Beleidsregel bestuursdwang bij woningontruimingen

Geldend van 01-04-2009 t/m heden

Intitulé

Beleidsregel bestuursdwang bij woningontruimingen

Inleiding

Woningontruimingen komen nogal eens voor in de gemeente Veldhoven. Naar aanleiding van het niet (meer kunnen) voldoen aan financiële verplichtingen, slechte bewoning of overlast in de buurt door een huurder, wil een verhuurder dan wel hypotheekbank/investeerder overgaan tot ontruiming van een pand. Daartoe volgt hij een gerechtelijke procedure en de deurwaarder kondigt de ontruiming aan bij de gemeente. De gemeente past doorgaans vervolgens bestuursdwang toe bij een woningontruiming.

In 2008 zijn er 34 woningontruimingen aangekondigd door deurwaarders, waarvan er 8 daadwerkelijk zijn doorgegaan. Om een beeld te krijgen van het aantal ontruimingen van de laatste jaren is hieronder een tabel opgenomen.

Jaar

Aangekondigd

Doorgegaan

Afgelast

2005

41

16

25

2006

54

22

32

2007

44

7

37

2008

34

8

26

Bij een ontruiming kunnen de volgende partijen betrokken zijn: deurwaarder, hulpofficier van justitie, gemeente Veldhoven (milieuwacht en juridisch medewerker), ontruimbedrijf voor transport, vernietiging of opslag van de inboedel van zowel de deurwaarder als de gemeente en een taxateur. Om voor alle betrokken partijen duidelijkheid te scheppen in de werkwijze met betrekking tot bestuursdwang bij woningontruimingen en hen bij een woningontruiming de juridisch juiste werkwijze te laten volgen, is deze beleidsregel “Bestuursdwang bij woningontruimingen” opgesteld.

1. Begrippen en jurisprudentie

In deze beleidsregel komen een aantal begrippen voor die hier worden verduidelijkt.

Begrip “afstandsverklaring”

Door het ondertekenen van een afstandsverklaring, verklaart de huurder eigenaar te zijn van de inboedel afkomstig uit het te ontruimen dan wel ontruimde pand en volledig afstand te doen van deze inboedel. Ook stemt hij, door ondertekening van de afstandsverklaring, ermee in dat de genoemde inboedel zal worden afgevoerd en vernietigd.

Begrip “ontruiming”

Onder “ontruiming” wordt verstaan: het ontruimen van een pand (woning, garagebox dan wel bedrijfspand) door een deurwaarder via een gerechtelijke procedure in opdracht van de verhuurder dan wel hypotheekbank/investeerder. Een synoniem voor dit begrip is “huisuitzetting”.

Begrip “opdrachtgever”

De opdrachtgever tot ontruiming van een pand is in de meeste gevallen de verhuurder (al dan niet eigenaar zijnde) of een hypotheekbank/investeerder.

Begrip “overtreder”

In het geval van een woningontruiming is degene die opdracht geeft tot de ontruiming en daarmee ervoor zorgt dat de inboedel illegaal op het openbaar gebied komt te staan de overtreder (ABRS 7 november 2001, AB 2002, 177, Gest. 2002, 7157, nr. 6). De opdrachtgever is immers degene die de illegale situatie had kunnen voorkomen en ongedaan kan maken.

Begrip “overtreding”

De overtreding bestaat in het geval van een woningontruiming uit het overtreden van artikel 2.1.5.1 van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV). Wanneer de inboedel door de deurwaarder, in opdracht van de verhuurder of hypotheekbank/investeerder, vanuit het pand op het openbaar gebied wordt gezet, veroorzaakt dit een illegale situatie. Het is immers verboden zonder vergunning van het college van burgemeester en wethouders het openbaar gebied anders dan de publieke functie ervan te gebruiken (artikel 2.1.5.1 APV). Het college van burgemeester en wethouders zal op basis van dit artikel nooit een vergunning verlenen voor het plaatsen van de inboedel op de openbare weg, ter bescherming van de openbare orde en veiligheid op de weg. Kortom, legalisering is niet mogelijk.

