Regeling vervallen per 09-07-2013

Bomenverordening Vianen 2010

Geldend van 13-09-2011 t/m 08-07-2013

Intitulé

De raad van de gemeente Vianen;

gelezen het voorstel van het college;

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet;

b e s l u i t:

vast te stellen de Bomenverordening Vianen 2010  

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    boom: een houtig opgaand gewas met een dwarsdoorsnede van de stam van minimaal 20 centime­ter op 1,3 meter hoogte boven het maaiveld. In geval van meerstammigheid geldt de dwarsdoorsnede van de dikste stam. In afwijking hiervan geldt geen minimale dwarsdoorsnede bij toepassing van de artikelen 11, 12 en 13 van de verordening.

  • b.

    houtopstand: één of meer bomen of boomvormers, of andere houtachtige gewassen, mogelijk onderdeel uitmakend een boomzone of boomstructuur.

  • c.

    boomzone: begrensd gebied met houtopstanden die tezamen een functioneel geheel vormen.

  • d.

    boomstructuur: lijnvormige elementen, vlakken en punten  van houtopstanden die te samen een functioneel geheel vormen.

  • e.

    beschermde houtopstand: een houtopstand die is vastgelegd op de Groene Kaart.

  • f.

    Groene Kaart: topografische kaart met daarop aangegeven boomzones, boomstructuren en solitaire bomen of boomgroepen, met bijbehorend register.

  • g.

    vellen: rooien; kappen; verplanten; het verrichten van handelingen, zowel boven- als ondergronds, die de dood of ernstige beschadiging of ernstige ontsiering van de boom ten gevolge kunnen hebben.

  • h.

    dunnen: het verwijderen van bomen of boomvormers met als doel  voldoende groeiruimte te creëren voor het voortbestaan van de houtopstand.

  • i.

    boomwaarde: de monetaire waarde van een boom zoals getaxeerd volgens de meest recente richtlijnen van Nederlandse Vereniging van Taxateurs van Bomen.

  • j.

    bomen-effectanalyse: een standaard beoordeling van de gevolgen van voorgenomen bouw of aanleg voor een boom, op basis van landelijke richtlijnen van de Bomenstichting.

  • k.

    college: het college van burgemeester en wethouders van Vianen.

  • l.

    bevoegd gezag: bevoegd gezag als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

Artikel 2 Groene Kaart

  • 1. Het college stelt een Groene Kaart met beschermde houtopstand vast. De kaart met bijbehorend register kan periodiek, naar het oordeel van het college, worden herzien. De kaart en het bijbehorend register bevat een samenhangend geheel van de volgende houtopstanden:

    • a.

      boomzones;

    • b.

      boomstructuren;

    • c.

      bomen uit het landelijk Register van Monumentale Bomen van de

    • Bomenstichting en lokale- en toekomstige monumentale bomen;

    • d.

      particuliere houtopstanden die door het college als beschermwaardig zijn aangemerkt;

    • e.

      beschermde houtopstanden in eigendom van de gemeente.

  • 2. De kaart bevat minimaal de volgende gegevens:

    • a.

      eenduidige, maatvaste inmeting van de beschermde houtopstand;

    • b.

      indeling naar categorieën beschermde houtopstand;

    • c.

      legenda met toelichting.

  • 3. Het bijbehorend register van beschermde houtopstand bevat minimaal de volgende gegevens:

    a.        redengevende beschrijving;

    b.        soort boom of bomen;

    c.        standplaats;

    d.        kadastrale gegevens;

    e.        eigendomsgegevens;

    f.         foto’s.

  • 4. De eigenaar van een beschermde houtopstand is verplicht het college onmiddellijk schriftelijk mededeling te doen van:

    • a.

      het geheel of gedeeltelijk tenietgaan van een beschermde houtopstand, anders dan door velling op grond van een verleende ontheffing.

    • b.

      de dreiging dat de beschermde houtopstand geheel of gedeeltelijk teniet kan gaan.

  • 5. Het college stelt een bijdrageregeling vast voor een tegemoetkoming in de kosten die noodzakelijk zijn voor het duurzaam instandhouden van een beschermde houtopstand in privaat eigendom.

Artikel 3 kapverbod

  • 1. Het is verboden beschermde houtopstand te vellen of te doen vellen.

  • 2. Het bevoegd gezag kan ontheffing verlenen van het in het eerste lid gestelde verbod.

  • 3. Het in het eerste lid bedoelde verbod behoudens ontheffing geldt eveneens voor houtopstand die is aangelegd op basis van een herplant- en instandhoudingsplicht op grond van de artikelen 8 en 9 van deze verordening.

  • 4. Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor:

    • a.

      een beschermde houtopstand die moet worden geveld krach­tens de Planten­ziektenwet of krachtens een aanschrijving van Burgemeester en wethouders, zulks onverminderd het bepaalde in de artikelen 8 en 9 van deze verordening;

    • b.

      het periodiek vellen van hakhout ter uitvoering van het reguliere onderhoud;

    • c.

      het periodiek knotten of kandelaberen als noodzakelijke beheermaatregel bij knotbomen, gekandelaberde bomen of leibomen ter uitvoering van het reguliere onderhoud.

Artikel 4 Aanvraag

  • 1. De ontheffing moet schriftelijk en gemoti­veerd worden aangevraagd, onder verwijzing naar de redengevende beschrijving van de beschermde houtopstand op de Groene Kaart, door of namens dan wel met toestemming van degene, die krachtens zakelijk recht of door degene die krachtens publiekrechte­lijke bevoegdheid gerechtigd is over de beschermde houtopstand te beschikken, onder overlegging van een overzicht van de overige vergunningen, ontheffingen of toestemmingen die nodig zijn voor de realisatie van een project.

