Regeling vervallen per 01-01-2021

De Verordening op de heffing en de invordering van toeristenbelasting 2020

Geldend van 10-12-2019 t/m 31-12-2020

Intitulé

De Verordening op de heffing en de invordering van toeristenbelasting 2020

De raad van de gemeente Venlo;

gelezen het voorstel van het college van 1 oktober 2019, registratienummer 1475457;

gelet op artikel 224 van de Gemeentewet;

besluit vast te stellen:

De Verordening op de heffing en de invordering van toeristenbelasting 2020

(Verordening toeristenbelasting 2020)

Artikel 1. Definities

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    vakantieonderkomens: woningen en andere verblijven, niet-zijnde mobiele kampeeronderkomens, stacaravans, hotels, bed and breakfast en groepsaccommodaties in hoofdzaak bestemd voor dan wel gebezigd als verblijf voor vakantie- en andere recreatieve doeleinden;

  • b.

    mobiele kampeeronderkomens: tenten, vouwwagens, kampeerauto's, toercaravans, en soortgelijke onderkomens dan wel soortgelijke voertuigen welke bestemd zijn dan wel gebezigd worden als verblijf voor vakantie en andere recreatieve doeleinden;

  • c.

    bed and breakfast: een volgens het bestemmingsplan aan een woonfunctie ondergeschikt kleinschalig recreatief verblijf van maximaal 5 kamers c.q. 10 personen;

  • d.

    Stacaravans: caravans die zijn neergezet op een seizoens- vaste seizoens- of jaarplaats, welke in beginsel als geheel, maar niet regelmatig over de weg door een gemotoriseerd voertuig vervoerd kunnen worden en die in hoofdzaak zijn bestemd dan wel wordt gebezigd om voor langere tijd als verblijf te dienen voor vakantie en andere recreatieve doeleinden;

  • e.

    groepsaccommodatie: een verblijfsobject dat bedoeld en geschikt is voor gezamenlijk overnachten door groepen van 20 of meer personen en beschikt over een gezamenlijke bedrijfsruimte voor minimaal 20 personen;

  • f.

    logiesverblijf: woningen en andere verblijven, of gedeelten daarvan niet zijnde verblijven als bedoeld onder a tot en met e, die voor overnachting ter beschikking worden gesteld aan derden.

  • g.

    niet beroepsmatig verhuurde ruimten: woningen en andere verblijven, of gedeelten daarvan, niet zijnde mobiele kampeeronderkomens of stacaravans, welke niet in hoofdzaak bestemd zijn als verblijf voor vakantie en andere recreatieve doeleinden, doch wel in bepaalde perioden van het jaar voor die doeleinden worden verhuurd dan wel te huur worden aangeboden

  • h.

    verhuureenheden: vakantieonderkomens, mobiele kampeeronderkomens of verhuurde ruimten die door de eigenaar of exploitant worden verhuurd voor perioden korter dan een maand aan steeds wisselende personen;

  • i.

    hotel: een gelegenheid waarin in kamers kan worden overnacht en waarbij naast een keuken ook een voor hotelgasten toegankelijke ruimte (eetzaal of restaurant) voor ontbijt aanwezig is;

  • j.

    vaste jaarplaats: een terrein of terreingedeelte op een kampeerterrein, dat is gehuurd van de exploitant van het kampeerterrein, bestemd voor het gedurende een seizoen hebben van een zelfde mobiel kampeeronderkomen, stacaravan of vakantieonderkomen, dat doorgaans na afloop van het seizoen niet wordt verwijderd voor het gebruik door de huurders voor toeristische of recreatieve doeleinden gedurende de totale huurperiode;

  • k.

    vaste seizoenplaats: een gehuurd terrein of terreingedeelte op een kampeerterrein, dat is gehuurd van de exploitant van het kampeerterrein, dat bestemd is voor het gedurende een seizoen hebben van een zelfde mobiel kampeeronderkomen, stacaravan of vakantieonderkomen, dat doorgaans na afloop van het seizoen niet wordt verwijderd en waarin het gedurende de winterperiode niet toegestaan is om te overnachten;

  • l.

    seizoenplaats: een terrein of terreingedeelte op een kampeerterrein dat is gehuurd van de exploitant van het kampeerterrein, bestemd voor het gedurende een seizoen hebben van een zelfde mobiel kampeeronderkomen, stacaravan, dat doorgaans na afloop van het seizoen van de plaats wordt verwijderd, voor het gebruik door de huurders voor toeristische of recreatieve doeleinden gedurende de totale huurperiode;

  • m.

