Regeling vervallen per 01-01-2021

Uitwerking van het Beleidskader Bodem Vianen

Geldend van 06-09-2011 t/m 31-12-2020

Intitulé

Uitwerking van het Beleidskader Bodem Vianen

Milieudienst Zuidoost-Utrecht

Juni 2011

VIA07.2010.S011/ 11474

  • opgesteld door

    Mevrouw drs. G.S.J. Cornelisse

    Mevrouw drs. M.A. de Jong

    beoordeeld door

    De heer mr. M. Tekfaoui (Team Juridische Zaken en Beleid)

    Mevrouw A.K. Burgman (Team Bedrijfsvoering (communicatie))

    De heer drs. V.W. de Graaf (Teamleider Bodem en Water)

INHOUDSOPGAVE

1.Inleiding 5

2.Schoon en Veilig 6

2.1 Inventarisatie verontreinigde locaties en milieuhygiënische risico’s. 6

2.1.1 Spoedlocaties 6

2.1.2 VOCl-verontreiniging op bedrijventerrein De Hagen 6

2.2 Voorkómen van milieuhygiënische risico’s bij veranderend terreingebruik 7

2.2.1 Bodemtoets bij ruimtelijke plannen 7

2.2.2 Bodemtoets bij omgevingsvergunning voor het bouwen 7

2.2.3 Omgevingsvergunningen voor het slopen en asbestverwijdering 8

2.2.4 De gemeente Vianen als initiatiefnemer van bodemprojecten 9

2.3 Beheer en communicatie van bodeminformatie 10

2.3.1 Meldingsplicht verontreinigingslocaties 10

2.3.2 Beschikkingen van de provincie 10

2.3.3 Het Bodeminformatiesysteem (BIS) en het Geoloket 10

2.3.4 Verstrekking bodeminformatie 11

2.3.5 Publicaties in lokale media 12

3.Bodem en Ruimte 13

3.1 Besluit bodemkwaliteit en het verplaatsen en toepassen van grond 13

3.1.1 Melden van het toepassen van grond 13

3.1.2 Handhaving toepassen van grond 13

3.1.3 Afvoeren van grond / transportbonnen 13

3.2 Ruimtelijke plannen 14

3.2.1 Cultuurhistorie en archeologie 14

3.2.2 Wat te doen bij (her)ontwikkeling/bouwplannen? 15

3.2.3 Borging uitvoeringskwaliteit archeologisch onderzoek 15

4. Gebruik en Gedrag 16

4.1 Bedrijven 16

4.1.1 Vergunningverlening Wet Milieubeheer 16

4.1.2 Handhaving Wet Milieubeheer 16

4.1.3 Het Activiteitenbesluit: ondergrondse brandstoftanks 16

4.1.4 Bodemonderzoek en saneringen op bedrijfsterreinen 17

4.1.4.1 Nulsituatie en eindsituatie bodemonderzoek 17

4.1.4.2 Nader onderzoek en sanering 18

4.1.4.3 Nadere uitvoeringseisen bodemonderzoek en –sanering vanwege Kwalibo 18

4.1.5 Ongewone voorvallen 19

4.2 Bewoners 20

4.2.1 Melden van een (dreigende) bodemverontreiniging 20

4.2.2 Asbest 20

4.2.3 Ondergrondse brandstoftanks 20

4.2.4 Melden toepassen grond 20

5.Afsluiting 20

Bijlagen

1. Trefwoordenregister

2. Stroomschema bodemtoets bij omgevingsvergunning voor het bouwen

3. Het Besluit bodemkwaliteit - overgangsbeleid

Hoofdstuk 1 Inleiding

In het Beleidskader Bodem Vianen is het landelijke en provinciale beleidskader op bodemgebied toegelicht en vertaald naar de gemeentelijke situatie in Vianen. Voorliggend Handboek Bodemtaken beschrijft de praktische uitwerking van de bodemtaken voor de gemeente die volgen uit het Beleidskader Bodem. De achtergrond van de uitwerking staat beschreven in het Beleidskader.

In het handboek is de indeling uit het Beleidskader Bodem aangehouden:

  • Schoon en Veilig;

  • Bodem en Ruimte;

  • Gedrag en Gebruik.

Het Beleidskader Bodem en het Handboek Bodemtaken is bestemd voor iedereen die te maken krijgt met grond, grondwater, waterbodem, grondverzet of bodemverontreiniging binnen de gemeente Vianen. Dit zijn burgers, bedrijven, milieukundig adviesbureaus, saneerders, medewerkers van de gemeente Vianen en de Milieudienst Zuidoost-Utrecht.

De gemeente Vianen heeft de uitvoering van de gemeentelijke bodemtaken in handen gegeven van de Milieudienst Zuidoost-Utrecht (hierna genoemd de Milieudienst). Daar waar in het Beleidskader Bodem over ‘gemeentelijke taken’ wordt gesproken, wordt gedoeld op de taken zoals die door de Milieudienst worden uitgevoerd. Voor de medewerkers van de Milieudienst is het Beleidskader Bodem en het Handboek Bodemtaken de leidraad in de uitvoering van de gemeentelijke taken voor Vianen.

De digitale versie van het Beleidskader Bodem en het Handboek Bodemtaken is beschikbaar via de website van de gemeente (www.vianen.nl) en de website van de Milieudienst (www.Milieudienstzou.nl).

Voor meer informatie over alle onderwerpen die zijn beschreven in het Beleidskader Bodem en het Handboek Bodemtaken kunt u contact opnemen met het team Bodem en Water van de Milieudienst Zuidoost-Utrecht, telefoonnummer 030 – 69 99 500.

Leeswijzer

In het hoofdstuk Schoon en Veilig wordt beschreven hoe de gemeente zorg draagt voor een veilig gebruik van de bodem. Welke locaties hebben een bodemverontreiniging, en welke maatregelen moeten worden genomen om eventuele risico’s bij het huidige gebruik én het toekomstige gebruik te voorkomen? Welke bodeminformatie moet worden aangeleverd bij een omgevingsvergunning voor het bouwen? Hoe is het beheer en de communicatie over bodeminformatie geregeld?

Het hoofdstuk Bodem en Ruimte beschrijft het beheer van de bodem. Hoe wordt omgegaan met de algemene bodemkwaliteit in Vianen? Hoe wordt omgegaan met de bodemkwaliteit en de cultuurhistorie en archeologie in de ondergrond? Welke regels gelden er voor grondverzet en het toepassen van bouwstoffen?

Het laatste hoofdstuk Gebruik en gedrag is gericht op het voorkómen van bodemverontreiniging. Welke maatregelen gelden er voor bedrijfsactiviteiten die mogelijk kunnen leiden tot bodemverontreiniging? Welke milieuregels gelden er voor particulieren? Waar moet een (dreigende) bodemverontreiniging worden gemeld?

Hoofdstuk 2 Schoon en Veilig

Het grootste deel van het oppervlak binnen de gemeente Vianen betreft schone grond. Het is echter bekend dat zich binnen de stadskern van Vianen en de dorpskernen van Hagestein, Everstein en Zijderveld diffuse verontreinigingen in de grond en diverse lokale puntverontreinigingen in de grond en het grondwater bevinden. Het gemeentelijk bodembeleid richt zich op een veilig gebruik van alle bodem binnen Vianen. In dit hoofdstuk wordt de uitvoering van de gemeentelijke bodemtaken toegelicht waarmee het veilig gebruik van de bodem wordt geborgd.

2.1 Inventarisatie verontreinigde locaties en milieuhygiënische risico’s.

2.1.1 Spoedlocaties

Voor het in beeld brengen van de (potentieel) verontreinigde locaties en milieuhygiënische risico’s zijn diverse acties en projecten uitgevoerd. Die locaties die een onaanvaardbaar risico opleveren voor het menselijk gebruik moeten uiterlijk vóór 2015 zijn beheerst. Deze locaties worden spoedlocaties genoemd. De provincie Utrecht is verantwoordelijk voor de inventarisatie van de spoedlocaties en is bevoegd tot het uitvaardigen van een bevel tot nader onderzoek en/of een bevel tot sanering van locaties waar een bedrijf is gevestigd. De gemeente is verantwoordelijk voor het uitvoeren van bodemonderzoeken op de overige locaties.

In tabel 2.1 zijn de spoedlocaties opgenomen die in de gemeente Vianen liggen. Per locatie is aangegeven of de provincie of de milieudienst het bodemonderzoek initieert. De gemeente heeft ISV3 subsidie ontvangen om de spoedlocaties te onderzoeken.

Tabel 2.1 Overzicht spoedlocaties

Locatiecode

straat

Huisnr

Opmerking

UT062000099

Voorstraat

66

nvt is bedrijventerrein, actie ligt bij provincie

UT062000085 was UT062000091

Kerkstraat

29a

nvt is bedrijventerrein, actie ligt bij provincie

ZH062000034

Industrieweg

16

nvt is bedrijventerrein, actie ligt bij provincie

ZH062000048

Stuartweg

17-19

nvt is bedrijventerrein, actie ligt bij provincie

UT062000077

Voorstraat

36

In 2011 wordt een bodemonderzoek uitgevoerd.

ZH062000034

Industrieweg

16

nvt is bedrijventerrein, actie ligt bij provincie

UT062000104

Hagenweg

3

In 2011 wordt een historisch onderzoek uitgevoerd.

ZH062000053

Industrieweg

24

nvt is bedrijventerrein, actie ligt bij provincie

UT062000105

Stuartweg

9

nvt is bedrijventerrein, actie ligt bij provincie

 geen

De Hagen bedrijventerrein

Vermoeden grootschalig VOCl verontreiniging. Starten met dossieronderzoek (zie ook paragraaf 2.1.1)

2.1.2 VOCl-verontreiniging op bedrijventerrein De Hagen

In de bodem ter plaatse van bedrijventerrein De Hagen bevinden zich meerdere verontreinigingen met chloorhoudende oplosmiddelen (VOCl; vluchtige organochloorverbindingen) die deels in elkaar overlopen. Om meer inzicht te verkrijgen in de herkomst, de omvang en de mogelijke milieuhygiënische risico’s van deze verontreinigingen heeft de gemeente Vianen in 2002 de Interne procedure milieuaspecten industrieterrein de Hagen opgesteld. Deze procedure is verouderd en wordt met het vaststellen van dit beleidskader ingetrokken.

De gemeente heeft ISV3 subsidie ontvangen om een onderzoek uit te voeren op het bedrijventerrein.

2.2 Voorkómen van milieuhygiënische risico’s bij veranderend terreingebruik

2.2.1 Bodemtoets bij ruimtelijke plannen

Bij een eerste inventarisatie van mogelijkheden voor (her)ontwikkeling van een bepaalde locatie, is het vaststellen van de kwaliteit van de bodem ter plaatse een belangrijk onderdeel. De bodemkwaliteit kan namelijk van invloed zijn op de beoogde functie of de financiële haalbaarheid van het ruimtelijke plan.

De bodem binnen het plangebied wordt door de Milieudienst getoetst op de volgende zaken:

  • ·

    bekende bodemverontreiniging;

  • ·

    informatie bij de provincie (Wbb-locaties);

  • ·

    voormalige ondergrondse brandstoftanks;

  • ·

    voormalige verdachte bedrijfsactiviteiten;

  • ·

    archeologie (zie verder onder paragraaf 3.2.1);

  • ·

    infiltratie/kwel van het grondwater;

  • ·

    ligging grondwaterbeschermingsgebied.

De Milieudienst stelt vervolgens een bodemadvies op voor de afdeling Stedelijke Ontwikkeling en Projecten van de gemeente dat wordt opgenomen in de milieuparagraaf van de toelichting op het bestemmingsplan. Afhankelijk van de toekomstige functie worden bepaalde eisen gesteld aan de kwaliteit van de bodem en aan eventuele hergebruikgrond (of bagger) die kan worden toegepast. Wanneer blijkt dat de bodemkwaliteit onvoldoende bekend is moet een bodemonderzoek worden uitgevoerd. Het bodemonderzoek moet voldoen aan de normdocumenten NEN5740 (bodemonderzoek) en de NEN5725 (vooronderzoek). Daarnaast wordt nadrukkelijk gecontroleerd op het aspect Kwalibo (Besluit bodemkwaliteit): bodemonderzoeken die na 1 juli 2008 zijn uitgevoerd door niet erkende personen of bedrijven worden niet geaccepteerd.1

1 Voor een overzicht van de werkzaamheden die vallen onder ‘de kwaliteitsborging in het bodembeheer’ (Kwalibo) van het Besluit bodemkwaliteit, wordt verwezen naar de website van Senternovem/Bodem+. Via deze website kan ook worden gecontroleerd welke bedrijven (en personen) over de benodigde certificaten en erkenningen beschikken: www.bodemplus.nl

Over het algemeen is het zo dat de betrokken projectontwikkelaar een bodemonderzoek uitvoert. In sommige gevallen zijn de plannen echter nog niet vast omlijnd, en is het nog niet geheel duidelijk wie de betrokken partijen zullen zijn. Om de voortgang van het proces te stimuleren, en om de potentie van de locatie te kunnen inschatten, is het voor de gemeente vaak van strategisch belang om uitsluitsel te hebben over de bodemkwaliteit ter plaatse. In dat geval laat de gemeente bodemonderzoek uitvoeren. De kosten hiervan worden later verhaald op de projectontwikkelaar via de exploitatieovereenkomst.

