Beleidsregel Bibob

Geldend van 01-12-2017 t/m heden

Intitulé

Beleidsregel Bibob

Beleidsregel voor de toepassing van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur, vastgesteld door de burgemeester en het college van burgemeester en wethouders bij besluit van 21 november 2017

De burgemeester en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Veldhoven, ieder voor zover het hun bevoegdheden betreft;

overwegende, dat de Wet bevordering integriteitbeoordelingen door het openbaar bestuur hen beleidsruimte verschaft bij de besluitvorming omtrent het toepassen van hun uit deze wet voortvloeiende bevoegdheden;

gelet op het bepaalde in de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur, artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht, de artikelen 3, 27, 30a en 31 van de Drank- en Horecawet, artikel 30b van de Wet op de kansspelen, de artikelen 2.1 en 2.17 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, de artikelen 2:13, 2:15, 2:24 en 3:4 van de Algemene plaatselijke verordening, Aanbestedingswet 2012 en het Burgerlijk Wetboek,

besluiten vast te stellen: Beleidsregel Bibob.

Hoofdstuk 1 Algemeen

Artikel 1.1 Begripsomschrijvingen

In deze beleidsregel wordt, in aanvulling op de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur, verstaan onder:

  • a.

    Aanbesteding: de procedure voor het zoeken van een opdrachtnemer voor het uitvoeren van een overheidsopdracht door middel van een selectieprocedure waarbij marktpartijen kunnen meedingen naar de kans op gunning van een overheidsopdracht;

  • b.

    Aanbestedingsbesluit: de algemene maatregel van bestuur met betrekking tot de regeling van enkele onderwerpen van de Aanbestedingswet 2012;

  • c.

    Aanvraag: de aanvraag om een beschikking bedoeld in artikel 1 van de wet;

  • d.

    Advies: het advies bedoeld in artikel 9 van de wet;

  • e.

    Beschikkingen: alle besluiten zoals bedoeld in artikel 2.1 en 2.2 in deze beleidsregel waarop de wet kan worden toegepast;

  • f.

    Besluit Bibob: de algemene maatregel van bestuur met betrekking tot de uitvoering van de Wet Bibob;

  • g.

    Bestuursorgaan: de burgemeester onderscheidenlijk het college van burgemeester en wethouders;

  • h.

    Betrokkene: de aanvrager van een beschikking, de houder van een vergunning, de subsidieontvanger, de gegadigde die wil deelnemen aan een aanbestedingsproces, de natuurlijke persoon of rechtspersoon aan wie een overheidsopdracht is of zal worden gegund, de onderaannemer;

  • i.

    Bibob-toets: de wijze van behandelen van een aanvraag waarbij met toepassing van de wet door het bestuursorgaan wordt beoordeeld of er redenen aanwezig zijn om de aanvraag te weigeren, respectievelijk de beschikking in te trekken of te beëindigen, daaraan voorschriften te verbinden dan wel een advies bij het Bureau aan te vragen;

  • j.

    College: het college van burgemeester en wethouders;

  • k.

    Integriteitsverklaring: de verklaring van een partij, genoemd onder j., met betrekking tot de aanwezigheid van integriteitsrisico’s;

  • l.

    Landelijk Bureau Bibob: het Bureau bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur, als bedoeld in artikel 8 van de wet;

  • m.

    Overheid: rechtspersonen die krachtens publiekrecht zijn ingesteld;

  • n.

    Overheidsopdracht: een opdracht als bedoeld in artikel 1 van de wet en waarop de wet kan worden toegepast;

  • o.

    Partij: de natuurlijke persoon of bestuurders (in de vorm van natuurlijk persoon) van een rechtspersoon:

    • i.

      die inschrijver of gegadigde is bij een bieding,

    • ii.

      waarmee de gemeente voornemens is een Overheidsopdracht of transactie aan te gaan,

    • iii.

      waarmee de gemeente onderhandelt over het aangaan van een Overheidsopdracht of transactie, of

    • iv.

      waarmee de gemeente een Overheidsopdracht of transactie heeft;

  • p.

    Rechtspersoon met een overheidstaak: de gemeente Veldhoven;

  • q.

    RIEC: het Regionaal Informatie- en Expertise Centrum;

  • r.

    Semioverheid: rechtspersonen die met enig openbaar gezag zijn bekleed voor zover de aanvraag om een beschikking wordt ingediend in de uitoefening van hun publiekrechtelijke bevoegdheden;

  • s.

    Vastgoedtransactie: overeenkomsten of andere rechtshandelingen met betrekking tot een onroerende zaak met als doel:

    • i.

      het verwerven of vervreemden van een recht op eigendom of het vestigen, vervreemden of wijzigen van een zakelijk recht (bijvoorbeeld gronduitgifte in erfpacht, opstalrechten, appartementsrechten of combinaties hiervan);

    • ii.

      huur of verhuur;

    • iii.

      het verlenen van een gebruikrecht;

    • iv.

      de deelname aan een rechtspersoon, een commanditaire vennootschap of een vennootschap onder firma die het recht op eigendom of een zakelijk recht met betrekking tot die onroerende zaak heeft of die onroerende zaak huurt of verhuurt.

  • t.

    Wet: Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur.