Begrip “bestuursdwang”

Volgens artikel 5:21 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) wordt onder “bestuursdwang” verstaan: het door feitelijk handelen door of vanwege een bestuursorgaan optreden tegen hetgeen in strijd met bij of krachtens enig wettelijk voorschrift gestelde verplichtingen is of wordt gedaan, gehouden of nagelaten.

De bestuursdwangaanschrijving zal in principe altijd "preventief" worden opgelegd, dat wil zeggen voordat daadwerkelijk overtreding van de APV heeft plaatsgevonden, dus vóór de datum van de ontruiming. Hier wordt dus een uitzondering gemaakt op de regel dat er sprake moet zijn van een daadwerkelijke overtreding van een wettelijk voorschrift, wil het instrument bestuursdwang toegepast kunnen worden. De Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State vindt volgens bovengenoemde uitspraak preventieve bestuursdwang bij woningontruiming alleszins redelijk. Volgens de Afdeling is het niet van belang of er sprake is van dreigende ernstige schade. Het enige criterium voor preventieve bestuursdwang is “klaarblijkelijk gevaar van overtreding”. Bij een geplande ontruiming is dit gevaar volgens de Afdeling aanwezig en kan preventieve bestuursdwang worden aangezegd.

Wat betreft handhaving wordt er dus bij de procedure met betrekking tot een ontruiming afgeweken van de Handhavingstrategie “Zo handhaven we in Brabant” en de door de gemeente ontwikkelde brochure over handhaving.

Jurisprudentie

Een uitspraak van de Raad van State op 7 november 2001 (Brunssum) heeft er toe geleid dat degene die opdracht geeft tot ontruiming, in de meeste gevallen de verhuurder, er ook voor moet zorgen dat de inboedel niet op straat achterblijft.

Dreigt de inboedel niet te worden opgeruimd, dan kan de gemeente op grond van art 2.1.5.1 APV op voorhand overgaan tot bestuursdwang en de kosten van de toepassing van bestuursdwang verhalen op de verhuurder. Tot de uitspraak in november 2001 was er geen duidelijke jurisprudentie of de verhuurder ook als overtreder van artikel 2.1.5.1 APV kon worden gezien en of de kosten van bestuursdwang op hem verhaald konden worden. Duidelijk is nu dat de gemeente de kosten van bestuursdwang mag verhalen op de verhuurder. Bovengenoemde uitspraak creëert derhalve de mogelijkheid om kosten te verhalen, waarvoor de gemeente anders zou opdraaien.

2. Procedure

Naar aanleiding van het ontvangen deurwaardersexploot, stuurt de gemeente de opdrachtgever tot ontruiming een brief met daarin de aanzegging tot bestuursdwang vermeld. Ook de huurder wordt via een brief op de hoogte gesteld van de ontruiming en de procedure daaromheen. Vaak wordt de ontruiming vlak voor de geplande dag van de ontruiming afgebeld door de deurwaarder, omdat de huurder en verhuurder dan wel hypotheekbank/ investeerder nog een (betalings)regeling hebben getroffen.

Indien de ontruiming doorgaat, ontruimt de deurwaarder samen met zijn eigen ontruimingsploeg het pand en zet de inboedel op het openbaar gebied. Dit is een illegale situatie, want zonder vergunning van het college van burgemeester en wethouders mag het openbaar gebied anders dan de publieke functie ervan niet gebruikt worden. Er zal, ter bescherming van de openbare orde en de veiligheid op de weg, ook nooit een vergunning hiervoor verleend worden.

