Kosten van het verkrijgen in eigendom:

de door burgemeester en wethouders vast te stellen noodzakelijke, direct met de bouw samenhangende kosten, inclusief de koopsom van de grond met dien verstande dat:

-indien de woning wordt gebouwd op grond waarop een recht van opstal rust of waarop een recht van erfpacht is gevestigd dan wel de grond en de woning afzonderlijk in eigendom worden verkregen of de grond reeds geruime tijd eigendom is van de eigenaar, als koopsom van de bouwrijpe grond een door burgemeester en wethouders te bepalen bedrag wordt aangehouden.

-de kosten van het verkrijgen in eigendom in voorkomende gevallen kunnen worden verminderd met subsidie, verleend als bijdrage ten behoeve van woningaanpassing voor gehandicapten op grond van de Wet voorzieningen gehandicapten dan wel de Regeling ziekenfondsraad subsidiëring woningaanpassingen gehandicapten 1994.

k.Kosten van ingrijpende voorzieningen:

de door burgemeester en wethouders vast te stellen noodzakelijke, direct met het treffen van ingrijpende voorzieningen aan een woning samenhangende kosten.

l.Toegelaten instelling:

toegelaten instelling als bedoeld in artikel 70 van de Woningwet.

m.Aanvrager:

degene die een subsidieverzoek indient.

Artikel 2

Voor de toepassing van deze verordening wordt mede verstaan onder:

a.eigenaar:

opstaller, erfpachter, gerechtigde tot een appartementsrecht of degene die lid is van een coöperatie en op die grond het uitsluitende gebruik heeft van een aan die coöperatie in bloot eigendom toebehorende woning;

b.eigendom:

opstal, erfpacht, appartementsrecht of lidmaatschap als bedoeld onder a;

c.woning:

onzelfstandige woonruimte;

d.het verlenen van subsidie:

het verlenen van subsidie ten behoeve van het bouwen dan wel het treffen van ingrijpende voorzieningen van gemeentewege;

e.bouwen:

het verbouwen van een gebouwde onroerende zaak tot woonruimte, waarbij de bestemming van de onroerende zaak wordt gewijzigd.

Artikel 3

Deze verordening is niet van toepassing op:

  • a.

    woningen die niet geschikt of bestemd zijn om voortdurend door dezelfde persoon of personen te worden bewoond;

  • b.

    woningen die bestemd zijn voor of in gebruik zijn als ambts- of dienstwoning;

  • c.

    bejaardenoorden als bedoeld in de Wet op de bejaardenoorden.

Paragraaf 1.2 Grondslag en werkingssfeer

Artikel 4

Op grond van deze verordening kunnen burgemeester en wethouders uitsluitend subsidie verlenen voor:

  • a.

    het bouwen van woningen;

  • b.

    het treffen van ingrijpende voorzieningen aan woningen.

Paragraaf 1.3 Uitgangspunten voor subsidiëring

Artikel 5

  • 1. De gemeenteraad stelt jaarlijks de uitgangspunten voor het subsidiebeleid vast. Hierbij wordt tevens aangegeven welke sectoren binnen de volkshuisvesting voor subsidiëring in aanmerking komen, alsmede welke doeleinden met het subsidiëren in het betreffende subsidiejaar zullen worden nagestreefd.

  • 2. Deze worden neergelegd in een bijlage bij deze verordening en maken als zodanig één geheel daarvan uit.

  • 3. Burgemeester en wethouders doen een voorstel tot het vaststellen van deze verordening nadat daaromtrent door hen de lokaal en regionaal toegelaten instellingen en andere daarvoor in aanmerking komende natuurlijke en rechtspersonen, waaronder woonconsumentenorganisaties, zijn geraadpleegd.

  • 4. Burgemeester en wethouders doen schriftelijk verslag van deze raadpleging aan de gemeenteraad. Tevens geven zij een reactie op de daarbij naar voren gebrachte argumenten.

Artikel 6

  • 1. De gemeenteraad kan het budget in deelbudgetten onderverdelen.

  • 2. De volgende deelbudgetten kunnen worden onderscheiden:

    • a.

      huurwoningen;

    • c.

      ingrijpende voorzieningen aan woningen;

  • 3. De gemeenteraad kan een deelbudget als bedoeld in het eerste lid in meerdere onderdelen splitsen dan wel deelbudgetten samenvoegen; dergelijke onderdelen zijn ook deelbudgetten in de zin van deze verordening.

