Regeling vervallen per 01-01-2021

Verordening op de warenmarkten voor de gemeente Vianen 1999

Geldend van 01-01-1999 t/m 31-12-2020

Intitulé

Verordening op de warenmarkten voor de gemeente Vianen 1999

De raad der gemeente Vianen;

  • -

    gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 1 september 1998, inzake vaststelling nieuwe marktverordening;

  • -

    gelet op de artikelen 149 en 151 van de Gemeentewet;

  • -

    gezien het advies van het Marktoverleg Vianen van 19 augustus 1998:

  • -

    overwegende dat het wenselijk is regels te stellen voor een ordelijk verloop van de markten;

  • -

    besluit vast te stellen de volgende verordening:

Verordening op de warenmarkten voor de gemeente Vianen 1999

Hoofdstuk 1 Inleidende bepalingen

Artikel 1.1 Begripsomschrijvingen

1 In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a

    markt: de warenmarkten die plaatsvinden op de bij of krachtens artikel 1.2 vastgestelde dag, tijd en plaats;

  • b

    marktterrein: de gehele openbare of voor het publiek toegankelijke oppervlakte grond, die bij of krachtens artikel 1.2 is aangewezen voor het uitoefenen van de markthandel;

  • c

    standplaats: de ruimte die voor de duur van de markt op het marktterrein is aangewezen voor het uitoefenen van de markthandel;

  • d

    vaste plaats: de standplaats die op een markt voor onbepaalde tijd ter beschikking wordt gesteld aan de vergunninghouder;

  • e

    dagplaats: de standplaats die per marktdag beschikbaar wordt gesteld aan een vergunninghouder, omdat deze niet als vaste plaats is toegewezen dan wel ingenomen;

  • f

    standwerken: de activiteit waarbij de vergunninghouder publiek om zich heen verzamelt, over het door hem te verkopen artikel een aansprekende uiteenzetting houdt en ten slotte probeert meer personen gelijktijdig tot aankoop van dat artikel te bewegen;

  • g

    standwerkersplaats: de standplaats die per marktdag ter beschikking wordt gesteld om te standwerken;

  • h

    vergunninghouder: degene aan wie door het college van burgemeester en wethouders vergunning is verleend voor het innemen van een standplaats;

  • i

    anciënniteitenlijst: de lijst van vergunninghouders van een vaste plaats met minimaal vermelding van naam en voorletters, adres, postcode en woonplaats alsmede datum van eerste vergunningverlening;

  • j

    marktmeester: de ambtenaar, die als zodanig is aangewezen door het college van burgemeester en wethouders;

  • k

    branche-indeling: de indeling in artikelengroepen en het aantal vastgestelde plaatsen per artikelengroep;

  • l

    het college: het college van burgemeester en wethouders;

  • m

    levenspartner: de persoon met wie vergunninghouder met het oogmerk duurzaam samen te wonen een gemeenschappelijke huishouding voert, hetgeen blijkt uit een schriftelijke verklaring ingericht volgens door het college te stellen regels;

  • n

    vaste medewerker: een persoon die minimaal drie jaar ononderbroken in loondienst is bij de vergunninghouder en als zodanig ook werkzaam geweest op de weekmarkt te Vianen; een en ander af te leiden uit een gewaarmerkte werkgevers-/werknemersverklaring, alsmede door waarneming van de marktmeester;

  • o

    verkoopwagen: mobiele marktkraam welke op eigen kracht of door middel van een trekker verplaatst wordt en welke standaard is ingericht voor de verkoop van artikelen die aan bederf onderhevig zijn als deze niet op aangepaste wijze worden bewaard c.g. bereid, zoals vis en visprodukten, zuivelprodukten, poelierswaren en dergelijke.

Artikel 1.2 Dag, tijd en plaats van de markt

  • 1

    • a

      De weekmarkt vindt plaats op woensdag van 10.00 - 16.00 uur in de kern Vianen aan de Voorstraat tussen de kruising met de Korte Kerkstraat en die met de Lombardstraat of zoveel minder als noodzakelijk is;

    • b

      De warenmarkt tijdens de jaarlijkse Paardenmarkt vindt plaats op de woensdag vóór de tweede donderdag in oktober van 08.30 - 16.00 uur aan de Voorstraat vanaf de Lijnbaan tot de Lombardstraat, aan de Lijnbaan, aan de Korte Kerkstraat en aan de Weesdijk.

  • 2 Op de in het eerste lid onder b genoemde woensdag wordt er geen weekmarkt gehouden.

  • 3 Het college kan op grond van dringende redenen, in afwijking van hetgeen in het eerste lid is bepaald, bepalen dat de markten genoemd in het eerste lid tijdelijk zullen plaatsvinden:

    • a

      op een andere dag;

    • b

      op een andere tijd;

    • c

      op een andere plaats.

  • 4 Het college is bevoegd te bepalen dat de markt tijdelijk zal plaatsvinden op een andere dag, indien de in het eerste lid bedoelde dag samenvalt met een van de in artikel 2, eerste lid, onder b van de Winkeltijdenwet genoemde dagen.

Artikel 1.3 Indeling van de markt; branche-indeling

  • 1 Het college bepaalt ten aanzien van de markt:

    • a

      het aantal standplaatsen;

    • b

      de afmetingen van de standplaatsen;

    • c

      op welke wijze de standplaatsen worden ingericht;

    • d

      de opstelling en indeling van de markt;

    • e

      welke standplaatsen worden toegewezen als vaste plaats en als standwerkersplaats .

