Regeling vervallen per 01-01-2020

Verordening subsidies peuteropvang en voor- en vroegschoolse educatie gemeente Venray 2018

Geldend van 01-01-2018 t/m 31-12-2019

Intitulé

Verordening subsidies peuteropvang en voor- en vroegschoolse educatie gemeente Venray 2018

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

a. de wet: de Algemene wet bestuursrecht;

b. de raad: de raad van de gemeente Venray;

c. het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Venray;

d. subsidie: de aanspraak op financiële middelen, door het college verstrekt, met het oog op bepaalde activiteiten van de aanvrager, anders dan als de betaling voor aan de gemeente Venray geleverde goederen of diensten;

e. subsidieverlening: het toekennen van subsidie voor een bepaalde activiteit waardoor de aanvrager een voorwaardelijke aanspraak op financiële middelen krijgt, mits de aanvrager de activiteit uitvoert en zich houdt aan opgelegde verplichtingen;

f. subsidievaststelling: het definitief beslissen dat de aanvrager subsidie ontvangt ter hoogte van een bepaald bedrag, waardoor de aanvrager een aanspraak op betaling krijgt;

g. directe subsidievaststelling: de subsidievaststelling vóór aanvang van het subsidietijdvak zonder voorafgaande subsidieverlening;

h. subsidieplafond: het bedrag dat gedurende een bepaald tijdvak ten hoogste beschikbaar is voor verstrekking van subsidies;

i. incidentele subsidie: een subsidie voor activiteiten met een incidenteel of eenmalig karakter;

j. periodieke subsidie: subsidie in de vorm van een periodieke aanspraak, voor voortdurende activiteiten die van jaar tot jaar plaatsvinden of zich uitstrekken over meerdere jaren, die voor een periode van maximaal 4 jaar aaneensluitend kan worden verstrekt;

k. Aanbieder: aanbieder van peuteropvang die is opgenomen in het Landelijk Register Kinderopvang (LRK);

l. LRK: Landelijk Register Kinderopvang waarin aanbieders van peuteropvang die voldoen aan de Wko zijn opgenomen;

m. Peuteropvang: een aanbod educatieve voorschoolse opvang voor peuters van 2 tot 4 jaar, gericht op ontwikkelingsstimulering en voorbereiding op de basisschool. Peuteropvang kan bestaan uit peuterplaatsen regulier en/of peuterplaatsen VVE en vindt plaats binnen de kinderopvang. De peuteropvang moet voldoen aan de eisen uit de Wko, het Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie en de aanvullende gemeentelijke (kwaliteits)eisen conform het besluit nadere regels peuteropvang en voor- en vroegschoolse educatie 2018;

n. Peuterplaats regulier: deelname aan peuteropvang door peuters vanaf 2 tot 4 jaar van 2 dagdelen verspreid over 2 werkdagen per week, gedurende 40 weken per jaar op een locatie die in het LRK staat geregistreerd als VVE gecertificeerd;

o. Peuterplaats VVE: deelname aan peuteropvang door doelgroep peuters (met een VVE-indicatie) vanaf 2 tot 4 jaar van minimaal 3 en maximaal 4 dagdelen per week, verspreid over tenminste 3 werkdagen, gedurende 40 weken per jaar op een locatie die in het LRK staat geregistreerd als VVE gecertificeerd.

p. Voorschoolse educatie: uitvoering van een door het college gesubsidieerd programma dat wordt aangeboden binnen de peuteropvang en dat gericht is op het voorkomen en bestrijden van taal- en ontwikkelingsachterstanden;

q. Vroegschoolse educatie: uitvoering van een door het college gesubsidieerd programma voor doelgroepkleuters dat wordt aangeboden in groep 1 en 2 van de basisschool en dat gericht is op het voorkomen en bestrijden van taal- en ontwikkelingsachterstanden;

r. VVE: Voor- en Vroegschoolse Educatie;

s. VVE-registratie: een registratie in het LRK waaruit blijkt dat de aanbieder voldoet aan de wettelijke kwaliteitseisen voor het aanbieden van voorschoolse educatie;

t. Wko: Wet kinderopvang

Artikel 2 Reikwijdte verordening

Deze verordening geldt louter voor subsidies ten behoeve van peuteropvang en voor- en vroegschoolse educatie.

Artikel 3 Uitvoering verordening

1. Het college is belast met de uitvoering van deze verordening.

2. Het college kan nadere regels vaststellen ter uitvoering van deze verordening binnen de door de raad gestelde beleidskaders.

3. Het college is bevoegd besluiten te nemen tot verlening en vaststelling van subsidies, alsmede besluiten tot weigering, intrekking of wijziging van subsidies ten behoeve van peuteropvang en voor- en vroegschoolse educatie.