Artikel 7

Burgemeester en wethouders voeren het beleid zoals neergelegd in artikel 5 lid 1 uit binnen de daarbij aangegeven marges; overschrijding hiervan is eerst mogelijk na verkregen instemming van de functionele raadscommissie.

Artikel 8

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen op aanvraag van de aanvrager de categorie waarvoor de subsidie is verleend wijzigen in een andere categorie.

  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen de omzetting weigeren indien de aanvankelijk verleende subsidie ontoereikend is.

Artikel 9

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van de op grond van artikel 6 vastgestelde deelbudgetten indien door de minister op grond van het besluit het budget wordt herzien

Hoofdstuk 2 Aanvragen verlenen en vaststellen van subsidie

Paragraaf 2.1 Aanvraag om subsidie

Artikel 10

De aanvrager vraagt subsidie aan bij burgemeester en wethouders op daartoe bestemde formulieren welke op aanvraag worden toegezonden.

Artikel 11

  • 1. De aanvrager dient de aanvraag als bedoeld in artikel 10 in bij burgemeester en wethouders vóór 1 september van het budgetjaar waarin de subsidie wordt gevraagd.

  • 2. Indien een aanvraag na de in het eerste lid genoemd datum wordt ontvangen, kan de aanvraag worden aangehouden tot het volgende budgetjaar.

  • 3. Een beslissing tot aanhouding van een plan kan voor dat zelfde plan slechts éénmaal worden genomen.

Artikel 12

  • 1. Een aanvraag als bedoeld in artikel 10 gaat in elk geval vergezeld van de volgende door de aanvrager te verstrekken gegevens:

    • a.

      bestekken en tekeningen van het bouwplan;

    • b.

      een opgave van het aantal woningen waarop het bouwplan betrekking heeft;

    • c.

      de verlangde subsidie;

    • d.

      een uiteenzetting waarin de aanvrager aangeeft op welke wijze zijn plan past binnen de in artikel 5, lid 1, genoemde uitgangspunten;

    • e.

      een kosten/kwaliteitstoets, die is uitgevoerd door de aanvrager, dan wel namens de aanvrager door een daartoe gecertificeerde derde, mits deze een voor burgemeester en wethouders acceptabele normstelling hanteert;

    • f.

      op het aanvraagformulier vermelde aanvullende gegevens.

  • 2. Een aanvraag als bedoeld in artikel 10 gaat tevens vergezeld van de op grond van hoofdstuk 3 vereiste door de aanvrager te verstrekken gegevens.

Paragraaf 2.2 Verlening van subsidie

Artikel 13

Burgemeester en wethouders bevestigen binnen twee weken de ontvangst van de aanvraag als bedoeld in artikel 10

Artikel 14

  • 1. Burgemeester en wethouders beslissen binnen acht weken na ontvangst van een aanvraag als bedoeld in artikel 10.

  • 2. Zij kunnen hun beslissing éénmaal met vier weken verdagen.

  • 3. Indien een aanvraag niet compleet is bevonden wordt dit binnen de in het eerste lid genoemde termijn bij de aanvrager gemeld; deze dient de aanvraag binnen 4 weken na deze melding te completeren; indien deze termijn wordt overschreden, wordt de aanvraag niet ontvankelijk verklaard.

Artikel 15

  • 1. Burgemeester en wethouders verlenen subsidie indien het bouwplan voldoet aan de uitgangspunten zoals neergelegd in het voorstel zoals genoemd in artikel 5, lid 1 en het betreffende deelbudget niet wordt overschreden wanneer subsidie wordt verleend.

  • 2. Indien het betreffende deelbudget wel wordt overschreden kan de aanvraag worden afgewezen of aangehouden tot het volgende budgetjaar.

Artikel 16

In aanvulling op het gestelde in artikel 15, eerste lid, verlenen burgemeester en wethouders subsidie indien:

  • a.

    burgemeester en wethouders kunnen instemmen met de verlangde subsidie;

  • b.

    niet reeds een begin met de werkzaamheden is gemaakt zonder hun toestemming.

