Beleidsregels Innovatieve particuliere initiatieven aanvullend personen vervoer Vervoerregio Amsterdam

Geldend van 21-07-2017 t/m heden met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2017

Intitulé

Beleidsregels Innovatieve particuliere initiatieven aanvullend personen vervoer Vervoerregio Amsterdam

Artikel 1 Begripsbepaling

  • a.

    ASV: de Algemene Subsidieverordening Vervoerregio Amsterdam;

  • b.

    Awb: de Algemene wet bestuursrecht;

  • c.

    dagelijks bestuur: het dagelijks bestuur van de Vervoerregio Amsterdam, als bedoeld in artikel 16 van de Gemeenschappelijke regeling Vervoerregio Amsterdam;

  • d.

    ov-kenmerken: vaste halte, vaste route, voor iedereen openstaand;

  • e.

    Vervoerregio Amsterdam: de plusregio, op grond van hoofdstuk XI van de Wet gemeenschappelijke regelingen, als bedoel in artikel 1 van de Gemeenschappelijke regeling Vervoerregio Amsterdam;

  • f.

    Subsidieverordening WP2000: Subsidieverordening Wet Personenvervoer 2000 Vervoerregio Amsterdam.

Artikel 2 Toepasselijkheid

Deze beleidsregels zijn van toepassing op subsidieaanvragen voor innovatieve voorstellen op het gebied van particuliere initiatieven voor aanvullend personen vervoer voor de periode 2013-2015. De ASV, Subsidieverordening WP2000 en titel 4.2. van de Awb zijn van overeenkomstige toepassing op deze beleidsregels, voor zover daarvan in deze regels niet wordt afgeweken.

Artikel 3 Subsidieplafond

  • 1. Het dagelijks bestuur kan per kalenderjaar een bedrag reserveren ten behoeve van het stimuleren van particulier aanvullend personen vervoer.

  • 2. Subsidie wordt slechts verleend, onder voorwaarde, dat het jaarlijks door het dagelijks bestuur vastgestelde subsidieplafond voor particulier aanvullend personen vervoer niet wordt overschreden.

  • 3. Het vastgestelde subsidieplafond bedraagt € 200.000,- per kalenderjaar voor 2013, 2014 en 2015.

  • 4. Het dagelijks bestuur verdeelt het beschikbare budget in de volgorde van ontvangst van de (volledige) aanvragen.

Artikel 4 Subsidiabele activiteiten

In aanvulling op de Subsidieverordening WP2000 kan het dagelijks bestuur een opstartsubsidie verlenen aan een aanvrager voor een project ten dienste van aanvullend personenvervoer dat naar het oordeel van het dagelijks bestuur (1) een voldoende meegewogen innovatief karakter heeft en (2) bijdraagt aan de fijnmazigheid van het openbaar vervoer in het concessiegebied.

Artikel 5 Proces

  • 1. Een aanvraag voor subsidie kan het gehele jaar worden ingediend.

  • 2. Een aanvraag voor subsidie wordt tenminste 4 maanden voor de aanvang van de start van het project waarvoor subsidie wordt aangevraagd, ingediend bij het dagelijks bestuur.

  • 3. Een aanvraag voor subsidie wordt in behandeling genomen op het moment dat de Vervoerregio heeft geconstateerd dat de aanvraag volledig is.

  • 4. Het dagelijks bestuur beslist op aanvragen binnen 12 weken.

  • 5. Het dagelijks bestuur kan zijn beslissing voor ten hoogste 20 weken verdagen. De aanvrager wordt hiervan schriftelijk in kennis gesteld.

Artikel 6 Formulieren

Het dagelijks bestuur kan formulieren voor de aanvraag van subsidie voor particuliere vormen van aanvullend personen vervoer vaststellen.

