Procedureverordening voor tegemoetkoming in planschade

Geldend van 22-01-2009 t/m heden

Intitulé

Procedureverordening voor tegemoetkoming in planschade

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    aanvraag: aanvraag om tegemoetkoming in de schade als bedoeld in artikel 6.1 Wet ruimtelijke ordening;

  • b.

    aanvrager: degene die een aanvraag om tegemoetkoming in de schade als bedoeld in artikel 6.1 Wet ruimtelijke ordening indient;

  • c.

    adviseur: een door het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen persoon als bedoeld in artikel 6.1.1.1., onder c, Besluit ruimtelijke ordening;

  • d.

    belanghebbende: derde-belanghebbende bij een besluit op een aanvraag als bedoeld in artikel 6.4a van de Wet ruimtelijke ordening;

  • e.

    adviescommissie: commissie van adviseurs als bedoeld in artikel 7, tweede lid, van deze verordening;

  • f.

    besluit: Besluit ruimtelijke ordening;

  • g.

    college: het college van burgemeester en wethouders;

  • h.

    drempelbedrag: recht (bedrag) als bedoeld in artikel 6.4 van de Wet ruimtelijke ordening, dat de aanvragen aan de gemeente verschuldigd is in verband met de behandeling van zijn aanvraag;

  • i.

    gemeente: de gemeente Veldhoven;

  • j.

    planologische maatregel; oorzaak als bedoeld in artikel 6.1, tweede lid, Wet ruimtelijke ordening;

  • k.

    planschade: schade als bedoeld in artikel 6.1, eerste lid, Wet ruimtelijke ordening;

  • l.

    wet: Wet ruimtelijke ordening.

Artikel 2. Indiening van de aanvraag; drempelbedrag

  • 1. Een aanvraag voor een tegemoetkoming in planschade wordt bij het college ingediend met gebruikmaking van een door het college vastgesteld formulier.

  • 2. Het college tekent de datum van ontvangst van de aanvraag als bedoeld in het eerste lid onverwijld aan op het formulier waarbij de aanvraag is ingediend. De ontvangst wordt zo spoedig mogelijk schriftelijk bevestigd aan de aanvrager. Van de aanvraag wordt een afschrift toegezonden aan de belanghebbende.

  • 3. In de mededeling van ontvangst wijst het college de aanvrager erop dat voor het behandelen van de aanvraag een drempelbedrag verschuldigd is en deelt hem mede dat het verschuldigde bedrag binnen vier weken na de dag van verzending van de mededeling op de rekening van de gemeente dan wel op een aangegeven plaats moet zijn gestort.

Artikel 3. Voorschot

  • 1. Een aanvrager heeft de mogelijkheid om een voorschot op een tegemoetkoming in de schade aan te vragen.

  • 2. Een voorschot wordt toegekend wanneer de aanvrager naar redelijke verwachting in aanmerking komt voor een tegemoetkoming en zijn belang dat naar het oordeel van het college vordert.

  • 3. Het toekennen van een voorschot houdt geen erkenning van een schadeplicht in en aan de toekenning kunnen geen rechten worden ontleend.

  • 4. Het voorschot kan uitsluitend worden verleend, indien de aanvrager van het voorschot schriftelijk de verplichting aanvaardt tot gehele en onvoorwaardelijke terugbetaling van hetgeen ten onrechte als voorschot is uitbetaald, te vermeerderen met de wettelijke rente over het teveel betaalde, te rekenen vanaf de datum van betaling van het voorschot.

Artikel 4. Onvolledige aanvraag

  • 1. Indien de aanvraag niet volledig is, stelt het college de aanvrager in de gelegenheid de aanvraag binnen een termijn van vier weken aan te vullen.

  • 2. Indien de aanvrager de aanvraag niet binnen de gestelde termijn aanvult kan het college besluiten de aanvraag niet (verder) te behandelen.