Artikel 17

Burgemeester en wethouders verlenen subsidie onder voorwaarde dat:

  • a.

    zonder toestemming van burgemeester en wethouders bij de werkzaamheden niet wordt afgeweken van het bouwplan;

  • b.

    de bouw binnen 24 weken na het besluit tot verlening ervan tot de bovenkant van de begane-grondvloer is gevorderd dan wel in geval van het treffen van ingrijpende voorzieningen binnen 24 weken met de werkzaamheden is gestart;

  • c.

    de gereedmelding van de werkzaamheden plaatsvindt overeenkomstig artikel 20;

  • d.

    de aanvrager de informatie beschikbaar houdt die de minister noodzakelijk acht voor een juist toezicht op de naleving van de in het Besluit gestelde voorwaarden en op verzoek van burgemeester en wethouders terstond levert;

  • e.

    de bijzondere voorwaarden worden nageleefd.

Artikel 18

Burgemeester en wethouders verlenen subsidie onder voorwaarde dat aan de door hen met toezicht belaste personen op de door hen te bepalen tijdstippen:

  • a.

    toegang wordt verleend tot de bouwplaats, de woning, of het gebouw dat tot woning wordt verbouwd;

  • b.

    inzage wordt verleend in de op de bouw betrekking hebbende bescheiden en tekeningen;

  • c.

    alle inlichtingen worden verstrekt die naar hun oordeel noodzakelijk zijn voor de beoordeling of aan de voorwaarden, verbonden aan het verlenen van subsidie wordt voldaan.

Paragraaf 2.3 Gereedmelding

Artikel 19

  • 1. De subsidie-ontvanger meldt aan burgemeester en wethouders op daartoe door dit college op afroep beschikbaar gestelde formulieren dat de te bouwen woningen gereed zijn, dan wel dat de werkzaamheden zijn voltooid.

  • 2. Deze gereedmelding is tevens een aanvraag om vaststelling en betaling van de subsidie.

  • 3. De subsidie-ontvanger dient de gereedmelding als bedoeld in het eerste lid bij burgemeester en wethouders in terstond na de voltooiing van de werkzaamheden, doch uiterlijk binnen twee jaar na het verlenen van de subsidie.

Artikel 20

  • 1. De gereedmelding als bedoeld in artikel 19, eerste lid, gaat vergezeld van:

    • a.

      een verklaring van de subsidie-ontvanger dat bij de bouw respectievelijk het treffen van de ingrijpende voorzieningen is of wordt voldaan aan de bijzondere voorwaarden waaronder de subsidie is verleend;

    • b.

      een opgave van de gereedskomingsdatum;

    • c.

      de op het gereedmeldingsformulier aangeven informatie.

  • 2. De gereedmelding als bedoeld in het eerste lid gaat vergezeld van een opgave van de afwijkingen van bestek en tekeningen, indien deze hebben plaatsgevonden.

  • 3. De aanvrager dient gedurende een periode van vijf jaar na de gereedmelding alle rekeningen en betalingsbewijzen met betrekking tot de werkzaamheden ter controle beschikbaar te houden.

Paragraaf 2.4 Vaststelling van subsidie

Artikel 21

Burgemeester en wethouders bevestigen binnen twee weken de ontvangst van de gereedmelding als bedoeld in artikel 19, eerste lid. Het ten aanzien van onvolledigheid bepaalde in artikel 14, lid 3 is ook bij de gereedmelding van toepassing.

Artikel 22

  • 1. Binnen acht weken na ontvangst van de gereedmelding als bedoel in artikel 19, eerste lid, nemen burgemeester en wethouders een besluit op de aanvraag tot vaststelling en betaling van subsidie.

  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen een besluit als bedoeld in het eerste lid eenmaal met acht weken verdagen voor zover de controle op juistheid van de gegevens daartoe aanleiding geeft.

Artikel 23

Indien burgemeester en wethouders instemmen met de aanvraag tot vaststelling en betaling, stellen zij de subsidie vast.

Artikel 24

  • 1. De subsidie wordt uitbetaald op basis van een 30-jarige annuïteit, de eerste termijn één jaar na de gereedskomingsdatum als genoemd in artikel 20, eerste lid, onder b en de volgende termijnen steeds één jaar later. De daarbij te hanteren rente is gelijk aan de subsidierente als bedoeld in het BWS92 op het moment van planindiening.

  • 2. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd in voorkomende gevallen subsidies uit te betalen als bijdrage ineens.

Paragraaf 2.5 Intrekking van subsidie

Artikel 25

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen een besluit tot verlening van subsidie geheel of gedeeltelijk intrekken indien:

    • a.

      niet voldaan is aan de voorwaarden gesteld bij of krachtens deze verordening;

    • b.

      een bijdrage op grond van deze verordening verleend is op grond van gegevens die zodanig onjuist blijken te zijn dat, waren de juiste gegevens bekend geweest, een andere beslissing zou zijn genomen.