Artikel 7 Aanvraag

  • 1. De subsidieaanvraag omvat:

    • a.

      een motivatie van de aanvraag met daarin een toelichting van het innovatieve karakter en de ov-kenmerken;

    • b.

      een toekomstvisie;

    • c.

      businessplan of financiële onderbouwing;

    • d.

      een vermelding van de onderdelen waarvoor de opstartsubsidie voor particuliere initiatieven wordt aangevraagd;

    • e.

      een vervoerplan met de naam en het adres van de betrokken organisaties, de te rijden route(s), een overzicht van de halteplaatsen, dienstregeling, het verwachte aantal reizigers, het aantal geraamde dagen waarop het vervoer wordt aangeboden en een overzicht van de in te zetten (motor)voertuigen;

    • f.

      een machtiging ingeval de aanvrager optreedt namens één of meerdere organisaties;

    • g.

      een afschrift van eventueel gesloten overeenkomsten met een beroepsvervoerder voor het verrichten van het aanvullend personen vervoer;

    • h.

      een afschrift van een uittreksel Kamer van Koophandel van de aanvrager (maximaal 3 maanden oud), en voor zover de aanvrager gemachtigd is door één of meerdere organisaties, afschriften van de uittreksels uit het Handelsregister van de organisaties die hij/zij vertegenwoordigt;

    • i.

      een kopie van de communautaire vergunning (CV) als het busvervoer is of de ondernemingsvergunning taxi als het onder taxivervoer valt;

    • j.

      een kopie van de KIWA registratie van de voertuigen.

Artikel 8 Toetsingscriteria

  • 1. Voor aanvragen voor de subsidie gelden de volgende toetsingscriteria:

    • a.

      het project dient ten goede te komen aan de reiziger;

    • b.

      het vervoer ontbrekende schakels in het netwerk opvult of onrendabele lijnen op innovatieve wijze gaat vervangen;

    • c.

      het vervoer zal op geen enkele wijze het lokale / regionale door de overige concessiehouders verrichte bus- en tramvervoer hinderen;

    • d.

      het project dient nieuw te zijn;

    • e.

      de uitvoering van het project is gelegen in de Vervoerregio Amsterdam;

    • f.

      het vervoer voor alle reizigers die zich aanbieden toegankelijk is;

    • g.

      indien het vervoer wordt verricht met motorvoertuigen, dan dienen die te voldoen aan minimaal Euro V/EEV normen;

    • h.

      het materieel voldoet aan geldende wet- en regelgeving wat betreft veiligheid;

    • i.

      de motivatie, het vervoerplan en de toekomstvisie voldoende innovatief zijn en beschikken over een ov-kenmerk;

    • j.

      het vervoer wordt minimaal gedurende een hele kalenderjaar uitgevoerd;

    • k.

      het businessplan aangeeft dat de bijdrage van de Vervoerregio Amsterdam in goede verhouding staat tot het (nieuw te genereren) vervoer.

Artikel 9 Hoogte van de subsidie /subsidiabele kosten

  • 1. De opstartsubsidie voor het particulier aanvullend personen vervoer bedraagt maximaal € 75.000,- per initiatief bestaande uit:

    • a.

      max. € 2.500,- kan worden verstrekt als éénmalige tegemoetkoming in de kosten van het oprichten van een vereniging;

    • b.

      max. € 5.625,- per voertuig kan worden verstrekt als éénmalige tegemoetkoming in de kosten van het aanpassen van een voertuig voor het geschikt maken van het OV-chipkaart systeem;

    • c.

      max. € 50.000,- kan worden verstrekt als éénmalige tegemoetkoming in de kosten van marketing- en communicatiekosten.

Artikel 10 Vorm van de subsidie

  • 1. De subsidie wordt verleend als bijdrage in de kosten voor het opstarten van het initiatief.

  • 2. De subsidie wordt verleend onder de ontbindende voorwaarde dat de subsidieaanvrager, indien van toepassing, beschikt over een ontheffing als bedoeld in artikel 29 WP2000.

  • 3. Het dagelijks bestuur verleent een voorschot van maximaal 50% van de subsidiabele kosten bij het afgeven van de subsidiebeschikking.