2.2.2 Bodemtoets bij omgevingsvergunning voor het bouwen

De afdeling ‘Vergunning en Handhaving’ van de gemeente Vianen behandelt aanvragen voor een omgevingsvergunning voor het bouwen. Bij de in behandeling neming wordt nagegaan of een bodemtoets nodig is. Wanneer een bodemtoets vereist is, worden de door de aanvrager bij de omgevingsvergunning voor het bouwen ingediende stukken opgestuurd naar de Milieudienst. De Milieudienst voert vervolgens de bodemtoets uit. Dat wil zeggen dat wordt nagegaan of de bodem onder en rond het bouwwerk geschikt is voor het beoogde doel. Dit kan een ‘snelle check’ zijn aan de hand van het Bodeminformatiesysteem of het beoordelen van een bodemonderzoek. De mogelijke stappen van een bodemtoets staan schematisch opgesteld in het stroomschema in bijlage 2. Hierin is ook vermeld welk type bodemonderzoek nodig is en wanneer vrijstelling kan worden verleend van een bodemonderzoek.

Het uit te voeren bodemonderzoek moet voldoen aan de normdocumenten NEN5740 (bodemonderzoek) en NEN5725 (vooronderzoek). Daarnaast wordt nadrukkelijk gecontroleerd op het aspect Kwalibo (Besluit bodemkwaliteit): bodemonderzoeken die na 1 juli 2008 zijn uitgevoerd door niet erkende personen of bedrijven worden niet geaccepteerd1.

In bijlage II van het Besluit omgevingsrecht (artikel 2 en 3) zijn typen bouwwerken genoemd waarvoor geen omgevingsvergunning hoeft worden aangevraagd..

De resultaten van de bodemtoets worden door de Milieudienst vastgelegd in een milieuadvies dat wordt verstuurd aan de afdeling Vergunning en Handhaving van de gemeente Vianen. Deze afdeling verwerkt het advies in een brief aan de aanvrager van de bouwvergunning en bepaalt aan de hand van het advies of de omgevingsvergunning voor het bouwen moet worden aangehouden.

De afstemmingsregeling treedt inwerking wanneer blijkt dat:

  • de bodem ter plaatse van het bouwvlak nog niet voldoende is onderzocht;

  • sprake is van een mogelijk geval van ernstige bodemverontreiniging en nader bodemonderzoek en/of sanerende maatregelen noodzakelijk zijn.

De aanhouding wordt opgeheven zodra:

  • de bodemkwaliteit van het bouwvlak voldoende bekend is en geschikt wordt geacht voor het beoogde gebruik;

  • de provincie Utrecht heeft ingestemd met het Saneringsplan of de BUS-melding voor de aanpak van een geval van ernstige bodemverontreiniging;

Indien sprake is van een niet-ernstige bodemverontreiniging wordt geadviseerd een Plan van Aanpak op te stellen. Dit geldt voor bodemverontreinigingen met concentraties boven de Interventiewaarde (sterke verontreiniging). Dit plan van aanpak dient te worden voorgelegd aan de Milieudienst.

De inhoudelijke bodemtoets wordt uitgevoerd door de afdeling Bodem & Water van de Milieudienst Zuidoost-Utrecht. Indien u inhoudelijke vragen heeft over dit onderwerp kunt u rechtstreeks contact opnemen met de Milieudienst, team Bodem en Water, telefoon 030 69 99 500.

2.2.3 Omgevingsvergunningen voor het slopen en asbestverwijdering

Omgevingsvergunning voor het slopen

Bij sloopwerkzaamheden moet worden voorkomen dat asbest vrij komt, dat vervolgens op of in de bodem terecht komt. Daarom moeten voorafgaand aan de sloop eerst, voor zover mogelijk, de asbesthoudende materialen uit het te slopen pand worden verwijderd.

Bij de aanvraag om een omgevingsvergunning voor het slopen moet volgens het Asbestverwijderingsbesluit een asbestinventarisatie rapport worden ingediend bij de gemeente. Dit rapport toont aan of, en waar, zich asbest in het te slopen/verwijderen materiaal of bouwwerk bevindt. Slechts in enkele situaties mag, als kan worden aangetoond dat er geen asbest in een bouwwerk aanwezig is, afgezien worden van een asbestinventarisatie rapport. De asbestinventarisatie moet worden uitgevoerd door daarvoor gecertificeerde bureaus. Het aangetoonde asbest moet vervolgens door een gecertificeerd asbestverwijderingsbedrijf worden weggenomen.

De bedrijven die in het bezit zijn van de certificaten voor asbestinventarisaties en asbestverwijdering zijn te vinden op de website www.ascert.nl (onder ‘register’).

De door de gemeente ontvangen asbestinventarisatie rapporten worden door de Milieudienst beoordeeld. Er wordt getoetst of de rapporten zijn uitgevoerd conform SC 540. Vervolgens adviseert de Milieudienst de gemeente over het verlenen van de (asbest)sloopvergunning. Voor inhoudelijke vragen over asbestverwijdering kan rechtstreek contact worden opgenomen met de Milieudienst, telefoon 030 - 69 99 500.

Melding asbestverwijdering particulieren

Voor particulieren bestaat er een uitzondering op de vergunningsplicht voor de verwijdering van asbesthoudende materialen. Daarbij geldt dat:

  • sprake moet zijn van losse of geschroefde asbesthoudende platen, losse vloertegels of vloerbedekking;

  • én het hechtgebonden asbest betreft;

  • én de totale hoeveelheid asbesthoudend materiaal niet meer dan 35 m2 betreft.

Er kan dan worden volstaan met een melding bij de gemeente van de voorgenomen asbestverwijderingswerkzaamheden. Een omgevingsvergunning voor het slopen is in dat geval niet nodig. Deze melding moet voorafgaand aan de uitvoering van de werkzaamheden worden verricht en getoetst worden door de gemeente. Het hiervoor benodigde formulier is beschikbaar bij de balie van het gemeentehuis en kan worden gedownload via de website van de gemeente. Binnen 8 dagen ontvangt de melder een bericht dat er geen omgevingsvergunning voor het slopen nodig is.

De werkzaamheden die onder deze meldingsplicht vallen mogen door de particulier zelf worden uitgevoerd. Het vrijkomende asbesthoudende materiaal moet in stevig plastic dubbel worden verpakt en vervolgens zo kort mogelijk na het verwijderen worden ingeleverd bij een vergunde asbestinzamelaar. Het asbesthoudende materiaal kan worden ingeleverd bij het gemeentelijk afvalstoffendepot.

2.2.4 De gemeente Vianen als initiatiefnemer van bodemprojecten

Grondtransacties

Indien de gemeente als(ver)koper betrokken is bij een grondtransactie, dient er van het betreffende terrein minimaal een verkennend bodemonderzoek (conform de NEN5740) beschikbaar te zijn, dat niet ouder is dan twee jaar. Wanneer er geen onderzoek beschikbaar is, laat de Milieudienst namens de gemeente een onderzoek uitvoeren.

De Milieudienst toetst aan de hand van het bodemonderzoek of de bodemkwaliteit geschikt is voor het voorgenomen gebruik en/of sprake is van een belemmering voor de voorgenomen transactie.

Een uitzondering wordt gemaakt voor locaties met een oppervlakte < 50 m2. De milieudienst voert voor deze locaties een snelle controle uit om vast te stellen of de locatie verdacht is ten aanzien van bodemverontreiniging. Indien de locatie niet verdacht is, wordt er geen bodemonderzoek uitgevoerd. Wel wordt contractueel vastgelegd (tussen koper en verkoper) dat er geen bodemonderzoek heeft plaatsgevonden.

Werkzaamheden met betrekking tot grond, baggerspecie en bodem

De gemeente laat werkzaamheden met betrekking tot grond, baggerspecie en bodem waarvoor een normdocument beschikbaar is uitsluitend uitvoeren door daartoe gecertificeerde en door het Ministerie van VROM erkende bedrijven en personen. Ook voor werkzaamheden die (nog) niet onder de verplichtingen van Kwalibo (onderdeel van het Besluit bodemkwaliteit) vallen, schakelt de gemeente, indien mogelijk, uitsluitend gecertificeerde en door het Ministerie van VROM erkende bedrijven en personen in.2

2 Voor een overzicht van de werkzaamheden die vallen onder ‘de kwaliteitsborging in het bodembeheer’ (Kwalibo) van het Besluit bodemkwaliteit, wordt verwezen naar de website van Senternovem/Bodem+. Via deze website kan ook worden gecontroleerd welke bedrijven (en personen) over de benodigde certificaten en erkenningen beschikken: www.bodemplus.nl

De gemeente schakelt de Milieudienst in voor de coördinatie van de werkzaamheden met betrekking tot grond, baggerspecie en bodem, of schakelt de Milieudienst in voor de controle op de uitvoering van deze werkzaamheden.

2.3 Beheer en communicatie van bodeminformatie

2.3.1 Meldingsplicht verontreinigingslocaties

Alle door de gemeente ontvangen bodemonderzoeksrapporten worden doorgestuurd naar de Milieudienst en daar inhoudelijk beoordeeld. Wanneer wordt geconstateerd dat sprake is van een (vermoedelijk) geval van ernstige bodemverontreiniging, dan wordt het bodemrapport doorgestuurd naar het bevoegd gezag Wet bodembescherming, de provincie Utrecht. De gemeente/Milieudienst is op grond van de Wet bodembescherming verplicht alle (vermoedelijke) gevallen van ernstige bodemverontreiniging bij de provincie te melden. De provincie beoordeelt vervolgens of nader onderzoek en/of saneringsmaatregelen noodzakelijk zijn. Nader onderzoek en/of saneringsmaatregelen zijn alleen nodig wanneer sprake is van een redelijk vermoeden van onaanvaardbare milieuhygiënische risico’s.

2.3.2 Beschikkingen van de provincie

De provincie Utrecht neemt als bevoegd gezag in het kader van de Wet bodembescherming beschikkingen op bodemonderzoek, saneringsplannen en saneringsevaluaties. De provincie meldt de publicatie van alle beschikkingen in een huis-aan-huis-blad, en legt de stukken voor de beschikking ter inzage op het Provinciehuis in Utrecht. Daarnaast ontvangt de gemeente Vianen een kopie van deze stukken voor ter inzage legging op het stadhuis.

De Milieudienst ontvangt een afschrift van alle beschikkingen, controleert de beschikkingen en ziet toe op de belangen van de gemeente en haar burgers. Hierbij wordt ook gekeken naar de kadastrale registratie die volgt uit de beschikkingen. Indien nodig wordt een zienswijze of bezwaarschrift ingediend door de Milieudienst.

2.3.3 Het Bodeminformatiesysteem (BIS) en het Geoloket

Alle bestaande en beschikbaar komende bodemgegevens worden opgeslagen in het digitale gemeentelijk Bodeminformatiesysteem (BIS) en in het bodemarchief (de onderzoeksrapporten en bijbehorende documenten). Het continue beheer van het BIS en het bodemarchief ligt bij de Milieudienst.

Bij de invoer van bodeminformatie in het BIS wordt gebruik gemaakt van een standaardprotocol (SIKB-protocol 0101). Hierdoor zijn de bodemgegevens op landelijk geüniformeerde wijze geregistreerd wat een uniforme uitwisseling van gegevens met andere systemen mogelijk maakt. Regelmatig worden de bodemgegevens uitgewisseld met de provincie.

Naast bodeminformatie kan het BIS ook andere ruimtelijke gegevens opnemen. Het BIS bevat onder andere informatie over:

  • ·

    Verontreinigingslocaties:

    • o

      Wbb-locaties: locaties die geregistreerd staan bij de provincie Utrecht en een zogenaamde Wet bodembescherming (Wbb) code hebben gekregen. Dit zijn over het algemeen de (vermoedelijke) gevallen van ernstige bodemverontreiniging.

    • o

      Bodemonderzoeken: alle door de gemeente Vianen/Milieudienst ontvangen bodemonderzoeken en de resultaten daarvan.

  • ·

    Verdachte locaties: autosloperijen, bomkraters, gedempte sloten, voormalige bedrijven en ondergrondse tanks (historische bodembestand), huidige bedrijven met bodembedreigende activiteiten, ophogingen (funderingslagen), rioolcunetten (bij chemische bedrijven), stortplaatsen, tuinbouw- en fruitteeltgebieden, wegen, paden, spoorwegen en bermen.

  • ·

    Bodemkwaliteit: bodemkwaliteitszones uit de Bodemkwaliteitskaart.

  • ·

    Beschermingsgebieden: archeologische verwachtingswaarden en vindplaatsen, waterwingebieden, grondwaterbeschermingszones, ecologische hoofdstructuur, en overige fysische en ecologische waarden (zoals bijvoorbeeld kwel- en infiltratiegebieden en natuurgebieden).