      2Het college kan voor de markt vaststellen:

    • a

      een lijst met artikelengroepen (branches), en

    • b

      een maximum aantal standplaatsen per branche.

Artikel 1.4 De marktcommissie

  • 1 Het college kan een commissie van advies instellen die tot taak heeft het college te adviseren inzake marktaangelegenheden.

  • 2 Het college kan nadere regels stellen met betrekking tot de samenstelling en werkwijze van de marktcommissie.

Artikel 1.5 Nadere regels

Het college is bevoegd nadere regels te stellen betreffende het bepaalde in deze verordening; hieronder mede te verstaan het stellen van regels ten aanzien van de overdraagbaarheid van een standplaatsvergunning aan een vaste medewerker en van de overdraagbaarheid van een standplaatsvergunning waarvoor gebruik gemaakt wordt van een verkoopwagen.

Artikel 1.6 Voorschriften en beperkingen

  • 1 Het college kan voorschriften en beperkingen verbinden aan een krachtens deze verordening verleende vergunning of ontheffing, ter bescherming van de belangen in verband waarmee de vergunning of ontheffing is vereist.

  • 2 Degene aan wie krachtens deze verordening een vergunning of ontheffing is verleend, is verplicht zich te houden aan de daaraan verbonden voorschriften en beperkingen.

HOOFDSTUK 2 Bepalingen over het aanvragen en verlenen van de vergunning

Paragraaf 1 Algemene bepalingen

Artikel 2.1 Vergunning voor het innemen van een standplaats

Het is verboden een standplaats op de markt in te nemen zonder vergunning van het college.

Artikel 2.2 Toewijzing standplaatsen

Een standplaats wordt toegewezen als vaste plaats, dagplaats of standwerkersplaats.

Artikel 2.3 De vergunningaanvraag

Voor toewijzing van een standplaats komt uitsluitend in aanmerking een hande-lingsbekwaam natuurlijk persoon die een aanvraag voor een vergunning heeft ingediend bij het college en die daarbij tevens aantoont dat hij persoonlijk voldoet aan alle publiekrechtelijke verplichtingen op het gebied van bedrijfsuitoefening en bedrijfsorganisatie.

Artikel 2.4 Intrekken vergunning

  • 1 De vergunning voor het innemen van een standplaats wordt ingetrokken:

    • a

      op schriftelijk verzoek van de vergunninghouder;

    • b

      bij overlijden van de vergunninghouder, tenzij op grond van artikel 2.8 de vergunning wordt overgeschreven.

  • 2 Het college kan een vergunning intrekken:

    • a

      indien ter verkrijging daarvan onjuiste dan wel onvolledige gegevens zijn verstrekt;

    • b

      indien de vergunninghouder niet meer voldoet aan de in artikel 2.3 genoemde vereisten voor het toewijzen van een standplaats.

  • 3 Indien degene op wie een vergunning ingevolge artikel 2.8 is overgeschreven, reeds vergunning heeft voor een andere vaste plaats op dezelfde markt, wordt deze vergunning ingetrokken.

Paragraaf 2 Vaste plaatsen

Artikel 2.5 Inhoud vergunning

Indien een vaste plaats kan worden toegewezen, verleent het college een vergunning waarin in ieder geval is bepaald:

  • a

    de naam en voorletters, geboortedatum en -plaats, het adres en de woonplaats van de vergunninghouder;

  • b

    een duidelijke omschrijving van de toegewezen vaste plaats met vermelding van de afmetingen daarvan;

  • c

    de verkoopmaterialen die de vergunninghouder bij het innemen van de plaats mag of dient te gebruiken;

  • d

    de artikelen (branche) die de vergunninghouder mag verhandelen;

  • e

    de datum waarop aan de vergunninghouder voor het eerst vergunning is verleend en zijn volgnummer op de anciënniteitenlijst;

  • f

    dat de vergunninghouder zelf zorg draagt voor inzameling en afvoer van zijn afval en dat hij zijn standplaats schoon oplevert;g van wie de vergunninghouder zijn elektriciteit betrekt;

  • h

    welke geluidsapparatuur op de standplaats is toegestaan, en

  • i

    welke kook-, bak- en verwarmingsapparatuur zijn toegestaan.

Artikel 2.6 Inschrijving op de anciënniteitenlijst

Vergunninghouders van vaste plaatsen worden met vermelding van en in volgorde van de datum, waarop aan hen voor het eerst een vaste plaats is toegewezen, op een doorlopend te nummeren lijst ingeschreven. Bij deze inschrijving wordt tevens vermeld welke artikelen de vergunninghouder mag verhandelen.

Artikel 2.7 Volgorde toewijzing vaste plaatsen

Indien voor de toewijzing van een beschikbare vaste plaats meer aanvragers in aanmerking komen, wordt de plaats achtereenvolgens toegewezen aan:

  • a

    de vergunninghouder van een vaste plaats die aan het college schriftelijk de wens te kennen heeft gegeven van standplaats te willen veranderen, in volgorde van plaatsing op de anciënniteitenlijst;

  • b

    een door de marktmeester, eventueel in overleg met de vertegenwoordigers van de markt in de marktcommissie, voorgedragen kandidaat, welke ten behoeve van zijn belangstelling een volledig ingevuld aanvraagformulier aan het college voorlegt;

  • c

    degene die zich heeft aangemeld via een desbetreffend geplaatste advertentie, eventueel aangewezen door het lot indien er meer aanmeldingen zijn;

  • d

    het college kan van deze volgorde afwijken indien het algemeen marktbelang dit vraagt of indien hen feiten of omstandigheden bekend zijn die een afwijking noodzakelijk maken;

  • e

    indien het college afwijkt van de hier genoemde volgorde, maakt zij hiervan melding aan de desbetreffende koopman(nen) door middel van een gemotiveerd besluit.

