Regeling vervallen per 01-01-2018

Besluit nadere regels maatschappelijke ondersteuning 2017 gemeente Venray

Geldend van 04-07-2017 t/m 14-12-2017

Intitulé

Besluit nadere regels maatschappelijke ondersteuning 2017 gemeente Venray

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Venray;

gelezen het voorstel, besluit vast te stellen het Besluit nadere regels maatschappelijke ondersteuning 2017 gemeente Venray

Hoofdstuk 1 Begripsomschrijvingen

In dit besluit wordt verstaan onder:

a. Budgethouder: de persoon aan wie het college een persoonsgebonden budget heeft toegekend;

b. Programma van eisen: technische omschrijving waar een maatwerkvoorziening aan moet voldoen in verband met de persoonlijke en medische kenmerken van de cliënt;

c. Verordening: Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Venray 2016.1;

d. Zzp-er: Zelfstandige zonder personeel;

e. Mantelzorg: hulp ten behoeve van zelfredzaamheid, participatie, beschermd wonen, opvang, jeugdhulp, het opvoeden en opgroeien van jeugdigen en zorg en overige diensten als bedoeld in de Zorgverzekeringswet, die rechtstreeks voortvloeit uit een tussen personen bestaande sociale relatie en die niet wordt verleend in het kader van een hulpverlenend beroep;

f. Gebruikelijke hulp: hulp die naar algemeen aanvaarde opvattingen in redelijkheid mag worden verwacht van de echtgenoot, ouders, inwonende kinderen of andere huisgenoten;

g. Mantelzorgwaardering: blijk van waardering voor verleende mantelzorg in de vorm van een geldbedrag;

h. Mantelzorger: degene die mantelzorg verricht;

i. Zorgvrager: degene die mantelzorg ontvangt;

j. Begeleiding light: is, in tegenstelling tot overige vormen van begeleiding, een onderdeel van hulp bij het huishouden; dit wordt ingezet indien cliëntfysiek wel in staat is om huishoudelijk werk te verrichten maar geestelijk niet en daarom aansporing en hulp nodig heeft.

k. Alle begrippen die in dit besluit worden gebruikt en die niet nader worden omschreven, hebben dezelfde betekenis als in de Wmo 2015 (in het bijzonder artikel 1.1.1), het Uitvoeringsbesluit en de Verordening.

Hoofdstuk 2 Algemene uitgangspunten

Artikel 2 Algemene uitgangspunten onderzoek

Bij het onderzoek gaan we ervan uit dat zelfredzaamheid en participatie in de samenleving een verantwoordelijkheid is dat elk individu heeft. Vanuit de gedachte dat de cliënt een inspanningsverplichting heeft om de eigen situatie te verbeteren, wordt beoordeeld wat cliëntzelf nog kan, zo nodig met hulp van zijn sociaal netwerk, mantelzorg, algemeen gebruikelijke dan wel algemene voorzieningen. Mocht dit alles niet leiden tot compensatie van de beperkingen in de zelfredzaamheid of participatie dan wordt tenslotte beoordeeld in hoeverre een maatwerkvoorziening een zodanig passende bijdrage kan leveren dat de cliënt in staat wordt gesteld tot zelfredzaamheid en participatie en zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kan blijven.

Hoofdstuk 3 Bijzondere bepaling over de verstrekkingsvorm van naturavoorzieningen.

Artikel 2A. Bijzondere bepaling over de verstrekkingsvorm van naturavoorzieningen.

1. Een voorziening in natura is een maatwerkvoorziening die in eigendom, in bruikleen of in de vorm van persoonlijke dienstverlening wordt verstrekt.

2. Indien de aanvrager heeft gekozen voor een maatwerkvoorziening in natura, dan wordt hem deze voorziening namens het college verstrekt en is een bruikleenovereenkomst of dienstverleningsovereenkomst tussen de leverancier en de aanvrager van toepassing. In deze overeenkomst worden de rechten en verplichtingen van de belanghebbende en van het college vastgelegd. Dit geldt niet voor kleine niet - bouwkundige of woontechnische woonvoorzieningen zoals sanitaire voorzieningen waarbij het vanwege hygiënische redenen niet gewenst is de voorziening in bruikleen te verstrekken.

Hoofdstuk 4 Bijzondere bepalingen over het persoonsgebonden budget.

Artikel 3. Bijzondere bepalingen over het persoonsgebonden budget

1. Verstrekking van een maatwerkvoorziening in de vorm van een persoonsgebonden budget is slechts mogelijk indien de cliënt zich, bij voorkeur in zijn persoonlijk plan doch in ieder geval schriftelijk, gemotiveerd op het standpunt stelt dat hij de maatwerkvoorziening als een persoonsgebonden budget geleverd wenst te krijgen.

2. Naast de gronden vermeld in artikel 12 lid 2 van de verordening, kunnen er op grond van individuele omstandigheden bezwaren van zodanige aard zijn dat geen persoonsgebonden budget zal worden toegekend. Dit omdat de cliënt, al of niet met hulp, onvoldoende in staat is te achten tot een redelijke waardering van zijn belangen of tot het uitvoeren van aan een persoonsgebonden budget verbonden taken. Dit is bijvoorbeeld het geval bij een cliënt met verslavingsproblematiek.

3. De met een persoonsgebonden budget te realiseren maatwerkvoorziening ten behoeve van het wonen in de vorm van een (niet-) bouwkundige of (niet-) woontechnische woonvoorziening, een uitraasruimte of onderhouds-, keurings- of reparatiekosten kan slechts plaatsvinden door een erkend bedrijf. Hiervan is sprake indien het bedrijf is ingeschreven bij de Kamer van Koophandel en voorzien is van een BTW-nummer. Het zelf uitvoeren van werkzaamheden is niet toegestaan, tenzij hiervoor vooraf schriftelijke toestemming is verleend door het college.

4. Bij de bepaling van de hoogte van het persoonsgebonden budget wordt, conform artikel 1 en 13 van de verordening, onderscheid gemaakt tussen professionele en niet-professionele ondersteuning.

5. Er kan slechts een persoonsgebonden budget worden toegekend voor de reparatiekosten van een vervoersvoorziening (in de vorm van een scootmobiel, een al dan niet aangepaste gesloten buitenwagen dan wel een ander verplaatsingsmiddel) indien de reparatie niet veroorzaakt is door verwijtbare gedragingen en fabrieks- of wettelijke garantie niet van toepassing is.

6. De met een persoonsgebonden budget aan te schaffen maatwerkvoorziening dient te voldoen aan het in het kader van het onderzoek opgestelde programma van eisen.

7. De voorziening die de cliënt inkoopt met het persoonsgebonden budget dient nieuw, adequaat, veilig, cliëntgericht en kwalitatief verantwoord te zijn.

Artikel 4. Budgetperiode

1. Het persoonsgebonden budget voor een zaak wordt geacht in ieder geval toereikend te zijn voor een periode overeenkomend met de afschrijvingstermijn die van toepassing is op de met het persoonsgebonden budget te verwerven voorziening.

2. Het verstreken zijn van de toepasselijke afschrijvingstermijn betekent niet automatisch dat recht bestaat op een nieuwe voorziening. In zulke situaties zal altijd beoordeeld dienen te worden of de oude voorziening nog gebruikt kan worden. Belangrijk hierbij is of de oude voorziening nog in voldoende mate een passende bijdrage kan leveren aan de zelfredzaamheid en participatie van de budgethouder.

Artikel 5. Afschrijvingstermijnen

1. Voor de volgende zaken geldt een afschrijvingstermijn:

a. voor hulpmiddelen uit het kernassortiment van de leverancier:

voorzieningen voor volwassenen: 7 jaar,

voorzieningen voor kinderen: 5 jaar.

b. voor woningaanpassingen (betreft keuken, tegels, sanitair en natte cel) geldt een afschrijvingstermijn van 25 jaar. Voor een traplift geldt een afschrijvingstermijn van 10 jaar.