  • 2. Wanneer namens de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie aan het college een af­schrift is toegezonden van de ontvangstbevestiging als bedoeld in artikel 2 van de Boswet, informeert het college zonodig de geadresseerde van voorgenoemde ontvangstbevestiging, dat een omgevingsvergunning voor het vellen van een houtopstand vereist is.

Artikel 5 Criteria

  • 1. Het bevoegd gezag kan de ontheffing om te vellen weigeren, dan wel onder voorschriften verlenen.

  • 2. Een ontheffing voor het vellen van een beschermde houtopstand kan, mits alternatieven voor behoud uitputtend zijn onderzocht, slechts bij uitzondering worden verleend indien:

    • a.

      een zwaarwegend algemeen maatschappelijk belang opweegt tegen duurzaam behoud van de beschermde houtopstand of;

    • b.

      naar boomdeskundige maatstaven instandhouding niet langer verantwoord is ter voorkoming van letsel of schade.

Artikel 6 Intrekking of wijziging

De ontheffing kan worden ingetrokken of gewijzigd:

  • a.

    indien onjuiste of onvolledige gegevens ter verkrijging van ontheffing zijn verstrekt;

  • b.

    indien na het verlenen van ontheffing, op grond van verandering van inzichten of omstandigheden opgetreden na verlening, wijziging of intrekking noodzakelijk is vanwege het belang of de belangen ter bescherming waarvan ontheffing is vereist;

  • c.

    indien beperkingen die aan de ontheffing zijn of worden vervuld;

  • d.

    indien van de ontheffing geen gebruik wordt gemaakt binnen een daarin gestelde termijn of indien deze termijn ontbreekt, binnen een redelijke termijn.

Artikel 7 Beperking geldigheidsduur

  • 1. De ontheffing tot vellen als bedoeld in deze verordening vervalt indien daarvan niet binnen maximaal één jaar na het onherroepelijk zijn van de omgevingsvergunning gebruik is gemaakt, tenzij een langere termijn noodzakelijk is vanwege de voorzienbare langere uitvoeringstermijn van een project.

  • 2. In het geval het een ontheffing voor het vellen van meer dan één beschermde boom betreft, is de omgevingsvergunning voor alle beschermde bomen slechts één jaar geldig, ook als in fasen geveld wordt of één of enkele beschermde bomen al geveld zijn, behoudens de in het eerste lid gestelde bevoegdheid tot het voorschrijven van een langere termijn.

Artikel 8 Bijzondere voorschriften 

  • 1. Tot de aan de ontheffing te verbinden voorschriften kan behoren het voorschrift dat binnen een bepaalde termijn en overeenkomstig de door het bevoegd gezag te geven aanwijzingen moet worden herplant.

  • 2. Indien niet ter plaatse kan worden herplant, kan tot de aan een ontheffing tot vellen te verbinden voorschriften behoren het voorschrift dat een geldelijke bijdrage gestort dient te worden in het gemeentelijk groenfonds.

  • 3. In het voorschrift als bedoeld in het eerste lid wordt telkens bepaald binnen welke termijn na de herplant  en op welke wijze niet aangeslagen herplant moet worden vervangen.

  • 4. De verplichtingen en voorschriften van dit artikel 8 kunnen gelden voor bomen kleiner dan de in artikel 1 genoemde minimummaat.

  • 5. Tot aan de ontheffing te verbinden voorschriften kan het voorschrift behoren dat pas tot vellen van de beschermde boom op en bij bouw- en aanlegwerken of andere ruimtelijke herinrichting of reconstructie mag worden overgegaan indien andere ontheffingen, vergunningen, toestemmingen  of ruimtelijke ordeningsprocedures onherroepelijk geworden zijn en de feitelijke en financiële voortgang van de werken voldoende gewaarborgd is.

  • 6. Tot aan de ontheffing te verbinden voorschriften kan het voorschrift behoren tot het opstellen en overleggen van een bomen-effectanalyse in geval van bouw of aanleg van werken nabij te behouden bomen.

Artikel 9 Herplant‑/instandhoudingsplicht

  • 1. Indien een beschermde houtopstand waarop het verbod tot vellen van toepassing is, zonder ontheffing van het bevoegd gezag is geveld, dan wel op andere wijze teniet is gegaan, kan het bevoegd gezag aan de zakelijk gerechtigde tot de grond waarop zich de beschermde houtopstand bevond dan wel aan degene die uit andere hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen te herplanten overeenkomstig de door hen te geven aanwijzingen binnen een door hem te stellen termijn.

  • 2. Indien niet ter plaatse kan worden herplant wordt een financiële bijdrage gestort in het gemeentelijk groenfonds.

  • 3. De verplichtingen en voorschriften van dit artikel 9 kunnen gelden voor bomen kleiner dan de in artikel 1 van deze verordening genoemde minimummaat.

  • 4. Wordt een verplichting als bedoeld in het eerste lid opgelegd, dan kan daarbij tevens worden bepaald binnen welke termijn na herplant en op welke wijze niet aangeslagene herplant moet worden vervangen.