Artikel 2.8 Overschrijving vergunning

  • 1 In geval van overlijden dan wel blijvende arbeidsongeschiktheid van de vergunninghouder, kan de vergunning voor de vaste plaats worden overgeschreven op de (achterblijvende) echtgenoot, de geregistreerde partner of de levenspartner van de vergunninghouder.

  • 2 Indien de vergunning niet kan worden overgeschreven op grond van het eerste lid, kan een kind of een werknemer van de vergunninghouder vergunning voor een vaste plaats krijgen indien hij tenminste drie jaar in loondienst van het marktbedrijf van de vergunninghouder heeft gewerkt of gedurende eenzelfde periode als mede-eigenaar in dit bedrijf heeft gefunctioneerd.

  • 3 Een aanvraag tot overschrijving wordt ingediend binnen twee maanden na het overlijden van de vergunninghouder dan wel nadat de blijvende arbeidsongeschiktheid is vastgesteld.

  • 4. Het college is bevoegd in bijzondere omstandigheden af te wijken van het bepaalde in dit artikel.

Paragraaf 3 Dagplaatsen

Artikel 2.9 Toewijzing dagplaats

  • 1 Toewijzing van een dagplaats geschiedt door afgifte van een vergunning door het college op het moment dat de standplaats niet als vaste plaats wordt ingenomen.

  • 2 De dagplaats wordt toegewezen overeenkomstig de plaats op de wachtlijst van de gegadigden die zich daarvoor op de dag zelf vóór 10.00 uur aanmelden bij de marktmeester.

Paragraaf 4 Standwerkersplaatsen

Artikel 2.10 Toewijzing standwerkersplaats

  • 1 Het college wijst een standwerkersplaats toe door middel van loting.

  • 2 Indien een standwerker zich wil doen bijstaan, meldt hij dit vooraf aan de marktmeester onder vermelding van de naam van degene die hem zal bijstaan. Degene die hem zal bijstaan, mag niet op eigen naam deelnemen aan de loting.

HOOFDSTUK 3 Bepalingen over het gebruik van de standplaats

Artikel 3.1 Persoonlijk innemen standplaats

  • 1 De vergunninghouder neemt de standplaats die hem is toegewezen persoonlijk in. Hij mag de standplaats niet aan een ander afstaan of in gebruik geven.

  • 2 De vergunninghouder mag zich op de standplaats doen bijstaan.

  • 3 De standwerker mag zich alleen doen bijstaan door degene die hij overeenkomstig artikel 2.10, derde lid bij de marktmeester heeft aangemeld.

Artikel 3.2 Aantal keren innemen standplaats

De vergunninghouder neemt tenminste een maal per twee weken, ten minste tienmaal per individueel kwartaal zijn plaats op de weekmarkt in, met dien verstande dat het totaal aantal keren op jaarbasis minimaal 42 maal bedraagt, dit met inachtneming van het bepaalde in de artikelen 3.3 en 3.4.

Artikel 3.3 Afwezigheid wegens ziekte, vakantie of bijzondere omstandigheden

  • 1 De vergunninghouder van een vaste plaats die wegens ziekte, vakantie of bijzondere omstandigheden verhinderd is zijn vaste plaats in te nemen, deelt dit schriftelijk mee aan het college. Bij vakantie geeft de vergunninghouder aan hoe lang zijn afwezigheid duurt.

  • 2 De schriftelijke mededeling wordt tijdig voor de betreffende marktdag gedaan. Plotselinge verhindering wordt mondeling of telefonisch aan de marktmeester gemeld, gevolgd door een schriftelijke mededeling daarvan aan het college.

  • 3 Bij langdurige afwezigheid wegens ziekte overlegt de vergunninghouder als bewijs van ziekte iedere drie maanden een geneeskundige verklaring aan het college, tenzij het college hiervan ontheffing heeft verleend.

Artikel 3.4 Ontheffing en vervanging

  • 1 In geval van ziekte, vakantie of bijzondere omstandigheden kan het college op aanvraag van de vergunninghouder van een vaste plaats tijdelijk ontheffing verlenen van de verplichting om ten minste een maal per twee weken en tienmaal per dertien weken de plaats op de markt in te nemen.

  • 2 Het college kan op aanvraag van de vergunninghouder hem vergunning verlenen zich op zijn standplaats te laten vervangen door een met name genoemde persoon.

Artikel 3.5 Legitimatie en identiteit vergunninghouder

  • 1 Degene die een standplaats op de markt inneemt of wenst in te nemen, dient op eerste aanvraag van de marktmeester aan te tonen dat hij de vergunninghouder is.

  • 2 De vergunninghouder dient bij zijn standplaats duidelijk zichtbaar zijn naam en bedrijfsnaam aan te geven.

Artikel 3.6 Tijdstip innemen standplaats/aan- en afvoer goederen

  • 1 Het is verboden voor vergunninghouders op het marktterrein méér dan twee uur voor aanvang en méér dan één uur na afloop van de markt met een voertuig, goederen of anderszins ruimte in te nemen dan wel goederen aan of af te voeren.

  • 2 De vergunninghouder is verplicht zijn standplaats tot de sluitingstijd van de markt te blijven innemen. Het college kan van deze verplichting ontheffing verlenen.