Artikel 1.2 Toepassing wet Bibob in bijzondere situaties

Het bestuursorgaan zal, in aanvulling op het genoemde toepassingsbereik in deze beleidsregel en bijbehorende bijlagen, ook overgaan tot toepassing van de Wet Bibob:

  • a.

    als vanuit eigen informatie of informatie verkregen van een of meer partners binnen het samenwerkingsverband RIEC of van het Openbaar Ministerie informatie als bedoeld in artikel 26 van de wet er duidelijke aanwijzingen zijn die het vermoeden rechtvaardigen, dat bij de aanvraag voor een beschikking, ten aanzien van de Partij bij het aangaan van een overheidsopdracht of bij de transactie sprake is van een ernstig gevaar als bedoeld in artikel 3 van de wet;

  • b.

    als bij navraag door het bestuursorgaan bij het Landelijk Bureau Bibob blijkt, dat tegen de aanvrager van een beschikking of de Partij bij het aangaan van een overheidsopdracht in de twee jaar voorafgaande aan de datum van indiening van een aanvraag voor een beschikking, tot gunning van een overheidsopdracht of het sluiten van een vastgoedtransactie door het Landelijk Bureau Bibob een advies is uitgebracht of een aanvraag om een advies door het Landelijk Bureau Bibob in behandeling is genomen.

Artikel 1.3 Uitzonderingen

De Wet Bibob wordt in beginsel niet toegepast, ingeval de aanvraag voor een beschikking afkomstig is van, of de overheidsopdracht of vastgoedtransactie plaatsvindt met een:

  • Overheidsinstantie;

  • Semioverheidsinstantie ;

  • Toegelaten woning(bouw)corporatie

(toegelaten door de Minister van Volkshuisvesting conform Woningbesluit 1932 middels een daartoe verstrekte vergunning);

  • Terrein beherende organisatie (zoals bijvoorbeeld Staatsbosbeheer, Natuurmonumenten en Brabants Landschap);

  • Beursgenoteerd bedrijf;

  • Door het bevoegd gezag bij gemotiveerd besluit aangewezen aanvrager of partij (b.v. Publiek-Private Samenwerkingsconstructie van particuliere onderneming(en) en overheid);

  • Elders in deze beleidsregel of bijlage(n) genoemde specifieke uitgezonderde aanvrager of partij.

Artikel 1.4 Uitzonderingen niet geldig

De genoemde uitzonderingen in deze beleidsregel en bijbehorende bijlagen gelden niet, als:

  • a.

    een indicatie of een vermoeden bestaat, dat een weigeringsgrond uit de Wet Bibob van toepassing is;

  • b.

    onderzocht wordt of een verleende beschikking op grond van de Wet Bibob kan worden ingetrokken of;

  • c.

    de Bibob-Officier van Justitie de gemeente adviseert om bij een bepaalde aanvraag, overheidsopdracht of vastgoedtransactie een advies aan het Landelijk Bureau Bibob aan te vragen;

  • d.

    bij een aanvraag, overheidsopdracht of vastgoedtransactie vanuit eigen informatie of informatie verkregen van een of meer partners binnen het samenwerkingsverband RIEC of van het Openbaar Ministerie informatie als bedoeld in artikel 26 van de wet er duidelijke aanwijzingen zijn die het vermoeden rechtvaardigen, dat bij de aanvraag sprake is van een ernstig gevaar als bedoeld in artikel 3 van de wet.

Indien een van de gevallen in dit artikel genoemd onder a t/m d zich voordoet, zal het bestuursorgaan de Bibob-toets toch toepassen met betrekking tot de desbetreffende aanvraag om een beschikking, overheidsopdracht of vastgoedtransactie.

Hoofdstuk 2 Publiekrechtelijke beschikkingen

Artikel 2.1 Toepassingsbereik bij nieuwe beschikkingen

  • 1.

    Het bestuursorgaan zal de Bibob-toets in beginsel toepassen met betrekking tot aanvragen om een beschikking zoals bedoeld in:

    • a.

      artikel 3 van de Drank- en Horecawet voor de uitoefening van het horecabedrijf, met inachtneming van de in bijlage 1 genoemde uitzonderingen;

    • b.

      artikel 30a van de Drank- en Horecawet voor de melding van een wijziging leidinggevende op het aanhangsel bij de vergunning, met inachtneming van de in bijlage 1 genoemde uitzondering;

    • c.

      artikel 30b van de Wet op de Kansspelen voor het aanwezig hebben van een of meer kansspelautomaten;

    • d.

      artikel 2:13 van de Algemene plaatselijke verordening voor zover het betreft het organiseren van evenementen met betrekking tot vecht- dan wel zelfverdedigingsporten, zoals free fight (het vrije gevecht), MMA (Mixed Martial Arts), cage fight (kooigevecht), kickboksen en Muay Thai (Thaiboksen) in al hun varianten;

    • e.

      artikel 2:14 van de Algemene plaatselijke verordening (Apv) voor de exploitatie van een horecabedrijf, met inachtneming van de in bijlage 1 genoemde uitzonderingen;

    • f.

      artikel 2:24 van de APV voor de exploitatie van een smart- of headshop;

    • g.