  • 2. Indien subsidie verleend is en gebleken is dat de gegevens op grond waarvan de subsidie werd verleend onjuist waren en waarvan de subsidie-ontvanger wist of redelijkerwijs had kunnen weten dat deze onjuist waren, kunnen burgemeester en wethouders hun besluit tot verlening van subsidie intrekken en kunnen zij een reeds betaalde bijdrage geheel of gedeeltelijk met vergoeding van de wettelijke rente terugvorderen.

  • 3. Burgemeester en wethouders trekken hun besluit tot het verlenen van subsidie in ieder geval in, indien de aanvrager meldt dat de bouw geen doorgang zal vinden.

Artikel 26

Burgemeester en wethouders voegen aan het budget het bedrag toe dat beschikbaar komt als gevolg van een intrekking van een besluit tot verlening van subsidie.

Paragraaf 2.6 Nadere bepalingen

Artikel 27

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen op een daartoe strekkende en gemotiveerde aanvraag van de aanvrager dan wel de subsidie-ontvanger ontheffing verlenen van de termijnen als genoemd in deze verordening. Een dergelijke aanvraag wordt vóór het verstrijken van de termijn bij burgemeester en wethouders ingediend.

  • 2. Indien burgemeester en wethouders een aanvraag als bedoeld in het eerste lid honoreren, geven zij een nieuwe termijn aan.

Artikel 28

Burgemeester en wethouders kunnen voor de uitvoering van deze verordening nadere regels vaststellen.

Hoofdstuk 3 Bepalingen per subsidiecategorie

Artikel 29

Burgemeester en wethouders verlenen slechts subsidie ten behoeve van de bouw en/of ingrijpende verbetering van huurwoningen door een toegelaten instelling.

Artikel 30

Burgemeester en wethouders verlenen een stimuleringsbijdrage ter bevordering van de bouw of het treffen van ingrijpende voorzieningen aan huurwoningen indien de huurprijs niet uitgaat boven een voor hen aanvaardbaar niveau.

Artikel 31

Indien kwaliteitsverhogende of lokatiegebonden kostenverhogende factoren de bouwprijs van de woning beïnvloeden, kan de subsidie als genoemd in artikel 30 worden verhoogd met een toeslag voor plaatselijk verschillende omstandigheden.

Artikel 32

Indien een huurwoning bedoeld is voor het huisvesten van personen die door hun inkomen of door andere omstandigheden moeilijkheden ondervinden bij het vinden van hun passende huisvesting kunnen burgemeester en wethouders, in aanvulling op het bepaalde in artikel 30, bereikbaarheidstoeslag verlenen indien de huurprijs niet meer bedraagt dan een voor hen aanvaardbaar maximaal huurniveau.

Artikel 33

De subsidie als bedoeld in de artikelen 30, 31 en 32 is afhankelijk van de mate waarin deze subsidie noodzakelijk is ten einde de doelstellingen zoals neergelegd in artikel 5 lid 1 te bereiken.

Artikel 34

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen van de huurprijzen als genoemd in de artikelen 30, 31 en 32 afwijken indien de woning vijf of meer kamers zal hebben.

  • 2. Voor het bepalen van het aantal kamers als bedoeld in het eerste lid worden een afzonderlijke keuken en een afzonderlijke badkamer niet meegerekend.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 35

Op aanvragen, waarop voor de inwerkingtreding van deze verordening een bijdrage is verleend, blijven de bepalingen van de regeling op grond waarvan de bijdrage is verleend van toepassing.

Artikel 36

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen de uitvoering van bepalingen van deze verordening, voor zover die uitvoering tot hun bevoegdheid behoort, opdragen aan door hen aan te wijzen ambtenaren.

  • 2. In de besluiten van ambtenaren als bedoeld in het eerste lid wordt tot uitdrukking gebracht dat deze namens burgmeester en wethouders zijn genomen.

Artikel 37

Indien vanwege bijzondere omstandigheden een strikte toepassing van het bepaalde in deze verordening naar het oordeel van burgemeester en wethouders zou leiden tot een onredelijke beslissing, kunnen burgemeester en wethouders afwijken van het bepaalde in deze verordening.

Artikel 38

Deze verordening kan worden aangehaald als de Verordening woninggebonden subsidies 1995 zoals deze voor het budgetjaar 1996 van toepassing is.