  • 3 Indien de vergunninghouder zijn vaste plaats niet om uiterlijk 10.00 uur heeft ingenomen, wordt de plaats voor die dag als dagplaats aangemerkt.

  • 4 Het bepaalde in het derde lid is niet van toepassing indien de vergunninghouder de marktmeester vóór dit tijdstip, onder opgave van een geldige reden die hem belet tijdig aanwezig te zijn, heeft verzocht de plaats vrij te houden.

  • 5 Het college is bevoegd in bijzondere, individuele gevallen af te wijken van het bepaalde in dit artikel.

    • a.

      het college wijkt niet af alvorens het de Marktcommissie zoals genoemd in artikel 1.4 in de gelegenheid heeft gesteld hierover advies uit te brengen; bij het ontbreken van een dergelijke commissie, wordt advies ingewonnen bij de gemeenteraad;

    • b.

      als het college van deze bevoegdheid gebruik maakt, doet zij hiervan mededeling aan de gemeenteraad in de eerstvolgende vergadering waarin dit volgens de termijnen van toezending van stukken mogelijk is.

HOOFDSTUK 4 Straf-, overgangs- en slotbepalingen

Artikel 4.1 Strafbepaling

Overtreding van het bepaalde bij of krachtens deze verordening wordt gestraft met een geldboete van de tweede categorie of hechtenis van ten hoogste twee maanden en kan bovendien worden gestraft met openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak.

Artikel 4.2 Intrekking vergunning en schorsing

Het college kan een vergunning voor een vaste plaats, al dan niet voorwaardelijk, intrekken dan wel telkens voor ten hoogste vier achtereenvolgende marktdagen schorsen, indien de vergunninghouder of degene die hem bijstaat:

  • a

    het bepaalde bij of krachtens deze verordening of de voorschriften van de vergunning overtreedt;

  • b

    zich schuldig maakt aan wangedrag of bedrog.

Artikel 4.3 Uitsluiting dagplaatshouder of standwerker

Het college kan een vergunninghouder van een dagplaats of een standwerkersplaats van de toewijzing van een dagplaats of een standwerkersplaats uitsluiten voor ten hoogste vier marktdagen, gelegen binnen een periode van twee jaar na de bekendmaking van het besluit tot uitsluiting, indien deze:

  • a

    het bepaalde bij of krachtens deze verordening overtreedt;

  • b

    zich schuldig maakt aan wangedrag of bedrog;

  • c

    als standwerker niet actief is op een hem toegewezen standwerkersplaats.

Artikel 4.4 Onmiddellijke verwijdering

Onverminderd het bepaalde in artikel 125 van de Gemeentewet kan het college, indien het dit noodzakelijk acht, een vergunninghouder gelasten zich onmiddellijk van de markt te verwijderen, indien hij:

  • a

    het bepaalde bij of krachtens deze verordening of de voorschriften van de vergunning overtreedt;

  • b

    zich op de markt schuldig maakt aan wangedrag of bedrog;

  • c

    als standwerker niet actief is op een hem toegewezen standwerkersplaats.

Artikel 4.5 Toezichthouders

Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast de bij het besluit van het college aangewezen personen.

Artikel 4.6 Bijzondere opsporingsambtenaren

Met de opsporing van de bij artikel 4.1 strafbaar gestelde feiten zijn, naast de in artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering genoemde opsporingsambtenaren, belast de bij besluit van het college aan te wijzen ambtenaren.

Artikel 4.7 Intrekken oude regeling

De Marktverordening Vianen, vastgesteld bij besluit van 17 december 1987, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 25 februari 1993, wordt ingetrokken op het moment dat deze verordening van kracht wordt.

Artikel 4.8 Overgangsbepalingen

  • 1 Vergunningen en ontheffingen -hoe ook genaamd- verleend krachtens de Marktverordening Vianen blijven -indien en voorzover het gebod of verbod waarop de vergunning of ontheffing betrekking heeft, ook vervat is in deze verordening- van kracht tot de termijn waarvoor zij werden verleend is verstreken of totdat zij worden ingetrokken.

  • 2 Voorschriften en beperkingen opgelegd krachtens de Marktverordening Vianen, blijven -indien en voorzover de bepalingen ingevolge welke deze verplichtingen zijn opgelegd, ook zijn vervat in deze verordening- van kracht tot de termijn waarvoor zij zijn opgelegd, is verstreken of totdat zij worden ingetrokken.

  • 3 Vergunningen en ontheffingen bedoeld in het eerste lid en verplichtingen bedoeld in het tweede lid, worden geacht vergunningen, ontheffingen en verplichtingen in de zin van deze verordening te zijn.

  • 4 Indien voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening een aanvraag om vergunning op grond van de Marktverordening Vianen is ingediend en voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening niet op de aanvraag is beslist, wordt daarop deze verordening toegepast.

Artikel 4.9 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 1999.

Artikel 4.10 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: 'Marktverordening Vianen 1999'.

Ondertekening

Aldus vastgesteld door de raad voornoemd in zijn openbare vergadering van 24 september 1998

De secretaris

A.J.M. Kerstens

De voorzitter

mw. drs. D.A.M. Koreman

GEMEENTE VIANEN - Artikelsgewijze toelichting op de Marktverordening Vianen 1999

Artikel 1.1 Begripsomschrijvingen

In dit artikel wordt een aantal begrippen dat in de verordening wordt gehanteerd, gedefinieerd.