Artikel 11 Weigeringsgronden

  • 1. De aanvraag voor een subsidie voor particulier openbaar vervoer kan, naast de in artikel 4:25 lid 2 en 4:35 Awb, artikel 11 ASV en artikel 3.4 Subsidieverordening WP2000 genoemde gronden, worden geweigerd indien:

    • a.

      de concessiehouder kan aantonen dat het initiatief tot gevolg heeft een substantiële derving van inkomsten van de concessiehouder;

    • b.

      het vervoer gebruik maakt van specifieke openbaar vervoer infrastructuur voor bussen en trams;

    • c.

      het initiatief niet openstaat voor andere gebruikers (geen voor een ieder openstaand vervoer);

    • d.

      niet voldaan is aan de eisen gesteld in artikel 8;

    • e.

      de aanvrager niet meewerkt aan een ontwikkeltraject voor ingebruikneming van de ov-chipkaart;

    • f.

      het project niet voldoet aan de ontheffingsvoorwaarden artikel 29 WP2000.

Artikel 12 Verplichtingen

  • 1. De subsidieaanvrager voor een subsidie voor particulier aanvullend personenvervoer is, naast de in artikel 4:37 Awb en artikel 4.5 Subsidieverordening WP2000 genoemde gronden, verplicht om:

    • a.

      op verzoek van databasehouders van reisinformatie, zoals 9292OV, reisinformatie te verstrekken aan deze organisaties;

    • b.

      zorg te dragen voor verrichting van het particuliere vervoer in overeenstemming met het vervoerplan;

    • c.

      een lijst bij te houden van reizigers die gebruik maken van het particuliere vervoer (tellijsten).

    • d.

      het dagelijks bestuur onverwijld te informeren over de wijze waarop het plan uitgevoerd wordt en wijzigingen in en afwijkingen van het vervoerplan, die leiden tot wijziging van het aantal reizigers;

    • e.

      op verzoek van het dagelijks bestuur alle bescheiden en inlichtingen die nodig zijn om te beoordelen of de aanvrager voldoet aan zijn subsidieverplichtingen te verschaffen.

Artikel 13 Vaststelling

  • 1. Tenzij bij beschikking anders is bepaald, dient de subsidieontvanger de aanvraag tot het vaststellen van een subsidie in binnen zes maanden na afronding van het project, respectievelijk de activiteit of na afloop van het tijdvak waarvoor de subsidie wordt gevraagd.

  • 2. Het dagelijks bestuur kan formulieren voor de vaststelling van de subsidie voor particuliere vormen van aanvullend personenvervoer vaststellen.

  • 3. Bij een aanvraag tot vaststelling van de subsidie levert de subsidieontvanger de navolgende gegevens aan:

    • a.

      een financiële verantwoording vergezeld van een originele, goedgekeurde controleverklaring betreffende de werkelijk gemaakte, subsidiabele kosten en baten van het project;

    • b.

      de lijst met het aantal reizigers dat gebruik heeft gemaakt van het particuliere vervoer;

    • c.

      afwijkingen van het bij aanvraag ingediende vervoerplan.

  • 4. Het dagelijks bestuur stelt de subsidie vast binnen drie maanden na ontvangst van de aanvraag tot vaststellen van de subsidie.

Artikel 14 Bijzondere bepalingen betreffende de vaststelling van de subsidie

  • 1. De subsidie kan, naast de in artikel 4:46, lid 2 Awb en artikel 5.3 Subsidieverordening WP2000 genoemde gronden, lager of op nihil worden vastgesteld indien:

    • a.

      de werkelijk gemaakte subsidiabele kosten minder bedragen dan de berekening waarop de verleende subsidie is gebaseerd;

    • b.

      niet is voldaan aan de verplichtingen gesteld in artikel 12.

  • 2. Indien de aanvraag, als bedoeld in artikel 13, niet binnen de gestelde termijn is ontvangen, kan het dagelijks bestuur binnen 3 maanden na een eenmalig rappel overgaan tot ambtshalve vaststelling.

  • 3. Aanvrager kan geen rechten of verplichtingen uit hoofde van dit besluit kan overdragen aan een derde partij

Artikel 15 Hardheidsclausule

Het dagelijks bestuur kan in bijzondere gevallen afwijken van een of meer bepalingen van deze beleidsregels.

Artikel 16 Inwerkingtreding

Deze beleidsregels treden, na bekendmaking, in werking met ingang van 1 januari 2013.

Artikel 17 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als 'Beleidsregels Innovatieve particuliere initiatieven aanvullend personen vervoer Vervoerregio Amsterdam'.