  • ·

    Gebruik van de ondergrond: vergunde locaties voor Koude Warmte Opslag (open systemen).

  • ·

    Topografie: bebouwing, gebruik, luchtfoto’s, water, wegen.

  • ·

    Bodemfunctieklassenkaart: een kaart die de gemeente op basis van het Besluit bodemkwaliteit indeelt in de functie wonen, industrie en landbouw/natuur.

Het direct raadplegen van de gegevens in het BIS door derden is niet mogelijk. Een samenvatting van het BIS is toegankelijk via het Geoloket op de website van de Milieudienst (www.Milieudienstzou.nl).

Wanneer nadere informatie over een locatie gewenst is, dan kan hiervoor contact worden opgenomen met de Milieudienst (zie Verstrekking bodeminformatie).

Naast de informatie op het Geoloket bestaat ook de mogelijkheid om het digitale Bodemloket van de provincie Utrecht (www.provincie-utrecht.nl) of het landelijke Bodemloket (www.bodemloket.nl) te raadplegen.

Momenteel wordt door de Milieudienst en de provincie gewerkt aan een digitaal uitwisselbaar systeem om alle bekende gegevens van locaties samen te kunnen voegen (zogenoemde één-locatie-lijst). Dit zal leiden tot een verbetering in de uitwisseling van informatie. Hierdoor wordt de toegankelijkheid van de bodeminformatie van Vianen verbeterd.

2.3.4 Verstrekking bodeminformatie

Bij de gemeente, makelaars, adviesbureaus en burgers is behoefte aan bodeminformatie. Deze informatie kunnen zij in eerste instantie verstrekt krijgen via het Geoloket. Soms is nadere informatie gewenst, of wordt de aanvrager op het Geoloket of het provinciale Bodemloket doorverwezen naar de Milieudienst (met “Neem contact op met de Milieudienst”). De aanvrager moet dan - voor een adequate afhandeling - het bodeminformatieformulier (zie www.milieudienstzou.nl) invullen en toesturen aan de Milieudienst (e-mail: geoloket@Milieudienstzou.nl). De aanvrager krijgt dan binnen enkele dagen schriftelijk antwoord. Naar aanleiding daarvan kan de aanvrager telefonisch contact opnemen. Ook is op afspraak de bodeminformatie zelf in te zien.

Alle bij de Milieudienst aanwezige bodeminformatie is in principe openbaar. In uitzonderlijke gevallen kan het zijn dat de informatie vertrouwelijk wordt behandeld omdat de verstrekker daar om heeft gevraagd (Wet openbaarheid van bestuur (Wob), hoofdstuk V, artikel 10. Bij het verstrekken van de bodeminformatie wordt geen onderscheid gemaakt naar aanvrager (bijvoorbeeld aankopende of verkopende partij).

De bodeminformatie wordt kosteloos verstrekt.

2.3.5 Publicaties in lokale media

De gemeente Vianen publiceert, indien relevant, artikelen over bodemonderwerpen op de gemeentepagina in Het Kontakt.

Ook de provincie Utrecht publiceert, indien relevant, aankondigingen van beschikkingen op het gebied van bodemvergunningen, bijvoorbeeld instemming van een saneringsplan, in het huis-aan-huisblad.

Hoofdstuk 3 Bodem en Ruimte

Bodem en Ruimte heeft betrekking op de inrichting van de ruimte en de consequenties van deze inrichting op de diverse functies van de bodem en de ondergrond. In onderstaande paragrafen wordt ingegaan op handelingen die van invloed zijn op de bodem(kwaliteit) binnen de gemeente Vianen.

3.1 Besluit bodemkwaliteit en het verplaatsen en toepassen van grond

Handhaving van het Besluit bodemkwaliteit bestaat uit:

  • -

    Controleren van meldingen.

  • -

    Toezicht en handhaving van toepassingen.

Een nadere toelichting op handhaving van het Besluit Bodemkwaliteit staat beschreven in de handhaving uitvoeringsmethode Besluit Bodemkwaliteit (HUM BBK).

3.1.1 Melden van het toepassen van grond

Voor vrijwel alle toepassingen van grond geldt een meldingsplicht. Opgemerkt wordt dat dit sinds 1 juli 2008 óók geldt voor het toepassen van schone grond.

Het bevoegd gezag voor het toepassen van grond is de ontvangende gemeente. De Milieudienst behandelt de meldingen van het toepassen van grond namens de gemeente Vianen.

Zo lang de gemeente Vianen gebruik maakt van het overgangsrecht (tot maximaal 2013), bestaan er twee mogelijkheden om het toepassen van grond te melden:

  • 1.

    Het grondverzet vindt plaats binnen de gemeente Vianen en is gebaseerd op basis van de gemeentelijke Bodemkwaliteitskaart. Het grondverzet kan rechtstreeks bij de Milieudienst worden gemeld via meldpuntbodemkwaliteit@Milieudienstzou.nl. De melding dient minimaal 5 dagen voorafgaand aan de toepassing/uitvoering te worden gedaan.

  • 2.

    In alle andere gevallen dient de toepassing gemeld te worden via het landelijke meldpunt: www.meldpuntbodemkwaliteit.senternovem.nl. Meldingen die gedaan worden via dit meldpunt worden automatisch ter behandeling doorgestuurd naar de Milieudienst. De melding dient minimaal 5 werkdagen voorafgaand aan de toepassing/uitvoering te worden gedaan. Meer informatie over de regels en voorwaarden is te vinden op de website van het landelijke meldpunt.

Ter verduidelijking onder welke situatie en waar moet worden gemeld is in hoofdstuk 7 van bijlage 3 een stroomschema opgenomen.

3.1.2 Handhaving toepassen van grond

De Milieudienst voert de controlerende en handhavende taken uit in het kader van het Besluit Bodemkwaliteit. Deze taken bestaan uit:

  • het controleren/toetsen van ontvangen meldingen (binnen 5 werkdagen);

  • het controleren in het veld (van gemelde en niet gemelde toepassingen);

  • het bestuursrechtelijk optreden indien de melding/toepassing niet correct is;

  • het melden van (bijna) overtredingen bij het signaalloket van de VROM-inspectie.

3.1.3 Afvoeren van grond / transportbonnen

Bij het ontwikkelen van een gebied streeft de gemeente naar een gesloten grondbalans. Indien grond niet kan worden hergebruikt op de locatie, dient de grond te worden afgevoerd. De grond kan worden afgevoerd naar:

  • een hergebruikslocatie elders;

  • een grondbank;

  • een erkende verwerker.

Tijdens het transport moet de chauffeur in bezit zijn van een transportbon/-begeleidingsformulier.

Grond die wordt afgevoerd wordt beschouwd als afvalstof. Grondtransporten mogen daarom alleen worden uitgevoerd door bedrijven die in het bezit zijn van een VIHB-nummer (betreft geregistreerde Vervoerders, Inzamelaars, Handelaars en Bemiddelaars van afvalstoffen). Het VIHB-nummer moet ook op de transportbon staan. Wanneer de grond naar een erkende inrichting wordt vervoerd moet daarnaast ook een afvalstroomnummer op de transportbon staan. De ontdoener vult een omschrijvingformulier in op basis waarvan de acceptant (erkende verwerker) een afvalstroomnummer toekent, dat moet worden ingevuld op het begeleidingsformulier voor het transport van de grond.

Er zijn naast de Milieudienst diverse handhavende instanties die op bovenstaande kunnen controleren, zoals de Politie Milieudienst, VROM-Inspectie en de provincie Utrecht.

3.2 Ruimtelijke plannen

Bij ruimtelijke keuzes moeten de geplande functies zoveel mogelijk aansluiten op de eigenschappen van de bodem. In paragraaf 2.2.1 is beschreven hoe de milieuhygiënische bodemkwaliteit binnen een plangebied wordt getoetst met het oog op de geplande functies. Hieronder wordt toegelicht hoe de cultuurhistorische en archeologische waarden van de bodem worden geborgd bij ruimtelijke plannen.

3.2.1 Cultuurhistorie en archeologie

De gemeente Vianen regelt haar cultuurhistorische en archeologische belangen door middel van bestemmingsplannen.

Bestemmingsplan ‘Centrum’

Dit bestemmingsplan is in 1989 vastgesteld en zal wordt herzien. De begrenzingen volgen de contouren van het volgens de Monumentenwet vastgelegd beschermd stadgezicht. In dit bestemmingsplan is geen archeologische paragraaf opgenomen. Echter de Commissie Monumenten en Binnenstad beoordeelt alle omgevingsvergunningen voor het bouwen en voor het aanvragen van een vrijstelling wordt door hen een ruimtelijke onderbouwing gevraagd. Hiervan maakt ook archeologisch onderzoek uit.

Bestemmingsplan ‘Zijderveld, Everdingen en Hagestein’

Onder dit bestemmingplan, dat in 2004 is vastgesteld, vallen de kernen Zijderveld, Everdingen en Hagestein. Voor dit gebied geldt een aanlegvergunningstelsel binnen de begrenzingen van de waardevolle archeologische terreinen zoals aangeduid op de Archeologische MonumentenKaart (AMK) voor de provincie Utrecht. Voor alle grondverstoringen geldt dat, onafhankelijk van verstoringsdiepte of oppervlakte, een aanlegvergunning moet worden aangevraagd. Tevens is vastgelegd dat het verlenen van een vergunning in overleg met de provinciaal archeoloog van Utrecht dient te geschieden.

Bestemmingsplan ‘Landelijk gebied’ en ‘Kom Vianen’ (in ontwikkeling)

Deze bestemmingsplannen zijn in voorbereiding. Voor de beide bestemmingsplannengebieden zijn de terreinen met een middelhoge of hoge verwachting (volgens de archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart van de gemeente Vianen en een oppervlakte van 50m2 en groter aanlegvergunningsplichtig. Ten behoeve van de aanlegvergunning dient de aanvrager een ‘archeologisch onderzoeksrapport’ ter beoordeling overleggen. Dit kan in de vorm van een rapport volgens de standaardeisen van de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie (KNA) zijn, maar kan ook bestaan uit de aanlevering van historische foto’s waarmee wordt aangetoond dat de ondergrond van het terrein in het verleden is verstoord. Op basis hiervan kan een aanlegvergunning met of zonder voorwaarden worden verleend.

3.2.2 Wat te doen bij (her)ontwikkeling/bouwplannen?

Om vertraging in de vergunningprocedure te voorkomen wordt een vooroverleg met de beleidsmedewerker Monumenten en Archeologie van de gemeente aanbevolen. De aanwezigheid van archeologie op de bouwlocatie kan leiden tot noodzakelijke aanpassingen van de bouwplannen of de omgevingsvergunning voor het bouwen kan pas worden verleend nadat de archeologie is veilig gesteld door middel van opgraving.

Voor veel bouwplannen geldt, zeker na vaststelling van de nieuwe bestemmingsplannen 'Landelijk Gebied' en 'Kom Vianen', dat er voorafgaand aan verstoring van de bodem als gevolg van bouwplannen, een archeologische aanlegvergunning verleend moet worden. In overleg met de beleidsmedewerker Monumenten en archeologie van de gemeente wordt bepaald of, en zo ja welke vorm van, archeologisch (voor)onderzoek noodzakelijk is. De beleidsmedewerker Monumenten en Archeologie wordt hierbij inhoudelijk ondersteund door de regio-archeoloog van de Milieudienst.

Het archeologische onderzoek kan bestaan uit (een combinatie van):

  • een bureaustudie;

  • een inventariserend veldonderzoek door middel van boringen of proefsleuven;

  • in-situ behoud van de archeologie (ongeroerd bewaren van de archeologie in de ondergrond);

  • ex-situ behoud van de archeologie door middel van een opgraving.

De resultaten van het archeologisch (voor)onderzoek worden namens de gemeente Vianen beoordeeld door de regio-archeoloog van de Milieudienst. Indien noodzakelijk kan aanvullend onderzoek worden geëist.

Afhankelijk van de resultaten van het archeologisch onderzoek, de situatie ter plaatse van de bouwlocatie en de bouwplannen kan:

  • de aanlegvergunning worden verleend (er is geen waardevolle archeologie, of deze is al verwijderd door middel van opgraving);

  • de aanlegvergunning worden verleend onder voorwaarden, waarbij de archeologie niet wordt verstoord.

Ook wanneer de gemeente zelf als projectontwikkelaar optreedt geldt bovenstaande procedure.

3.2.3 Borging uitvoeringskwaliteit archeologisch onderzoek

Archeologisch (bureau)onderzoek dient te worden uitgevoerd door bedrijven/instanties die in het bezit zijn van een geldige opgravingsvergunning. Een overzicht van de vergunninghouders is te vinden op de website van de Stichting Infrastructuur Kwaliteitsborging Bodembeheer (SIKB, www.sikb.nl).

De onderzoeken die worden uitgevoerd dienen te voldoen aan de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA). Voor meer informatie over deze norm verwijzen wij ook naar de website van de SIKB.