  • 5. Indien een beschermde houtopstand waarop het verbod tot vellen van toepassing is in het voortbe­staan ernstig worden bedreigd, kan het bevoegd gezag aan de zakelijk gerechtigde tot de grond waarop zich de beschermde houtopstand bevindt dan wel aan degene die uit andere hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen om:

    • a.

      overeenkomstig de door hem te geven aanwijzingen binnen een door hen te stellen ter­mijn voorzieningen te treffen, waardoor die bedreiging wordt weggenomen;

    • b.

      een bomen-effectanalyse op te stellen en aan te bieden aan het bevoegd gezag.

Artikel 10 Schadevergoeding

Het college beslist op een verzoek om schadevergoeding bij weigering van een ontheffing tot vellen op grond van artikel 17 van de Boswet.

Artikel 11 Afstand van de erfgrenslijn

De  afstand als bedoeld in artikel 5:42 lid 2 Burgerlijk Wetboek wordt vastgesteld op nihil voor bomen, heesters en heggen in eigendom van de gemeente en voor alle andere bomen op 0,5 meter en op nihil voor alle andere heesters en heggen.

Artikel 12 Bestrijding van boomziekten

  • 1. Indien zich op een terrein één of meer bomen bevinden die naar het oordeel van het college gevaar opleveren van verspreiding van een boom­ziekte of voor ver­meerdering van de ziekteverspreiders zoals insecten, is de rechthebbende, indien hij daartoe door het college is aangeschreven, verplicht binnen de bij aanschrij­ving vast te stellen termijn:

    • a.

      de boom te vellen;

    • b.

      conform richtlijnen van de gemeente de gevelde boom direct zodanig te behandelen dat verspreiding van de boomziekte wordt voorkomen.

  • 2. Het is verboden gevelde bomen of delen daarvan voor­handen of in voorraad te hebben of te vervoe­ren, indien het een boomsoort betreft die de desbetreffende boomziekte kan verspreiden.

  • 3. Het college kan ontheffing verlenen van het onder het tweede lid van dit artikel gestelde verbod.

  • 4. Het niet voldoen aan de in het eerste lid bedoelde aanschrijving biedt een basis voor de toepassing van be­stuursdwang, waarbij de noodzakelijke werkzaamheden, voor risico en voor rekening van aangeschrevene, door of namens de gemeente kunnen worden verricht.

Artikel 13 Bescherming gemeentelijke bomen

  • 1. Het is verboden om bomen eigendom van de gemeente:

    • a.

      te beschadigen, te bekladden of te beplakken;

    • b.

      daaraan snoeiwerk te verrichten, behoudens door de gemeente opgedragen boomverzorgende taken.

  • 2. Het is verboden om één of meer voorwerpen in of aan een gemeentelijke boom aan te brengen of anderszins te bevestigen, behoudens ontheffing van het college.

Artikel 14 Strafbepaling

  • 1. Degene aan wie een voorschrift als bedoeld in , artikel 12, eerste  lid is opgelegd, alsmede diens rechtsopvolger, is gehouden dienovereenkomstig te handelen.

  • 2. Hij die handelt in strijd met artikel 12, tweede lid, artikel 13, eerste en tweede lid, danwel een voorschrift of een verplichting als bedoeld in het vorige lid niet na komt, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste twee maanden of geldboete van de tweede categorie. Tevens kan een rechterlijke beoordeling op grond van dit artikel openbaar gemaakt worden. Bij de strafmaatbepaling kan rekening worden gehouden met de boomwaarde.

Artikel 15 Toezicht

Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast de bij besluit van Burgemeester en wethouders of burgemeester aangewezen personen.

Artikel 16 Slotbepaling

  • 1. Deze verordening kan worden aangehaald als: Bomenverordening Vianen 2010.

  • 2. Deze verordening treedt in werking met ingang van 13 september 2011.

  • 3. Met de inwerkingtreding van de deze verordening wordt de Bomenverordening 2009 ‘Groene Kaart’ vastgesteld op 22 september 2009 ingetrokken.

  • 4. De ontheffingsaanvragen die zijn ingediend voor de in artikel lid 2 van dit artikel genoemde datum van inwerkingtreding, vallen onder de verordening die van kracht was voorafgaande aan deze verordening.

APPENDIX: BIJDRAGEREGELING BIJZONDER BESCHERMWAARDIGE HOUTOPSTAND

ARTIKEL 1: Bijdrageregeling

  • 1.

    Het college kan een bijdrage verlenen in de kosten van maatregelen, die noodzakelijk zijn voor het duurzaam instandhouden van een beschermwaardige boom, bomen of andere houtopstanden.

  • 2.

    Het college kan een bijdrage, als bedoeld in het eerste lid, verlenen voor een bepaalde, beschermwaardige houtopstand, indien zij een omgevingsvergunning tot vellen voor deze houtopstand geweigerd hebben.

  • 3.

    Onder duurzame maatregelen, als bedoeld in het eerste lid, zijn in elk geval begrepen:

    • a.

      het onderzoek naar de kwaliteit van de houtopstand en de groeiplaats;

    • b.

      structurele groeiplaatsverbetering;

    • c.

      bescherming van de groeiplaats;

    • d.

      kroonsnoei (herstel- en stabilisatiesnoei);

    • e.

      kroonverankering;

    • f.

      herinrichting omgeving ter versterking van het monumentale karakter;

    • g.

      hekwerk en plaquettes.

  • 4.

    De bijdrage kan worden verleend aan:

    • a.

      de eigenaar van de grond waarop zich houtopstand bevindt;

    • b.

      een natuurlijk of rechtspersoon die krachtens een persoonlijk of zakelijk recht het feitelijke gebruik heeft van de grond waarop zich de houtopstand bevindt.