      artikel 3:3 van de Algemene plaatselijke verordening voor de exploitatie van een seksbedrijf;

    • h.

      artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a van de Wet Algemene bepalingen omgevingsrecht (omgevingsvergunning – activiteit ‘Bouw’), met inachtneming van de in bijlage 2 nader uitgewerkte beleidsuitgangspunten en daarbij genoemde uitzonderingen;

    • i.

      artikel 2.1 eerste lid, aanhef en onder e van de Wet Algemene bepalingen omgevingsrecht, voor zover dat onderdeel betrekking heeft op een inrichting als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid van die wet (omgevingsvergunning - inrichtingen Wet Milieubeheer), met inachtneming van de in bijlage 3 genoemde uitgangspunten en uitzonderingen;

    • j.

      artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder i van de Wet Algemene bepalingen omgevingsrecht, voor zover dat onderdeel betrekking heeft op een activiteit waarvoor bij algemene maatregel van bestuur op grond van artikel 2.17 van die wet is bepaald, dat de beschikking in het geval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3 van de wet kan worden geweigerd (omgevingsvergunning - beperkte milieutoets), met inachtneming van de in bijlage 3 genoemde uitgangspunten en uitzonderingen;

    • k.

      artikel 6 en artikel 13 van de Algemene Subsidie Verordening Veldhoven 2017 (subsidies), de Subsidieregeling Goed Leef- en Woonklimaat en de Subsidieregeling Vitale Samenleving, met inachtneming van de in bijlage 4 genoemde uitgangspunten en uitzonderingen;

  • 2.

    De vestiging van coffeeshops en speelautomatenhallen is volgens het huidige beleid in Veldhoven niet toegestaan. Mocht daarin een beleidswijziging komen, zal het bestuursorgaan de Bibob-toets toepassen voor de aanvragen van beschikkingen:

    • a.

      voor de exploitatie van een speelautomatenhal;

    • b.

      voor de exploitatie van een coffeeshop.

Artikel 2.2 Toepassingsbereik bij reeds verleende beschikkingen

  • 1.

    Het bestuursorgaan kan de wet in beginsel toepassen met betrekking tot reeds verleende beschikkingen indien:

    • a.

      de verleende beschikking betrekking heeft op een locatie, die gelegen is in een concreet bepaald gebied, dat op basis van een daartoe genomen besluit van het college dan wel de burgemeester na de verstrekking van de beschikking, is aangewezen als risicogebied;

    • b.

      de verleende beschikking onderdeel uitmaakt van een branche of onderdeel in deze branche, die op basis van een door het college dan wel de burgemeester genomen besluit na de verstrekking van de beschikking is aangewezen voor een Bibob-toets;

    • c.

      vanuit eigen informatie of informatie verkregen van een of meer partners binnen het samenwerkingsverband RIEC of van het Openbaar Ministerie informatie als bedoeld in artikel 26 van de wet er duidelijke aanwijzingen zijn die het vermoeden rechtvaardigen, dat bij de aanvraag sprake is van een ernstig gevaar als bedoeld in artikel 3 van de wet Bibob;

    • d.

      bekend wordt, dat tegen betrokkene in een andere gemeente bij een Bibob-toets een ernstige mate van gevaar is geconstateerd en aan betrokkene in de gemeente Veldhoven een soortgelijke beschikking is verleend;

    • e.

      de (onbepaalde tijd) beschikking meer dan 5 jaar geleden verleend is.

  • 2.

    In geval aan betrokkene als bedoeld in het vorige lid, aanhef en onder d, in meer gemeenten binnen het samenwerkingsverband RIEC eerder al een soortgelijke beschikking is verleend, zal het bestuursorgaan het RIEC om coördinatie in de Bibob-toets verzoeken.

Hoofdstuk 3 Privaatrechtelijke transacties

Artikel 3.1 Toepassing bij aanbestedingen

Artikel 3.1a Het aangaan en beëindigen van een overheidsopdracht

  • 1.

    Voorafgaand aan het sluiten van een overheidsopdracht komt de gemeente contractsvrijheid toe. De gemeente heeft het daaruit voortvloeiende recht om geen overheidsopdracht met een Partij aan te gaan, mede of uitsluitend op basis van het feit dat de gemeente van oordeel is dat ten aanzien van die Partij een Integriteitsrisico bestaat.

  • 2.

    Met betrekking tot Aanbestedingen bestaat een Integriteitsrisico indien sprake is van een situatie als genoemd in:

    • artikel 2.86 Aanbestedingswet 2012;

    • artikel 3.1b van deze beleidsregel.

  • 3.

    Met betrekking tot Aanbestedingen kán er sprake zijn van een integriteitsrisico wanneer zich een van de situaties genoemd in artikel 2.87 Aanbestedingswet 2012 voordoet. Van een integriteitsrisico is in ieder geval sprake als een situatie als bedoeld in artikel 3.1b van deze beleidsregel zich voordoet.

  • 4.