Wanneer de aanvrager overtuigend kan aantonen dat er geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, dan is geen onderzoek conform de KNA vereist. In veel gevallen blijft het aanvragen van een aanlegvergunning echter wel vereist.

Hoofdstuk 4 Gebruik en Gedrag

Het bodembeleid van de gemeente richt zich op duurzaam gebruik van de bodem en het voorkómen van nieuwe bodemverontreiniging. In het hoofdstuk Gebruik en Gedrag worden de gemeentelijke bodemtaken beschreven die zijn gericht op de preventie van bodemverontreiniging.

4.1 Bedrijven

4.1.1 Vergunningverlening Wet Milieubeheer

De Milieudienst verleent namens gemeente milieuvergunningen in het kader van de Wet milieubeheer (Wm). Daarnaast behandelt de Milieudienst meldingen van niet-vergunningplichtige bedrijven (Activiteitenbesluit). Bij het verlenen van milieuvergunningen aan bedrijven met potentieel bodembedreigende activiteiten legt de Milieudienst (standaard)voorschriften op om de kans op het ontstaan van bodemverontreiniging te minimaliseren. Ook in een aantal Besluiten en AMvB’s zijn standaardvoorschriften opgenomen ter bescherming van de bodem. De voorschriften betreffen kwaliteitseisen voor opslag- en productiemiddelen, het aanbrengen van bodembeschermende voorzieningen en het monitoren van de kwaliteit van grond en grondwater. Deze kwaliteitseisen volgen uit de Nederlandse Richtlijn Bodembescherming (NRB). Daarnaast moet bij bedrijfslocaties binnen een grondwaterbeschermingsgebied rekening worden gehouden met de instructies uit de Provinciale Milieuverordening.

4.1.2 Handhaving Wet Milieubeheer

De Milieudienst controleert op naleving van de (standaard)voorschriften (Wet Milieubeheer). Dat betekent dat ook de bodembeschermende voorzieningen en de staat van deze voorzieningen door de Milieudienst worden gecontroleerd. Indien overtredingen worden geconstateerd voert de Milieudienst ook de bestuurlijke handhaving uit.

4.1.3 Het Activiteitenbesluit: ondergrondse brandstoftanks

In het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (het Activiteitenbesluit) zijn regels opgenomen voor het in gebruik hebben en nemen van ondergrondse brandstoftanks, maar ook voor het buiten gebruik stellen daarvan. Deze regels zijn van toepassing op zowel tanks behorende bij een inrichting als op particuliere tanks. Sinds het van kracht worden van het Activiteitenbesluit op 1 januari 2008 is het Besluit opslaan in ondergrondse tanks (BOOT) komen te vervallen.

De Milieudienst verzorgt, namens de gemeente, de handhaving met betrekking tot de ondergrondse tanks. Deze handhaving houdt in:

  • de beoordeling van bodemonderzoek dat is uitgevoerd bij de ingebruik name en buiten gebruikstelling van tanks;

  • de beoordeling van tussentijds bodemonderzoek (monitoringsonderzoek);

  • controle op de uitvoering van de tanksanering;

  • registratie van de tanks in het bodeminformatiesysteem.

De uitvoering van het bodemonderzoek, de tankreiniging en de tanksanering mogen op basis van het Besluit bodemkwaliteit (Kwalibo) alleen worden uitgevoerd door gecertificeerde en door het Ministerie van VROM erkende bedrijven en personen. 3

3 Voor een overzicht van de werkzaamheden die vallen onder ‘de kwaliteitsborging in het bodembeheer’ (Kwalibo) van het Besluit bodemkwaliteit, wordt verwezen naar de website van Senternovem/Bodem+. Via deze website kan ook worden gecontroleerd welke bedrijven (en personen) over de benodigde certificaten en erkenningen beschikken: www.bodemplus.nl.

Voor vragen over tanks of het aankondigen van een tanksanering kunnen particulieren en bedrijven rechtstreeks contact opnemen met de Milieudienst (telefoon 030 69 99 500, info@Milieudienstzou.nl).

4.1.4 Bodemonderzoek en saneringen op bedrijfsterreinen

4.1.4.1 Nulsituatie en eindsituatie bodemonderzoek

Voor bedrijfsactiviteiten die een potentieel bodembedreigend aard hebben, wordt in de Wm-vergunning, het activiteitenbesluit of in de AmvB het uitvoeren van een bodemonderzoek voorgeschreven. Dit bodemonderzoek bestaat uit het vastleggen van de nulsituatie bij aanvang van de activiteit en het vastleggen van de eindsituatie bij beëindiging van de activiteit. In sommige gevallen kan daarnaast ook nog een tussentijds bodemonderzoek worden voorgeschreven. Hieronder is beschreven waar het bodemonderzoek aan moet voldoen. De Milieudienst beoordeelt het bodemonderzoek namens de gemeente.

Nulsituatie-onderzoek

Het nulsituatie-onderzoek moet binnen drie maanden na verlening van de Wm-vergunning zijn uitgevoerd en aan de Milieudienst zijn overhandigd. In een aantal gevallen is het echter wenselijk het bodemonderzoek in een zo vroeg mogelijk stadium uit te laten voeren:

  • Wanneer de omgevingsvergunning wordt aangevraagd in combinatie met een geplande bouwwerkzaamheden. Met een gecombineerd bodemonderzoek voor de bouwactiviteiten en de nulsituatie wordt voorkomen dat twee keer bodemonderzoek moet worden uitgevoerd.

  • Wanneer het vermoeden bestaat dat op de locatie sprake is van een geval van ernstige bodemverontreiniging die consequenties kan hebben voor de uitvoering van de (voorgenomen) bedrijfsactiviteiten. Bijvoorbeeld in het geval van gezondheidsrisico’s bij uitdamping van een verontreiniging met vluchtige stoffen.

Eindsituatie-onderzoek

Het eindsituatie onderzoek moet uiterlijk binnen zes maanden na de bedrijfsbeëindiging zijn uitgevoerd en aan de Milieudienst zijn overhandigd. Indien het om een gedeeltelijke bedrijfsbeëindiging gaat, moet voor dit gedeelte de eindsituatie worden vastgelegd. Het eindsituatie onderzoek moet gelijkwaardig zijn aan het nulsituatie onderzoek.

Onderzoeksopzet

Het bodemonderzoek richt zich op de plaatsen waar mogelijk sprake kan zijn van (toekomstige) aantasting van de bodem en de daar te verwachten bedrijfsspecifieke stoffen. Voor de uitvoering van het bodemonderzoek moet NEN5740:2009 worden gevolgd. Hierin zijn onderzoeksstrategieën opgenomen voor het vaststellen van de nulsituatie bij een toekomstige bodembelasting (NUL) en bij een toekomstige ondergrondse opslagtank (NUL-OO). Het eindsituatie-onderzoek dient conform de onderzoeksstrategie voor een verdachte locatie met een plaatselijke bodembelasting met een duidelijke verontreinigingskern te worden uitgevoerd (VEP).

Omdat het tussentijdse en het eindsituatie onderzoek gelijkwaardig moeten zijn aan het nulsituatie onderzoek, mag van de NEN5740:2009 worden afgeweken indien het nulsituatie onderzoek is uitgevoerd vóór 1 januari 2010. Tot deze datum kon gebruik worden gemaakt van de volgende onderzoeksprotocollen:

  • -

    protocol voor Bodemonderzoek Milieuvergunningen en BSB;

  • -

    protocol nulsituatie-bodemonderzoek Besluit Opslag in Ondergrondse Tanks;

verkennend Onderzoek Tankstations;

-de strategieën voor verdachte deellocaties uit de NEN5740:1999.

In de Nederlandse Richtlijn Bodembescherming (NRB) is opgenomen dat een bodemonderzoek moet worden uitgevoerd zelfs als door voorzieningen en maatregelen het risico op bodemverontreiniging verwaarloosbaar is gemaakt. Bodemverontreiniging is dan niet volledig uitgesloten. Om praktische redenen kan worden afgeweken van het protocol, bijvoorbeeld bij al aanwezige vloeistofdichte vloeren, waarbij een andere bemonsteringslocatie wordt gekozen.

Om te voorkomen dat een bodemonderzoek wordt afgekeurd, omdat niet is voldaan aan de juiste onderzoeksopzet, wordt bedrijven geadviseerd de onderzoeksopzet voorafgaand aan het onderzoek ter beoordeling toe te sturen aan de Milieudienst.

4.1.4.2 Nader onderzoek en sanering

Wanneer het bodemonderzoekrapport onvoldoende inzicht geeft in de verontreinigingssituatie, wordt aanvullend of nader onderzoek gevraagd aan de (aspirant)vergunninghouder. Afhankelijk van de complexiteit van het gevraagde onderzoek, wordt het bedrijf geadviseerd de onderzoeksopzet voorafgaand aan het onderzoek te bespreken met de Milieudienst.

In het geval dat uit het bodemonderzoek blijkt dat de bedrijfsactiviteit(en) hebben geleid tot een nieuw ontstane bodemverontreiniging geldt een saneringsplicht. Deze verplichting geldt ongeacht de omvang van de verontreiniging en de eventuele milieuhygiënische risico’s. De gemeente is, als vergunningverlener, het bevoegd gezag. De (aspirant)vergunninghouder moet de sanering afstemmen met de Milieudienst.

Het nul/eindsituatie-onderzoek is vergunningtechnisch niet gekoppeld aan een saneringsplicht voor bestaande gevallen van bodemverontreiniging (veroorzaakt vóór 1987). Wanneer bij het nulsituatie-onderzoek een bestaand ernstig geval van bodemverontreiniging wordt geconstateerd, is de Milieudienst verplicht de bodemverontreiniging te melden aan het bevoegd gezag Wet bodembescherming. Voor de gemeente Vianen betreft dit de provincie Utrecht. Voor zover er sprake is van onaanvaardbare risico’s bij het huidige of voorgenomen gebruik moet de bodemverontreiniging worden gesaneerd volgens de Wet bodembescherming. De sanering moet door de initiatiefnemer worden afgestemd met de provincie Utrecht.

4.1.4.3 Nadere uitvoeringseisen bodemonderzoek en –sanering vanwege Kwalibo

De uitvoering van het bodemonderzoek en bodemsanering mag op basis van het Besluit bodemkwaliteit (Kwalibo) alleen worden uitgevoerd door gecertificeerde en door het Ministerie van VROM erkende bedrijven en personen. Uitzondering hierop is bodemonderzoek dat is uitgevoerd vóór de inwerkingtreding van Kwalibo.

4.1.5 Ongewone voorvallen

Verontreinigingen die zijn veroorzaakt als gevolg van onverwachte, onvoorziene gebeurtenissen worden ongewone voorvallen genoemd. Het gaat hierbij vaak om calamiteiten zoals een lekkende vrachtwagen, brand etc.

Voor een adequate aanpak van bodemverontreiniging als gevolg van een calamiteit en om verspreiding te voorkomen zijn snelle acties gewenst. De eerstverantwoordelijke instantie voor aanpak direct na de calamiteit is doorgaans de brandweer of de politie Milieudienst.5 Deze hulpdienst informeert vervolgens de gemeente en/of de Milieudienst zo snel mogelijk, zodat zij handhavend en/of coördinerend kan optreden.

5 De politie Utrecht beschikt over algemeen opsporingsambtenaren die gespecialiseerd zijn in milieuwetgeving. Zij werken samen met de buitengewoon opsporingsambtenaren van onder andere gemeenten en milieudiensten op het gebied van milieutoezicht.

Ook voor bodemverontreiniging die is veroorzaakt door een ongewoon voorval geldt dat deze op grond van de zorgplicht Wet bodembescherming ongedaan moet worden gemaakt. Er wordt onderscheid gemaakt tussen ongewone voorvallen die binnen en buiten een inrichting plaatsvinden.

Bij een ongewoon voorval dat plaatsvindt binnen een inrichting is de vergunningverlener Wet milieubeheer het bevoegde gezag. In de meeste gevallen is dit de gemeente. De inrichtinghouder is daarom verplicht het ongewone voorval direct te melden bij de Milieudienst. Daarnaast is de inrichtinghouder verplicht onmiddellijk maatregelen te nemen om de gevolgen van het ongewone voorval te voorkomen of, voor zover die gevolgen niet kunnen worden voorkomen, zoveel mogelijk te beperken.

Voor ongewone voorvallen buiten een inrichting geldt dat zowel de gemeente als de provincie een rol hebben. De veroorzaker van het ongewone voorval is verplicht zo spoedig mogelijk melding te maken van de calamiteit bij de gemeente, de Milieudienst of de provincie. Ook hier geldt de verplichting voor de veroorzaker om onmiddellijk maatregelen te nemen om de gevolgen van het ongewone voorval te voorkomen of, voor zover die gevolgen niet kunnen worden voorkomen, zoveel mogelijk te beperken. De gemeenten of milieudienst melden het ongewoon voorval bij de provincie. De provincie handelt het voorval verder af. Afhankelijk van de situatie kunnen per geval afspraken worden gemaakt tussen de provincie, gemeente en Milieudienst.