  • 5.

    Het college kan, naast het in het eerste en tweede lid van dit artikel bepaalde, diensten verlenen voor het onderhoud en de instandhouding van een houtopstand. Desgewenst kan het college hiervoor een schriftelijke, meerjarige overeenkomst sluiten.

 ARTIKEL 2: Procedure

  • 1.

    Een aanvraag om een bijdrage of dienstverlening als bedoeld in het eerste lid, respectievelijk vijfde lid van artikel 1 moet schriftelijk worden ingediend bij het college.

  • 2.

    De aanvraag dient ondertekend te zijn door zowel de eigenaar als de gebruiker van de grond waarop zich de houtopstand bevindt.

  • 3.

    De bijdrage wordt slechts verleend indien een begroting van de kosten, opgesteld door een deskundig boomverzorger dan wel door de gemeente, wordt bijgevoegd en vooraf door het college is goedgekeurd.

  • 4.

    Het college kan nadere voorwaarden stellen aan vorm en inhoud van de aanvraag en de aanvraagprocedure.

ARTIKEL 3: Beslissingstermijn bijdrageregeling

  • 1.

    Het college beslist binnen 8 weken na de dag waarop de aanvraag is binnengekomen. Zij kunnen, bij schriftelijk ter kennis van aanvrager te brengen besluit, hun beslissing met ten hoogste 8 weken verlengen.

  • 2.

    Een beslissing als bedoeld in het eerste lid wordt zo spoedig mogelijk schriftelijk ter kennis van aanvrager gebracht.

 ARTIKEL 4: Hoogte van de bijdrage

  • 1.

    Het college stelt jaarlijks de bijdragen vast voor de in artikel 1 bedoelde maatregelen. Het college kan een maximumbijdrage vaststellen voor de maatregelen ter verrichting aan één boom of één andere houtopstand.

  • 2.

    De bijdrage wordt alleen toegekend voor de kosten, die vooraf door het college zijn goedgekeurd.

  • 3.

    De bijdrage wordt verleend onder de voorwaarden dat:

    • a.

      de maatregelen worden uitgevoerd door een deskundig boomverzorger;

    • b.

      de maatregelen binnen 1 jaar na toekenning worden uitgevoerd;

    • c.

      de boom in alle opzichten behoorlijk in stand wordt gehouden.

  • 4.

    Aan het verlenen van de bijdrage kan door het college nadere voorwaarden worden gesteld.

 ARTIKEL 5: Uitbetaling bijdrage

De bijdrage wordt uitbetaald indien:

  • a.

    het college is gebleken dat de maatregelen naar behoren zijn getroffen;

  • b.

    binnen 15 maanden na toekenning van de bijdrage de rekening van de boomverzorger is overgelegd.

 ARTIKEL 6: Het vervallen van de bijdrage

  • 1.

    De toekenning van de bijdrage vervalt, zodra:            

    • a.

      degene aan wie de bijdrage is toegekend ophoudt eigenaar te zijn of anderszins onbevoegd wordt over de houtopstand te beschikken;

    • b.

      de houtopstand teniet is gegaan;

    • c.

      niet wordt voldaan aan de bepalingen van deze bijdrageregeling;

    • d.

      niet wordt voldaan aan de voorwaarden gesteld bij toekenning van de bijdrage;

    • e.

      de eigenaar een privaatrechtelijke rechtspersoon is, die ontbonden wordt.

  • 2.

    Ingeval de eigendom van de houtopstand gedeeltelijk overgaat of de houtopstand gedeeltelijk teniet gaat, bepaalt het college of en in hoeverre voor het overblijvende deel van de houtopstand verdere verlening van de bijdrage plaatsvindt.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering
van 14 december 2010.
 
De griffier,                                           De voorzitter,
 C.J. Steehouwer                                  mw. drs. D.A.M. Koreman

Officiele inhoudsopgave

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING BOMENVERORDENING VIANEN 2010

ARTIKEL 1: Begripsomschrijvingen

a. boom          

Afbakening van het begrip boom is van belang in verband met het aangeven van de ondergrens van de bescherming. Het betreft zowel vitaal als afgestorven houtachtig gewas.Hiermee kan voorkomen worden dat een kwaadwillende boomeigenaar er voor zorgt dat een gezonde boom dood gaat of `bij vergissing´ een gezonde boom kapt. Het kan tevens wenselijk zijn om dode bomen te bewaren vanwege hun ecologisch waardevolle functies of omdat er wettelijk beschermde diersoorten in nestelen.

 

Door de minimale doorsnede en de meerstammigheid kunnen zeer oude struiken ook juridisch beschermd zijn. Beeldbepalende heesters of klimplanten, als ook pasgeplante herdenkings- of toekomstbomen, die niet de minimale doorsnede hebben, kunnen aangewezen worden als beschermde houtopstand. In het geval van toepassing van artikelen 11 t/m 13 is het wenselijk om ook bomen/houtopstand kleiner dan 20 cm dwarsdoorsnede te beschermen.

 

b. houtopstand

Het kernbegrip van deze verordening, waarop het kapverbod en de   ontheffingplicht van toepassing zijn. Door dit begrip consequent centraal te stellen wordt duidelijk dat de bescherming betrekking heeft op meer dan bomen alleen.