De gemeente geeft de overtreder een hersteltermijn om de illegale situatie ongedaan te maken, voordat overgegaan wordt tot de tenuitvoerlegging van het bestuursdwangbesluit. Indien de illegale situatie niet ongedaan gemaakt is binnen de gestelde hersteltermijn, past de gemeente bestuursdwang toe door het laten verwijderen van de inboedel van het openbaar gebied. Voordat de inboedel daadwerkelijk verwijderd wordt van het openbaar gebied, geeft de gemeente de opdracht de inboedel te laten taxeren. Afhankelijk van de waarde van de inboedel wordt de inboedel opgeslagen dan wel vernietigd. Indien de huurder een afstandsverklaring heeft getekend, wordt zijn inboedel sowieso vernietigd, ongeacht de waarde van de taxatie (indien een taxatie heeft plaatsgevonden).

2.1 Optreden van de gemeente

Als de inboedel binnen in het pand of op eigen grond blijft staan, doet de gemeente niets! Er is immers geen sprake van een overtreding.

2.1.1 Administratieve procedure gemeente

De administratieve procedure van de gemeente met betrekking tot een woningontruiming verloopt als volgt:

  • 1.

    Aanzegging door deurwaarder aan gemeenteDe deurwaarder stelt het college van burgemeester en wethouders in kennis van de op handen zijnde executie van een vonnis tot ontruiming. Op grond van artikel 14 Gerechtsdeurwaarderwet is de deurwaarder verplicht een dergelijke aanzegging zo spoedig mogelijk aan burgemeester en wethouders mee te delen.

  • 2.

    Aanzegging bestuursdwang aan opdrachtgever tot ontruiming door gemeenteHet college van burgemeester en wethouders zenden het besluit tot toepassing van bestuursdwang aan de opdrachtgever tot ontruiming (overtreder) en stelt daarin een hersteltermijn van een half uur waarbinnen de overtreder zelf nog maatregelen kan nemen om tenuitvoerlegging van het bestuursdwangbesluit te voorkomen (5:24 Awb).

  • 3.

    Informerende brief aan huurder door gemeente Het college van burgemeester en wethouders zenden een brief aan de desbetreffende huurder(s) om hen te informeren over de ontruiming en de aanzegging tot bestuursdwang aan de opdrachtgever tot ontruiming (5:24 Awb: beslissing tot toepassing van bestuursdwang dient te worden bekendgemaakt aan rechthebbende op het gebruik van de zaak ten aanzien waarvan bestuursdwang zal worden toegepast).

  • 4.

    Toepassen bestuursdwangIndien de overtreder (verhuurder dan wel hypotheekbank/investeerder) niet binnen de hersteltermijn overgaat tot het treffen van maatregelen om de illegale situatie ongedaan te maken, zal de gemeente de op de weg geplaatste goederen door middel van het toepassen van bestuursdwang laten verwijderen en opslaan of vernietigen en zodoende zorgen voor herstel van de onwettige situatie.

  • 5.

    Brief na toepassing bestuursdwang Nadat bestuursdwang daadwerkelijk is toegepast, stuurt de gemeente een brief naar de overtreder (verhuurder dan wel hypotheekbank/investeerder) dat bestuursdwang is toegepast en vermeld daarin dat de kosten met betrekking tot bestuursdwang worden verhaald op hem (en dat de rekening later volgt). In veel gevallen kan er geen brief naar de voormalig huurder worden verstuurd, omdat er geen nieuw adres bekend is bij de gemeente. Indien dit wel het geval is, wordt de voormalig huurder per brief op de hoogte gesteld van wat er met zijn inboedel is gebeurd (vernietiging of opslag).

  • 6.

    Brief voor kostenverhaal bestuursdwangDe kosten met betrekking tot bestuursdwang worden verhaald op de overtreder (verhuurder dan wel hypotheekbank/investeerder). Een afschrift van deze brief wordt naar de afdeling Financiën gestuurd, zodat zij het te ontvangen bedrag kunnen opvoeren in de financiële administratie.