Wanneer bij een calamiteit een zodanig gevaar voor het milieu optreedt, dat direct handelen noodzakelijk is, kunnen de benodigde maatregelen door het bevoegde gezag worden genomen. De kosten kunnen dan achteraf worden verhaald op de veroorzaker en/of eigenaar.

De gemeente Vianen heeft in haar Crisisbeheersingsplan beschreven op welke wijze zij omgaat met calamiteiten. Dit plan wordt is in 2010 geactualiseerd.

4.2 Bewoners

4.2.1 Melden van een (dreigende) bodemverontreiniging

Bij het beschermen van de bodemkwaliteit in de gemeente spelen ook de bewoners van de gemeente een belangrijke rol. Indien een bodemverontreiniging wordt geconstateerd of een bodemverontreiniging dreigt te ontstaan kan dat rechtstreeks worden gemeld bij de Milieudienst via telefoonnummer 030 - 69 99 500. De Milieudienst zal vervolgens zorg dragen voor de noodzakelijke vervolgactie(s).

4.2.2 Asbest

Voor particulieren geldt onder voorwaarden een uitzondering op de vergunningsplicht voor de verwijdering van asbesthoudende materialen. In paragraaf 2.2.3 Sloopvergunningen en asbestverwijdering worden de regels voor asbestverwijdering door bedrijven en particulieren toegelicht.

4.2.3 Ondergrondse brandstoftanks

Ook voor particuliere brandstoftanks (met een volume vanaf 1.000 liter) is het Activiteitenbesluit van toepassing (zie paragraaf 4.1.3 Het Activiteitenbesluit: ondergrondse brandstoftanks).

4.2.4 Melden toepassen grond

Particulieren zijn vrijgesteld van de meldingsverplichting bij het toepassen van grond. Echter indien de werkzaamheden, in opdracht van de particulier, worden uitgevoerd door een aannemer is wel sprake van een meldingsplicht. Voor een verdere toelichting wordt verwezen naar de paragraaf over het Besluit bodemkwaliteit en bijlage 3. Ook op de website van de Milieudienst (www.Milieudienstzou.nl) kunt u terecht voor aanvullende informatie.

Hoofdstuk 5 Afsluiting

In voorgaande hoofdstukken is de uitvoering van de bodemtaken beschreven. Achterliggende informatie over wet- en regelgeving is beschreven in het Beleidskader Bodem Vianen.

Wij hebben getracht de informatie zo volledig mogelijk weer te geven. Het huidige bodembeleid is echter sterk aan verandering onderhevig. Indien u informatie mist of u heeft een bodemvraag, dan kunt u contact opnemen met de Milieudienst Zuidoost-Utrecht, 030-69 99 500 of via info@milieudienstzou.nl.

Hoofdstuk Bijlage 1 Trefwoordenregister

Activiteitenbesluit 16

Afvoeren van grond 13

Archeologie 14

Asbest 20

Asbestverwijdering 9

Besluit bodemkwaliteit 13, 23

Bodeminformatie 10

Bodeminformatiesysteem 11

Bodemkwaliteitskaart 13

Bodemtoets 7

Cultuurhistorie 14

De Hagen 6

Eindsituatie 17

Geoloket 11

Grondtransacties 9

Handhaving 13, 16

Lokale media 12

Melden 13

Meldingsplicht 10

Nederlandse Richtlijn Bodembescherming 18

Nulsituatie 17

Omgevingsvergunning voor het bouwen 7

Ongewone voorvallen 19

Ruimtelijke plannen 7

Spoedlocatie 6

Wet Milieubeheer 16

Hoofdstuk Bijlage 2. Stroomschema bodemtoets bij omgevingsvergunning voor het bouwen

afbeelding binnen de regeling

Hoofdstuk Bijlage 3 Het besluit bodemkwaliteit – overgangsbeleid

  • Overgangsbeleid

    Milieudienst Zuidoost-Utrecht

    Februari 2009

    opgesteld door

    Mjo

    beoordeeld door

    POu

    INHOUDSOPGAVE

    1. Inleiding 2

    • 2.

      Wat gaat u toepassen? 3

    • 3.

      Toepassen grond en baggerspecie op land 4

    • 3.

      1 Aandachtspunten 4

    • 3.

      2 Bewijsmiddelen grond en baggerspecie 5

    3.2.1 Partijkeuringen 5

    3.2.2 Erkende kwaliteitsverklaring 5

    3.2.3 Bodemonderzoek 5

    3.2.4 Fabrikant eigenverklaring 6

    3.2.5 Bodemkwaliteitskaart 6

    3.2.6 Oude milieuhygiënische bewijzen 7

    • 3.

      3 Stroomschema: toepassen grond en baggerspecie op land 8

    • 3.

      4 Grondstromentabel – Hergebruikslocaties 9

    • 4.

      Grootschalige bodemtoepassingen 11

    • 4.

      1 Aandachtspunten 11

    • 4.

      2 Stroomschema: Grootschalige bodemtoepassingen 12

    • 5.

      Tijdelijke opslag 13

    • 5.

      1 Aandachtspunten 13

    • 5.

      2 Stroomschema: tijdelijke opslag 14

    • 6.

      Toepassen van bouwstoffen op land 15

    • 6.

      1 Aandachtspunten 15

    • 6.

      2 Bewijsmiddelen bouwstoffen 15

    6.2.1 Partijkeuringen 15

    6.2.2 Erkende kwaliteitsverklaring 16

    6.2.3 Fabrikant eigenverklaring 16

    6.2.4 Oude milieuhygiënische verklaringen 16

    • 6.

      3 Stroomschema: toepassen bouwstoffen op land 17

    • 7.

      Melden 18

    • 8.

      Kwalibo 1

    • 9.

      Overgangsregels nieuw stoffenpakket 1

    • 10.

      Definities 3

    • 1.

      Inleiding

    In 2008 is het Besluit Bodemkwaliteit (BBk) ingevoerd. In het BBk staat beschreven welke handelingen er verricht mogen worden met grond, baggerspecie en bouwstoffen. Gemeenten hebben de keuze om landelijke regels te volgen (generiek beleid) of eigen beleid op te stellen (gebiedsspecifiek beleid). De gemeente Vianen wil deze keuze weloverwogen maken en maakt daarom voorlopig gebruik van het overgangsbeleid. Wat het overgangsbeleid voor de gemeente Vianen inhoudt, wordt beschreven in dit handboek. De ‘beschrijving’ is zoveel mogelijk verwoord in stroomschema’s. Dit handboek is bedoeld voor de medewerkers van de gemeente Vianen.

    Momenteel is de Milieudienst Zuidoost-Utrecht bezig met het opstellen van het Beleidskader Bodem. In dit document wordt beschreven hoe de gemeente Vianen omgaat met verontreinigde grond.

    Wij hebben getracht zo volledig mogelijk te zijn. Het kan echter voorkomen dat uw specifieke toepassing niet wordt beschreven of dat u vragen heeft. U kunt dan contact opnemen met de Milieudienst Zuidoost-Utrecht: 030-69 99 500 of via info@milieudienstzou.nl.

    2. Wat gaat u toepassen?

    Voordat u begint met uw project, dient u voor uwzelf de vraag te stellen wat u gaat toepassen: grond, baggerspecie of bouwstoffen (zie ook onderstaand kader). In onderstaand stroomschema wordt verwezen naar het bijbehorende hoofdstuk. Voor toepassingen in oppervlaktewater neemt u contact op met Waterschap Rivierenland.

    Kader 1 Definities grond, baggerspecie en bouwstoffen

    Grond is een vast materiaal dat bestaat uit minerale delen met een maximale korrelgrootte van 2mm en organische stof in een verhouding en met een structuur zoals deze in de bodem van nature worden aangetroffen, alsmede van nature in de bodem voorkomende schelpen en grond met een korrelgrootte van 2 tot 63 mm, niet zijnde baggerspecie.

    Baggerspecie is een vast materiaal dat is vrijgekomen uit de bodem via het oppervlaktewater of de voor dat water bestemde ruimte en dat bestaat uit minerale delen met een maximale korrelgrootte van 2mm en organische stof in een verhouding en met een structuur zoals deze in de bodem van nature worden aangetroffen, alsmede van nature in de bodem voorkomende schelpen en grind met een korrelgrootte van 2 tot 63 mm.

    Een bouwstof is een materiaal waarin de totaalgehalten aan silicium, calcium of aluminium tezamen meer dan 10 gewichtsprocent van dat materiaal bedragen, uitgezonder vlakglas, metalllisch aluminium, grond en baggerspecie.

  • afbeelding binnen de regeling

    3. Toepassen grond en baggerspecie op land

    Indien u grond of baggerspecie op land wilt toepassen, dan kunt u te maken hebben met twee verschillende kaders: Overgangsbeleid of het Besluit Bodemkwaliteit.

    Overgangsbeleid

    Indien de grond afkomstig is vanuit de gemeente Vianen of een gemeente uit de regio én de herkomstlocatie is onverdacht dan valt de toepassing onder het overgangsbeleid.U kunt dan mogelijk gebruik maken van de regels die staan beschreven in het bodembeheerplan van de gemeente Vianen.

    In het bodembeheerplan van de gemeente Vianen (met kenmerk 660492/2HC11000) wordt dieper ingegaan op de beleidskeuzen die zijn gemaakt. In dit hoofdstuk zijn de belangrijkste regels beschreven.

    Besluit Bodemkwaliteit

    In alle overige gevallen valt de toepassing onder het Besluit Bodemkwaliteit.

    In paragraaf 3.3 is het stroomschema opgenomen waarin staat of welke milieuhygiënische bewijzen nodig zijn voor het toepassen van een partij grond/baggerspecie. De controle op de voorgenomen toepassingen wordt uitgevoerd door de Milieudienst Zuidoost-Utrecht.

    3.1Aandachtspunten

    Indien u grond en baggerspecie gaat toepassen, wees dan alert op onderstaande aandachtspunten:

    • -

      Let op Kwalibo (Kwaliteitsborging in het bodembeheer). De bewijsmiddelen die worden gebruikt om aan te tonen dat de partij grond/baggerspecie voldoet aan de eisen dienen conform Kwalibo te zijn vastgesteld. Zie verder paragraaf 3.2, en hoofdstuk 7.

    • -

      Melden: Indien u grond gaat toepassen binnen het kader van het overgangsbeleid dient u dit 5 werkdagen van te voren te melden bij de Milieudienst Zuidoost-Utrecht. U dient hiervoor gebruik te maken van het meldingsformulier Toepassen Grond (www.milieudienstzou.nl → burgers en milieu → bodem → actief bodembeheer → meldingsformulier).

    Indien u grond gaat toepassen binnen het kader van het Besluit Bodemkwaliteit dient u dit 5 werkdagen van te voren te melden bij www.meldpuntbodemkwaliteit.senternovem.nl.

    • -

      Stoffenpakket: Om aan te tonen dat de kwaliteit grond/baggerspecie voldoet aan de eisen wordt er gebruik gemaakt van een zogenaamd stoffenpakket. Deze is per 1 juli 2008 gewijzigd. Het gebruik van ‘oude bewijsmiddelen’ is onder voorwaarden toegestaan. Zie verder paragraaf 3.2.

    • -

      Indien een toepassing van een partij grond is gemeld bij de gemeente vóór de inwerkingtreding van het Besluit, maar nog niet is toegepast, blijft het Bouwstoffenbesluit van toepassing. Er moet dan wel binnen 6 maanden worden begonnen met de toepassing en de toepassing moet binnen drie jaar zijn afgerond.

    • -

      Als uw partij grond niet voldoet aan de criteria, dient u de grond af te voeren, bijvoorbeeld naar een grondbank. Zie voor een overzicht van grondbanken: http://www.grondbanken.net/.

    3.2Bewijsmiddelen grond en baggerspecie

    Indien u grond/baggerspecie gaat toepassen dient de kwaliteit van de partij grond/baggerspecie te zijn vastgesteld op basis van één van onderstaande bewijsmiddelen. Indien de kwaliteit niet is vastgesteld op basis van één van onderstaande bewijsmiddelen mag u de partij niet toepassen.

    3.2.1Partijkeuringen

  • afbeelding binnen de regeling

    De partijkeuring grond betreft een onderzoek naar de milieuhygiënische kwaliteit en toepassingsmogelijkheden van een partij grond of (gerijpte) baggerspecie, al dan niet ontgraven. De keuring moet betrekking hebben op minimaal de gehele partij grond die wordt toegepast. De rapportage is voorzien van het logo, dat hiernaast is opgenomen. Degene die het veldwerk uitvoert dient gecertificeerd en erkend te zijn (zie voor gecertificeerde personen: www.bodemplus.nl). De analyses dienen conform AP-04 te zijn uitgevoerd.