    De gemeente kan, in aanvulling op artikel 2.86 lid 3 van de Aanbestedingswet 2012, gedragingen en omstandigheden van aan de Partij gelieerde partijen of personen bij de beoordeling van de vraag of er sprake is van een Integriteitsrisico betrekken. Onder gelieerde (rechts)personen worden in ieder geval verstaan zij die:

    • direct of indirect leiding aan Partij geven of hebben gegeven;

    • bij de uitvoering van de overheidsopdracht een belangrijke rol vervullen of hebben vervuld;

    • over Partij zeggenschap hebben of hebben gehad;

    • aan Partij vermogen verschaffen of hebben verschaft;

    • onderdeel zijn of zijn geweest van dezelfde groep als bedoeld in artikel 2:24b BW;

    • in een zakelijk samenwerkingsverband tot Partij staan of hebben gestaan;

    • op Partij anderszins direct of indirect invloed uitoefenen of hebben uitgeoefend.

Artikel 3.1b Ernstige fouten in de uitoefening van het beroep

  • 1.

    Onder ernstige fout in de uitoefening van het beroep als bedoeld in artikel 2.87 lid 1 aanhef en onder c Aanbestedingswet verstaat de gemeente in ieder geval het in de uitoefening van het beroep of bedrijf:

    • i.

      handelen of nalaten waardoor de lichamelijke integriteit van werknemers of andere personen ernstig in gevaar wordt gebracht;

    • ii.

      begaan van overtredingen op het gebied van milieuwetgeving;

    • iii.

      als gevolg van grove nalatigheid, opzet of bewuste roekeloosheid onrechtmatig handelen waardoor ernstige schade is of kan ontstaan;

    • iv.

      het begaan van gedragingen in strijd met voor het beroep of bedrijf van Partij relevante wet- en regelgeving, mededingingsrecht, tuchtregels, toezichtsregels, gedragsregels of gedragscodes;

    • v.

      het verrichten van werkzaamheden die in strijd zijn met de openbare orde;

    • vi.

      alle andere delicten en gedragingen of omstandigheden die naar hun aard zijn aan te merken als ernstige fout in de uitoefening van het beroep;

  • 2.

    In aanvulling op het in het eerste lid bepaalde acht de gemeente een ernstige fout in de uitoefening van het beroep aanwezig indien er, al dan niet blijkend uit een Bibob-advies, gevaar bestaat dat een Overheidsopdracht door de Partij mede zal worden gebruikt om:

    • i.

      uit gepleegde strafbare feiten verkregen of te verkrijgen, op geld waardeerbare voordelen te benutten,

    • ii.

      strafbare feiten te plegen of,

    • iii.

      dat teneinde een Overheidsopdracht te sluiten een strafbaar feit is gepleegd.

Artikel 3.1c Toepassingsbereik Bibob-onderzoek

Op grond van artikel 5 lid 2 Wet Bibob en artikel 3 Besluit Bibob past het bestuursorgaan de Bibob-toets toe met betrekking tot de gunning van een overheidsopdracht of de ontbinding van een overeenkomst met de natuurlijke persoon of rechtspersoon aan wie een overheidsopdracht is gegund:

  • binnen de volgende sectoren:

    • de bouw: de aanbesteding en opdrachtverlening op het gebied van bouwkundige, elektro- en werktuigbouwkundige en water- en wegenbouwkundige werken, met inbegrip van advisering, technische en geïntegreerde technische diensten en levering materiaal,

    • de informatie- en communicatietechnologie (ICT): de aanbesteding en opdrachtverlening op het gebied van informatietechnologie (infrastructuur, adviezen, diensten en programmatuur),

    • het milieu: de aanbesteding en opdrachtverlening op het gebied van milieu, met inbegrip van advisering, technische en geïntegreerde technische diensten en levering materiaal, én:

  • er binnen deze sectoren sprake is van een openbare aanbesteding met een (gezamenlijke) opdrachtwaarde > € 1.500.000,- (excl. omzetbelasting).

Artikel 3.1d Gevolgen eigen onderzoek

  • 1. De uitkomst van een eigen onderzoek bij de gunning van een overheidsopdracht kan voor de gemeente aanleiding zijn om een Partij van een opdracht uit te sluiten, om in de overeenkomst inzake de gunning van een overheidsopdracht nadere, al dan niet ontbindende, voorwaarden op te nemen of om als voorwaarde op te nemen dat onderaannemers niet zonder toestemming van de gemeente worden gecontracteerd.

  • 2. De gemeente kan de voorwaarden, bedoeld in het eerste lid, ook in de overeenkomst opnemen, indien wordt voldaan aan één of meer van de volgende voorwaarden:

  • a.

    de gemeente heeft het eigen onderzoek nog niet of niet volledig afgerond op het moment van het sluiten van de overeenkomst;

  • b.

    het eigen onderzoek van de gemeente heeft geleid tot het aanvragen van een advies bij het Landelijk Bureau Bibob, maar dit advies is nog niet ontvangen of de procedure tot het verwerken van het advies is door de gemeente nog niet afgerond;

  • c.

    er zijn aanwijzingen dat de Partij waarmee de overeenkomst wordt of is aangegaan binnen de looptijd van de opdracht geheel of ten dele in handen komt van een andere eigenaar.

Artikel 3.1e Afweging

  • 1. Bij de beslissing om met een Partij vanwege het bestaan van een Integriteitsrisico

  • a.

    een Partij uit te sluiten van de kans op gunning van een overheidsopdracht of,

  • b.

    een reeds gesloten overheidsopdracht te beëindigen,

maakt de gemeente altijd een afweging tussen het Integriteitsrisico en de maatregel.