    toeristische plaats: een terrein of terreingedeelte, gelegen op een kampeerterrein, dat bestemd is voor het gedurende een jaar of seizoen plaatsen van steeds wisselende mobiele kampeeronderkomens;

  • n.

    kampeerterrein: een terrein dat bestemd is om te worden gebruikt voor verblijfsrecreatie;

  • o.

    arrangement: een reservering op een toeristische plaats voor een gezin, echtpaar of samen reizende personen gedurende een vooraf vastgelegde periode van minimaal vier weken voor een vast huurbedrag;

  • p.

    voorseizoenarrangement: een arrangement lopend vanaf het begin van het kampeerseizoen en eindigend aan het eind van de maand juni;

  • q.

    verlengd voorseizoenarrangement: een arrangement lopend vanaf het begin van het kampeerseizoen en eindigend in de eerste helft van de maand juli;

  • r.

    naseizoenarrangement: een arrangement met een looptijd van ongeveer twee maanden, startend na het hoogseizoen en eindigend bij de afloop van het kampeerseizoen;

  • s.

    maandarrangement: een arrangement met een looptijd van één maand gedurende de maand juni of september;

Artikel 2. Belastbaar feit

Onder de naam 'toeristenbelasting' wordt een directe belasting geheven voor:

  • 1.

    het houden van verblijf met overnachting binnen de gemeente tegen een vergoeding in welke vorm dan ook door personen die niet als ingezetene met een adres in de gemeente in de basisregistratie personen zijn ingeschreven;

  • 2.

    het houden van verblijf met overnachting binnen de gemeente door personen die niet als ingezetene met een adres in de gemeente in de basisregistratie personen zijn ingeschreven, indien deze personen gedurende hun verblijf beroeps- of bedrijfsmatige werkzaamheden verrichten voor of in opdracht van anderen. Tot beroeps- of bedrijfsmatige werkzaamheden behoren niet de nevenactiviteiten van studenten.

Artikel 3. Belastingplicht

  • 1.

    Belastingplichtig is degene die gelegenheid biedt tot verblijf als bedoeld in artikel 2 in hem ter beschikking staande ruimten dan wel op hem ter beschikking staande terreinen.

  • 2.

    De belastingplichtige is bevoegd de belasting als zodanig te verhalen op degene, ter zake van wiens verblijf de belasting verschuldigd wordt.

  • 3.

    Indien met toepassing van het eerste lid geen belastingplichtige is aan te wijzen, is belastingplichtig degene die overeenkomstig het bepaalde in artikel 2 verblijf houdt.

Artikel 4. Vrijstellingen

De belasting wordt niet geheven ter zake van het verblijf:

  • 1.

    van degene, die verblijft in een toegelaten instelling als bedoeld in artikel 5, eerste lid, van de Wet Toelating Zorginstellingen;

  • 2.

    van een vreemdeling als bedoeld in artikel 29, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000, die rechtmatig in Nederland verblijft in de zin van artikel 8, letters c, d, f, g, h, van voornoemde wet, en voorzover deze persoon verblijf houdt in een gelegenheid als bedoeld in artikel 2 van de Verordening, onder verantwoordelijkheid van het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers;

  • 3.

    indien het verblijf verband houdt met het volgen van een reguliere opleiding voortgezet onderwijs dan wel beroepsonderwijs in de gemeente Venlo.

Artikel 5. Maatstaf van heffing

De belasting wordt geheven naar het aantal overnachtingen in het belastingtijdvak.

Artikel 6. Forfaitaire berekeningswijze van de maatstaf van heffing

  • 1.

    Het aantal personen dat heeft overnacht, wordt met betrekking tot:

    • a.

      mobiele kampeeronderkomens,vakantieonderkomens en stacaravans op vaste jaarplaatsen en vaste seizoenplaatsen, bepaald op 3;

    • b.

      mobiele kampeeronderkomens en stacaravans op seizoenplaatsen, bepaald op 3;

    • c.

      mobiele kampeeronderkomens en stacaravans op seizoen- of toeristische plaatsen, bepaald op:

      • i.

        2,6, indien sprake is van een voorseizoenarrangement;

      • ii.

        2,6, indien sprake is van een verlengd voorseizoenarrangement;

      • iii.

        2,4, indien sprake is van een naseizoenarrangement;

      • iv.

        2,1, indien sprake is van een maandarrangement.

  • 2.

    Het aantal malen dat door de in het eerste lid bedoelde personen is overnacht, wordt:

    • a.

      in geval van het eerste lid, sub a, bepaald op: 50;

    • b.

      b. in geval van het eerste lid, sub b, bepaald op: 50;

    • c.

      c. in geval van het eerste lid, sub c, bepaald op:

      • i.