Artikel 4 Subsidieplafond

Er is een subsidieplafond van toepassing. De hoogte hiervan wordt door de gemeenteraad bepaald bij het vaststellen van de begroting.

Artikel 5 Verplichtingen subsidieaanvrager

De aanbieder die subsidie aanvraagt, dient:

a. op zodanige wijze georganiseerd te zijn dat eventuele personeelsleden, vrijwilligers en degenen waarvoor activiteiten worden georganiseerd, in de gelegenheid zijn invloed uit te oefenen op zijn beleid;

b. een zodanige administratie te voeren, dat daaruit te allen tijde de rechten en verplichtingen blijken, alsmede de betalingen en ontvangsten;

c. medewerking te verlenen aan onderzoeken die het college in het kader van subsidiëring nodig acht; de medewerking strekt zover als redelijk en naar omstandigheden mogelijk is;

d. zijn bezittingen, het in dienst zijnde personeel en de bij de activiteiten betrokken vrijwilligers tegen schade en het risico van wettelijke aansprakelijkheid verzekerd te hebben.

Artikel 6 Weigeren subsidie

1. Het verlenen van subsidie kan naast de in artikel 4:25 en artikel 4:35 van de wet genoemde gevallen, geweigerd worden indien naar het oordeel van het college redenen bestaan om aan te nemen dat:

a. de activiteiten van de aanvrager niet gericht zijn op de gemeente Venray of niet in belangrijke mate ten goede komen aan de ingezetenen van de gemeente Venray, behalve als dit verklaarbaar is vanuit de regionale centrumfunctie van de gemeente Venray;

b. de subsidiegelden niet of onvoldoende zullen worden besteed aan het doel waarvoor de subsidie is aangevraagd;

c. de subsidieverlening niet past binnen het beleid van de gemeente Venray of de betreffende activiteiten in dat kader onvoldoende dan wel geen prioriteit hebben;

c. de aanvrager doelstellingen beoogt of activiteiten zal ontplooien die in strijd zijn met wetgeving, het algemeen belang of de openbare orde;

2. Subsidie wordt in ieder geval geweigerd indien de doelstellingen, activiteiten, statuten of reglementen van de aanvrager dan wel het beoogd gebruik van de subsidiegelden discriminatie oplevert wegens godsdienst, levensovertuiging, ras, geslacht, seksuele geaardheid of welke grond dan ook, behoudens het onderscheid ter opheffing van maatschappelijke achterstand.

3. Voor het weigeren van directe subsidievaststelling zijn lid 1 sub a tot en met d en lid 2 van overeenkomstige toepassing.

Artikel 7 Subsidievormen

Subsidie kan verstrekt worden in de vorm van een incidentele of een periodieke subsidie.

HOOFDSTUK 2 AANVRAAG, SUBSIDIEVERLENING EN –VASTSTELLING

Artikel 8 Subsidieaanvraag

1. De subsidie voor peuteropvang en voor- en vroegschoolse educatie wordt door de aanbieder vóór 1 juni van het kalenderjaar voorafgaand aan het subsidietijdvak aangevraagd middels het door het college ter beschikking gestelde aanvraagformulier en voorzien van de door het college gevraagde gegevens en bewijsstukken.

2. De subsidie voor vroegschoolse educatie wordt door de aanbieder aangevraagd vóór 1 november van het kalenderjaar voorafgaand aan het subsidietijdvak vergezeld van een financiële onderbouwing en een activiteitenplan dat uitvoering geeft aan het vastgestelde gemeentelijk beleid.

3. De aanvraag voor een incidentele subsidie ten behoeve van een VVE-registratie kan ingediend worden zodra een intentieverklaring, waaruit blijkt dat de aanvrager binnen twee jaar na ondertekening VVE-geregistreerde peuteropvang gaat aanbieden, kan worden overlegd.

Artikel 9 Subsidieverlening

1. Het college neemt een besluit over de verlening van een periodieke subsidie voor peuteropvang en voor- en vroegschoolse educatie uiterlijk op 31 december voorafgaande aan het jaar waarop de subsidie betrekking heeft.

2. Het college neemt een besluit over de verlening van een incidentele subsidie ten behoeve van VVE-registratie binnen acht weken na indiening van de volledige en juist ingevulde aanvraag.

3. Het college geeft in het subsidiebesluit aan welk bedrag zij voor welke activiteit verstrekt, voor welk tijdvak en met welke verplichtingen.

4. In het subsidiebesluit wordt door het college aangegeven op welke wijze tot uitbetaling van de subsidie zal worden overgegaan dan wel voorschotten worden gegeven.