    3.2.2Erkende kwaliteitsverklaring

    De erkende kwaliteitsverklaring (EKV) is een schriftelijke verklaring waarin wordt verklaard dat de bijbehorende partij grond of baggerspecie afkomstig is van een persoon of instelling, die is erkend voor het produceren van grond (bijvoorbeeld zandwinners) op basis van een Nationale Beoordelingsrichtlijn en voldoet aan de bij of krachtens het Besluit bodemkwaliteit/Bouwstoffenbesluit gestelde eisen. De verklaring is afgegeven door een instelling die daartoe beschikt over een erkenning en mag enkel worden toegepast op de in de verklaring aangegeven wijze.

    Het NL-BSB-logo

    Het KOMO-logo

    Kwaliteitsverklaringen voorzien van dit logo geven aan dat het product, waar het certificaat bij is geleverd, voldoet aan de eisen en voorwaarden van Kwalibo en dat is erkend door een certificeringsinstelling

    afbeelding binnen de regeling

    Producten voorzien van dit logo voldoen naast de eisen van het Besluit bodemkwaliteit ook aan de eisen van het BouwBesluit. (het logo is in beheer bij de Stichting bouwkwaliteit)

    afbeelding binnen de regeling

    3.2.3Bodemonderzoek

    afbeelding binnen de regeling

    Het bodemonderzoek is een milieuhygiënisch onderzoek naar de chemische kwaliteit van de bodem (en het grondwater) op een specifieke locatie. In onderstaande tabel zijn de strategiën genoemd waaraan een bodemonderzoek moet voldoen.

    Bodemonderzoeken dienen uitgevoerd te worden door een erkende instelling en persoon, conform de proceseisen in de BRL SIKB 2000 of het AS SIKB 2000. Dergelijke onderzoeken zijn voorzien van het Kwaliteitswaarborg SIKB. Analyses dienen uitgevoerd te zijn conform AS 3000.

    Tabel 1 Strategiën bodemonderzoek

    Strategie

    Grond

    Baggerspecie

    NEN 5740: toetsing of sprake is van schone bodem

    X

    NEN 5740: toetsing of sprake is van een schone bodem op grootschalige locaties

    X

    NEN 5740: partijkeuring van niet-schone grond uit een diffuus belast gebied met een heterogene verdeling van de verontreinigende stof

    X

    NVN 5720 (vermoedelijk wordt de NVN 5720 in april 2009 vervangen door de NEN 5720)

    X

    Een van de onderzoeksprotocollen voor de bodem onder oppervlaktewater zoals omschreven in onderdeel II van bijlage D in de Regeling bodemkwaliteit. Het te volgen protocol is afhankelijk van de reikwijdte (geografisch dan wel qua doelstelling) van het protocol.

    X

    3.2.4Fabrikant eigenverklaring

    De fabrikant-eigenverklaring (FEV) is een schriftelijke milieuhygiënische verklaring afgegeven door de producent van de grond of baggerspecie. De producent verklaart met een fabrikant-eigenverklaring dat het product voldoet aan de in het Besluit bodemkwaliteit gestelde eisen met betrekking tot de milieuhygiënische kwaliteit van het product. Uit de verklaring blijkt op welke wijze (volgens welke methode en normen) is vastgesteld dat de partij voldoet aan de bij of krachtens het Besluit gestelde eisen.

    3.2.5Bodemkwaliteitskaart

    afbeelding binnen de regeling De bodemkwaliteitskaart is een kaart waarop de diffuse bodemkwaliteit (de achtergrondkwaliteit) binnen een gedefinieerd gebied op het niveau van bodemkwaliteitszones is aangegeven. Binnen de zones is de gemiddelde kwaliteit vergelijkbaar, terwijl tussen de zones een duidelijk verschil in kwaliteit kan bestaan. De kaart geldt niet voor locaties die historisch zijn belast door puntbronnen (bijv. fabriekslocaties of benzinestations). De gemeente Vianen heeft zo’n kaart en deze kaart kan gebruikt worden om een hergebruikslocatie te vinden voor een partij grond.

    3.2.6 Oude milieuhygiënische bewijzen

    Sinds 1 juli 2008 is het standaard stoffenpakket gewijzigd. Milieuhygiënische bewijzen die zijn vastgesteld voor 1 juli 2008 zijn de zogenaamde ‘oude bewijzen’. Deze oude bewijzen zijn onder voorwaarden nog geldig. Deze voorwaarden zijn in onderstaande tabel opgenomen.

    Tabel 2 Overzicht oude Milieuhygiënische bewijzen

    ‘Oude’ Milieuhygiënische verklaring

    Afgifte

    Geldigheid

    Gebruik partijkeuring Bsb en andere bewijsmiddelen Bsb (Bb art 77)

    Voor 1 juli 2008

    Tot maximaal 3 jaar na uitgifte

    Gebruik erkende kwaliteitsverklaring Bsb (Bb art 77)

    Tot ten hoogste 1 juli 2009

    Tot maximaal 3 jaar na inwerkingtreding

    Gebruik bodemkwaliteitskaart (Vrijstellingsregeling grondverzet) (Bb art 76)

    Vastgesteld voor de inwerkingtreding van het Besluit bodemkwaliteit

    Voor de duur van de geldigheid van de bodemkwaliteitskaart (maximaal 5 jaar na inwerkingtreden van het Besluit)

    3.3Stroomschema: toepassen grond en baggerspecie op land

    afbeelding binnen de regeling

    3.4Grondstromentabel – Hergebruikslocaties

    Om vast te stellen waar grond mag worden toegepast binnen de gemeente Vianen dient gebruik gemaakt te worden van de grondstromentabel (tabel 3). Uitgangspunt is dat de beoordeling van ‘vergelijkbare kwaliteit’ (zie kader) plaatsvindt op basis van de kritische stoffen. Voor de gemeente Vianen vindt de vergelijking plaats op basis van de stoffen koper, lood, zink en PAK (som 10, VROM). De tabel is alleen gebaseerd op milieuhygiënische randvoorwaarden en niet op fysische randvoorwaarden, zoals korrelgrootte. Zie ook het bodembeheerplan van de gemeente Vianen.

    Kader 2 Vergelijkbare kwaliteit

    Een partij grond mag binnen een gezoneerd gebied als bodem worden toegepast, als sprake is van een vergelijkbare of betere milieuhygiënische kwaliteit. Volgens de Interim-richtlijn vindt beoordeling van vergelijkbare kwaliteit plaats op basis van de kritische stoffen.

    Als het gemiddelde gehalte in de toe te passen grond voor de meest kritische stof lager is dan de samenstellingswaarde voor niet-schone grond (SW2), is grondverzet in het kader van de MVG in principe mogelijk. Voor de stoffen die voor de toe te passen grond als kritisch worden beschouwd, moet het gemiddelde gehalte in de ontvangende bodem worden vastgesteld. Dit gebeurt op basis van het gemiddelde gehalte van de bodemkwaliteitszone waar de ontvangende bodem deel van uitmaakt.

    Toepassen van de grond is mogelijk als voor alle kritische stoffen geldt:

    Gemiddeld gehalte toe te passen grond < 1,2 x gemiddeld gehalte ontvangende bodem.

    Uit tabel 3 is af te leiden dat sommige toepassingen wel zijn toegestaan, maar dat deze in principe niet gewenst zijn. Dit betreft de toepassing van grond in wegbermen. De gemeente staat de toepassing van kleine hoeveelheden grond (afkomstig van de stadswerf) in wegbermen wel toe, maar wil voorkomen dat grotere hoeveelheden grond worden toegepast, omdat toepassing als wegbermgrond als laagwaardige toepassing wordt gezien (er zal namelijk altijd een negatieve invloed op de kwaliteit zijn vanwege afstroming vanaf het wegdek). Door afstemming met de gemeente en/of Milieudienst is maatwerk mogelijk en kan controle worden uitgeoefend.

    De tabel geldt niet altijd (zie hiervoor het stroomschema). Denk aan:

    • -

      het toepassen van grond afkomstig van verdachte locaties (zie stroomschema toepassen grond en baggerspecie op land);

    • -

      het toepassen van grond uit andere gemeenten (zie stroomschema toepassen grond en baggerspecie op land);

    • -

      grootschalige bodemtoepassingen (zie hiervoor hoofdstuk 4);

    • -

      het toepassen van grond in oppervlaktewater (neem hiervoor contact op met het waterschap Rivierenland).

    Tabel 3 Grondstromentabel

    afbeelding binnen de regeling

    afbeelding binnen de regeling

    afbeelding binnen de regeling

    4.Grootschalige bodemtoepassingen

    Grootschalige bodemtoepassingen vallen niet onder het overgangsbeleid, maar onder het Besluit Bodemkwaliteit.

    Kader Definitie grootschalige bodemtoepassing

    Een grootschalige bodemtoepasing is een toepassing met een minimaal volume van 5.000 m3 en een minimale toepassingshoogte van 2 meter. Een uitzondering hierop zijn toepassingen bij (spoor-)wegen waarop een laag bouwstoffen wordt toegepast. Hier geldt een minimale toepassingshoogte van een 0,5 meter.

    Grootschalige toepassingen zijn:

    • -

      Toepassingen van grond en baggerspecie in bouw- en wegconstructies, waaronder wegen, spoorwegen en geluidswallen;

    • -

      Toepassingen van grond en baggerspecie voor het afdekken van een saneringslocatie of een stortplaats, met het oog op het voorkomen van nadelige gevolgen voor de omgeving;

    • -

      Toepassingen van grond en baggerspecie in ophogingen in waterbouwkundige constructies en voor het verondiepen en dempen van oppervlaktewater met het oog op de hoogwaterbescherming, de doelstellingen van de Kaderrichtlijn Water, bevordering van natuurwaarden en de vlotte en veilige afwikkeling van de scheepvaart;

    • -

      Toepassing van grond en baggerspecie in aanvullingen, waaronder de herinrichting en stabilisering van voormalige winplaatsen voor delfstoffen.

    Voor overige toepassingen, zoals ophogingen van industrieterreinen en woningbouwlocaties gelden de regels die zijn opgenomen in hoofdstuk 3: Toepassen grond en baggerspecie.

    4.1Aandachtspunten

    Indien u grond en baggerspecie gaat toepassen, wees dan alert op onderstaande aandachtspunten:

    • -

      Let op Kwalibo. De bewijsmiddelen die worden gebruikt om aan te tonen dat de partij grond/baggerspecie voldoet aan de eisen dienen conform Kwalibo te zijn vastgesteld. Zie verder paragraaf 3.2, en hoofdstuk 7.

    • -

      Melden: Indien u een grootschalige bodemtoepassing aanlegt dient u dit 5 werkdagen van te voren digitaal te melden bij www.meldpuntbodemkwaliteit.senternovem.nl.

    • -

      Als uw partij grond niet voldoet aan de criteria, dient u de grond af te voeren, bijvoorbeeld naar een grondbank. Zie voor een overzicht van grondbanken: http://www.grondbanken.net/.

    4.2 Stroomschema: Grootschalige bodemtoepassingen

    afbeelding binnen de regeling

    5. Tijdelijke opslag

    Indien u grond over hebt kunt u dit onder voorwaarden tijdelijk opslaan. Er zijn verschillende soorten tijdelijke opslag mogelijk:

    • -

      Kortdurende opslag: opslag vindt maximaal 6 maanden plaats. Melding is verplicht.

    • -

      Tijdelijke opslag op landbodem: opslag vindt maximaal 3 jaar plaats, de eindbestemming is bekend, de kwaliteit van de grond in tijdelijke opslag komt overeen of is beter dan de kwaliteitsklasse van de ontvangende bodem. Melding is verplicht.

    • -

      Opslag bij tijdelijke uitname: bijvoorbeeld bij rioleringswerkzaamheden, de opslag vindt plaats gedurende het werk. De grond wordt zonder te zijn bewerkt, op of nabij dezelfde plaats en onder dezelfde condities teruggeplaatst. Tijdelijke uitname hoeft niet te worden gemeld.

    Tijdelijke opslag is toepassing die volledig onder het Besluit bodemkwaliteit valt.

    5.1Aandachtspunten

    Indien u grond tijdelijk opslaat wees dan alert op onderstaande aandachtspunten:

    • -

      Let op Kwalibo. De bewijsmiddelen die worden gebruikt om aan te tonen dat de partij grond/baggerspecie voldoet aan de eisen dienen conform Kwalibo te zijn vastgesteld. Zie verder paragraaf 3.2, en hoofdstuk 7.

    • -

      Kwaliteit ontvangende bodem. De kwaliteit van de grond waarop u grond/baggerspecie tijdelijk opslaat dient onderzocht te zijn. De kwaliteit kan worden aangetoond door middel van een bodemkwaliteitskaart of een bodemonderzoek (NEN 5740 – onverdacht). De kwaliteit van de grond/baggerspecie die wordt opgeslagen dient overeen te komen (of beter te zijn) dan de kwaliteit van de ontvangende bodem.

    • -

      Melden: Indien u een grootschalige bodemtoepassing aanlegt dient u dit 5 werkdagen van te voren digitaal te melden bij www.meldpuntbodemkwaliteit.senternovem.nl.

    • -

      Zorgplicht. De kwaliteit van de grond ten behoeve van kortdurende opslag (korter dan 6 maanden) hoeft niet bekend te zijn. Echter geldt ten alle tijden de zorgplicht. Indien de grond verontreinigd is, bestaat het risico dat de bodem onder de tijdelijk opslag tevens verontreinigd raakt.