2.2 Taxatie

Wanneer de inboedel door de deurwaarder op openbaar gebied wordt gezet en niet binnen de gestelde termijn van het openbaar gebied is verwijderd, legt de gemeente de bestuursdwang ten uitvoer.

Bestuursdwang toepassen betekent in dit geval dat de gemeente de op openbaar gebied gezette inboedel zal laten verwijderen.Voordat de inboedel daadwerkelijk verwijderd wordt van het openbaar gebied, geeft de gemeente de opdracht de inboedel te laten taxeren op het openbaar gebied (en niet binnen in het pand). Afhankelijk van de waarde van de inboedel wordt de inboedel opgeslagen dan wel vernietigd. Indien de huurder een afstandsverklaring heeft getekend, wordt zijn inboedel sowieso vernietigd, ongeacht de waarde van de taxatie.

Afstandsverklaring

Als de huurder afstand doet van zijn inboedel door middel van het ondertekenen van een afstandsverklaring, wordt de inboedel verwijderd van het openbaar gebied, afgevoerd en vernietigd. Dit ondanks de taxatiewaarde van de inboedel waarvoor opslag noodzakelijk is. Wordt de afstandsverklaring niet ondertekend, dan kan opslag noodzakelijk zijn, afhankelijk van de taxatiewaarde.

2.3 Opslag van goederen

Tot de bevoegdheid tot toepassing van bestuursdwang behoort het meevoeren en opslaan van daarvoor vatbare zaken voor zover de toepassing van bestuursdwang dit vereist (art. 5:29 lid 1 Awb). Indien de taxatiewaarde hoger dan € 450,00 is, wordt de inboedel tijdelijk opgeslagen (indien er geen afstandsverklaring is ondertekend door de huurder).

2.3.1 Proces-verbaal

Als tot opslag wordt overgegaan dient van het meevoeren een proces-verbaal te worden opgemaakt (artikel 5:29 lid 2 Awb). Een afschrift van het proces-verbaal moet zo spoedig mogelijk verzonden worden aan degene die de zaken/goederen onder zijn beheer had, wat in de meeste gevallen de huurder zal zijn (artikel 5:30 lid 2 Awb juncto artikel 5:30 lid 3 Awb juncto artikel 5:29 lid 2 Awb). Ook aan de overtreder zal een proces-verbaal worden verzonden. Dit in verband met het bepalen van de termijn van opslag in evenredigheid met de waarde van de zaak (zie bij ‘uitzondering’).

De gemeente moet zorg dragen voor opslag van de meegevoerde zaken. Het ontruimbedrijf draagt zorg voor het laden en transporteren van de inboedel. Het ontruimbedrijf vernietigt (bederfelijke waar, afval en andere zaken zonder waarde) of slaat de inboedel tijdelijk op (indien de taxatiewaarde hoger is dan € 450,00).

2.3.2 Opslagtermijn

Ingevolge artikel 5:30 lid 1 Awb moeten de zaken 13 weken worden bewaard. Na het verstrijken van deze termijn heeft de gemeente de keuze, afhankelijk van de aard van de goederen, tussen:

  • ¨

    Verkoop;

  • ¨

    Overdragen om niet (gratis) aan een derde;

  • ¨

    Vernietigen.

Uitzondering op de 13 weken termijn is het geval waarbij de kosten van het toepassen van bestuursdwang, vermeerderd met de kosten van verkoop, overdracht om niet of de kosten van vernietiging, in verhouding tot de waarde van de goederen onevenredig hoog zouden worden. In dat geval mag de gemeente na twee weken na verzending van het proces-verbaal overgaan tot verkoop, overdracht of vernietiging (artikel 5:30 lid 2 juncto artikel 5:30 lid 3 Awb).