2. Indien de niet-bouwkundige of niet-woontechnische woonvoorziening bestaat uit een woonsanering of verhuis- en inrichtingskostenvergoeding wordt bij de bepaling van de hoogte van het persoonsgebonden budget rekening gehouden met de ouderdom van de te vervangen vloerbedekking en gordijnen. Er geldt een afschrijvingstermijn van tien jaar. Voor de bepaling van de hoogte van het persoonsgebonden budget wordt gebruik gemaakt van de Nibud prijzengids van het betreffende jaar.

Artikel 6. De hoogte van het persoonsgebonden budget voor een zaak.

1. Indien het college geen contract heeft gesloten met aanbieders van de betreffende, te verstrekken maatwerkvoorziening (in de vorm van een zaak), zoals bedoeld in artikel 13 lid 1 van de verordening, wordt op basis van twee door de cliënt op te vragen offertes alsnog de goedkoopst passende voorziening gezocht ter vaststelling van de hoogte van het persoonsgebonden budget.

2. Voor woningaanpassingen is het vorige lid slechts van toepassing indien de maatwerkvoorziening niet vermeld is in de codelijst verkorte procedure woningaanpassingen. Indien de codelijst van toepassing is, wordt de hoogte van het persoonsgebonden budget voor de betreffende maatwerkvoorziening vastgesteld als tegenwaarde van het bedrag voor die voorziening zoals vermeld in de codelijst.

3. De hoogte van het persoonsgebonden budget voor een traplift wordt toegekend op basis van twee door de Clint op te vragen offertes waarbij de goedkoopst passende voorziening gezocht wordt ter vaststelling van de hoogte van het persoonsgebonden budget.

4. Het persoonsgebonden budget voor vervoersvoorzieningen wordt toegekend op basis van de tegenwaarde van de (koop)prijs van de goedkoopst-adequate nieuwe voorziening inclusief onderhoud en WA-verzekering zoals dat door het college aan de leverancier wordt betaald waarmee de gemeente een contract heeft gesloten.

5. Het persoonsgebonden budget voor een rolstoel wordt toegekend op basis van de tegenwaarde van de (koop)prijs van de goedkoopst-adequate voorziening inclusief onderhoud zoals dat door het college aan de leverancier wordt betaald waarmee de gemeente een contract heeft gesloten.

Artikel 7. De hoogte van het persoonsgebonden budget voor dienstverlening

1. Op basis van artikel 13 lid 1 van de verordening bedraagt de hoogte van het persoonsgebonden budget voor dienstverlening in de vorm van:

- hulp bij het huishouden uitgevoerd door een professionele ondersteuner: maximaal €15,00 per uur,

- individuele begeleiding light uitgevoerd door een professionele ondersteuner: maximaal €20,75 per uur,

- individuele begeleiding basis uitgevoerd door een professionele ondersteuner: maximaal €24,00 per uur,

- individuele begeleiding basis plus uitgevoerd door een professionele ondersteuner: maximaal €36,93 per uur,

- individuele begeleiding specialistisch uitgevoerd door een professionele ondersteuner: maximaal €48,00 per uur,

- groepsbegeleiding licht uitgevoerd door een professionele ondersteuner maximaal €5,50 per uur,

- groepsbegeleiding midden uitgevoerd door een professionele ondersteuner maximaal €6,96 per uur,

- groepsbegeleiding zwaar uitgevoerd door een professionele ondersteuner maximaal €11,08 per uur,

- persoonlijke verzorging uitgevoerd door een professionele ondersteuner maximaal €35,00 per uur,

- logeren (=kortdurend verblijf) uitgevoerd door een professionele ondersteuner maximaal € 30,00 per etmaal.

2. Indien er een indicatie bestaat voor de Regiotaxi en aanvrager wenst hiervoor een persoonsgebonden budget te ontvangen dan is de hoogte van het gevraagde persoonsgebonden budget gelijk aan de gemiddelde kostprijs per deelnemer van de Regiotaxi.

Artikel 8. De hoogte van het persoonsgebonden budget voor verhuis-/inrichtingskosten en huurderving

1. De verstrekking van een persoonsgebonden budget voor verhuis-/inrichtingskosten kan plaatsvinden indien sprake is van een niet algemeen gebruikelijke verhuizing en er een medische noodzaak is voor verhuizing. De hoogte van het persoonsgebonden budget wordt bepaald op basis van de algemene uitgangspunten van het onderzoek zoals vermeld in artikel 2.

2. Voor de kosten van huurderving kan een persoonsgebonden budget verstrekt worden. Het betreft dan de situatie dat tijdelijk een aangepaste woning leegstaat in afwachting van een bewoner waarvoor een dergelijke woning een passende bijdrage aan zelfredzaamheid en participatie vormt. De hoogte van het persoonsgebonden budget is gelijk aan de kale huur van de woonruimte met een maximum van het bedrag genoemd in artikel 13 lid 1 sub a van de wet op de Huurtoeslag. Verstrekking vindt slechts plaats indien de betreffende woning voor meer dan € 5000,- is aangepast. De periode waarvoor een vergoeding wordt verstrekt bedraagt maximaal zes maanden. Onder voorwaarden is verlenging van deze termijn met maximaal drie maanden mogelijk.

Artikel 9. Besteding en verantwoording van het persoonsgebonden budget

1.De schriftelijke (zorg)overeenkomst die de budgethouder sluit met iedere persoon of instantie bij wie hij een maatwerkvoorziening inkoopt, moet in overeenstemming zijn met de door het college afgegeven beschikking (inclusief leefzorgplan). Indien het college van mening is dat de zorgovereenkomst hier niet aan voldoet, wordt de budgethouder in de gelegenheid gesteld om de overeenkomst in de gewenste zin aan te passen. De goedkeuring door het college is een voorwaarde voor de Sociale Verzekeringsbank om tot uitbetaling over te kunnen gaan. Zonder een goedgekeurde zorgovereenkomst vindt namelijk geen uitbetaling plaats. Indien het college wel akkoord is met de zorgovereenkomst dan wordt dit doorgegeven aan de Sociale Verzekeringsbank en tevens wordt dan aangegeven wat het maximumtarief is per zorgovereenkomst.

2.De budgethouder dient voor het overige te voldoen aan de voorwaarden en verplichtingen die door de Sociale Verzekeringsbank, bij of krachtens artikel 2.6.2 Wmo 2015, worden gesteld.

3.Er wordt geen vrij besteedbaar bedrag toegestaan bij de besteding van het persoonsgebonden budget. Ook is het niet toegestaan een eenmalige uitkering te verstrekken uit het persoonsgebonden budget, wel is verstrekking van een feestdagenuitkering toegestaan. De maximaal toegestane feestdagenuitkering bedraagt €50,-.

4. De hoogte van het toegekende persoonsgebonden budget is gebaseerd op een maximumtarief. Bij de besteding van het persoonsgebonden budget voor dienstverlening moet in beginsel het aantal toegekende uren worden ingekocht, al of niet tegen het maximumtarief. Het is niet toegestaan om meer uren (tegen een lager tarief) in te kopen door middel van het toegekende persoonsgebonden budget. Indien een lager tarief dan het toegekende maximumtarief wordt betaald dan wordt het restant van het persoonsgebonden budget bij afname van het aantal geïndiceerde uren teruggevorderd. Dit is ook het geval indien minder dan het aantal toegekende uren is ingekocht. Dit laatste kan overigens aanleiding zijn om tot bijstelling van de indicatie over te gaan.

Artikel 10 Besteding en verantwoording van eenmalige persoonsgebonden budgetten (tot 1-1-2017)

1. De verantwoording van het (eenmalig verstrekte) persoonsgebonden budget door de budgethouder aan het college vindt in ieder geval plaats direct na aanschaf van de voorziening waarvoor het persoonsgebonden budget is verstrekt.