Boomvormers.Een boomvormer is een houtig, opgaand gewas met ontwikkeling van één of meer hoofdtakken. Een boomvormer kan uitgroeien tot een boom, een meerstammige boom of een boomachtige struik. In het alledaagse spraakgebruik heeft een boom één of slechts enkele stammen. In de natuur bestaat er echter een geleidelijke overgang: heester - struik - struikachtige boom - (meerstammige) boom.

Bosplantsoen.Aanplant van jong bos, bestaande uit hoofdzakelijk heesters,struiken en boomvormers.

Hakhout.Eén of meer bomen of boomvormers, die na te zijn geveld, opnieuw op de stronk uitlopen.

Struweel.Een begroeiing van hoofdzakelijk inheemse soorten heesters en struiken.

 

c. boomzone

Een begrensd gebied van houtopstanden met een specifieke waarde of kwaliteit, dat een samenhangend geheel vormt. Bijvoorbeeld een landschap, streek, stadsdeel, wijk, plantsoen, begraafplaats, park of buitenplaats.

 

d. boomstructuur

Een verzameling houtopstanden die samen een -al dan niet onderbroken- lijn of andere verbindingsstructuur vormen door het gebied. Bijvoorbeeld laanbomen, lintbegroeiingen, houtwallen, oeverbeplanting, wegbeplanting of dijkbeplanting.

 

e. beschermde houtopstand

Een houtopstand is beschermd indien deze is aangewezen en vastgelegd op de Groene Kaart en de kenmerken zijn beschreven in het bijbehorend register.

 

f. Groene Kaart

Er is bewust gekozen voor een topografische kaart en niet alleen voor een register van beschermde houtopstanden. Een kaart zorgt voor een coherent geheel (groene verbindingen vallen eerder op). De Groene kaart met het bijbehorend register zorgt voor meer structuurbescherming en ook voor betere randvoorwaarden voor ruimtelijke (groene) inrichting dan alleen een lijst met beschermde houtopstanden. Een Groene Kaart sluit bovendien goed aan bij de systematiek van andere ruimtelijke instrumenten en daardoor is integraal omgevingsbeleid eenvoudiger te realiseren.

 

g. vellen

Elke wijze van het te gronde richten van een houtopstand ongeacht of dit gedeeltelijk is, bijvoorbeeld bij kappen, of volledig, zoals bij rooien (inclusief stobbe verwijderen). Ook ingrepen die een ingrijpende wijziging betekenen, zoals kandelaberen of het snoeien van meer dan 20 procent van het kroonvolume, vallen onder vellen. Dit om het ernstig beschadigen of ontsieren van een boomkroon tegen te kunnen gaan. Het instandhouden door periodieke snoei van de door kandelaberen of knotten ontstane kroonvorm is niet ontheffingplichtig. De eerste keer kandelaberen of knotten is wel ontheffingplichtig. Het verwijderen van hoofdwortels, waarvan kan worden aangenomen dat daardoor de houtopstand ernstige schade oploopt, valt eveneens onder het begrip vellen. Door de verordening ook van toepassing te laten zijn op het ernstig beschadigen of ontsieren van samengestelde verschijningsvormen, worden grootschalige ingrepen in houtopstand eveneens ontheffingplichtig.

 

i. boomwaarde

De richtlijnen van de Nederlandse Vereniging van Taxateurs van Bomen en houtige gewassen (NVTB, Postbus 683, 7300 AK Apeldoorn, tel. 055-5999449) voor de monetaire boomwaarde worden jaarlijks vastgesteld aan de hand van de prijsindexcijfers van het CBS, marktprijsgemiddelden en andere kengetallen. De richtlijnen gelden als de meest deskundige methodiek voor de wijze van vaststellen van de geldwaarde van bomen en worden in de rechtspraak erkend. Het spreekt overigens voor zich dat bomen ook vele andere waarden dan monetaire waarde kunnen vertegenwoordigen.

 

j. bomen-effectanalyse

Waardevolle houtopstanden worden regelmatig (ernstig) beschadigd of vernietigd door bouw en aanleg van huizen, wegen, rioleringen of kabels en leidingen. Vaak gebeurt dit ongewenst en onbedoeld, omdat er te laat is gekeken naar de gevolgen voor de bomen, waardoor ze niet ingepast of (onherstelbaar) beschadigd raken. De bomen-effectanalyse (BEA) is de landelijke richtlijn van de Bomenstichting voor een nauwgezette en onafhankelijke beoordeling, voorafgaand aan de voorgenomen bouw of aanleg. Deze standaardisering waarborgt de boomtechnische kwaliteit en garandeert een goede beoordeling van alle effecten en mogelijke alternatieven. Een BEA dient uitgevoerd te worden door een deskundig boomverzorger of boomtechnisch adviseur. De resultaten van deze beoordeling kunnen vervolgens worden meegenomen in de besluitvorming rond bouw of aanleg.

 

l. bevoegd gezag

De Wet algemene bepalingen omgevingsrecht geeft de term “bevoegd gezag” weer. Nu de aanvraag tot ontheffing tot het vellen van houtopstanden voortaan een aanvraag tot een omgevingsvergunning is, dient de term  “bevoegd gezag” gehanteerd te worden i.p.v. college bij bepalingen die betrekking hebben een omgevingsvergunning.

ARTIKEL 2: Groene Kaart

  • 1.

    Monumentale bomen. Bomen van landelijke importantie die zijn vastgelegd in het landelijk Register van Monumentale Bomen, dat wordt beheerd door de Bomenstichting.

    Toekomstig monumentale bomen. Bomen die van lokale importantie zijn of bomen die de mogelijkheid krijgen om uit te groeien tot monumentale bomen (toekomstbomen).