De onder 1 genoemde branche-indeling wordt in Vianen al sinds tijden heruitgelegd op de wijze dat er voor elke branche slechts één vergunning kan worden afgegeven, met uitzondering van de branches vis en zuivelwaren. Van deze laatste branches kunnen telkens twee vergunningen worden verleend. Het onder m genoemde college van burgemeester en wethouders kan als bestuursorgaan besluiten in de zin van de Awb nemen. Tegen deze besluiten kan overeenkomstig de bepalingen van de Awb bezwaar worden gemaakt en vervolgens beroep ingesteld. In afwijking van het model zijn twee begrippen toegevoegd, namelijk dat van de vaste werknemer van de vergunninghouder en dat van de verkoopwagen. Wij zijn namelijk in tegenstelling tot het idee van de VNG van mening, dat overdraagbaarheid van vergunningen aan vaste werknemers en aan personen die een dure verkoopwagen moeten overnemen, mogelijk moet zijn. Enerzijds ligt hieraan ten grondslag het idee dat continuïteit in de markt een groot goed is, terwijl anderzijds het voortbestaan van de weekmarkt mede afhankelijk is van het kunnen aantrekken van voldoende attractieve vergunninghouders. Door vaste werknemers en overnemers van verkoopwagens als eerste in aanmerking te laten komen voor een vergunning hopen we hieraan een bijdrage te kunnen leveren. Tevens speelt mee het aspect van de beginnende ondernemer: als een vergunninghouder met verkoopwagen stopt met zijn activiteiten, is het risico voor een beginnende ondernemer die de wagen overneemt een stuk minder (en overname dus aantrekkelijker) als hij/zij weet dat hij in ieder geval daarbij een aantal (enkele) standplaatsen op markten 'er bij' krijgt.

Een en ander is natuurlijk mede afhankelijk van de economische positie van de markt: bij een sterke markt zal men eerder geneigd zijn deze 'koppelverkoop' niet toe te staan dan bij een zwakkere. Overigens is het laatste woord natuurlijk altijd aan de gemeente: zo zullen er eisen gesteld worden aan de economische waarde van de verkoopwagen. We zitten er uiteraard niet op te wachten dat een op zich krammige verkoopwagen een aanzienlijke marktwaarde kan vertegenwoordigen doordat er een aantal standplaatsvergunningen 'meeverkocht' wordt. Wij zullen daartoe eventueel beleidsregels dienen te ontwikkelen.

Artikel 1.2 Dag, tijd en plaats van de markt

Het eerste lid houdt de instelling van de markt als bedoeld in artikel 151 van de Gemeentewet in. De raad bepaalt op welke dag, tijd en plaats de markt plaatsvindt. Indien nodig kan ook worden bepaald dat het college de grenzen van de markt en het karakter daarvan (algemene warenmarkt dan wel gespecialiseerde markt) bepaalt. Bij meer dan één markt, zoals in Vianen, kan worden volstaan met één verordening, waarbij in artikel 1.2 wordt aangegeven welke markten er zijn.

De in het tweede lid genoemde dringende redenen dienen het doorgang laten vinden van de markt (op de vaste dag, tijd en/of plaats) praktisch onmogelijk te maken. Te denken valt bijvoorbeeld aan het verrichten van bestratings- en rioleringswerkzaamheden op het marktterrein. Het is niet de bedoeling dat het begrip dringende redenen zo ruim wordt opgevat dat de warenmarkt veelvuldig kan worden verplaatst. De ervaring heeft geleerd, dat marktverplaatsingen de kooplieden sterk in hun omzet benadelen. Het is uiteraard van belang om de belanghebbenden in een zo vroeg mogelijk stadium op de hoogte te stellen van een voorgenomen verplaatsingsbesluit.

Het derde lid geeft het college de bevoegdheid de markt op een andere dag te laten plaatsvinden indien sprake is van een feestdag waarop het ingevolge de Winkeltijdenwet verboden is om markthandel te bedrijven. De markt kan uiteraard gewoon op de normale dag plaatsvinden, indien op grond van artikel 3, eerste lid van de Winkeltijdenwet vrijstelling is verleend.

Indien de markt gedurende een langere tijd of permanent wordt verplaatst, dient de raad hierover te besluiten overeenkomstig artikel 151 van de Gemeentewet. Over het karakter van het besluit tot wijzigen van de plaats van de markt wordt in de jurisprudentie verschillend geoordeeld. In de uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling Bestuursrechtspraak (Vz ABRS) van 3 oktober 1991 JG (1992) 49 met noot van M. Bense, wordt de wijziging van de marktverordening ten aanzien van verplaatsing van de markt gezien als een beschikking, zo ook in de uitspraak van de Afdeling van 11 juni 1992, GS (1992) 6950, 5 met noot H.Ph.J.A.M. Hennekens. Beide uitspraken zijn overigens gewezen onder de vigeur van de Wet administratieve rechtspraak overheidsbeschikkingen (Wet Arob). In de Awb-uitspraak van de President van de Rechtbank Den Haag, van 22 april 1996, GS (1996) 7041, 3 met noot E. Brederveld, wordt de wijziging van de markt aangemerkt als een algemeen verbindend voorschrift waartegen geen bezwaar of beroep mogelijk is.

In dit kader merken we voor de Viaanse situatie op dat het merendeel van de vergunninghouders verplaatsing van de markt naar de Lijnbaan op prijs zou stellen. Op dit moment is dat nog niet aan de orde (afspraken met de projectontwikkelaar en met de Middenstand), maar op enig moment zou de keus kunnen worden géén weekmarkt of een op een andere plaats (de Lijnbaan). Behoudens overeenstemming met de projectontwikkelaar Lijnbaan hierover, is het uiteraard van belang dat deze beslissing voorbehouden blijft aan de raad.