Recht op opbrengst vanuit verkoop

Gedurende drie jaren na het tijdstip van verkoop heeft degene die op dat tijdstip eigenaar was (de uitgezette persoon, huurder ontruimde woning), recht op de opbrengst van de zaak onder aftrek van de ingevolge artikel 5:25 verschuldigde kosten en de kosten van de verkoop (artikel 5:30 lid 4 Awb). Na het verstrijken van die termijn vervalt het eventuele batige saldo aan de rechtspersoon waartoe het bestuursorgaan behoort (de gemeente). Dit betekent dat een eventueel batig saldo na de verstreken termijn van drie jaar de gemeente toekomt en dat een eventueel tekort na de verkoop van de goederen na een termijn van 13 weken alsnog door de overtreder (verhuurder dan wel hypotheekbank/investeerder) vergoedt dient te worden.

Publicatie

Direct nadat de opslagtermijn van 13 weken is verlopen, plaatst de gemeente een publicatie in weekblad de Ahrenberger om de eigenaar van de inboedel op te roepen. Na betaling van de opslagkosten kan de eigenaar de inboedel terugkrijgen.

Indien de eigenaar niet komt opdagen, wordt de inboedel vernietigd dan wel verkocht.

2.3.3 Teruggave goederen

De zaken moeten weer aan de rechthebbende worden meegegeven als hij of zij daar om verzoekt. De gemeente heeft dan nog wel het zogenaamde retentierecht, hetgeen inhoudt dat de afgifte kan worden opgeschort totdat alle kosten zijn betaald (artikel 5:29 lid 4 Awb). Na betaling van de volledige opslagkosten kan de rechthebbende zijn opgeslagen inboedel terugkrijgen.

2.4 Vernietiging

De volgende goederen worden vernietigd:

  • §

    Gevaarlijke stoffen (artikel 5:30 lid 3 Awb);

  • §

    Eerder aan bederf onderhevige stoffen (artikel 5:30 lid 3 Awb);

  • §

    Goederen met waarde € 0,00 en afval.

Gevaarlijke stoffen

Zodra de milieuwacht vermoedt of ziet dat er gevaarlijke stoffen in het pand aanwezig zijn en dreigen op openbaar gebied komen te staan, meldt hij dit aan cluster Milieu van het team Vergunningen, Handhaving & Toezicht.

2.5 Kostenverhaal bestuursdwang

De gemeente kan de kosten van bestuursdwang verhalen op de overtreder (verhuurder dan wel hypotheekbank/investeerder). Artikel 5:25 lid 1 Awb bepaalt dat de overtreder de kosten verbonden aan de toepassing van bestuursdwang verschuldigd is, tenzij de kosten redelijkerwijs niet of niet geheel te zijnen laste behoren te komen. Het gaat dan om de kosten die het bestuursorgaan heeft moeten maken nadat de belanghebbenden zelf passief zijn gebleven de maatregelen te nemen om de overtreding ongedaan te maken. Dit zijn met name de directe kosten van feitelijk optreden door of vanwege het bestuursorgaan.

2.5.1 Verhaalbare kosten

Samengevat kunnen de volgende kosten worden verhaald op de overtreder:

1. Kosten verbonden aan de toepassing van bestuursdwang (art. 5:25 lid 1 Awb):

  • §

    Inzet milieuwachten (aantal uren x uurtarief);

  • §

    Taxatiekosten;

  • §

    Transportkosten;

  • §

    Vernietigingskosten;

  • §

    Opslagkosten:

    • o

      Rechthebbende, niet-overtreder zijndeKosten van bewaring worden in eerste instantie verhaald op de ontruimde (huurder). De rechthebbende, niet-overtreder zijnde, hoeft alleen de kosten van opslag van de inboedel te voldoen (en niet de overige kosten), volgens artikel 5:29 lid 4 Awb. Dit heeft te maken met het terug kunnen krijgen van zijn inboedel. Dit heeft dus niets te maken met het toepassen van bestuursdwang, waardoor de kosten voor rekening komen van de rechthebbende en (in eerste instantie) niet voor rekening van de overtreder.