Artikel 39

Deze regeling treedt in werking met ingang van 8 juni 1995 zulks onder gelijktijdige intrekking van de Verordening woninggebonden subsidies 1992 zoals vastgesteld op 12 maart 1992.

Ondertekening

Gedaan ter openbare vergadering van 8 juni 1995.
De voorzitter, De secretaris,

Bijlage Invulling artikel 5

Toelichting: het rijk verstrekt subsidie aan gemeenten waarbij zekere doelstellingen voor ogen staan. Gemeenten worden verplicht het subsidiebeleid zodanig in te richten dat deze doelstellingen (kerncriteria) op lokaal niveau gestalte krijgen. In deze verantwoording van de besteding zullen gemeenten moeten aangeven op welke manier deze kerncriteria inhoud is gegeven.

Hierna zijn de door het rijk vastgestelde kerncriteria vet afgedrukt. Daarna volgt de gemeentelijke invulling daarvan.

1.De woningbehoefte, inlopen van het woningtekort

Voor de invulling van het woningbouwprogramma zijn richtinggevend het volkshuisvestingsplan, het aantal ingeschreven woningzoekenden in de diverse categorieën in de huur- als in de koopsector, signalen van makelaars, inkomensposities van woningzoekenden e.a. De beschikbare middelen kunnen op verschillende manieren worden aangewend, namelijk:

  • a.

    alleen subsidie toekennen aan de goedkopere koopwoningen;

  • b.

    alleen subsidie toekennen aan de huursector;

  • c.

    een combinatie van beiden.

Gelet op de hoogte van het beschikbare budget, de wens om te bouwen voor de doelgroep en het streven naar de bevordering van de doorstroming is besloten dit jaar uitsluitend nieuwbouw in de huursector te subsidiëren. Uitgangspunt is de bouw van minimaal 40 huurwoningen met een aanvangshuur van maximaal 650,00 per maand.

2.Een doelmatig en evenwichtig gebruik van de voorraad, door middel van een gerichte toewijzing en het creëren van voldoende aanbod van nieuwe woningen voor de gewenste doorstroming.

Voor de toewijzing van huurwoningen (tot de huursubsidiegrens) zijn de spelregels vastgelegd in de Huisvestingsverordening. Daarbij wordt een belangrijk gewicht toegekend aan de relatie tussen huur en inkomen. Hierop zijn passendheidscriteria van toepassing, dit om te voorkomen dat iemand óf in een te duur huis gaat wonen (dure scheefheid), óf dat iemand te goedkoop gaat wonen (goedkope scheefheid). Wonen naar draagkracht. Dit kan enerzijds worden bereikt door een zeer zorgvuldige toewijzing van zowel nieuwe als bestaande woningen, anderzijds door hier met het nieuwbouwprogramma op in te spelen. Nieuw te bouwen woningen in de verschillende financieringscategorieën moeten adequaat inspelen op de vraag waardoor een zodanige doorstroming op gang kan worden gebracht dat vervolgens woningen beschikbaar komen voor de doelgroep.

3.Voortgaande verbetering van de kwaliteit van (bestaande) woningen en de omgeving.

De (directe) invloed van de gemeente op de kwaliteit van (bestaande) woningen is minder groot dan die op de woningomgeving. Woningbouwcorporaties, institutionele beleggers en andere woningbezitters hebben er evenwel alle belang bij dat de kwaliteit van hun woningbezit op peil blijft. De verantwoordelijkheid hiervoor ligt primair bij deze partijen. De gemeente heeft tot taak te zorgen dat de woonomgeving “bij de tijd” blijft. Deze doelstelling wordt met andere middelen bereikt.

4.Bevordering van differentiatie in de sociale samenstelling van wijken

Deze doelstelling wordt bereikt door zoveel mogelijk gedifferentieerd te bouwen. Voorkomen moet worden dat wijken al te eenzijdig worden samengesteld. Dit kan ook worden bereikt door middel van het toewijzingsbeleid.

5.De aanwezige financiële draagkracht van sociale verhuurders

Jaarlijks vindt als gevolg van een opdracht die is neergelegd in het Besluit beheer sociale huursector een beoordeling van de woningbouwcorporaties plaats door middel van het jaarverslag en de financiële stukken. Zo wordt periodiek een beeld verkregen over het reilen en zeilen. Onderhandelingen worden gevoerd met die woningbouwcorporaties die in staat worden geacht de doelstellingen ook te kunnen realiseren.

Toelichting