  • 2.

    Op de Groene kaart is in één oogopslag duidelijk welke boomzones, boomstructuren en solitaire bomen of boomgroepen  beschermd zijn en wat hun status is. Bijvoorbeeld zeer hoog, hoog of normaal.

  • 3.

    De redengevende beschrijving is een zorgvuldige motivering van de reden(en) waarom de desbetreffende houtopstand is aangewezen als een beschermde houtopstand. Een nauwgezette omschrijving voorkomt niet alleen juridische complicaties, maar creëert tevens draagvlak voor het duurzaam instandhouden van deze houtopstanden. De beschrijving geeft meer inzicht en duidelijkheid omtrent de natuur-, milieu-, cultuurhistorische- en andere waarden en eventuele bijzondere functies van de houtopstand. Daarnaast is de redengevende beschrijving een toetsingskader voor een aanvraag tot ontheffing van het kapverbod, waardoor een besluit beter gemotiveerd en afgewogen kan worden.

ARTIKEL 3: Kapverbod

  • 1.

    Er is bewust gekozen voor een ontheffingenstelsel in plaats van een vergunningenstelsel om aan te geven dat in beginsel een ontheffing slechts bij hoge uitzondering wordt verleend. Ook bij interpretatieverschillen, bij gerede twijfel of bij tegenstrijdige deskundigenadviezen en vergelijkbare randgevallen geldt dat de ontheffing niet wordt verleend. Een ontheffing is dus een uitdrukking van een juridisch voorzorgsbeginsel. Dit in tegenstelling tot een vergunning die bij twijfelgevallen in beginsel wel verleend wordt.

    Dode houtopstand. Er wordt voor het kapverbod geen onderscheid gemaakt tussen vitale en afgestorven houtopstand. Hiermee kan voorkomen worden dat een kwaadwillende boomeigenaar er voor zorgt dat een gezonde boom dood gaat of `bij vergissing´ een gezonde boom kapt. Het kan tevens wenselijk zijn om dode bomen te bewaren vanwege hun ecologisch waardevolle functies of omdat er wettelijk beschermde diersoorten in nestelen.

ARTIKEL 4: Aanvraag

Aanvragerskunnen slechts zijn: eigenaren van of zakelijk gerechtigden tot een houtopstand of aanvragers die krachtens een publiekrechtelijke bevoegdheid gerechtigd zijn over de houtopstand te beschikken. Dit zijn bijvoorbeeld het Rijk, provincies, waterschappen, gemeenten en o.a. Staatsbosbeheer.  Zakelijk gerechtigdenzijn in beginsel degenen die een notariële akte kunnen overleggen inzake een recht van erfpacht, pacht, opstal, erfdienstbaarheid, vruchtgebruik of pootrecht betreffende de houtopstand.

Huurdershebben een persoonlijk en geen zakelijk recht. Zij moeten dus de schriftelijke toestemming voor kapaanvraag van de verhuurder, die eigenaar van de houtopstand is, overleggen. De eigenaar van een houtopstand kan bij (huur)overeenkomst of bij machtiging zijn huurders het recht tot omgevingsvergunningaanvraag verlenen. Na ontbinding van de huurovereenkomst is de omgevingsvergunning voor het vellen van een houtopstand die altijd zaaksgebonden is, nog van toepassing op het project. Voorschriften van de omgevingsvergunning dienen dan door de eigenaar van het perceel nagekomen te worden.

De indieningsvereisten voor een omgevingsvergunning zijn in de Ministeriële regeling omgevingsrecht ( Mor) verplicht voorgeschreven. Buiten deze verplichte indieningsvereisten zijn in artikel 7 van deze verordening aanvullende indieningsvereisten gesteld. De indieningsvereisten tezamen maken dat alle informatie aanwezig is om een goede inschatting te maken ten aanzien van de omgevingsvergunningverlening.

 

Artikel 1.3 Mor geeft de algemene indieningsvereisten bij iedere aanvraag voor een omgevingsvergunning.

Artikel 7.3 Mor geeft de bijzondere indieningsvereisten bij een aanvraag omgevingsvergunning tot het vellen van een houtopstand, en luidt als volgt:

  • 1.

    In of bij de aanvraag om een vergunning met betrekking tot het vellen van houtopstand, als     bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, aanhef en onder g. van de wet (Wabo), identificeert de aanvrager op de aanduiding als bedoeld in artikel 2.3, tweede lid, van deze regeling (Mor), iedere houtopstand waarop de aanvraag betrekking heeft met een nummer.

  • 2.

    In of bij de aanvraag als bedoeld in het eerste lid, vermeldt de aanvrager per genummerde houtopstand:                       

    • a.

      de soort houtopstand;

    • b.

      de locatie van de houtopstand op het voor-, zij- dan wel achtererf;

    • c.

      de diameter in centimeters, gemeten op 1, 30 meter vanaf het maaiveld;

    • d.

      de mogelijkheid tot herbeplanten, alsmede het eventuele voornemen om op een daarbij te vermelden locatie tot herbeplanten van een daarbij te vermelden aantal soorten over te gaan.

De omgevingsvergunning voor het vellen van houtopstanden is in artikel 2.2 eerste lid onder g. van de Wabo aangewezen. Tezamen met een mogelijke vergunning of ontheffing op grond van de Flora- en faunawet of de Natuurbeschermingswet, die kunnen aanhaken bij de omgevingsvergunning vellen, wordt één omgevingsvergunning verleend.