    • o

      OvertrederHaalt de ontruimde de goederen niet af binnen 13 weken of binnen een andere gestelde termijn (zie uitzondering), dan kunnen deze kosten alsnog als kosten van bestuursdwang worden verhaald op de overtreder. Daarbij dient een eventuele opbrengst uit verkoop wel eerst verrekend te worden. Volgens artikel 5:25 lid 1 Awb is de overtreder immers de kosten verbonden aan de toepassing van bestuursdwang verschuldigd, tenzij de kosten redelijkerwijze niet of niet geheel te zijnen laste behoren te komen. Artikel 5:29 lid 1 Awb vermeldt dat tot de bevoegdheid tot toepassing van bestuursdwang het meevoeren en opslaan voor daarvoor vatbare zaken behoort, voor zover de toepassing van bestuursdwang dit vereist. Dit betekent dat de opslag gerekend wordt tot het toepassen van bestuursdwang en de kosten volgens artikel 5:25 lid 1 Awb dus verhaald kunnen worden op de overtreder.

2. Kosten verbonden aan de voorbereiding van bestuursdwang, nadat de hersteltermijn is verstreken (artikel 5:25 lid 4 Awb):Artikel 5:25 lid 4 Awb geeft een uitbreiding op de kosten van toepassing van bestuursdwang, namelijk dat ook de kosten verbonden aan de voorbereiding van bestuursdwang, voor zover deze kosten zijn gemaakt na het tijdstip waarop de hersteltermijn uit artikel 5:24 lid 4 Awb is verstreken. Hierbij gaat het voornamelijk om kosten (in arbeidsuren) van ambtenaren of ander personeel dat belast wordt met de voorbereiding van de feitelijke maatregelen (door voeren van overleg met partijen of het inschakelen van een aannemer).

3. Invorderingskosten bij gebruikmaking van een dwangbevel (eventueel) (artikel 5:26 lid 1 Awb)

De kosten verbonden aan toepassing van bestuursdwang kunnen door middel van een dwangbevel ingevorderd worden. Aan het dwangbevel zal (in de regel) een verzoek tot betaling vooraf gaan. Het dwangbevel kan ook de onder de invordering vallende kosten omvatten. Onder deze kosten vallen de kosten voor een deurwaardersexploot en verdere kosten die een deurwaarder moet maken bij de executie van het dwangbevel.

4. Kosten voor bestuursdwang, ondanks dat de bestuursdwang niet of niet volledig is uitgevoerd, bij opheffing van de onwettige situatie (artikel 5:25 lid 5 Awb). Gedacht kan worden aan de kosten van ambtenaren of ander personeel dat belast wordt met de voorbereiding van de feitelijke maatregelen. Veel tijd kan nodig zijn voor het inschakelen van de uitvoerende ambtelijke diensten (of voor het voeren van overleg met particuliere aannemers die zullen worden ingeschakeld). De arbeidsuren die hiermee gemoeid zijn, kunnen als kosten van voorbereiding worden beschouwd;

5. De schade toegebracht aan derden/niet-overtreders als gevolg van het betreden van terrei nen van derden/niet-overtreders bij de toepassing van bestuursdwang (artikel 5:25 lid 6 Awb)

2.5.2 Niet verhaalbare kosten

De kosten die zijn gemaakt bij het uitoefenen van toezicht alsmede bij de voorbereiding van het bestuursdwangbesluit voorafgaande aan het verstrijken van de hersteltermijn kunnen niet in rekening worden gebracht (artikel 5:25 lid 4 Awb). Dit betekent dus dat de kosten van de juridisch medewerker van de gemeente Veldhoven die het bestuursdwangbesluit voorbereidt en opstelt niet in rekening kunnen worden gebracht.

3. Inwerkingtreding

Deze beleidsregel treedt in werking op 1 april 2009.