Artikel 1.3 Inrichting van de markt; branche-indeling

Op grond van het eerste lid, onder a, stelt het college het aantal standplaatsen op de markt vast met onder meer als doel het aantrekkelijk maken van de markt voor de consument. Het aantal branches is in principe onbeperkt, tenzij het gaat om een gespecialiseerde markt. In de uitspraak van de Afdeling rechtspraak van 10 april 1990, JG (1991) 5, ARB (1991), 195 met noot J.H. van der Veen werd in dit verband geoordeeld dat het branche-indelingsbesluit dat niet voorzag in een standplaats voor bloemen en planten in strijd is met de Vestigingswet Bedrijven 1954.

Bij de opstelling en indeling van de markt als bedoeld in het eerste lid, onder c, wordt rekening gehouden met de verschillende branches. Voor de orde op de markt is het van belang te bepalen welke materialen (standaardmaterialen of ook alternatieve materialen) worden toegelaten en waar deze kunnen worden opgesteld. Naast de traditionele (huur)kraam onderscheidt de CVAH bijvoorbeeld de instantkraam, de verrijdbare kraam,de afzetcontainer, de verkoopwagens en de parasol.

De onder b genoemde afmetingen van de standplaatsen kunnen overigens ook een beperking geven voor bepaalde materialen.

Teneinde de orde op de markt te waarborgen dient de mogelijkheid te worden gecreëerd dat voor handeldrijven met verkoopwagens afzonderlijke gedeelten van het marktterrein kunnen worden aangewezen.

Het tweede lid is facultatief bedoeld. Het schept de mogelijkheid een beperkt aantal kooplieden per branche toe te laten. In Vianen wordt hiervan gebruik gemaakt onder het motto 'gesaneerde markt'. Hierdoor wordt bereikt dat op de markt een zo groot mogelijke verscheidenheid aan branches aanwezig is en wordt voorkomen dat te veel kooplieden van één branche op de markt optreden. Hierdoor wordt de markt aantrekkelijker voor de consument.

De regels ten behoeve van de brancheverdeling lenen zich voor herhaalde toepassing. De brancheverdeling is daarmee aan te merken als een algemeen verbindend voorschrift. Op grond van de Awb is bezwaar en beroep hiertegen uitgesloten (ABRS 18 mei 1995, JG (1995) 363 met noot R. Timmermans, inzake de wijziging van het aantal standplaatsen per branche).

Artikel 1.4 De Marktcommissie

Vianen kent een dergelijke commissie onder de noemer ´Marktoverleg Vianen'. Voor zover na te gaan is dit orgaan, dat bestaat uit 2 vertegenwoordigers van de weekmarkt, 2 van de middenstand, 1 namens de consument en verder uit de marktmeester, de portefeuillehouder en een ambtelijk secretaris, niet geïnstitutionaliseerd. Er is inmiddels een verzoek van de Centrale Vereniging van Ambulante Handelaren (onlangs is deze vereniging gefuseerd met de Nevak) om een vertegenwoordiger te mogen leveren. Het verdient aanbeveling een en ander nog eens zorgvuldig onder de loep te nemen en na te gaan of reglementering aanbeveling verdient.

Artikel 1.5 Nadere regels

In deze marktverordening is gekozen voor een vrij uitgebreide regeling van de markt. Het college is op grond van dit artikel bevoegd -in aanvulling op artikel 1.3- nadere regels te stellen. Uiteraard is het ook mogelijk een verordening op te stellen waarbij de raad de zaken op hoofdlijnen regels en de verdere invulling aan het college laat. Hier is niet voor gekozen, maar dat het college nog wel nadere zaken kan regelen lijkt ons uit functionele overwegingen raadzaam. Een voorbeeld van een dergelijke nadere regeling is bijvoorbeeld het besluit van het college om geen standwerkers meer toe te laten tot de weekmarkt die een artikel verkopen dat al op de weekmarkt aanwezig is bij de reguliere standplaatshouders.

Actueel is momenteel de kwestie van de overdraagbaarheid van vergunningen aan vaste medewerkers en het kunnen meeleveren van een vergunning bij de vervreemding van een verkoopwagen. Zie hiervoor ook hetgeen is gesteld in de toelichting op artikel 1.1. Over het eerstgenoemde onderwerp wordt momenteel nog druk onderhandeld. Als college zijn wij, onder het stellen van stringente voorwaarden die misbruik moeten uitsluiten, voorstander van overdraagbaarheid in beide gevallen.

Nadere regels worden opgevat als algemeen verbindende voorschriften.

Artikel 1.6 Voorschriften en beperkingen

Door aan een vergunning of ontheffing voorschriften en beperkingen te verbinden, kan een verfijning in de gewenste rechtstoestand worden aangebracht. De in het eerste lid genoemde belangen in verband waarmee de vergunning of ontheffing is vereist, zijn de gemeentelijke belangen van openbare orde, zedelijkheid en gezondheid, beperking van overlast, regulering van het woon- en leefklimaat en de veiligheid binnen de gemeente. Niet-nakoming van voorschriften die aan een vergunning/ontheffing verbonden zijn, kan grond opleveren voor intrekking van de vergunning/ontheffing of voor toepassing van andere bestuursrechtelijke sancties. De strafbepaling van artikel 4.1 is eveneens van toepassing.