ARTIKEL 5: Criteria

  • 1.

    Dit artikel bevat de criteria, die in ieder besluit inzake een aanvraag tot vellen genoemd moeten worden.

  • 2.

    Indien bouw of aanleg ter plaatse van de beschermde houtopstand de reden tot de ontheffingaanvraag is, moet allereerst duidelijk zijn dat met de realisatie van bouw of aanleg een zwaarwegend maatschappelijk belang gemoeid is. Individuele particuliere belangen of kleine maatschappelijke belangen hoeven dus niet tot velling van een beschermde houtopstand te leiden. Vervolgens moeten voorafgaand aan een eventuele ontheffing de alternatieven voor (her)inrichting of aanpassing van de plannen voldoende onderzocht zijn en als onmogelijk of zeer onwenselijk zijn aangemerkt. Indien gevaarzetting (voorkomen van letsel of schade) reden tot de ontheffingsaanvraag is, moeten voorafgaand aan een eventuele ontheffing de (boomverzorgings) alternatieven voor kap voldoende onderzocht zijn en als onmogelijk of zeer onwenselijk zijn aangemerkt. De Burgemeester kan bovendien toestemming geven tot direct vellen ( noodkap), indien sprake is van acuut gevaar of vergelijkbaar spoedeisend belang van openbare orde of veiligheid, op grond van de artikelen 173 en 175 van de Gemeentewet.

ARTIKEL 6: Intrekking of wijziging

In dit artikel zijn de gronden aangeven voor intrekking, wijziging van een omgevingsvergunning zoals voorgeschreven in art. 2.31 lid 2 Wabo.

 

De intrekking van de omgevingsvergunning voor het vellen van een houtopstand- indien sprake van sanctie- is geregeld in hoofdstuk 5 Wabo. Het gezag dat bevoegd is een omgevingsvergunning te verlenen kan deze dan geheel of gedeeltelijk intrekken indien:

  • -

    de omgevingsvergunning is verleend op grond van onjuiste of onvolledige opgave;

  • -

    niet overeenkomstig de omgevingsvergunning is of wordt gehandeld;

  • -

    de aan de omgevingsvergunning verbonden voorschriften of beperkingen niet zijn of worden nageleefd;

  • -

    de houder van de omgevingsvergunning leeft de voor hem geldende regels niet na (art. 5.19 lid 1 Wabo).

 

Tevens is het mogelijk op grond van artikel 2.33 lid 1, onder e, Wabo, de vergunning die van rechtswege is verleend in te trekken indien deze betrekking heeft op een activiteit die ontoelaatbaar ernstige nadelige gevolgen voor de fysieke leefomgeving heeft of dreigt te hebben en het opleggen van voorschriften daar geen oplossing voor biedt (art. 2.31 lid 1, aanhef en onder c, Wabo). 

 

Bij wijziging of intrekking van de omgevingsvergunning dient wederom de reguliere of- indien voorgeschreven- de uitgebreide procedure te worden gevolgd.

ARTIKEL 7: Beperking geldigheidsduur

Dit artikel blijkt nodig te zijn om misbruik van (zeer) oude kapontheffingen tegen te gaan.

ARTIKEL 8: Bijzondere voorschriften

De voorschriften moeten concreet en precies worden uitgewerkt, bijvoorbeeld naar locatie, boomsoort of grootte. Uit de rechtspraak naar aanleiding van de herplantplicht blijkt dat beleidsmatige uitwerking van aard en omvang van de herplantplicht noodzakelijk is.

De omgevingsvergunning heeft een zaaksgebonden karakter ( art. 2.25 Wabo). Om die reden is de vergunninghouder niet degene aan wie de vergunning is verleend, maar degene die verantwoordelijk is voor uitvoering. De naleving van de voorschriften m.b.t. herplant, valt daarom tevens onder zijn verantwoording. Wanneer de vergunning gelding krijgt voor een ander dan de aanvrager of houder van de vergunning moet tenminste een maand tevoren dit aan het bevoegd gezag worden mee gedeeld. Zie hiervoor het Besluit omgevingsrecht artikel 4.8 (Bor). Dit onder vermelding van:

  • a.

    naam en adres vergunninghouder- aanvrager

  • b.

    de omgevingsvergunning of omgevingsvergunningen krachtens welke de activiteiten worden verricht;

  • c.

    de naam, het adres en het telefoonnummer van degene voor wie de omgevingsvergunning zal gaan gelden;

  • d.

    de contactpersoon van degene voor wie de omgevingsvergunning zal gaan gelden;het beoogde tijdstip dat de omgevingsvergunning zal gaan gelden voor de onder c bedoelde persoon.

ARTIKEL 9: Herplant‑/instandhoudingsplicht

Voorschriften. Herplantvoorschriften moeten concreet en eenduidig zijn en mogen zeer gedetailleerd soort, locatie en plantwijze voorschrijven mits dit in het gangbare beleid past.

Financiële herplant. Het bevoegd gezagbepaalt de hoogte van de financiële bijdrage. Let op dat een financiële herplantplicht daadwerkelijk voor herplant elders gebruikt dient te worden blijkens de rechtspraak en niet voor regulier onderhoud. Bovendien moet die herplant zo nabij als mogelijk uitgevoerd worden. Artikel 5:18 Wabo biedt de mogelijkheid- indien sprake is van een herstel,- of instandhoudingssanctie van het velverbod- onder oplegging van last onder bestuursdwang of  dwangsom, bij het besluit tot herplantverplichting tevens te bepalen dat de uitvoering van het besluit tevens geldt voor de rechtsopvolger.