  • 2.

    Bij deze afweging worden de volgende aspecten betrokken:

    • a.

      de maatregelen die een Partij heeft getroffen om herhaling van het Integriteitsrisico te voorkomen;

    • b.

      de zwaarte van het Integriteitsrisico in kwestie;

    • c.

      het totale aantal Integriteitsrisico’s of onderliggende delicten of kwesties;

    • d.

      de verstreken tijd sinds het zich voordoen van het Integriteitsrisico;

    • e.

      de vraag of er reeds een (passende) sanctie is opgelegd naar aanleiding van het Integriteitsrisico in kwestie;

    • f.

      de mate van betrokkenheid van leidinggevenden of sleutelpersoneel bij het Integriteitsrisico.

Artikel 3.2 Toepassing bij vastgoedtransacties

Artikel 3.2a Het sluiten van een vastgoedtransactie

  • 1.

    Voorafgaand aan het sluiten van een vastgoedtransactie komt de gemeente altijd contractsvrijheid toe. De gemeente heeft het daaruit voortvloeiende recht om geen transactie met een Partij aan te gaan, mede of uitsluitend op basis van het feit dat de gemeente van oordeel is dat ten aanzien van die Partij een Integriteitsrisico bestaat.

  • 2.

    Met betrekking tot vastgoedtransacties bestaat een Integriteitsrisico als uit Bibob-onderzoek blijkt dat er sprake is van mindere mate of ernstig gevaar als bedoeld in artikel 3 van de wet.

  • 3.

    De gemeente kan gedragingen en omstandigheden van aan de Partij gelieerde partijen of personen bij de beoordeling van de vraag of er sprake is van een Integriteitsrisico betrekken. Onder gelieerde partijen worden in ieder geval verstaan:

personen of partijen die,

  • direct of indirect leiding aan Partij geven of hebben gegeven;

  • bij de vastgoedtransactie een belangrijke rol vervullen of hebben vervuld;

  • over Partij zeggenschap hebben of hebben gehad;

  • aan Partij vermogen verschaffen of hebben verschaft;

  • onderdeel zijn of zijn geweest van dezelfde groep als bedoeld in artikel 2:24b Burgerlijk Wetboek;

  • in een zakelijk samenwerkingsverband tot Partij staan of hebben gestaan;

  • op Partij anderszins direct of indirect invloed uitoefenen of hebben uitgeoefend.

Artikel 3.2b Toepassingsbereik Bibob-onderzoek

In geval van een vastgoedtransactie als bedoeld in artikel 1.1, aanhef en onder s., sub i, ii en iii vindt een Bibob-onderzoek plaats wanneer deze betrekking heeft op de volgende risicocategorieën:

Risicocategorieën:

  • Afvalbewerkings- en verwerkingsbedrijven;

  • Autohandel- en sloopbedrijven;

  • Beauty-, wellness- en saunabedrijven;

  • Bedrijfsverzamelgebouwen;

  • Cultureel erfgoed;

  • Dienstverleners, zoals bv kapsalons, belwinkels, internetcafé’s en niet-geregistreerde uitzendbureaus;

  • Energiecorporaties;

  • Handhavingsknelpunten;

  • Horeca-, escort-, prostitutiebedrijven en speelautomatenhallen (inclusief coffeeshops, hotels, darkrooms, seksbioscopen, sekswinkels, massagesalons);

  • Infrastructurele werken;

  • Klusbedrijven;

  • Maneges, paardenhouderijen, stoeterijen, of fokken van c.q. handelen in paarden (in de ruimste zin van het woord);

  • Overige vastgoedtransacties met betrekking tot:

    • aan- en verkoop met een koopsom van > 500.000 euro (excl. belastingen);

    • huur- en verhuur, in beginsel met uitzondering van:

      • tijdelijk of naar aard van korte duur;

      • verhuur van onroerende zaken voor educatieve, maatschappelijke en culturele doeleinden;

        • pacht, in beginsel met uitzondering van korte pacht (maximaal voor 1 jaar)

        • opstal met een taxatiewaarde van de betrokken onroerende zaak > 500.000 euro (excl. belastingen)

        • erfpacht met een taxatiewaarde van de betrokken onroerende zaak > 500.000 euro (excl. belastingen)

          • Recreatieterreinen;

          • Sportscholen;

          • Vastgoedbedrijven (bijvoorbeeld (kamer)verhuurbemiddelaars);

          • Categorieën die een sterke relatie hebben met bovenstaande.

Artikel 3.2c Gevolgen eigen onderzoek

  • 1.

    De uitkomst van een eigen onderzoek bij een vastgoedtransactie kan voor de gemeente aanleiding zijn om geen transactie aan te gaan met een Partij of, om in de transactie nadere, al dan niet ontbindende, voorwaarden op te nemen.

  • 2.