Artikel 2.1 Vergunning voor het innemen van een standplaats

De vergunning geeft het recht om een standplaats in te nemen op de markt. De vergunninghouder moet voldoen aan de voorschriften en beperkingen die aan de vergunning zijn verbonden (artikel 1.6). De vergunning is persoonlijk en niet overdraagbaar. De verkoop van waren op een markt dient uitsluitend te geschieden door degenen aan wie door het college vergunning is verleend. Iedere andere wijze van verkopen op markten is verboden. Een uitzondering op deze regel kan worden gemaakt voor degene, die de kooplieden van koffie, soepen en dergelijke voorzien. Zie ook ABRS 20 januari 1998, jb Markten bladzijde 9, inzake de onverenigbaarheid van het venten op het marktterrein met de verplichting de standplaats persoonlijk in te nemen.

Artikel 2.3 Toewijzing standplaatsen

Een standplaats wordt toegewezen als vaste plaats, dagplaats of standwerkersplaats. In de paragrafen 2 (artikel 2.5 tot en met 2.8) 3 (artikel 2.9) en 4 (artikel 2.10) wordt aangegeven op welke manier de toewijzing van de verschillende standplaatsen geschiedt.

Overigens komen dagvergunningen in Vianen momenteel niet of nauwelijks voor: door de geringe omvang van de markt zijn er nauwelijks uitvallers en dus ook geen dagplaatsen, terwijl het gegeven dat het een gesaneerde markt betreft voor potentiële dagplaatshouders de belangstelling ook niet vergroot.

Artikel 2.3 De vergunningaanvraag

De genoemde publiekrechtelijke verplichtingen zijn de vestigingsvergunning (indien van toepassing), de inschrijving in het handelsregister en de registratiekaart van het Centraal Registratiekantoor (CRK). Indien de aanvrager niet voldoet aan de genoemde eisen, kan dit reden zijn de vergunning te weigeren (of in te trekken cf. art. 2.4). Zie Vz. ARRS 8 november 1991, jb Markten bladzijde 65, inzake de intrekking op grond van niet in bezit zijnde papieren; en ABRS 15 oktober 1997, jb Markten bladzijde 41, inzake de inschrijving op de wachtlijst.

Het is dwingend vastgelegd dat alleen natuurlijke personen tot de markten worden toegelaten. Hiermee wordt voorkomen dat rechtspersonen een overheersende positie op de markt kunnen innemen. Door koppeling van de vergunning aan een natuurlijk persoon wordt een zo eerlijk mogelijke verdeling van alle marktstandplaatsen in Nederland bereikt. Uiteraard kan het wel zo zijn dat de natuurlijke persoon een onderneming drijft in de vorm van een rechtspersoon. Ook dan wordt de natuurlijke persoon (de bedrijfsleider) aangemerkt als vergunninghouder. Het is echter niet mogelijk de vergunning op naam van de rechtspersoon te stellen.

Een model-aanvraagformulier is als bijlage bij deze verordening gevoegd. Het aanvraagformulier dient als overzicht om een zo volledig mogelijk beeld van de vergunningvrager te krijgen. Op het formulier is geen vraag met betrekking tot de WA-marktverzekering opgenomen. Een plicht tot verzekering is niet in de verordening opgenomen, aangezien dit niet tot de belangen van de gemeente behoort. De vergunning kan dus niet worden geweigerd, indien de aanvrager niet verzekerd is tegen vorderingen tot schadevergoeding, waartoe hij als vergunninghouder op een markt krachtens wettelijke aansprakelijkheidsbepalingen zou kunnen worden verplicht wegens aan derden toegebrachte schaden.

Artikel 2.4 Intrekken vergunning

Tot intrekking van de vergunning wordt altijd op de in het eerste lid genoemde gronden overgegaan. Het eerste lid betreft alleen de vaste plaatsen. In het tweede lid worden intrekkingsbevoegdheden genoemd ten aanzien van de vergunning in het algemeen. Intrekking ligt uiteraard minder voor de hand bij niet-vaste plaatsen, maar het kan onder omstandigheden toch gewenst zijn een dag- of standwerkersplaats in te trekken. In de regel zal echter eerder worden overgegaan tot bestuursdwang of onmiddellijke verwijdering op grond van artikel 4.4. Het derde lid vormt het sluitstuk van artikel 2.8

Artikel 2.5 Inhoud vergunning

Om aan de houders van vaste plaatsen de nodige rechtszekerheid te verschaffen, is het gewenst een vergunning voor die plaats te verstrekken, waaruit blijkt dat zij hun plaats rechtsgeldig bezetten.

Onder een duidelijke omschrijving, bedoeld in het eerste lid, onder b, wordt bij voorkeur gedacht aan een tekening of een plattegrond waarop de afmetingen van de plaatsen en de nummering daarvan zijn aangegeven.

Ingevolge het vermelde onder c worden in de vergunning de verkoopmaterialen {kramen, tafels, wagens en dergelijke) opgesomd die de vergunninghouder bij het innemen van de plaats mag gebruiken. Het verdient aanbeveling beleidsregels vast te stellen ten aanzien van het toegestane materiaal, standaardmateriaal dan wel alternatieve materialen. Zie ook de toelichting op artikel 1.3, eerste lid, onder c. Ter verkrijging van uniformiteit op de markt is het gewenst het plaatsen van marktkramen aan een vergunning te binden. Veelal zal de marktkramenexploitatie in handen van een particulier bedrijf worden gegeven. In dat geval kan men zowel denken aan het stellen van voorwaarden in de vergunning, als aan het aangaan van een privaatrechtelijke overeenkomst tussen gemeente en kramenexploitant, waaraan in de af te geven vergunning wordt gerefereerd. Het verdient aanbeveling hierbij ruimte te laten voor toekomstige ontwikkelingen op het gebied van de verkoopmaterialen.