2. Voor de verantwoording van het (eenmalig verstrekte) persoonsgebonden budget voor een bouwkundige of woontechnische woonvoorziening of uitraaskamer geldt, in ieder geval tot 1-1-2017, dat:

a. na voltooiing van de werkzaamheden in het kader van een dergelijke voorziening, maar uiterlijk binnen 15 maanden na het toekennen van het persoonsgebonden budget, de woningeigenaar aan het college verklaart dat de bedoelde werkzaamheden zijn voltooid,

b.de gereedmelding als bedoeld in het eerste lid vergezeld gaat van een verklaring dat bij het treffen van de voorzieningen is voldaan aan de voorwaarden en verplichtingen waaronder het persoonsgebonden budget is toegekend,

op basis van de gereedmelding wordt beoordeeld of is voldaan aan voorwaarden en verplichtingen waaronder het persoonsgebonden budget is verstrekt, met name of de werkzaamheden conform het programma van eisen zijn uitgevoerd,

de gereed melding tevens geldt als een verzoek tot uitbetaling van het persoonsgebonden budget,

de budgethouder gedurende een periode van vijf jaar alle rekeningen en betalingsbewijzen met betrekking tot de werkzaamheden ter controle beschikbaar dient te houden.

3. Dit artikel wordt ingetrokken op het moment dat de Sociale Verzekeringsbank ook het trekkingsrecht van eenmalige persoonsgebonden budgetten gaat verzorgen, voorzien op 1-1-2017.

Hoofdstuk 5 Bijzondere bepalingen over de maatwerkvoorziening individuele begeleiding.

Artikel 11 Individuele begeleiding.

1. De indicatie voor het verstrekken van individuele begeleiding vindt plaats in uren. De geldigheidsduur van de indicatie is afhankelijk van het resultaat dat bereikt dient te worden om een passende bijdrage aan de zelfredzaamheid en participatie te kunnen leveren en de doelen die in dat verband gesteld worden.

2. De indicatie wordt (mede) gesteld op basis van de doelstelling, voorwaarden en normering zoals die in bijlage 1 van dit besluit is vastgelegd.

Hoofdstuk 6.Bijzondere bepaling over groepsbegeleiding.

Artikel 12. Groepsbegeleiding.

1. Deelnemers aan een voorziening in de vorm van dagbesteding kenmerken zich doordat zij: - vaak een fysieke zorgbehoefte hebben,

- een noodzaak tot structuur en regelmaat kunnen hebben,

- in een aantal situaties geen gebruik kunnen maken van standaard toegankelijke locaties.

2. De ondersteuning heeft, met inachtneming van het gestelde in onderdeel A van bijlage I van dit besluit, tot doel om cliënten te motiveren en activeren om hun kennis en vaardigheden te versterken of te vergroten, waarbij zicht op maatschappelijke participatie ontstaat en waar mogelijk re-integratie op de arbeidsmarkt wordt nagestreefd.

3. Bij de indicatiestelling is groepsbegeleiding voorliggend op individuele begeleiding indien hetzelfde doel wordt beoogd. Onderscheidend criterium hierbij is wat als meest passende bijdrage aan participatie en zelfredzaamheid wordt beoordeeld.

4. De indicatie voor het verstrekken van groepsbegeleiding vindt plaats in dagdelen. Een dagdeel staat gelijk aan maximaal vier uren. De geldigheidsduur van de indicatie is afhankelijk van het resultaat dat bereikt dient te worden om een passende bijdrage aan de zelfredzaamheid en participatie te kunnen leveren en de doelen die in dat verband gesteld worden.

5. De indicatie wordt (mede) gesteld op basis van de van de doelstelling, voorwaarden en normering zoals die in bijlage 1 van dit besluit is vastgelegd en de daarin opgenomen zelfredzaamheid-matrix.

6. Indien er vanwege een gebrek aan zelfredzaamheid een noodzaak bestaat om het vervoer naar de dagbesteding te regelen dan kan dat onderdeel zijn van de indicatie.

Hoofdstuk 7. Bijzondere bepalingen over logeren (=kortdurend verblijf).

Artikel 13. Nadere voorwaarde

Indien op basis van de aanvullende ziektekostenverzekering van cliënt de voorziening kortdurend verblijf (ook in de vorm van vervangende mantelzorg) bekostigd kan worden, dan wordt hiermee rekening gehouden.

Hoofdstuk 8. Bijzondere bepalingen over opvang en beschermd wonen.

Artikel 14. Wonen in een beschermde omgeving met 24 uurs begeleiding

Er kan een maatwerkvoorziening voor wonen in een beschermde omgeving worden toegekend gekoppeld aan 24 uurs begeleiding, die tot doel heeft om toezicht en ondersteuning te bieden aan inwoners die in een instelling wonen, maar daarnaast zo spoedig mogelijk en voor zover haalbaar naar een lichtere vorm van begeleiding of wonen kunnen worden toegeleid.

Artikel 15. Nadere voorwaarde beschermd wonen

Een cliënt kan in aanmerking komen voor een maatwerkvoorziening voor beschermd wonen indien voldaan wordt aan de criteria vermeld in artikel 19 lid 4 van de verordening en hij afhankelijk is van anderen om zich staande te houden in het dagelijks bestaan en niet beschikt over andere mogelijkheden dan beschermd wonen om zichzelf op eigen kracht te handhaven in de samenleving.

Artikel 16. Tijdelijk onderdak in afwachting van een mogelijkheid voor zelfstandig wonen

Er kan een maatwerkvoorziening voor opvang worden toegekend om een tijdelijk dak boven het hoofd te bieden, indien de cliënt niet in staat is zich op eigen kracht te handhaven, terwijI een mogelijkheid tot zelfstandig wonen van de cliënt wordt georganiseerd met of zonder begeleiding.

Artikel 17. Nadere voorwaarden opvang

1. Een cliënt kan in aanmerking komen voor een maatwerkvoorziening voor opvang indien voldaan wordt aan de criteria vermeld in artikel 19 lid 1 van de verordening of, indien hij niet dakloos is, als bewoner staat ingeschreven bij een door de gemeente erkende 24-uurs woonvoorziening en aan de overige voorwaarden van artikel 19 lid 2 van de verordening voldoet.

2. In afwijking van artikel 15 van dit Besluit en lid 1 van dit artikel wordt door een aanbieder tijdelijk een algemene voorziening ingezet in afwachting van de uitkomst van het onderzoek, zoals bedoeld in artikel 6 van de verordening.

3. Het naleven van de leef- en gedragsregels binnen de opvang maakt onderdeel uit van de afspraken die via het leefzorgplan met de cliënt worden gemaakt.

Hoofdstuk 9. Normering hulp bij het huishouden

Artikel 18. Normering

De indicatie voor hulp bij het huishouden wordt gesteld op basis van de doelstelling, voorwaarden en normering zoals die in bijlage 2 van dit besluit en in de op hulp bij het huishouden betrekking hebbende richtlijnen zijn vastgelegd.

Hoofdstuk 10. Maatwerkvoorzieningen ten behoeve van vervoer.

Artikel 19. Maatwerkvoorzieningen

Op basis van artikel 21 lid 2 van de verordening geldt het primaat van het collectief vervoer. Indien het collectief vervoer de beperkingen in het vervoer niet op passende wijze compenseert dan kan er aanleiding zijn om een andere maatwerkvoorziening te verstrekken. Deze overige vervoersvoorzieningen kunnen bestaan uit:

a. een scootmobiel,

b. een al dan niet aangepaste gesloten buitenwagen,

c. een ander verplaatsingsmiddel;

d. een persoonsgebonden budget bestemd voor de aanpassing van een eigen auto;

e. een ander verplaatsingsmiddel;

f. een persoonsgebonden budget bestemd voor de aanpassing van een eigen auto;

Artikel 20 Bovenregionale vervoersbehoefte.

Bij de te verstrekken vervoersvoorziening wordt, conform artikel 22 lid 3 en 4 van de verordening, ten aanzien van de vervoersbehoefte ten behoeve van maatschappelijke participatie uitsluitend rekening gehouden met de verplaatsingen in de directe woon- en leefomgeving in het kader van het leven van alledag, tenzij zich een uitzonderingssituatie voordoet waarbij het gaat om een bovenregionaal contact, dat uitsluitend door de aanvrager zelf bezocht kan worden, terwijl het bezoek voor de aanvrager noodzakelijk is om dreigende vereenzaming te voorkomen.

Hoofdstuk 11 De mantelzorgwaardering

Artikel 21 Aanvraag

1. De aanvraag voor de mantelzorgwaardering kan uitsluitend worden ingediend door middel van het op de gemeentelijke website beschikbaar gestelde (digitale) aanvraagformulier door of namens de zorgvrager.