    De gemeente kan de voorwaarden, bedoeld in het eerste lid, ook in de transactie opnemen, indien sprake is van de volgende gevallen:

    • a.

      de gemeente heeft het eigen onderzoek nog niet of niet volledig afgerond op het moment van het sluiten van de overeenkomst;

    • b.

      het eigen onderzoek van de gemeente heeft geleid tot het aanvragen van een advies bij het Landelijk Bureau Bibob, maar dit advies is nog niet ontvangen of de procedure tot het verwerken van het advies is door de gemeente nog niet afgerond;

    • c.

      er zijn aanwijzingen dat de Partij waarmee de overeenkomst wordt of is aangegaan geheel of ten dele in handen komt van een andere eigenaar.

Hoofdstuk 4 Slotbepalingen

Artikel 4.1 Intrekking beleidslijn

De “Beleidsregel Bibob”, vastgesteld op 24 mei 2016 en in werking getreden op 1 juni 2016, is met de inwerkingtreding van deze beleidsregel ingetrokken.

Artikel 4.2 Inwerkingtreding

Deze beleidsregel is vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders en de burgemeester van Veldhoven, ieder voor zover bevoegd, op 21 november 2017 en treedt in werking op 1 december 2017.

Artikel 4.3 Overgangsrecht

Deze beleidsregel is van toepassing:

  • 1.

    op de datum van inwerkingtreding verleende subsidiebeschikkingen, waarop de beleidslijn van toepassing is;

  • 2.

    voor de datum van inwerkingtreding van deze beleidsregel ontvangen aanvragen om een subsidiebeschikking en de Bibob-Officier van Justitie, voordat een beslissing op de aanvraag is genomen, adviseert om een advies aan het landelijk Bureau Bibob aan te vragen.

Artikel 4.3 Citeertitel

Deze beleidsregel wordt aangehaald als ‘Beleidsregel Bibob’.

Ondertekening

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Veldhoven,

H.J. de Ruiter A.M. Demmers-van der Geest

secretaris burgemeester

De burgemeester van de gemeente Veldhoven,

A.M. Demmers-van der Geest

Bijlage 1

Horeca

Drank- en Horecavergunning

De Wet Bibob wordt toegepast op de vergunning op grond van artikel 3 van de Drank- en Horecawet voor het uitoefenen van het horecabedrijf, in beginsel met uitzondering van een horecavergunning voor:

  • *

    de zogenaamde paracommerciële instellingen als bedoeld in de Drank- en Horecawet (waaronder stichting en verenigingen op het gebied van sport en welzijn), waarvan de horeca-inrichting in eigen beheer van de rechtspersoon is en niet is verpacht aan een derde;

  • *

    slijterijen. Een slijterij kan worden gezien als detailhandel en de uitsluiting van deze vergunning is in overeenstemming met de Brief van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 5 maart 2009;

  • *

    een bouwkundige aanpassing van een bestaande horeca-inrichting waarover niet eerder een Bibob-verdenking is gerezen;

  • *

    een wijziging of toevoeging van een leidinggevende die niet tevens eigenaar/ondernemer is;

  • *

    een wijziging of toevoeging van een terras behorende bij een inrichting.

 

Horeca-exploitatievergunning

De Wet Bibob wordt toegepast op de vergunning op grond van artikel 2:14 van de Algemene plaatselijke verordening (Apv) voor de exploitatie van een horecabedrijf, in beginsel met uitzondering van een horeca-exploitatievergunning voor de op dit type vergunning van toepassing zijnde uitzonderingen genoemd bij de Drank- en Horecavergunning.

  

Bijlage 2

Omgevingsvergunning – activiteit ‘Bouw’

  

Op 1 oktober 2010 is de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) van kracht geworden. Artikel 2.1 van de Wabo vermeldt dat het verboden is zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit het bouwen van een bouwwerk (lid 1 onder a). In artikel 2.20, eerste lid van de Wabo, respectievelijk artikel 5.19, vierde lid, onder b, van de Wabo is geregeld dat een aanvraag voor een omgevingsvergunning (deels) kan worden geweigerd respectievelijk een verleende vergunning (deels) kan worden ingetrokken in het geval en onder de voorwaarden als bedoeld in artikel 3 van de Wet Bibob.

 

Beleidsuitgangspunten

Uitgaande van het doel van de Wet Bibob, het waarborgen van de integriteit van het bestuursorgaan en het voorkomen van ongewild faciliteren van criminele activiteiten en daarmee het tegenhouden van vergunningen waarbij een bepaalde mate van criminele beïnvloeding te verwachten valt, zijn beleidsuitgangspunten benoemd waarbij Bibob van toepassing is. De beleidsuitgangspunten zijn hieronder weergegeven.

 

Gebruiksoppervlakte per gebruiksfunctie

Bouwprojecten van enige omvang worden onderworpen aan een Bibob-toets. In dit kader wordt een onderscheid gemaakt tussen kleinere en grotere bouwprojecten, dit bezien in combinatie met de gebruiksoppervlakte per gebruiksfunctie.