    • -

      Als uw partij grond niet voldoet aan de criteria voor tijdelijke opslag, dient u de grond af te voeren, bijvoorbeeld een grondbank. Zie voor een overzicht van grondbanken: http://www.grondbanken.net/

    • -

      Voor langdurige opslag is een WM-vergunning / melding nodig.

    5.2 Stroomschema: tijdelijke opslag

    afbeelding binnen de regeling

    6.Toepassen van bouwstoffen op land

    De regels met betrekking tot het toepassen van bouwstoffen op land zijn beschreven in het Besluit Bodemkwaliteit. Het Besluit heeft alleen betrekking op steenachtige materialen. Materialen zoals kunststof, hout of stro kunnen ook worden toegepast als bouwstof maar deze materialen vallen niet onder de regels van het Bouwstoffenbesluit.

    6.1Aandachtspunten

    Indien u een bouwstof gaat toepassen, dan dient u alert te zijn op onderstaande aandachtspunten.

    • -

      Let op Kwalibo. De bewijsmiddelen die worden gebruikt om aan te tonen dat de bouwstof voldoet aan de eisen dienen conform Kwalibo te zijn vastgesteld. Zie verder paragraaf 6.2, en hoofdstuk 7.

    • -

      Melden: Indien u een IBC-bouwstof (zie definitie) gaat toepassen of een bouwstof hergebruikt én de eigenaar van die bouwstof verandert niet, dient u dit 5 werkdagen van te voren te melden bij www.meldpuntbodemkwaliteit.senternovem.nl.

    • -

      Let bij hergebruik van bouwstoffen op asbest. Indien de her te gebruiken bouwstof asbest bevat met een concentratie boven de samenstellingseis (100 mg/kg ds) dan mag deze bouwstof niet worden hergebruikt.

    6.2Bewijsmiddelen bouwstoffen

    Indien u een bouwstof gaat toepassen dient de kwaliteit van de bouwstof te zijn vastgesteld op basis van één van onderstaande bewijsmiddelen. Indien de kwaliteit niet is vastgesteld op basis van één van onderstaande bewijsmiddelen mag u de bouwstof niet toepassen.

    6.2.1Partijkeuringen

    afbeelding binnen de regeling

    De partijkeuring bouwstof betreft een onderzoek naar de milieuhygiënische kwaliteit en toepassingsmogelijkheden van een bouwstof. De keuring moet betrekking hebben op minimaal de gehele partij bouwstof die wordt toegepast. De keuring is voorzien van bijgevoegd logo. Degene die het veldwerk uitvoert dient gecertificeerd te zijn (zie voor gecertificeerde personen: www.bodemplus.nl). De analyses dienen conform AP-04 te zijn uitgevoerd.

    6.2.2 Erkende kwaliteitsverklaring

    De erkende kwaliteitsverklaring (EKV) is een schriftelijke verklaring waarin wordt verklaard dat de bijbehorende partij bouwstof afkomstig is van een persoon of instelling, die is erkend voor het produceren op basis van een Nationale Beoordelingsrichtlijn, voldoet aan de bij of krachtens het Besluit bodemkwaliteit/Bouwstoffenbesluit gestelde eisen. De verklaring is afgegeven door een instelling die daartoe beschikt over een erkenning en mag enkel worden toegepast op de in de verklaring aangegeven wijze.

    Het NL-BSB-logo

    Het KOMO-logo

    Kwaliteitsverklaringen voorzien van dit logo geven aan dat het product, waar het certificaat bij is geleverd, voldoet aan de eisen en voorwaarden van Kwalibo en dat is erkend door een certificeringsinstelling.

    afbeelding binnen de regeling

    Producten voorzien van dit logo voldoen naast de eisen van het Besluit bodemkwaliteit ook aan de eisen van het BouwBesluit (het logo is in beheer bij de Stichting bouwkwaliteit).

    afbeelding binnen de regeling

    6.2.3Fabrikant eigenverklaring

    De fabrikant-eigenverklaring (FEV) is een schriftelijke milieuhygiënische verklaring afgegeven door de producent van de bouwstof. De producent verklaart met een fabrikant-eigenverklaring dat het product voldoet aan de in het Besluit Bodemkwaliteit gestelde eisen met betrekking tot de milieuhygiënische kwaliteit van het product. Uit de verklaring blijkt op welke wijze (volgens welke methode en normen) is vastgesteld dat de partij voldoet aan de bij of krachtens het Besluit gestelde eisen.

    6.2.4Oude milieuhygiënische verklaringen

    Sinds 1 juli 2008 is het standaard stoffenpakket gewijzigd. Milieuhygiënische bewijzen die zijn vastgesteld voor 1 juli 2008 zijn de zogenaamde ‘oude bewijzen’. Deze oude bewijzen zijn onder voorwaarden nog geldig. Deze voorwaarden zijn in onderstaande tabel opgenomen.

    ‘Oude’ Milieuhygiënische verklaring

    Afgifte

    Geldigheid

    Gebruik partijkeuring Bsb en andere bewijsmiddelen Bsb (Bb art 77)

    Keuring tot aan 1 januari 2008

    Tot maximaal 3 jaar na uitgifte

    Gebruik erkende kwaliteitsverklaring Bsb (Bb art 77)

    Tot ten hoogste 1 juli 2009

    Tot maximaal 3 jaar na inwerkingtreding

    6.3 Stroomschema: toepassen bouwstoffen op land

    afbeelding binnen de regeling

    7.Melden

    Om zicht te hebben op de diverse grondstromen in Nederland is afgesproken dat het toepassen van grond gemeld dient te worden. Er zijn onder bepaalde voorwaarden uitzonderingen gemaakt voor particulieren en agrariërs. Ook het toepassen van 50m3 schone grond hoeft niet gemeld te worden.

    Afhankelijk binnen welk kader de toepassing plaatsvindt: overgangsbeleid of Besluit Bodemkwaliteit dient de melding rechtstreeks bij de milieudienst Zuidoost-Utrecht gedaan te worden of digitaal via www.meldpuntbodemkwaliteit.senternovem.nl. In het stroomschema “melden van grondverzet” is opgenomen wanneer bij welke instantie gemeld dient te worden.

    De milieudienst dient binnen 5 werkdagen de melding te controleren. Indien gegevens ontbreken of de gemelde toepassing is niet toegestaan dan wordt dit teruggekoppeld aan de melder.

    afbeelding binnen de regeling

8. Kwalibo

Kwalibo staat voor Kwaliteitsborging bodembeheer. Onder de noemer “Kwalibo” zijn regels opgenomen om de kwaliteit van bodemwerkzaamheden te waarborgen. Dit gebeurt vooral door de werkzaamheden te laten uitvoeren door gecertificeerde en erkende bedrijven en werknemers. Resultaten van werkzaamheden die niet zijn uitgevoerd door een gecertificeerd en erkend bedrijf mogen door het bevoegd gezag niet in behandeling worden genomen.

Met betrekking tot het toepassen van bouwstoffen, grond en baggerspecie dient met een milieuhygiënische verklaring te worden vastgesteld dat de bouwstof, grond of baggerspecie voldoet aan de kwaliteitseisen. Deze milieuhygiënische verklaring dient conform de eisen die Kwalibo stelt te worden verkregen.

Indien de milieuhygiënische verklaring conform Kwalibo is uitgevoerd wordt dit zichtbaar door de gebruikte logo’s. Naast het gebruik van de logo’s worden de volgende eisen gesteld:

  • -

    De persoon die de veldwerkzaamheden heeft uitgevoerd dient gecertificeerd en erkend te zijn. Op de website van bodem+, www.bodemplus.nl is een lijst opgenomen met gecertificeerde en erkende personen.

  • -

    Het laboratorium dat de analyses uitvoerd dient een sterlab te zijn en de analyses conform AS3000 of AP-04 uit te voeren.

9.Overgangsregels nieuw stoffenpakket

Sinds 1 juli 2008 worden milieuhygiënische bewijsmiddelen vastgesteld waarbij tijdens het onderzoek een nieuw stoffenpakket wordt gehanteerd. Om gebruik te maken van ‘oude bewijsmiddelen’ zijn overgangsregels vastgesteld.

Het gebruik van ‘oude bewijsmiddelen’ kan tot maximaal 1 juli 2011. Het kan voorkomen dat de grond die wordt toegepast niet is onderzocht op bepaalde parameters uit het nieuwe standaard stoffenpakket. Indien, door bijvoorbeeld de historie van de partij, men kan verwachten dat partij-, locatie- of gebiedsspecifieke parameters in verhoogde concentraties voorkomen, kan aanvullend onderzoek naar deze parameters wenselijk zijn.

In onderstaande kaders worden enkele praktijksituaties toegelicht.

Praktijksituatie 1 Toepassen partijen grond in een lopend oud werk

In een lopend (oud) werk worden partijen toegepast die gekeurd zijn conform het nieuwe Besluit Bodemkwaliteit. Kan dit?

In het Bouwstoffenbesluit is hier niets over geregeld. Echter dient men vanaf 1 juli 2008 de geldende VKB protocollen te volgen. De stelling van Bodem+ is dat deze nieuwe bewijsmiddelen ook gebruikt kunnen worden onder het Bouwstoffenbesluit (indien overgangsrecht van toepassing is). De resultaten dienen wel te worden getoetst aan de normen uit het Bouwstoffenbesluit. Tevens dient rekening gehouden te worden met de regels uit het Bouwstoffenbesluit (ten aanzien van bijvoorbeeld zekerheidsfactoren bij splitsen van partijen).

Een rapport van een partijkeuring kan dan ook twee conclusies bevatten:

  • 1.

    conform het besluit bodemkwaliteit

  • 2.

    conform het bouwstoffenbesluit

Praktijksituatie 2 Toepassen van grond in Bouwstoffenbesluit werken

Partijkeuringen die nu worden uitgevoerd kennen een ander stoffenpakket dan partijkeuringen uitgevoerd onder het bouwstoffenbesluit. Kan de nieuwe partijkeuring dan wel worden toegepast in een lopend werk? En kunnen oude partijkeuringen worden toegepast onder het Besluit bodemkwaliteit?

"Standpunt van het Rijk is dat bewijsmiddelen voor grond en baggerspecie die zijn opgesteld met gebruikmaking van het oude basispakket en worden gebruikt voor nuttige toepassing in het kader van het Besluit bodemkwaliteit gebruikt kunnen worden zonder aanvullend onderzoek naar de ontbrekende parameters. Tevens kunnen bewijsmiddelen die zijn opgesteld met gebruikmaking van het nieuwe standaardpakket zonder aanvullend onderzoek worden gebruikt voor een toepassing onder het overgangsrecht van het Besluit bodemkwaliteit (bijvoorbeeld een Bouwstoffenbesluit-werk of de Vrijstellingsregeling grondverzet). Dit geldt onder strikte randvoorwaarde dat indien kan/moet worden aangenomen dat bepaalde parameters die in afwijkende concentraties kunnen voorkomen, maar die niet zijn opgenomen in het oude basispakket of nieuwe standaardpakket, alsnog worden onderzocht."

10. Definities

Begrip

Definitie overgangsbeleid

Definitie BBK

Achtergrondgehalte

Het gemiddelde lokale gehalte van een stof die diffuus verspreid over een gebied wordt aangetroffen.

Achtergrondwaarden (AW2000)

Vastgestelde gehalten aan chemische stoffen voor een goede bodemkwaliteit waarvoor geldt dat er geen sprake is van een belasting door lokale verontreinigingsbronnen. Deze gelden voor héél Nederland.

Baggerspecie

Mengsel van minerale bestanddelen, organische stof en water dat vrijkomt bij het baggeren van (delen van) de waterbodem. Op het moment van de toepassing als bodem of in een werk, wordt de baggerspecie als grond beschouwd.

Materiaal dat is vrijgekomen uit de bodem via het oppervlaktewater of de voor dat water bestemde ruimte en dat bestaat uit minerale delen met een maximale korrelgrootte van 2mm en organische stof in een verhouding en met een structuur zoals deze in de bodem van nature worden aangetroffen, alsmede van nature in de bodem voorkomende schelpen en grind met een korrelgrootte van 2 tot 63 mm.

Basispakket

Het basispakket is het pakket van stoffen dat in principe minimaal in de bodemkwaliteitskaart is opgenomen. Het omvat de stoffen arseen, cadmium, chroom, koper, kwik, lood, nikkel, zink, som-PAK’s, minerale olie en EOX. Steekproefsgewijs wordt het basispakket aangevuld met de bepaling van het gehalte aan lutum en organische stof.

Let op: inhoud kan na overgang naar generiek/gebiedspecifiek beleid wijzigen.

Beheergebied

Gebied waarvoor geldt dat één organisatie de bodemkwaliteit beheert. De organisatie kan bijvoorbeeld een gemeente, een provincie of een waterschap zijn. In onderhavige rapportage betreft dit de gemeente Vianen.