ARTIKEL 10: Schadevergoeding

De Boswet schrijft voor dat een gemeentelijke verordening dit artikel moet bevatten, hoewel uit de (gepubliceerde) rechtspraak geen enkel geval van een schade-uitkering op grond van dit artikel bekend is.

ARTIKEL 11: Afstand van de erfgrenslijn

De leden één en twee van artikel 42 Boek 5 van het Burgerlijk Wetboek (BW) geeft het bekende verwijderingrecht voor bomen binnen twee meter en heesters en hagen binnen een halve meter van de erfgrenslijn. Maar in artikel 5:42 lid 2 is in afwijking van het oude BW toege­voegd: "t­enzij ingevolge een verordening of een plaatselijke gewoon­te een kleinere afstand is toegelaten". Daarom is in deze verordening dit artikel toegevoegd dat de erfgrensafstand aanzienlijk verkleind. Met "nihil" voor heggen en heesters is bedoeld deze natuurlijke wijze van erfbegrenzing te beschermen en tot de normale standaard te maken. Vele bomen en heesters zullen door deze afstandver­kleining beter beschermd, misschien wel gespaard worden.  De juridische grondslag voor conflicten op grond van het burenrecht is hiermee enigszins verminderd.

ARTIKEL 12: Bestrijding van boomziekten

Dit artikel is bedoeld om besmettelijke boomziekten zoals de iepziekte adequaat te kunnen bestrijden. Belangrijk is dat verspreiding van potentieel broedhout en de besmetting wordt voorkomen. In het vierde lid is een bijzondere bestuursdwang bevoegd­heid in aanvulling op de algemene gemeentelijke bestuurs­dwang bevoegdheid opgenomen, vanwege de ernst van de zaak en noodzaak snel te kunnen handelen met name voor een afdeling "Groen".

ARTIKEL 14: Strafbepaling De op grond van dit artikel ingestelde strafvervolging laat onverlet de mogelijkheid van het instellen door het college van een privaatrechtelijke vordering tot schadevergoeding wegens schade aan bomen of houtopstand in eigendom van de gemeente.

ARTIKEL 15: Toezicht Ter toezicht op de naleving en het toezicht op de uitvoering en handhaving van het verbod een houtopstand te vellen of te doen vellen zonder omgevingsvergunning (art. 5.13 Wabo), zijn de aangewezen toezichthouders bevoegd, met medeneming van de benodigde apparatuur, een woning te betreden zonder toestemming van de bewoner. Wel dienen toezichthouders daarbij in het bezit te zijn van een machtiging, met toestemming tot betreding, van Burgemeester en wethouders.

TOELICHTING APPENDIX: BIJDRAGEREGELING BIJZONDER BESCHERMWAARDIGE HOUTOPSTAND

 

Deze bijdrageregeling beperkt zich tot maatregelen voor duurzaam onderhoud, maar men kan de regeling uitbreiden tot reguliere onder­houdsmaatregelen.

 

Het na te streven doel is om bij onderzoek aan particuliere bomen 50% van de kosten door de gemeente te laten vergoeden. Na uitvoering en goedkeuring door de gemeente van de uitgevoerde werkzaamheden wordt 50% van de werkelijk gemaakte kosten uitgekeerd. Het uit te keren bedrag is maximaal € 750,-

Bij de beoordeling zal rekening worden gehouden met de mate van ingrijpendheid en de aard van de werkzaamheden als lichte of ingrijpende snoei, meer of minder aantasten van de beeldbepalendheid, eenmalige of duurzame bodemverbetering, gehele of gedeeltelijke verwijdering en vervanging.Ook de stabiliteit, conditie en levensverwachting, de getaxeerde waarde of de beleidsstatus van een bijzonder beschermwaardige boom kunnen meewegen bij het wel of niet toekennen van bijdrage.

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

ARTIKEL 1: Bijdrageregeling beschermde houtopstand

  • 1.

    Bewust is gekozen voor het expliciet noemen van bomen en andere houtopstanden vanwege de grotere ecologische waarde die bomen en/of heesters juist in samenhang met elkaar vormen.

  • 2.

    Deze volledig nieuwe bepaling is toegevoegd om de moge­lijkheid tot positieve benadering van een kapontheffing en bijdrageregeling aan te geven. Soms zal men immers een kapontheffing aanvragen omdat het onderhoud te duur wordt.

  • 3.

    Dit is een niet limitatief bedoelde lijst van maatregelen.

  • 5.

    Soms zal het praktischer en goedkoper zijn als de ge­meente zelf bepaalde werkzaamheden verricht. Het verdient aanbeveling een dergelijke beheersovereenkomst of erf­dienstbaarheid voor meer jaren aan te gaan en notarieel vast te leggen en in de daarvoor bestemde registers te laten inschrijven, om in geval van een nieuwe eigenaar of andere zakelijk gerechtigde ook tegenover hen een recht op de houtopstand te hebben. Verstandig is het om het kapver­bod nog eens expliciet in een dergelijke overeenkomst te vermelden.

ARTIKEL 2: Procedure

  • 3.

    Boomverzorger is verkozen boven boomverzorgingsbedrijf om niet aan het juridische vereiste van een bedrijf/onder­neming te hoeven voldoen. De deskundigheid staat immers voorop. De gemeente zal de begroting moeten opstellen bij geringe financiële draagkracht van aanvrager.