Als eerste uitgangspunt in deze beleidslijn geldt, dat een Bibob-toets plaatsvindt in geval van een aanvraag voor een omgevingsvergunning-bouwactiviteit, waarbij sprake is van een gebruiksoppervlakte van meer dan het volgende aantal m2 per gebruiksfunctie:

 

Gebruiksfunctie Gebruiksoppervlakte

(in m2)

Bijeenkomstfunctie 500

Gezondheidsfunctie 455

Logiesfunctie 500

Onderwijsfunctie 455

Celfunctie 500

Kantoorfunctie 455

Sportfunctie 476

Winkelfunctie  500

Woonfunctie 500

Overige gebruiksfunctie 833

Industriefunctie (niet agrarisch) 1111

Industriefunctie (agrarisch)  2500

Cumulatief op zaakniveau 732

  

Cumulatie

Aanvragen voor een omgevingsvergunning-bouwactiviteit worden onderworpen aan een Bibob-toets vanaf de 4e aanvraag op jaarbasis van dezelfde aanvrager en/of betrokkenen met een gebruiksoppervlakte van meer dan het volgende aantal m2 per gebruiksfunctie:

 

Gebruiksfunctie Gebruiksoppervlakte (in m2)

Bijeenkomstfunctie 50

Gezondheidsfunctie 45

Logiesfunctie 50

Onderwijsfunctie 45

Celfunctie 50

Kantoorfunctie 45

Sportfunctie 47

Winkelfunctie  50

Woonfunctie 50

Overige gebruiksfunctie 83

Industriefunctie (niet agrarisch) 111

Industriefunctie (agrarisch)  250

Cumulatief op zaakniveau 73

 

Risicocategorieën

Een volgend uitgangspunt is het aanwijzen van specifieke risicocategorieën, die gevoelig worden geacht voor criminele invloeden. Een aanvraag voor een omgevingsvergunning-bouwactiviteit wordt aan een Bibob-toets onderworpen, indien de gebruiksoppervlakte per gebruiksfunctie meer bedraagt dan de hieronder laagst genoemde gebruiksoppervlakte per gebruiksfunctie en minder bedraagt dan of gelijk is aan de hoogst genoemde gebruiksoppervlakte per gebruiksfunctie:

 

Gebruiksfunctie Gebruiksoppervlakte (in m2)

Bijeenkomstfunctie 50 - 500

Gezondheidsfunctie 45 - 455

Logiesfunctie 50 - 500

Onderwijsfunctie 45 - 455

Celfunctie 50 - 500

Kantoorfunctie 45 - 455

Sportfunctie 47 - 476

Winkelfunctie  50 - 500

Woonfunctie 50 - 500

Overige gebruiksfunctie 83 - 833

Industriefunctie (niet agrarisch) 111 - 1111

Industriefunctie (agrarisch)  250 - 2500

Cumulatief op zaakniveau 73 - 732

 

en waarbij sprake is van een of meerdere onderstaande risicocategorieën:

 

Risicocategorieën

  • *

    Inrichtingen waarin bedrijfsmatig, in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was of anders dan om niet:

    • -

      logies wordt verstrekt (waaronder hotels, kamerverhuurbedrijven, pensions),

    • -

      dranken worden geschonken (waaronder horecabedrijven), of

    • -

      rookwaren of spijzen (waaronder coffeeshops) voor directe consumptie worden verstrekt;

  • *

    Voor het publiek toegankelijke, besloten ruimten waarin bedrijfsmatig, in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was of anders dan om niet seksuele handelingen worden verricht, seksuele diensten worden aangeboden of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden (waaronder prostitutiebedrijven, darkrooms, seksbioscopen, sekswinkels, erotische massagesalons);

  • *

    Een natuurlijke persoon, een groep van natuurlijke personen of een rechtspersoon die bedrijfsmatig, in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was of anders dan om niet seksuele handelingen verricht of seksuele diensten aanbiedt in een andere ruimte dan de bedrijfsruimte (waaronder escortbedrijven);

  • *

    Inrichtingen die in het maatschappelijk verkeer worden aangeduid als smartshops en headshops;

  • *

    Inrichtingen die zijn bestemd om het publiek de gelegenheid te geven een spel door middel van speelautomaten te beoefenen als bedoeld in artikel 30c, eerste lid, onderdeel b, van de Wet op de kansspelen (waaronder speelautomatenhallen en gamecenters);

  • *

    Afvalbewerkings- en verwerkingsbedrijven;

  • *

    Wisselkantoren;

  • *

    Kapsalons;

  • *

    Cadeauwinkels;

  • *

    Belwinkels;

  • *

    Internetcafé's;

  • *

    Niet-geregistreerde uitzendbureaus;

  • *

    Transportondernemingen;

  • *

    Autohandel (verkoop en verhuur);

  • *

    Sloopbedrijven;

  • *

    Sportscholen;

  • *

    Beauty-, welness- en saunabedrijven;

  • *

    Im- en exportbedrijven (handelsondernemingen; schoenen, kleren, onderdelen);

  • *

    Vastgoedbedrijven;

  • *

    Vrijplaatsen (locaties waar en/of groepen waartegen een effectief overheidsoptreden wordt belemmerd, leidend tot een maatschappelijk ongewenste situatie, waarbij aanwijzingen bestaan voor het aanwezig zijn van strafbare gedragingen waaronder (fiscale) fraude en waarbij we spreken over handhavingsknelpunten. De belemmering betreft soms een bestaande of vermeende dreiging, soms een sociaal-culturele hindernis);

  • *

    Vuurwerkbranche. 