Aaneengesloten afgebakend deel van de oppervlakte van een of meer gemeenten of het beheergebied van een of meer waterkwaliteitsbeheerders.

Beleidskader Bodem

Beleidskader Bodem is een document waarin staat beschreven wat het gemeentelijk beleid is ten aanzien van omgang met bodemverontreinigingen

Idem

Bermgrond

Bermgrond is de strook grond vanaf de wegschouder tot aan de insteek van de (zak)sloot of – bij een dijklichaam – de boveninsteek van het talud aan weerszijden van een door het waterschap onderhouden verharde weg of fietspad buiten de bebouwde kom. Het onderhoud beperkt zich in de regel tot de bovenste 25 cm.

Idem

Bestuursdwang

Bestuursdwang houdt in dat de initiatiefnemer of degene die het beheer van een werk heeft overgenomen, een aanzegging krijgt bepaalde handelingen na te laten, dan wel bepaalde maatregelen te treffen binnen een bepaalde termijn.

Idem

Bijzondere omstandigheid

Verdachte locatie, een (mogelijk) geval van ernstige bodemverontreiniging of toepassing binnen een beschermingsgebied

Idem

Bodembeheerplan

Plan dat beschrijft op welke wijze grondverzet mag plaatsvinden binnen de gemeente.

Bodembeheerplan wordt een bodembeheernota

Bodemfuncties

Gebruik van de bodem zoals is vastgesteld door de gemeenteraad bij gebiedsspecifiek beleid. 7 functies:

·Wonen met tuin,

·plaatsen waar kinderen spelen,

·groen met natuurwaarden,

·ander groen/bebouwing/infrastructuur en industrie,

·moestuinen en volkstuinen,

·natuur,

·landbouw.

Bodemfunctieklassen

Gebruik van de bodem zoals is vastgesteld door de gemeenteraad (generiek beleid).

Drie functies: Wonen, industrie en overig (landbouw en natuur).

Bodemkwaliteit

De bodemkwaliteit in een bepaald gebied wordt gekarakteriseerd aan de hand van statistische kengetallen van de verdeling van de stofgehalten. Het betreft stoffen van het basispakket.

Idem, met uitzondering dat het stoffen betreft van het nieuwe stoffenpakket.

Bodemkwaliteitskaart

Kaart met meerdere thema’s die tezamen een beschrijving geven van de bodemkwaliteit in een bepaald gebied. De bodemkwaliteitskaart wordt opgesteld voor ten minste de kritische stoffen.

Idem

Bodemkwaliteitsklasse

Er worden twee kwaliteitsklassen onderscheiden:

-klasse wonen

-klasse industrie

Bodemkwaliteit die de maximale waarden voor klasse industrie overschrijdt is in het generieke beleid niet toepasbaar. Bodemkwaliteit die de achtergrondwaarden niet overschrijdt is altijd toepasbaar.

In het gebiedsspecifieke beleid kunnen de maximale waarden voor wonen en industrie zelf bepaald worden. Echter bodemkwaliteit die het saneringscriterium overschrijdt is nooit toepasbaar.

Bouwstof

Materiaal waarin de totaalgehalten aan silicium, calcium of aluminium tezamen meer dan 10 gewichtsprocent van dat materiaal bedragen, uitgezonderd vlakglas, metallische aluminium, grond of baggerspecie, dat is bestemd om te worden toegepast. Asbest voldoet aan de definitie van een bouwstof, maar vanwege milieuhygiënische risico’s mag het niet meer worden toegepast.

Deelgebied

Deel van het beheergebied waarvoor geldt dat er eenzelfde verwachting bestaat voor de bodemkwaliteit, waarbij zowel de verwachtingswaarde als de mate van variabiliteit bepalend zijn. De spreiding binnen een deelgebied is relatief laag. De bodemkwaliteit van het ene deelgebied wijkt significant af van de bodemkwaliteit van een ander deelgebied. Deelgebieden worden bovendien onderscheiden op basis van bodemopbouw.

Een deelgebied kan bestaan uit een aaneengesloten gebied maar het kan ook bestaan uit een aantal gebieden (deelgebieden) met dezelfde kenmerken en verwachtingen betreffende de bodemkwaliteit.

Idem

Dubbele toetsing

Bij het toepassen van grond en baggerspecie moet worden getoetst aan de bodemkwaliteitsklasse en aan de bodemfunctieklasse. De kwaliteitsklasse van de toe te passen partij grond of baggerspecie moet voldoen aan de strengste norm.

Dwangsom

Een dwangsom is een indirect dwangmiddel in de vorm van een geldboete die wordt opgelegd met het doel om de overtreding ongedaan te maken of verdere overtreding dan wel herhaling te voorkomen.

Idem

Emissietoetswaarden

Waarden waarvan op basis van ervaring uit het Bouwstoffenbesluit weet dat zij de maximale emissiewaarden niet overschrijden. Opgenomen in bijlage B van de regeling.

Erkende kwaliteitsverklaring

Schriftelijke verklaring die is afgegeven door een instelling die daartoe beschikt over een erkenning, waarin wordt verklaard dat de bijbehorende partij die afkomstig is van een persoon of instelling die is erkend voor het produceren op basis van een nationale Beoordelingsrichtlijn, voldoet aan de bij of krachtens dit besluit gestelde eisen met betrekking tot de milieuhygiënische kwaliteit, mits toegepast op de in de verklaring aangegeven wijze

Gerijpte baggerspecie

Doordat de baggerspecie ontwatert, komt deze in contact met lucht. Hierdoor kan baggerspecie rijpen. Dit is een natuurlijk proces, waarbij organische stof door biologische activiteit wordt afgebroken en de structuur van de specie verbetert. Tijdens de rijping kunnen de gehalten aan organische verbindingen in geringe mate afnemen.

Grond

Vast materiaal dat bestaat uit minerale delen met een maximale korrelgrootte van 2mm en organsiche stof in een verhouding en met een structuur zoals deze in de bodem van nature worden aangetroffen, alsmede van nature in de bodem voorkomende schelpen en grond met een korrelgrootte van 2 tot 63 mm, niet zijnde baggerspecie.

Grootschalige toepassing

Een grootschalige bodemtoepasing is een toepassing met een minimaal volume van 5.000 m3 en een minimale toepassingshoogte van 2 meter. Een uitzondering hierop zijn toepassingen bij (spoor-)wegen waarop een laag bouwstoffen wordt toegepast. Hier geldt een minimale toepassingshoogte van een 0,5 meter.

IBC-bouwstof

Bouwstof die vanwege de mate van emissie (overschrijding maximale emissiewaarden) alleen met isloatie-, beheers-, en controlemaatregelen mag worden toegepast

Interventiewaarde (I)

Interventiewaarden geven het kwaliteitsniveau van de grond of grondwater aan waarbij sprake is van mogelijke risico's voor mensen, planten of dieren. Worden de interventiewaarden van één of meer stoffen overschreden, dan is de grond of het grondwater sterk verontreinigd.

Kritische stoffen

Dit zijn stoffen waarvoor geldt dat de 95-percentielwaarde de tussenwaarde voor die stoffen overschrijdt of, indien geen of onvoldoende waarnemingen beschikbaar zijn, wordt verwacht dat de 95-percentielwaarde de tussenwaarde overschrijdt.

Klasse industrie

Zie bodemkwaliteitsklasse

Klasse wonen

Zie bodemkwaliteitsklasse

Kwaliteitsbepalende stoffen

Dit zijn de stoffen op basis waarvan de kwaliteit van een deelgebied van de bodemkwaliteitskaart wordt gekarakteriseerd.

Maximale emissiewaarden

Waarden waaraan getoetst moeten worden indien niet voldaan wordt aan de emissietoetswaarden. Hiervoor dient een uitloogonderzoek uitgevoerd te worden.

Nuttige toepassing bouwstof

Een nuttige toepassing is een toepassing in een werk. Bijvoorbeeld: gebouwen, wegen, spoorwegen, bruggen, geluidswallen en dijken. Het werk dient functioneel te zijn en dient een duidelijk nut of noodzaak te hebben. Zie ook definitie werk.

Onderscheidende gebiedskenmerken

Kenmerken waarvan verwacht wordt dat deze een verband vertonen met de bodemkwaliteit. Bijvoorbeeld: bodemtype, landgebruik, historie.

Idem

Onverdachte locatie

Onverdachte locaties zijn locaties waar geen bodemverontreiniging is aangetoond of wordt verwacht.

Idem

Overtreding

Wanneer strafbare handelingen niet opzettelijk zijn uitgevoerd, is sprake van een overtreding.

Idem

Percentiel / percentielwaarde

Waarde waar beneden een bepaald percentage van de waarnemingen gelegen zijn. Bijvoorbeeld 95-percentiel (P95): 95% van de waarnemingen liggen beneden deze waarde.

Idem

Samenstellingswaarde (SW)

Toetsingswaarde van het Bouwstoffenbesluit.

Vervallen.

Samenstellingswaarde voor schone grond (SW1)

Toetsingswaarde van het Bouwstoffenbesluit. Vergelijkbaar met de streefwaarde.

Vervallen.

Samenstellingswaarde voor niet-schone grond (SW2)

Toetsingswaarde van het Bouwstoffenbesluit. Vergelijkbaar met de interventiewaarde.

Vervallen

‘Stand still’ beginsel

Bij toepassing van grond als bodem mag de bodem waarop de grond wordt aangebracht niet in kwaliteit achteruit gaan.

Er wordt onderscheid gemaakt tussen generiek en gebiedsspecifiek beleid.

Generiek:

In het generieke kader is er sprake van stand-still op klasseniveau in plaats van op locatie- of stofniveau.

In het gebiedsspecifieke kader is er sprake van stand-still op gebiedsniveau. De bodemkwaliteit mag plaatselijk verslechteren, mits dit elders in hetzelfde gebied tot kwaliteitsverbetering leidt.

Streefwaarde (S)

Streefwaarden geven het kwaliteitsniveau van de grond of bodem die voor alle mogelijke functies geschikt is.

Streefwaarden worden enkel gebruikt om kwaliteit van grondwater aan te duiden. De oude streefwaarde van grond zijn vervangen door de achtergrondwaarden (AW2000)

Tijdelijke uitname

Het tijdelijk verwijderen van bouwstoffen, grond of baggerspecie om deze vervolgens op of nabij de oorspronkelijke plaats weer aan te brengen. Bijvoorbeeld werkzaamheden aan ondergrondse kabels en leidingen.

Tussenwaarde (T)

Tussenwaarde = gemiddelde van de streef- en interventiewaarde (= ½ (S+I)) of het gemiddelde van de samenstellingswaarde voor schone grond en de samenstellingswaarde voor niet-schone grond ( ½ (SW1+SW2)).

Tussenwaarde grondwater = gemiddelde van de streef- en interventiewaarde (= ½ (S+I)) of het gemiddelde van de samenstellingswaarde voor schone grond en de samenstellingswaarde voor niet-schone grond ( ½ (SW1+SW2)).

Tussenwaarde grond = gemiddelde van de achtergrondwaarde- en interventiewaarde (= ½ (AW2000+I))

Variabiliteit

Statistische maat voor de mate van het verspreid over een gebied voorkomen van een stof.

Idem

Verdachte locatie

Locatie waar momenteel of in het verleden een lokale potentiële bron van bodemverontreiniging aanwezig is (geweest) of wordt vermoed. Enkele voorbeelden van verdachte locaties zijn autoslopen, bomkraters en blindgangers, gedempte sloten, voormalige bedrijven, ondergrondse tanks, huidige bedrijven met bodembedreigende activiteiten, ophogingen, funderingslagen, rioolcunetten (bij chemische bedrijven), stortplaatsen, tuinbouw- en fruitteeltgebieden, wegen, paden, spoorwegen en bermen.

Idem

Vergelijkbare kwaliteit

Volgens de Interim-richtlijn is er sprake van vergelijkbare kwaliteit indien het gemiddelde gehalte van de toe te passen grond voor alle kritische stoffen kleiner of gelijk is aan het product van de acceptatiefactor (=1,2) en het gemiddelde gehalte van de bodemkwaliteitzone waarin de grond zal worden toegepast. In gevallen waar het gemiddelde gehalte lager is dan de samenstellingswaarde voor schone grond wordt de samenstellingswaarde aangehouden bij toetsing op vergelijkbare kwaliteit. .

Vervallen

Werk

Onder een werk verstaat men een grondwerk, een waterbouwkundig werk, een wegenbouwkundig werk of een bouwwerk. Voorbeelden zijn:

·een weg, een viaduct, een aquaduct;

·een geluidswal;

·een slootdemping;

·huizen, kantoren en andere utiliteitsbouw, voorzover de onderdelen zich niet binnen bevinden (dus wel: daken, buitenmuren en funderingen);

·oevervoorzieningen, bruggen, kaden, dijken;

·enzovoort.

Bouwwerk, weg- of waterbouwkundig werk of anderszins functionele toepassing van een bouwstof, uitgezonderd het verondiepen of het dempen van oppervlaktewater en het ophogen van de bodem ten behoeve van woonwijken en industrieterreinen.