5. Het college kan in het subsidiebesluit bepalen dat na afloop van de periode en/of activiteit waarvoor de subsidie is verleend, vaststelling van de subsidie plaatsvindt. In dat geval bepaalt het college bij de subsidieverlening tevens op welke wijze en naar welke maatstaven de vaststelling plaatsvindt.

Artikel 10 Subsidievaststelling

1. Indien er sprake is van een subsidieverlening ingevolge artikel 9, eerste lid, dient de subsidieontvanger vóór 1 juni van het volgende jaar een aanvraag tot vaststelling van de subsidie in.

2. Indien er sprake is van een subsidieverlening ingevolge artikel 9, tweede lid, dient de subsidieontvanger binnen 8 weken na afloop van de activiteiten ten behoeve van de VVE-registratie een aanvraag tot vaststelling van de subsidie in.

3. Bij het indienen van de aanvraag tot subsidievaststelling overlegt de subsidieontvanger de door het college nader te bepalen gegevens die voor het beoordelen van de aanvraag tot subsidievaststelling van belang zijn.

4. Het college stelt de onder lid 1 genoemde subsidie binnen 24 weken na 1 juni vast.

5. Het college stelt de onder lid 2 genoemde subsidie binnen 8 weken na ontvangst van de aanvraag tot vaststelling vast.

6. De subsidie kan naast de gevallen, vermeld in artikel 4:46, tweede en derde lid van de wet, lager worden vastgesteld, indien:

a. is gebleken dat de subsidie aan andere activiteiten is besteed dan waarvoor zij is verleend;

b. de ontvanger feitelijk niet of niet voldoende overeenkomstig zijn doelstellingen werkzaam is en hierin ondanks een schriftelijke waarschuwing geen verandering brengt;

c. de ontvanger naar het oordeel van het college een financieel wanbeleid voert;

d. de instelling bij rechterlijk vonnis is ontbonden.

Artikel 11 Subsidie-intrekking, -wijziging en -verrekening

1. Het college kan, zolang de subsidie niet is vastgesteld, de subsidieverlening intrekken of ten nadele van de aanbieder wijzigen als zich een geval voordoet als genoemd in artikel 4:48, eerste lid en artikel 4:50, eerste lid van de wet, of een geval als genoemd in het vierde lid, sub a tot en met d van artikel 11. In het geval van toepassing van artikel 4:50 van de wet moet een redelijke termijn in acht worden genomen.

2. Het college kan een vastgestelde subsidie intrekken of ten nadele van de ontvanger wijzigen in de gevallen, genoemd in artikel 4:49, eerste lid van de wet. De bepaling is ook van toepassing op de directe subsidievaststelling.

3. Een bestuurlijke geldschuld kan worden verrekend met een bestaande vordering.

Artikel 12 Controle

1. Het college is bevoegd controle uit te oefenen op de getrouwheid van de in artikel 11, lid 2 bedoelde gegevens.

2. De administratie van de subsidieontvanger dient zodanig ingericht te zijn, dat de controle op eenvoudige wijze mogelijk is.

3. De subsidieontvanger is verplicht door het college aangewezen ambtenaren of toezichthouders inzage te geven in zijn boeken en andere zakelijke bescheiden en deze desgewenst te verstrekken en toegang te verlenen tot zijn gebouwen voor zover de in het eerste lid genoemde controle dat vereist.

Artikel 13 Kennisgeving

De subsidieontvanger stelt het college onverwijld op de hoogte van:

a. het voornemen tot ontbinden van de rechtspersoon;

b. het voornemen tot het doen van aangifte van zijn faillissement of het aanvragen van surséance van betaling.

HOOFDSTUK 3 OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 14 Hardheidsclausule

Het college kan in individuele gevallen van een of meer bepalingen van deze verordening afwijken dan wel deze buiten toepassing laten, voor zover toepassing ervan voor een of meer belanghebbenden gevolgen heeft die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de bepaling(en) te dienen doelen, dan wel leidt tot onbillijkheden van zwaarwegende aard.

Artikel 15 Overgangsbepaling

Op subsidies die vóór de inwerkingtreding van deze verordening verleend of vastgesteld zijn, blijven de bepalingen zoals opgenomen in de Algemene Subsidieverordening gemeente Venray van toepassing.

Artikel 16 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2018.

Artikel 17 Citeertitel

Deze verordening kan aangehaald worden als de “Verordening subsidies peuteropvang en voor- en vroegschoolse educatie gemeente Venray 2018”.

Aldus besloten in de openbare vergadering van 19 december 2017.

Ondertekening