    NB.: Bovenstaande opsomming van risicocategorieën is niet limitatief. Deze risicocategorieën kunnen, indien nieuwe ontwikkelingen dit noodzakelijk maken, door het bevoegd bestuursorgaan worden aangepast.

 

Bijzondere gevallen

Naast de hiervoor genoemde gevallen waarbij als regel een zogenoemde Bibob-toets plaatsvindt, kan de Wet Bibob (binnen de mogelijkheden van de wet) ook in bijzondere gevallen worden ingezet als instrument in het kader van de handhaving van (lokaal) beleid. Om die reden zal, naast de hiervoor aangeduide gevallen, ook een Bibob-toets mogelijk zijn bij een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit, waarbij op basis van feiten en omstandigheden, of gebaseerd op (aanvullend) lokaal beleid, gemotiveerd een risico-inschatting conform de Wet Bibob in dat geval geboden is. De burgemeester is via deze beleidslijn gemandateerd hiertoe dit besluit te nemen, gezien zijn/haar betrokkenheid en informatiewinning in het driehoeksoverleg.

 

Illegaal gestart

Als bijzonder geval wordt ook verstaan het reeds in aanvang hebben genomen van bouwactiviteiten, zonder dat daarvoor de vereiste vergunning is aangevraagd en

de gebruiksoppervlakte per gebruiksfunctie meer bedraagt dan de hieronder laagst genoemde gebruiksoppervlakte per gebruiksfunctie en minder bedraagt dan of gelijk is aan de hoogst genoemde gebruiksoppervlakte per gebruiksfunctie:

 

Gebruiksfunctie Gebruiksoppervlakte (in m2)

Bijeenkomstfunctie 50 - 500

Gezondheidsfunctie 45 - 455

Logiesfunctie 50 - 500

Onderwijsfunctie 45 - 455

Celfunctie 50 - 500

Kantoorfunctie 45 - 455

Sportfunctie 47 - 476

Winkelfunctie  50 - 500

Woonfunctie 50 - 500

Overige gebruiksfunctie 83 - 833

Industriefunctie (niet agrarisch) 111 - 1111

Industriefunctie (agrarisch)  250 - 2500

Cumulatief op zaakniveau 73 - 732

   

Bijlage 3

Omgevingsvergunning – activiteit ‘Milieu’

 

De Bibob-toets met betrekking tot een aanvraag als bedoeld in artikel 2.1 eerste lid, aanhef en onder i van deze beleidsregel (omgevingsvergunning – inrichtingen Wet Milieubeheer) blijft beperkt tot:

  • *

    de inrichtingen die behoren tot de risicocategorie afval, vuurwerk, transportsector en automobielbranche, alsmede:

  • *

    inrichtingen, waar bewerking, verwerking of recycling van afval of reststoffen een belangrijk onderdeel is van het productieproces,

    en betreft zowel de aanvraag van een vergunning als ook een wijzigingsvergunning.

     

    De toepassing van de Bibob-toets bij een aanvraag als bedoeld in artikel 2.1 eerste lid, aanhef en onder j (omgevingsvergunning – beperkte milieutoets) zal in beginsel beperkt blijven tot de gevallen, waarin specifieke informatie daartoe aanleiding vormt.

  

Bijlage 4

Subsidies

 

Beleidsuitgangspunten

De Wet Bibob heeft op het terrein van subsidieverlening een belangrijk doel: voorkomen dat het openbaar bestuur ongewild criminele activiteiten faciliteert met gemeenschapsgeld. Gezien de vele subsidieaanvragen die de gemeente Veldhoven jaarlijks ontvangt en het diffuse karakter van deze subsidies, is besloten niet alle aanvragen standaard aan een Bibob-onderzoek te onderwerpen.

 

Toepassingsbereik

De Bibob-toets met betrekking tot een aanvraag als bedoeld in artikel 2.1 eerste lid, aanhef en onder k van deze beleidsregel (subsidies) blijft beperkt tot:

  • *

    jaarlijkse subsidies:

    • 1.

      de top 10 van jaarlijkse subsidieontvangers die het hoogste bedrag aan subsidie ontvangen van de gemeente Veldhoven (gelijk oplopend in tijd met het collegeonderzoek);

    • 2.

      door het college nader aan te wijzen risicothema(’s) met bijbehorende voorwaarden en voorschriften.

  • *

    eenmalige subsidies: in bijzondere situaties (zie artikel 1.2 van deze beleidsregel).

 

Uitslag onderzoek

  • 1.

    Indien het college op basis van de bevindingen van het onderzoek of het advies voldoende aanwijzingen heeft dat er sprake is van een geval of voorwaarde als bedoeld in artikel 3 van de Wet Bibob kan het college beslissen:

    • a.

      Bij ernstige mate van gevaar de aangevraagde subsidie te weigeren of de verleende subsidie in te trekken, op een lager bedrag vast te stellen dan wel ten nadele van de betrokkene te wijzigen of;

    • b.

      Bij mindere mate van gevaar aan de subsidie verplichtingen te verbinden, die zijn gericht op het wegnemen of beperken van dergelijk gevaar.

Voordat een beslissing als bedoeld in het eerste lid wordt genomen, wordt de betrokkene de gelegenheid geboden om zijn zienswijze als bedoeld in artikel 4:8 van de Awb kenbaar te maken.