2. De aanvraag moet \toot- 1 oktober 2016 worden ingediend.

Artikel 22 Voorwaarden en verplichtingen

1.De zorgvrager dient woonachtig te zijn in de gemeente Venray.

2. Er moet sprake zijn van mantelzorg in de zin van artikel 1.1.1. lid 1 Wmo 2015.

3. De mantelzorger verleent op het moment van de aanvraag langer dan drie maanden,

gedurende minimaal acht uur per week, mantelzorg, niet zijnde gebruikelijke hulp.

4. De aanvrager of mantelzorger werkt mee aan een steekproefsgewijze controle indien dit van hem gevraagd wordt.

5. De mantelzorger dient, naar aanleiding van de aanvraag, in te stemmen met opname in het register van het steunpunt Mantelzorg. Dit louter met het oog op mogelijk te bieden andere vormen van waardering en ondersteuning zoals de mantelzorgwaarderingspas.

Artikel 23 Weigeringsgronden

1. De mantelzorgwaardering wordt geweigerd indien niet wordt voldaan aan de in artikel 22 beschreven voorwaarden en verplichtingen.

2. De mantelzorgwaardering wordt geweigerd indien niet tijdig, dus na 1 oktober 2016, een aanvraag is ingediend.

3. Weigering vindt eveneens plaats indien de mantelzorger in 2016 reeds op grond van deze regeling een mantelwaardering heeft ontvangen of zal ontvangen.

Artikel 24 Hoogte mantelzorgwaardering en tijdstip betaling

1. De hoogte van de mantelzorgwaardering 2016 bedraagt €65,- en is onafhankelijk van het aantal mantelzorgers van de zorgvrager.

2. Betaling van de waardering vindt plaats in november 2016. Het bedrag kan naar eigen inzicht besteed worden aan de mantelzorger(s) van de zorgvrager.

Hoofdstuk 12 Overig

Artikel 25. Nazorg.

Het college onderzoekt, conform artikel 2.3.9 lid 1 van de wet, binnen een periode van drie tot zes maanden na verstrekking of de maatwerkvoorziening de beoogde passende bijdrage aan participatie en zelfredzaamheid van de cliënt levert en of er aanleiding is om het besluit tot verstrekking van een maatwerkvoorziening in natura of in de vorm van een persoonsgebonden budget te heroverwegen. Dit onderzoek kan, indien gewenst of noodzakelijk, ieder jaar herhaald worden.

Artikel 27 Inwerkingtreding

- Dit besluit treedt in werking met ingang van 4 juli 2017.

- Het Besluit nadere regels maatschappelijke ondersteuning 2016 gemeente Venray wordt op dezelfde datum ingetrokken.

Artikel 28 Citeertitel

Dit besluit kan worden aangehaald als: Besluit nadere regels maatschappelijke ondersteuning

2017 gemeente Venray.

Bijlage 1. Doelstelling, criteria en normstelling begeleiding.

Onderdeel A. Begeleiding

Begeleiding is gericht op het bevorderen, het behoud of het compenseren van zelfredzaamheid van de cliënt. De begeleiding is bedoeld voor cliënten die zonder deze begeleiding zouden moeten verblijven in een instelling of zouden verwaarlozen.

De cliënt kan zijn aangewezen op begeleiding in de vorm van individuele begeleiding of groepsbegeleiding. Zie bladzijde 19 voor de beschrijving van het onderscheid tussen individuele begeleiding en groepsbegeleiding.

Het bevorderen, behouden of compenseren van zelfredzaamheid

Bij zelfredzaamheid in relatie tot de maatwerkvoorziening begeleiding gaat het om de lichamelijke, cognitieve en psychische mogelijkheden die de cliënt in staat stellen om binnen de persoonlijke levenssfeer te functioneren. In de eerste plaats kan het gaan om het compenseren en actief herstellen van het beperkte of afwezige regelvermogen van de cliënt, waardoor hij onvoldoende of geen regie over het eigen leven kan voeren. Het gaat dan om zaken als het helpen plannen van activiteiten, regelen van dagelijkse zaken, het nemen van besluiten en het structureren van de dag. De grens tussen de persoonsgebonden sociale omgeving en participatie is niet altijd scherp te trekken. Daarom is voor cliënten binnen de voorziening begeleiding ook ondersteuning mogelijk in de vorm van het stimuleren tot en het voorbereiden van gesprekken met instanties op het terrein van wonen, school, werk, enzovoort.. In de tweede plaats kan begeleiding de vorm aannemen van praktische hulp en ondersteuning bij het uitvoeren of het eventueel ondersteunen bij het oefenen van handelingen/vaardigheden die zelfredzaamheid tot doel hebben.

Indicatiecriteria

Om in aanmerking te komen voor de maatwerkvoorziening begeleiding moet zijn vastgesteld dat de cliënt matige tot zware beperkingen heeft op een of meer van de volgende vijf terreinen:

1. sociale redzaamheid;

2. bewegen en verplaatsen;

3. psychisch functioneren;

4. oriëntatiestoornissen;

5. probleemgedrag.

1. Bij sociale redzaamheid gaat het om de volgende aspecten:

- begrijpen wat anderen zeggen;

- een gesprek voeren;

- zich begrijpelijk maken;

- initiëren en uitvoeren eenvoudige taken;

- kunnen lezen, schrijven en rekenen;

- communicatiehulpmiddel gebruiken;

- dagelijkse bezigheden;

- problemen oplossen en besluiten nemen;

- dagelijkse routine regelen;

- zelf geld beheren;

- initiëren en uitvoeren complexere taken;

- zelf administratie zaken bijhouden.

Lichte beperkingen houden dan in dat de cliënt lichte problemen heeft met de dagelijkse routine en met het uitvoeren van vooral complexere activiteiten. Met enige stimulans en/of toezicht is hij in staat zijn sociale leven zelfstandig vorm te geven, aankopen te doen en zijn geld te beheren. Wat betreft het aangaan en onderhouden van sociale relaties, op school, op het werk, met het sociale netwerk, is er met praten bij te sturen: vanuit gezin, het sociale netwerk en/of school. De cliënt kan zelf om hulp vragen en er is geen noodzaak tot het daadwerkelijk overnemen van taken. Ook kan cliënt verwezen worden naar een algemene voorziening en kan nazorg en/of het sociaal wijkteam hierin een rol spelen. Indien sprake is van toezicht met het oog op de organisatie van het huishouden in het kader van hulp bij het huishouden dan kan de maatwerkvoorziening begeleiding light ingezet worden. Zie ook de omschrijving van het begrip begeleiding light in artikel 1 van dit Besluit.

Matige beperkingen houden dan in dat het oplossen van problemen, het zelfstandig nemen van besluiten, het regelen van dagelijkse bezigheden en de dagelijkse routine (gebrek aan dag- en nachtritme) voor de cliënt niet vanzelfsprekend zijn. Dit levert af en toe zodanige problemen op dat de cliënt afhankelijk is van hulp. De communicatie gaat niet altijd vanzelf doordat de cliënt soms niet goed begrijpt wat anderen zeggen en/of zichzelf soms niet voldoende begrijpelijk kan maken. Het niet inzetten van begeleiding kan leiden tot verwaarlozing/opname.

Zware beperkingen houden dan in dat complexe taken voor de cliënt moeten worden overgenomen. Ook het uitvoeren van eenvoudige taken en communiceren gaan moeizaam. De cliënt kan niet zelfstandig problemen oplossen en/of besluiten nemen, hij kan steeds minder activiteiten zelfstandig uitvoeren. De zelfredzaamheid wordt problematisch. Voor de dagstructuur en het voeren van de regie is de cliënt afhankelijk van de hulp van anderen.