  • 3. Het college maakt het besluit om de aanvraag niet (verder) in behandeling te nemen aan de aanvrager bekend binnen vier weken na ontvangst van de aanvraag respectievelijk binnen acht weken nadat de termijn is verstreken waarbinnen de aanvrager de aanvraag kon aanvullen.

Artikel 5. Besluit tot het niet-ontvankelijk verklaren van de aanvraag

Indien het drempelbedrag niet binnen vier weken na de dag van verzending van de mededeling is bijgeschreven of gestort op de rekening van de gemeente dan wel op de aangegeven plaats is gestort, verklaart het college de aanvraag niet-ontvankelijk, tenzij redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de aanvrager in verzuim is geweest.

Artikel 6. Besluit tot afwijzing van de aanvraag wegens kennelijke niet-ontvankelijkheid of kennelijke ongegrondheid

  • 1. Het college kan de aanvraag binnen acht weken na de dag van verzending van de mededeling van ontvangst afwijzen indien de aanvraag kennelijk niet-ontvankelijk of kennelijk ongegrond is.

  • 2. De termijn van acht weken kan een keer met ten hoogste vier weken worden verlengd.

Artikel 7. Opdrachtverstrekking

Binnen twaalf weken na het verstrijken van de termijnen als bedoeld in artikel 6.1.3.1. van het besluit verstrekt het college aan één of meerdere adviseurs gezamenlijk, opdracht om aan haar advies uit te brengen over de op de aanvraag te nemen beslissing, tenzij toepassing wordt gegeven aan artikel 6.1.3.1. van het besluit of aan artikel 4:5 Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 8. Adviseur

  • 1. Voor de advisering over de op de aanvraag op te nemen beschikking worden door het college een of meerdere adviseurs aangewezen die beschikken over voldoende deskundigheid op het gebied van planschade.

  • 2. Bij aanwijzing van meerdere adviseurs vormen deze samen een adviescommissie.

  • 3. De adviescommissie wijst uit haar midden een voorzitter aan.

  • 4. De adviescommissie wijst uit haar midden een rapporteur aan.

  • 5. Indien het college, na advies te hebben ingewonnen van de in het eerste lid bedoelde adviseur of adviescommissie, van oordeel is dat bij de voorbereiding van de beslissing op de aanvraag de aanvraag betrekking heeft op planschade vanwege inkomensderving en er, gezien de complexiteit, aard en omvang van de aanvraag, behoefte bestaat aan specifieke deskundigheid, worden door het college een of meer extra meerdere adviseurs, die beschikken over voldoende deskundigheid op het betreffende specifieke terrein aangewezen die deskundig zijn op het gebied van accountancy of van financieel economische bedrijfsvoering.

Artikel 9. Deskundigheid, onafhankelijkheid en geheimhouding

  • 1. Voordat een persoon als adviseur wordt aangewezen, kan het college verlangen dat deze zijn deskundigheid aantoont op grond van opleiding en ervaring.

  • 2. Een adviseur mag niet werkzaam zijn onder verantwoordelijkheid van de raad. Eveneens mag een adviseur niet betrokken zijn of zijn geweest bij de voorbereiding van de planologische maatregel waarop de aanvraag betrekking heeft.

  • 3. Een adviseur is tot geheimhouding verplicht.

Artikel 10. Betrokkenheid aanvrager en andere belanghebbenden bij aanwijzing adviseur of adviescommissie

  • 1. Voordat het college de opdracht tot advisering zoals bedoeld in artikel 6 verstrekt, stelt het college de aanvrager, eventuele andere betrokken bestuursorganen en belanghebbende(n) schriftelijk op de hoogte van de aanwijzing van de adviseur(s) als bedoeld in artikel 8, eerste lid.

  • 2. De aanvrager, eventuele andere betrokken bestuursorganen en belanghebbenden binnen twee weken na de mededeling als bedoeld in het eerste lid schriftelijk en voldoende gemotiveerd een verzoek tot wraking van één of meerdere adviseurs bij het college indienen.