        29, indien sprake is van een voorseizoenarrangement;

      • ii.

        39, indien sprake is van een verlengd voorseizoenarrangement;

      • iii.

        15, indien sprake is van een naseizoenarrangement;

      • iv.

        13, indien sprake is van een maandarrangement.

  • 3.

    In afwijking van de eerste twee leden wordt het forfait niet toegepast op verblijf in vakantieonderkomens, mobiele kampeeronderkomens en verhuurde ruimten, die niet door dezelfde persoon of personen worden gehuurd voor de gehele jaar-, seizoens- of arrangementenperiode, doch steeds worden gehuurd door wisselende verblijfhoudenden voor een korte periode.

Artikel 7. (Opteren voor) niet-forfaitaire maatstaf van heffing

In afwijking van het bepaalde in artikel 6 wordt op een door de belastingplichtige bij de aangifte gedane aanvraag de maatstaf van heffing vastgesteld op het werkelijk aantal overnachtingen.

Artikel 8. Belastingtarief

Het tarief per persoon per overnachting bedraagt:

  • a.

    in hotels € 2,06

  • b.

    in vakantieonderkomens, stacaravans, logiesverblijf, Bed and Breakfast en niet beroepsmatig verhuurde ruimten € 1,71

  • c.

    in mobiele kampeeronderkomens en groepsaccommodaties € 1,48

Artikel 9. Belastingjaar

  • 1.

    Voor de belastingen genoemd in artikel 6 is het belastingtijdvak gelijk aan het kalenderjaar.

  • 2.

    Voor de niet-forfaitare aanslagen is het belastingtijdvak gelijk aan het kalenderkwartaal.

Artikel 10. Wijze van heffing

De belasting wordt bij wege van aanslag geheven.

Artikel 11. Termijnen van betaling

  • 1.

    In afwijking van artikel 9, eerste lid van de Invorderingswet 1990 moet de aanslag worden betaald in twee gelijke termijnen, waarvan de eerste termijn vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede een maand later.

  • 2.

    De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in het voorgaande lid gestelde termijnen.

Artikel 12. Kwijtschelding

Bij invordering van toeristenbelasting wordt geen kwijtschelding verleend.

Artikel 13. Aanmeldingsplicht

  • 1.

    De belastingplichtige bedoeld in artikel 3, eerste lid, is gehouden, voordat hij voor de eerste maal na het in werking treden van deze verordening gelegenheid tot overnachten verschaft, zulks schriftelijk te melden aan de door het college van burgemeester en wethouders aangewezen gemeenteambtenaar, bedoeld in artikel 232, vierde lid, sub a van de Gemeentewet.

  • 2.

    De verplichting als bedoeld in het voorgaande lid geldt niet voor de belastingplichtige die met betrekking tot het jaar voorafgaand aan het belastingjaar in de heffing van de toeristenbelasting betrokken is.

Artikel 14. Registratieplicht

  • 1.

    De belastingplichtige bedoeld in artikel 3, eerste lid, is gehouden verblijfhoudenden te registreren in een daarvoor bestemd gemeentelijk nachtverblijfregister.

  • 2.

    Het college van burgemeesters en wethouders stelt via de uitvoeringsorganisatie Belastingsamenwerking Gemeenten en Waterschappen (BsGW) een model van genoemd nachtverblijfregister kosteloos digitaal beschikbaar.

  • 3.

    Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de inrichting en gebruik van het gemeentelijk nachtverblijfregister.

  • 4.

    De verplichting als bedoeld in lid 1 tot en met 3 geldt niet als in de eigen registratiesystemen dezelfde gegevens worden vastgelegd als die in het gemeentelijk nachtverblijfregister verplicht zijn gesteld.

  • 5.

    De verplichting als bedoeld in lid 1 tot en met 3 geldt niet voor zover de belastingplichtige gebruik maakt van de forfaitaire berekeningswijze van de heffingsmaatstaf als bedoeld in artikel 6.

Artikel 15. Overgangsrecht

De "Verordening toeristenbelasting 2019" vastgesteld bij raadsbesluit van 9 november 2018 wordt ingetrokken met ingang van de in artikel 17, tweede lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

Artikel 16. Inwerkingtreding

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de achtste dag na die van de bekendmaking

  • 2.

    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2020.

Artikel 17. Citeerartikel.

Deze verordening wordt aangehaald als "Verordening toeristenbelasting 2020”.

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare vergadering van 8 november 2019.

de griffier, de voorzitter,

Geert van Soest Antoin Scholten