2. Bewegen en verplaatsen

Bij zich bewegen en verplaatsen gaat het om de volgende aspecten:

- lichaamspositie handhaven;

- grove hand- en armbewegingen maken;

- fijne handbewegingen maken;

- lichtere voorwerpen tillen;

- gecoördineerde bewegingen maken met benen en voeten;

- lichaamspositie veranderen;

- trap op en af gaan zonder hulp(middelen);

- zich verplaatsen met hulp(middelen);

- voortbewegen binnenshuis, zonder hulp(middelen);

- gebruik maken van openbaar vervoer;

- eigen vervoermiddel gebruiken;

- voortbewegen buitenshuis zonder hulp(middelen);

- korte afstanden lopen;

- zwaardere voorwerpen tillen.

Lichte beperkingen houden dan in dat de cliënt niet meer zelf kan fietsen of autorijden en zich buitenshuis niet meer zonder hulpmiddel (bijvoorbeeld een rollator) kan voortbewegen. Met het gebruik van hulpmiddelen kan er nog veel, maar niet alles. Daarnaast kan de cliënt geen zware voorwerpen tillen. Het optillen van lichte voorwerpen levert soms problemen op, maar met wat hulp en eenvoudige aanpassingen lukt dit nog wel. De cliënt kan de genoemde beperkingen in voldoende mate compenseren door hulp uit de omgeving en zo nodig door de inzet van hulp bij het huishouden en/of andere maatwerkvoorzieningen.

Matige beperkingen houden dan in dat het zelfstandig opstaan uit een stoel en gaan zitten soms problemen oplevert. Fijne handbewegingen worden minder vanzelfsprekend, maar ook de grove hand- en armbewegingen beginnen problemen te geven. De cliënt kan zich, ook met behulp van een rollator of rolstoel, moeilijker zelfstandig verplaatsen. Openbaar vervoer is eigenlijk ontoegankelijk voor de cliënt geworden, maar vanuit eigen middelen of de Wmo zijn hiervoor alternatieven mogelijk.

Zware beperkingen houden dan in dat bij het opstaan uit een stoel, het gaan zitten en het in en uit bed komen de cliënt volledig moet worden geholpen. Binnenshuis is de cliënt voor zijn verplaatsingen zowel naar een andere verdieping of gelijkvloers volledig afhankelijk van hulpmiddelen. Voor het oppakken of vasthouden van lichte voorwerpen is hulp nodig. Ondanks het gebruik van hulpmiddelen kan de cliënt de beperkingen onvoldoende compenseren in het dagelijks leven.

3. Psychisch functioneren

Bij psychisch functioneren gaat het om de volgende aspecten:

- concentratie;

- geheugen en denken;

- perceptie van omgeving.

Lichte beperkingen houden dan in dat de cliënt lichte problemen heeft met concentreren, geheugen en denken. De oorzaak kan in verschillende problemen liggen, zoals lichte sociaal-emotionele instabiliteit, stemmingsproblemen, of prikkelgevoeligheid. De concentratie en/of capaciteit tot informatieverwerking laat af en toe te wensen over. Met hulpmiddelen en enige aansturing is de zelfredzaamheid van de cliënt voldoende te ondersteunen. Er is geen noodzaak tot het overnemen van taken.

Matige beperkingen houden dan in dat de cliënt vaak zodanige problemen heeft met de concentratie en informatieverwerking dat hiervoor hulp noodzakelijk is. Als er niet met regelmaat deskundige hulp wordt geboden, ervaart de cliënt in het dagelijks leven problemen bij de zelfredzaamheid.

Zware beperkingen houden dan in dat de cliënt ernstige problemen heeft met de concentratie, het geheugen en denken en ook de waarneming van de omgeving. Hierdoor is volledige overname van taken door een deskundige professional noodzakelijk

4. Oriëntatiestoornissen

Bij oriëntatiestoornissen gaat het om de volgende aspecten:

- oriëntatie in persoon;

- oriëntatie in ruimte;

- oriëntatie in tijd;

- oriëntatie naar plaats.

Lichte beperkingen houden dan in dat de cliënt lichte problemen heeft met het besef van tijd en/of plaats. Het herkennen van personen en de omgeving levert geen problemen op. De problemen doen zich af en toe voor en de cliënt kan zich zelfstandig redden met hulp vanuit zijn netwerk. De beperkingen vormen geen bedreiging voor zijn zelfredzaamheid, want de cliënt kan veel taken op basis van 'gewoonte' zelfstandig uitvoeren.

Matige beperkingen houden dan in dat de cliënt problemen heeft met het herkennen van personen en zijn omgeving. De zelfredzaamheid van de cliënt staat onder druk. De cliënt heeft vaak hulp nodig van anderen bij het uitvoeren van taken en het vasthouden van een normaal dagritme. Als er geen deskundige begeleiding wordt geboden, verslechtert de situatie van de cliënt.

Zware beperkingen houden dan in dat de cliënt ernstige problemen vertoont in het herkennen van personen en van zijn omgeving. Hij is gedesoriënteerd en zijn zelfredzaamheid is aangetast. Ondersteuning bij dagstructurering en bij het uitvoeren van taken is noodzakelijk, ook is het overnemen van taken aan de orde. Als er geen deskundige begeleiding geboden wordt, is opname het enige alternatief.

Indicatiecriteria voor oefenen

In geval van het oefenen (zie overzicht activiteiten begeleiding) moet bovendien zijn vastgesteld:

- dat de cliënt gemotiveerd en leerbaar is om te oefenen en trainbaar is;

- dat het oefenen programmatisch en doelmatig plaatsvindt;

- en/of dat de mantelzorg in de directe omgeving en/of de gebruikelijke zorger van de cliënt gemotiveerd en leerbaar is om te oefenen en trainbaar is.

5. Gedragsproblemen

Bij gedragsproblemen gaat het om de volgende aspecten:

- destructief gedrag (gericht op zichzelf en/of de ander, zowel letterlijk als figuurlijk);

- dwangmatig gedrag;

- lichamelijk agressief gedrag;

- manipulatief gedrag;

- verbaal agressief gedrag;

- zelfverwondend of zelfbeschadigend gedrag;

- grensoverschrijdend seksueel gedrag.

Lichte beperkingen houden dan in dat de cliënt lichte gedragsproblemen vertoont die bijsturing vereisen, maar geen directe of acute belemmering vormen voor de zelfredzaamheid. Het vertoonde gedrag kan relatief eenvoudig worden bijgestuurd door de omgeving van de cliënt, het gezin en/of de school. Bijsturing is voldoende zonder dat de overname noodzakelijk is. Ook hierbij kan een algemene voorziening, nazorg en/of het sociaal wijkteam een rol spelen.

Matige beperkingen houden dan in dat de cliënt gedrag vertoont dat bijsturing en soms (gedeeltelijke) overname van taken vereist. Het cliëntsysteem kan slechts gedeeltelijk in debijsturing van de cliënt voorzien. Het vertoonde gedrag vereist bijsturing door een deskundige professional. Als er geen deskundige bijsturing wordt geboden, verslechtert de situatie van de cliënt.

Zware beperkingen houden dan in dat de cliënt ernstig probleemgedrag vertoont en hierdoor ontstaan zelfredzaamheidproblemen. Er is deskundige professionele sturing nodig om het gedrag in goede banen te leiden. Omdat er risico's zijn voor veiligheid van de cliënt of zijn omgeving is er continu hulp of begeleiding nodig.

Overzichtactiviteiten begeleiding.

1. Het ondersteunen bij het aanbrengen van structuur, c.q. het voeren van regie.

- hulp bij initiëren of compenseren van eenvoudige of complexe taken, besluiten nemen en gevolgen daarvan wegen;

- regelen van randvoorwaarden op het gebied van wonen, onderwijs, werk, inkomen,

- iets kopen/betalen, het stimuleren tot en voorbereiden van een gesprek met dit

type instanties * (dit betreft niet het meegaan naar/aanwezig zijn bij het gesprek);

- hulp bij plannen, stimuleren en voorbespreken van activiteiten;

- hulp bij initiëren of compenseren van op/bijstellen van dag/weekplanning; dagelijkse routine **;

- inzicht geven in (mogelijke) gevolgen van besluiten;

- hulp bij zich aan regels/afspraken houden, corrigeren van besluiten of gedrag.

Deze activiteit richt zich met name op de beperkingen en stoornissen in de sociale redzaamheid,

oriëntatiestoornissen, probleemgedrag en psychosociale functies.