  • 3. Het college beslist binnen twee weken na het verstrijken van de in het tweede lid bedoelde termijn over een ingediend verzoek tot wraking van één of meerdere adviseurs.

Artikel 11. Werkwijze adviseur of adviescommissie

  • 1. Het college stelt aan de adviseur of de adviescommissie alle op de aanvraag betrekking hebbende informatie, alsmede de voor de beoordeling daarvan naar het oordeel van de adviseur of van de adviescommissie noodzakelijke bescheiden ter beschikking.

  • 2. Het college wijst uit de ambtelijke organisatie een of meer personen aan die de adviseur of de adviescommissie bij de uitvoering van de adviesopdracht bijstaat.

  • 3. De adviseur of de voorzitter van de adviescommissie organiseert een of meerdere hoorzittingen, waar de aanvrager en de in het tweede lid bedoelde ambtelijke vertegenwoordiger(s) in de gelegenheid worden gesteld over de aanvraag toe te lichten, onderscheidenlijk de voor de advisering over de aanvraag relevante informatie te verschaffen, dan wel een standpunt van de gemeente over de aanvraag aan de adviseur of de adviescommissie kenbaar te maken. Eventuele andere betrokken bestuursorganen en belanghebbende(n) worden eveneens in de gelegenheid gesteld hun standpunt kenbaar te maken.

  • 4. De adviseur of de voorzitter van de adviescommissie bepaalt het tijdstip waarop de adviseur of de adviescommissie de situatie ter plaatse zal bezichtigen en nodigt de aanvrager en de belanghebbende(n) voor de plaatsopneming uit.

  • 5. Ten behoeve van een taxatie van een bij de aanvraag betrokken onroerende zaak, wordt door de adviseur of de voorzitter van de adviescommissie met de aanvrager een afspraak gemaakt.

  • 6. Van de in het derde lid bedoelde hoorzitting en van de in het vierde lid bedoelde bezichtiging wordt door, dan wel onder verantwoordelijkheid van, de adviseur of de voorzitter van de adviescommissie een verslag gemaakt, dat onderdeel vormt van het uit te brengen advies.

  • 7. Alvorens een advies uit te brengen zendt de adviseur of de voorzitter van de adviescommissie binnen zestien weken na de dagtekening van de opdracht tot advisering een concept daarvan aan de gemeente, aan de aanvrager, aan eventuele andere betrokken bestuursorganen belanghebbende(n). De adviseur of de voorzitter van de adviescommissie kan deze termijn met ten hoogste vier weken verlengen.

  • 8. De aanvrager, eventuele andere betrokken bestuursorganen en belanghebbende(n) worden in de gelegenheid gesteld om binnen vier weken na de toezending van het concept advies hierop schriftelijk te reageren.

  • 9. In het geval tijdig reacties zijn ingediend, brengt de adviseur of de adviescommissie binnen vier weken na het verstrijken van de in het achtste lid bedoelde termijn een advies uit aan het college, waarbij de betreffende reacties zijn betrokken.

  • 10. In het geval geen of niet tijdig reacties zijn ingediend, brengt de adviseur of de adviescommissie binnen twee weken van het verstrijken van de in het achtste lid bedoelde termijn een advies uit aan het college.

Artikel 12. Beschikking van het college

  • 1. Binnen 6 weken na ontvangst van het advies beslist het college op de aanvraag voor een tegemoetkoming in de planschade.

  • 2. Het college kan deze termijn een keer met ten hoogste vier weken verlengen.

Artikel 13. Uitbetaling

Indien het college een tegemoetkoming in de planschade vaststelt, vindt uitbetaling plaats op een door de aanvrager aangegeven rekening direct na het onherroepelijk worden van deze beschikking. In dat geval restitueert het college tevens het drempelbedrag aan de aanvrager.

Artikel 14. Slotbepalingen

  • 1. Deze verordening treed in werking op 22 januari 2009.

  • 2. Deze verordening wordt aangehaald als “Verordening procedure voor tegemoetkoming planschade”.