2. Het ondersteunen bij praktische vaardigheden/ handelingen ten behoeve van zelfredzaamheid.

- hulp bij uitvoeren of overnemen van eenvoudige of complexe taken/activiteiten, of bij oplossen van praktische problemen die buiten de dagelijkse routine vallen;

- hulp bij uitvoeren van vaardigheden die geleerd zijn tijdens AWBZ/Wlz- of GGZbehandeling, zoals sociale vaardigheden ***;

- hulp bij het beheren van (huishoud)geld;

- hulp bij de administratie (alleen in de zin van oefenen);

- hulp bij gebruik openbaar vervoer (alleen in de zin van oefenen);

- hulp bij of overnemen van post openmaken, voorlezen en regelen, afhandeling praktische zaken;

- hulp bij of overnemen van oppakken, aanreiken, verplaatsen van dagelijks

noodzakelijke dingen zoals het oppakken van dingen die op de grond zijn gevallen als een leesbril, het aanreiken van dingen die buiten bereik zijn geraakt zoals een kussen, het verplaatsen van een boek, telefoon en dergelijke;

- hulp bij plannen en stimuleren van contact in persoonsgebonden sociale omgeving;

hulp bij communicatie in de persoonsgebonden omgeving bij bijvoorbeeld afasie. Deze activiteit richt zich met name op de beperkingen in de sociale redzaamheid en het zich bewegen en verplaatsen.

3. Het bieden van toezicht.

- toezicht op en het aansturen van gedrag ten gevolge van een stoornis, thuis of elders;

- toezicht gericht op het bieden van fysieke zorg, zodat tijdig in kan worden gegrepen

bij bijvoorbeeld valgevaar, of complicaties bij een ziekte.

4. Oefenen met het aanbrengen van structuur, c.q. het voeren van regie en/of het uitvoeren

van handelingen die zelfredzaamheid tot doe! hebben.

- oefenen door de cliënt zelf: oefenen met vaardigheden (al dan niet aangeleerd tijdens AWBZ- of GGZ-behandeling) zoals gebruik geleide stok en gebruik hulpmiddelen voor communicatie, stimuleren van wenselijk gedrag, inslijpen van gedrag;

- oefenen van de mantelzorger/gebruikelijke zorger hoe om te gaan met de gevolgen van de aandoening, stoornis of beperking van de cliënt.

* Van instanties als gemeenten, woningbouwverenigingen, UWV, onderwijsinstellingen maar ook bijvoorbeeld banken mag deskundigheid in communicatie met diverse doelgroepen worden verwacht. Hulp bij het meegaan naar winkels en dergelijke behoort tot de eigen verantwoordelijkheid of kan worden ingevuld door vrijwilligers.

** Hierbij moet worden gedacht aan opstaan, wassen, aankleden, eten en op tijd klaar staan. *** Hierbij moet worden gedacht aan het maken van afspraak voor bezoek en sturen van een (verjaardags)kaart.

Onderdeel B. Individuele en groepsbegeleiding.

Onderscheid tussen individuele begeleiding en groepsbegeleiding

Met betrekking tot de activiteit begeleiding wordt er onderscheid gemaakt tussen individuele begeleiding en groepsbegeleiding. Of de cliënt is aangewezen op individuele begeleiding of groepsbegeleiding, wordt bepaald door de afweging wat zorginhoudelijk het meest doelmatig is. Groepsbegeleiding is voorliggend op individuele begeleiding als hetzelfde doel wordt beoogd. Wanneer de begeleiding gericht is op het daadwerkelijk bieden van dagstructuur is groepsbegeleiding de aangewezen vorm van begeleiding. Echter, wanneer de

zorgbehoefte gelegen is in het bijvoorbeeld een of meerdere keren per week bieden van hulp bij het doornemen van de dag- of weekstructuur en de zorgbehoefte is niet gelegen in het daadwerkelijk bieden van die dagstructuur, dan is individuele begeleiding de aangewezen vorm om de zorgbehoefte van de cliënt in te vullen. Ook als er medische contra-indicaties zijn voor begeleiding in groepsverband, kunnen de activiteiten in de vorm van de aanspraak individuele begeleiding worden geïndiceerd. Een dagdeel begeleiding in groepsverband staat in die situatie niet gelijk aan vier uur individuele begeleiding, maar is afhankelijk van het zorgdoel. Het gaat dan om personen waarvoor op medische gronden een contra-indicatie geldt voor deelname aan een groep geboden door een instelling, zoals infectiegevaar of ernstige energetische beperkingen. Op basis van het zorgdoel voor de cliënt kunnen individuele begeleiding en begeleiding in groepsverband gecombineerd zijn aangewezen. Bij de indicatiestelling wordt er rekening mee gehouden dat deze vormen van zorg niet op hetzelfde moment van de dag kunnen plaatsvinden.

Doel van de groepsbegeleiding.

De omvang van de indicatie voor groepsbegeleiding wordt bepaald door het doel van de zorg. Daarbij kan het gaan om:

1. het bieden van een dagprogramma met als doel al dan niet aangepaste vormen van arbeid (ook vrijwilligerswerk) of school te vervangen gedurende maximaal negen dagdelen per week;

2. het bieden van activiteiten met als doel een andersoortige vorm van dagstructurering dan arbeid of school en tevens zelfredzaamheid en cognitieve capaciteiten en vaardigheden zoveel mogelijk te handhaven en/of gedragsproblematiek te reguleren gedurende maximaal negen dagdelen per week.

De dagactiviteiten in groepsverband zoals hiervoor vermeld moeten programmatisch/methodisch zijn, gericht op het structureren van de dag, op praktische ondersteuning en op het oefenen van vaardigheden die de zelfredzaamheid bevorderen. Dagbesteding houdt in een structurele tijdsbesteding met een welomschreven doel waarbij de cliënt actief wordt betrokken en die hem zingeving verleent. Hieronder wordt niet verstaan een reguliere dagstructurering zoals die in de woon-/verblijfsituatie wordt geboden of een welzijnsactiviteit zoals zang, bingo, uitstapjes en dergelijke.

Bij volwassenen tot de AOW-gerechtigde leeftijd die vanwege hun aandoeningen, stoornissen of beperkingen niet (meer) kunnen deelnemen aan het arbeidsproces, kan er een aanspraak zijn op begeleiding in de zin van doel 1of doel 2. Bij volwassenen die ouder zijn, kan er, op basis van hun aandoeningen, stoornissen en beperkingen, aanspraak zijn op begeleiding in de zin van doel 2

Overig

- Geldigheidsduur indicatie begeleiding met als activiteit oefenen.

- Voor de geldigheidsduur van de indicatie geldt in het algemeen dat indien er sprake is van begeleiding met het oog op de activiteit "oefenen" een maximale indicatieduur van een jaar geldt.

Gemiddelde tijden

- De gemiddelde tijd bevat de tijdsbesteding die direct gemoeid is met de directe zorg/handeling. Maar ook het binnen komen, gedag zeggen, handen wassen en het vertrekken (indirecte zorg).

Afbakening met andere wetgeving

- Afbakening Zorgverzekeringswet

De zorgverzekeringswet is verantwoordelijk voor de zogenaamde lijfsgebonden zorg. Begeleiding bij de algemene dagelijkse levensverrichtingen is een verantwoordelijkheid van de gemeente.

Onder de ADL-activiteiten vallen ook activiteiten als aan- en uitkleden, persoonlijke hygiëne, eten en drinken etc. Indien sprake is van overname van ADL-activiteiten gericht op persoonlijke zorg is de ziektekostenverzekeraar de aanwezen instantie. Als er sprake is van begeleiding bij de persoonlijke verzorging is de gemeente verantwoordelijk. Het doel van deze (gemeentelijke) persoonlijke verzorging is het ondersteunen bij, of overnemen van, activiteiten op het gebied van de persoonlijke verzorging (met inbegrip van enige begeleiding bij die activiteiten), gericht op het opheffen van een tekort aan zelfredzaamheid. De aard van de hulpvraag ligt hier nadrukkelijk niet op een behoefte aan geneeskundige zorg of een hoog risico hierop.

Persoonlijke verzorging is onder te verdelen in persoonlijke begeleiding basis en persoonlijke verzorging basis+. Bovenstaande omschrijving van de gemeentelijke persoonlijke verzorging betreft de persoonlijke begeleiding basis. Bij persoonlijke verzorging basis+ kan de inwoner erop rekenen dat de zorgaanbieder naast de planbare zorg, ook oproepbare zorg levert binnen een redelijke tijd.

Activiteiten (gemeentelijke) persoonlijke verzorging:

- Uitgangspunt bij persoonlijke verzorging is het vergroten van de zelfredzaamheid van de inwoner. Indien mogelijk wordt erop ingezet dat de inwoner in de toekomst de taken zelf of met hulp van het sociaal netwerk kan uitvoeren.

- Hulp bij Algemene Dagelijkse Levensverrichtingen (ADL-taken), zoals zich wassen, zich kleden, beweging en houden (waaronder in/uit bed gaan), eten en drinken, toiletgang en eventueel ook de controle van lichaamsfuncties.

- Hulp bij beperkingen op het vlak van zelfverzorging van haren, sieraden omdoen, zich opmaken, scheren, mond- en gebitsverzorging, hand- en voetverzorging, aanbrengen en uitdoen van prothesen, hoortoestel aan of uitzetten, bril poetsen en opzetten, medicijnen klaarzetten (m.u.v. het vullen van de weekdozen) en toedienen.

- Persoonlijke verzorging bevat ook advies, instructie en voorlichting aan de inwoner die in directe relatie staan met de persoonlijke verzorging. Hiertoe behoort ook het desgevraagd adviseren van informele verzorgers van de inwoner.

Afbakening Wet langdurige zorg

Er bestaat recht op zorg en verblijf op grond van de Wlz indien de cliënt is aangewezen op permanent toezicht en 24 uur per dag zorg in de nabijheid. ook als de cliënt aanspraak maakt op Wlz-zorg, maar deze thuis ontvangt in de vorm van een Volledig Pakket Thuis (VPT) of door eigen inkoop met een persoonsgebonden budget, kan deze geen beroep doen op de Wmo. Voor kinderen die thuis wonen met een Wlz-indicatie kunnen eventueel benodigde woningaanpassingen uit de Wlz bekostigd worden. Voor de onderdelen waarvoor geen recht op Wlz-zorg bestaat, kan de cliënt een beroep op ondersteuning door de gemeente doen. Algemene voorzieningen op grond van de Wmo, waaronder cliëntondersteuning, zijn overigens wel beschikbaar voor de cliënt met een Wlz-indicatie.

Bijlage 2. Doelstelling, criteria en normstelling hulp bij het huishouden.

Ondersteuning bij huishoudelijk werk

Ondersteuning bij huishoudelijk werk zorgt voor een bijdrage in zelfstandig leven en het voeren van een gestructureerd huishouden. Het resultaat moet zijn een schoon en leefbaar huis, dragen van schone kleding en zelfstandig thuis blijven wonen. Ondersteuning bij huishoudelijk werk bestaat dan ook uit: het overnemen van schoonmaakwerkzaamheden en het overnemen van de wasverzorging.

Leidraad tijdnormering schoonmaakwerkzaamheden

De normtijden die hieronder genoemd worden zijn bedoeld als leidraad en zeker geen vaststaand feit. Het is altijd maatwerk. In overleg met de hulpvrager wordt gezamenlijk tot een oplossing gekomen. De tijdnormering kan hierbij helpen. Deze normering is tot stand gekomen in overleg met de Participatieraad en de zorgaanbieders.

Uitgangspunt bij de tijdnormering is de grootte van de woning. De leefsituatie is alleen nog van belang bij de wasverzorging en als er meerwerkfactoren zijn als gevolg van de aanwezigheid van kinderen of extra volwassen personen. Voor de grootte van de woning hoeft slechts een verdeling te worden aangehouden tussen een woning met 2 slaapkamers of minder en een woning met meer dan 2 slaapkamers.

Uitgangspunten:

- elementaire ruimten in de woning zijn leidend. Hiermee bedoelen we: woonkamer, keuken, badkamer, slaapkamer. Het aantal volwassenen is niet leidend; er wordt gekeken naar de grootte van de woning.

- er wordt uitgegaan van de norm van sociale woningbouw (zie voor normering overzicht blz. 26); het hebben van een grote (vrijstaande) woning leidt niet tot meerhulp c.q. een hogere ureninzet.voor de aanwezigheid van kinderen kan meerhulp ingezet worden.

- het hebben van huisdieren is een eigen keuze; hier wordt niet automatisch meerhulp ingezet. Het betreft maatwerk.

- bij bepaalde problematiek (bijv. incontinentie/copd) wordt niet automatisch meerhulp ingezet. Het betreft maatwerk.

- Onder huishoudelijke taken vallen zowel uitstelbare als de niet-uitstelbare taken. Het verzorgen van kinderen valt ook onder de ondersteuning bij huishoudelijk werk.

- Niet-uitstelbare taken zijn bijv. het verzorgen van de maaltijd en het verzorgen van kinderen.

- Wel-uitstelbare taken zijn wasverzorging, lichthuishoudelijk werk en zwaar huishoudelijk werk.

- Persoonsgebonden budget ;er wordt in beginsel geen persoonsgebonden budget voor hulp bij het huishouden verstrekt als de te betrekken persoon behoort tot het sociaal netwerk van de hulpvrager.

- Spoedhulp; komt maar zelden voor. Alleen bij niet-uitstelbare taken, geen aanwezigheid van mantelzorg/sociaal netwerk en situaties waarbij geen gebruikelijke hulp aanwezig is en waarbij acuut hulp noodzakelijk is (bijv. alleenstaande ouder die ongeluk krijgt en waardoor kinderen opgevangen moeten worden).

- Geldigheidsduur indicatie; de indicatie voor hulp bij het huishouden wordt voor maximaal 5 jaar gegeven of bij kortdurende hulp bijv. na ziekenhuisopname maximaal 3 maanden.

- Iedere volwassen inwoner wordt verondersteld naast een volledige baan of opleiding een meerpersoonshuishouden te kunnen voeren.

- Overbelastinq; wanneer de gebruikelijke hulp overbelast raakt dan wel dreigt te raken dan moet dit medisch onderzocht worden; wanneer de mantelzorger overbelast raakt dan wel dreigt te raken dan kan dit medisch onderzocht worden.

- Korte levensverwachting; ter ontlasting van de leefeenheid kan hulp bij het huishouden ingezet worden ondanks aanwezigheid gebruikelijke hulp.

- Inzet van kinderen; van kinderen vanaf 13 jaar kan inzet verwacht worden in het huishouden.

I. Algemeen

Boodschappen

De boodschappenservice is algemeen gebruikelijk, beschikbaar en bruikbaar. In situaties waarbij de inwoner dusdanig beperkt is dat hij niet in staat is om gebruik te maken van een boodschappenservice, er geen mantelzorger, familie en of sociaal netwerk aanwezig kan als tijdnormering voor het samenstellen van een boodschappenlijst, bestellen en opruimen van de boodschappen gehanteerd worden: 15 minuten per week

Als er geen boodschappenservice beschikbaar is dan is de tijdnormering voor het doen van boodschappen: max. 60 minuten per week

Bereiding broodmaaltijd

Broodmaaltijd bereiden (brood smeren) 15 minuten per keer, lx per dag

's Morgens de boterhammen voor 's avonds klaarmaken en afgedekt in de koelkast bewaren.

Warme maaltijd

De maaltijdservice en kant - en klaarmaaltijden zijn algemeen gebruikelijk, beschikbaar en bruikbaar.

II. Licht en zwaar huishoudelijk werk

Licht huishoudelijk werk in huis

Stof afnemen

Opruimen

Woning met 2 slaapkamers of minder in dagelijks gebruik

40 minuten per week

Woning met 3 slaapkamers of meer in dagelijks gebruik

60 minuten per week

Zwaar huishoudelijk werk in huis

Stofzuigen

Schrobben, dweilen, schoonmaken van sanitair en keuken

Bedden verschonen

Woning met 2 slaapkamers of minder in dagelijks gebruik

70 minuten per week

Woning met 3 slaapkamers of meer in dagelijks gebruik

100 minuten per week

Mogelijke extra's

Voor slaapkamers die niet in dagelijks gebruik zijn (maximaal 2)

5 minuten per week

Meerwerk i.v.m. trap/hal eengezinswoning e.d..

10 minuten per week

Ramen wassen (alleen aan de binnenkant: een keer per kwartaal)

5 minuten per week

Voor de aanwezigheid van kinderen < 12 kan meerhulp worden geïndiceerd

max. 15 minuten per kind per week

Bij een hoge vervuilingsgraad ten gevolge van de beperking kan meerhulp worden geïndiceerd (alleen tijdelijk)

max. 30 minuten per week

Indien meer dan een volwassene aanwezig dan kan verhoging plaatsvinden van de op basis van II berekende normering met:

max. 30 minuten.

III. Wassen en strijken

Wasverzorging

Kleding en linnengoed sorteren en wassen in wasmachine

Was drogen in droogmachine

Vouwen, strijken, opbergen

Eenpersoonshuishouden: Max 45 minuten per week

Tweepersoonshuishouden: Max 60 minuten per week

Louter strijken een of meerpersoonshuishouden

Max 30 minuten per week per persoon >18 jaar

Factoren meerhulp

Aantal kinderen <18 jaar

15 min per kind per week

Het strijken van bovenkleding is opgenomen in de normtijd. Onderkleding en beddengoed wordt gevouwen.

Normering sociale woningbouw

Soort vertrek

Maximaal aantal m2

Woonkamer

30

Keuken

10

Eenpersoonsslaapkamer

10

Tweepersoonsslaapkamer

18

Toiletruimte

2

Badkamer

5

Entree/gang/hal

5

Berging

6

HET ONDERZOEKEN VAN OVERBELASTING.

Algemeen

De indicatiesteller onderzoekt altijd of er in de individuele situatie moet worden afgeweken van de algemene regels. Een van de redenen om in de individuele situatie af te wijken kan zijn dat degene van wie wordt verwacht dat zij taken overneemt, reeds overbelast dreigt te raken.

In Van Dale wordt overbelasting uitgelegd als "meer belasten dan het prestatievermogen toelaat". In medische kringen praten we dan over het (on)evenwicht tussen draagkracht (= belastbaarheid) en draag last (= belasting). Overbelasting kan veroorzaakt worden door een combinatie van symptomen van lichamelijke en/of psychische aard en wordt het bepaald door in- en uitwendige facto ren .

Factoren die van invloed zijn op de draagkracht zijn onder meer:

- lichamelijke conditie mantelzorger;

- geestelijke conditie mantelzorger;

- wijze van omgaan met problemen (coping);

- motivatie voor zorgtaak;

- sociaal netwerk.

Factoren die van invloed zijn op de draaglast zijn onder meer:

- omvang en mate van (on)planbaarheid van zorgtaken;

- ziektebeeld en prognose;

- inzicht van mantelzorger in ziektebeeld van de zorgvrager;

- woonsituatie;

- bijkomende sociale problemen;

- bijkomende emotionele problemen;

-bijkomende relationele problemen.

Onderzoek naar de draaglast-draagkracht mantelzorger.

Het kan soms heel duidelijk zijn dat de mantelzorger overbelast is, in andere gevallen is dat minder duidelijk en zal dit in het indicatieonderzoek moeten worden uitgediept. Er bestaat niet een, simpel af te nemen test, die hierover direct uitsluitsel geeft. Wel bestaan er allerlei vragenlijsten op dat gebied en kunnen door de mantelzorger ervaren klachten duiden op overbelasting. Uit een uitspraak van het Cvz (Zknr. 23010188) blijkt dat het College van mening is dat de beperkingen in de belastbaarheid vanwege de gezondheid van de mantelzorger dienen te worden beoordeeld door of onder verantwoordelijkheid van een arts. In voorkomende gevallen kan het opnemen van contact met de behandelende sector volstaan om hierover een oordeel te vormen. Dit dient dan wel onder aanwijzing van een arts te gebeuren; deze dient vervolgens ook bij het eindoordeel te worden betrokken. Indien de situatie heel erg duidelijk is dan is consultatie van een arts niet nodig.

Onderzoeksvragen.

Hieronder volgt een reeks van vragen die de indicatiesteller zou kunnen helpen bij het verkrijgen van een indruk over de eventuele overbelasting van de mantelzorger.

Wat zegt de mantelzorger er zelf over, hoe ervaart hij of zij het zorgen?

Hoe is de (lichamelijke en geestelijke) gezondheid van de mantelzorger?

Zijn er signalen van overbelasting: nervositeit, vermoeidheid?

Heeft de mantelzorger een "uitlaatklep"? Heeft hij of zij de mogelijkheid om activiteiten buitenshuis te doen? Kan iemand zijn verhaal kwijt bij vrienden, familie of professionals? Wordt er respijtzorg geboden zodat de mantelzorger even op adem kan komen?

Hoe is de relatie tussen de mantelzorger en de cliënt? Hoe stelt de cliënt zich op, veeleisend of juist dankbaar? Kan de mantelzorger grenzen aangeven en 'nee' zeggen? Is er irritatie tussen de mantelzorger en cliënt?

Heeft de mantelzorger inzicht in de ziekte van de cliënt? (Als men weet dat bepaald gedrag uit de ziekte voortkomt, kan het gemakkelijker zijn dat gedrag te accepteren.)

Hoeveel tijd heeft de mantelzorger? Heeft iemand een baan, een eigen gezin, een ander familielid dat zorg behoeft? Voorbeeld: een echtgenoot wordt ziek, terwijl zijn vrouw ook al voor haar ouders zorgt.

Is de zorg te plannen of is er continue controle en toezicht nodig?

Hoe is de prognose? (Een terminale situatie is altijd zwaar, maar een situatie die langdurig en stabiel is, kan ook veeleisend zijn.)

Wat zijn de knelpunten in de zorg?

Hoe is de woonsituatie? Woont men afgelegen, of in een flat zonder lift zodat de cliënt en de mantelzorger min of meer samen opgesloten zitten.

Symptomen die zouden kunnen wijzen op overbelasting

Diverse symptomen zijn waar te nemen bij (dreigende) overbelasting. Het is mogelijk, dat slechts een van deze symptomen waarneembaar is. Over het algemeen zullen meerdere symptomen gecombineerd optreden. De mate, waarin ze zich manifesteren, zal van persoon tot persoon verschillen. Daarnaast dient men zich te realiseren dat het hierbij om veelal aspecifieke symptomen gaat, die ook bij andere stoornissen kunnen passen (dit is een van de redenen waarom het Cvz de beoordeling hiervan bij de arts neerlegt). Het bestaan van deze symptomen moet dus als een mogelijk signaal worden opgevat. Indien er meerdere van onderstaande symptomen aanwezig zijn, is het raadzaam dat de zorger zijn huisarts raadpleegt, omdat bij langdurige aanwezigheid en/of verwaarlozing van dergelijke symptomen weer kunnen leiden tot andere, ernstige stoornissen.

Mogelijke symptomen van overbelasting zijn:

Gespannen spieren, vaak in schoudergordel en rug

Hoge bloeddruk

Gewrichtspijn

Gevoelens van slapte

Slapeloosheid

Migraine, duizeligheid

Spierkrampen

Verminderde weerstand, ziektegevoeligheid

Opvliegingen

Ademnood en gevoelens van beklemming op de borst

Plotseling hevig zweten

Gevoelens van beklemming in de hals

Spiertrekkingen in het gezicht

Verhoogde algemene prikkelbaarheid, boosheid, (verbale) agressie, zwijgen

Ongeduld

Vaak huilen

Neerslachtigheid

Isolering

Verbittering

Concentratieproblemen

Dwangmatig denken, niet meer kunnen stoppen

Rusteloosheid

Perfectionisme

Geen beslissingen kunnen nemen

Denkblokkades

Ondertekening