Het vermelde onder f tot en met i zou ook in artikelen uitgewerkt in hoofdstuk 3 kunnen worden opgenomen of in de nadere regels van het college op grond van artikel 1.5. Zie voor een tekstvoorstel de uitgebreide toelichting op de model-marktverordening VNG c.s.

Artikel 2.6 Inschrijving op de anciënniteitslijst

Vianen heeft nog geen anciënniteitslijst. Daarom moeten we hiervoor een overgangsregeling maken op basis van ervarings- en kennisgegevens om te voorkomen dat reeds (lang) gevestigde vergunninghouders achter worden gesteld bij nieuwkomers . Voor alle duidelijkheid zouden alle vergunninghouders schriftelijk kunnen worden bericht hoe deze zijn ingeschreven op de lijst. Immers, indien volgens het overgangsrecht bestaande vergunningen van kracht blijven onder de nieuwe verordening, is uit deze vergunningen niet de positie op de lijst af te lezen.

Artikel 2.7 Volgorde toewijzing vaste plaatsen

In dit artikel is de volgorde van toewijzing van vaste plaatsen op de markt geregeld. Aangezien niet alle standplaatsen dezelfde mogelijkheden bieden, is het redelijk dat in eerste aanleg aan vergunninghouders van een vaste plaats de gelegenheid wordt geboden een naar hun oordeel betere standplaats te krijgen. Een verzoek hiertoe hoeft echter niet altijd gehonoreerd te worden, aangezien het marktbelang moet kunnen prevaleren boven het individuele belang van de marktkoopman. De indeling van de markt vraagt namelijk om een verdeling van de 'trekkers' over het totale marktterrein. Indien alle branches met een grote aantrekkingskracht bij elkaar staan, treedt op de rest van de markt een verschraling op die leidt tot een neergang van de markt in zijn totaliteit.

Moeilijker ligt waar het gaat om invulling van openvallende plaatsen. In de praktijk blijkt namelijk dat de markt in Vianen niet zo sterk is dat de aspirant-kooplieden in de rij staan om hier een standplaats te krijgen, integendeel zouden we willen zeggen.

Door de goede connecties die de marktmeester elders heeft, slaagt hij er meestal in om voor een openvallende plaats wel een kandidaat te strikken die het een aantal weken wil proberen. Toen dit eens niet lukte, is er een advertentie geplaatst, waarop alleen werd gereageerd door kooplieden die door de branchebescherming niet aan bod konden komen. Daarom het voorstel om de marktmeester hierin een belangrijke rol te laten vervullen. Op het moment dat de markt Vianen aantrekt en dus ook interessanter wordt, moet worden overwogen om weer een wachtlijst in te voeren of om de mogelijkheid tot voordracht door de marktmeester uit de verordening te verwijderen.

Artikel 2.8 Overschrijven vergunning

Komt een vergunninghouder te overlijden of wordt hij blijvend arbeidsongeschikt, dan moet het op sociale overwegingen gerechtvaardigd worden geacht, dat zijn vergunning voor een vaste plaats op de achterblijvende echtgenoot, de geregistreerde partner (als bedoeld in artikel 1:80a van het Burgerlijk Wetboek) of de levenspartner kan worden overgeschreven. In het eerste lid is vastgelegd dat de echtgenoot en de daarmee gelijkgestelde partners recht hebben op de vaste plaats van de vergunninghouder. Een kind van de vergunninghouder, zijn vaste werknemer of zakelijk partner/mede-aandeelhouder, die voldoet aan de eisen zoals gesteld in het tweede lid, heeft recht op een vaste plaats op de markt.

Het kind en de werknemer zijn immers, in vergelijking met de echtgenoot of de daarmee gelijkgestelde partner, minder direct in hun inkomensvoorziening geschaad door het overlijden van de vergunninghouder.

Voorzover het gaat om een kind van de vergunninghouder zijn alle partijen, betrokken bij het opstellen van deze model-verordening, het eens. Over de werknemer bestaat geen eensluidende mening. Wij kiezen ervoor om ook voor deze een regeling te treffen als voor het kind, aangezien uit de omstandigheden blijkt dat de werknemer zijn toekomst in belangrijke mate op een bestaan als marktkoopman heeft ingericht en het tevens zo is dat de continuïteit van de markt hierbij gebaat zal zijn (algemeen marktbelang).

Artikel 2.9 Toewijzing dagplaats

We merkten reeds op dat dit fenomeen praktisch onbekend is in Vianen. Toch nemen we het in deze verordening op om in incidentele gevallen adequaat te kunnen optreden.

De in het eerste lid vereiste vergunning wordt veelal mondeling verleend, maar we kunnen ook de marktmeester voorzien van voorbedrukte formulieren, waarop hij alleen naam en plaatsnummer hoeft in te vullen. Het is van belang dat een dagplaatshouder zich tijdig aanmeldt, zodat deze bij aanvang van de markt in ieder geval zijn plaats kan bezetten.

Artikel 2.10 Toewijzing standwerkersplaats

Als er standwerkersplaatsen worden toegewezen, is het gewenst dat dit zo objectief mogelijk gebeurt om de bekende en minder bekende standwerkers een gelijke kans te geven. Daarom is in het eerste lid bepaald dat de toewijzing geschiedt door loting. Het college dient van tevoren de manier van loting vast te stellen. (In de praktijk levert de manier van loting <de marktmeester gebruikt een landelijk erkende manier van loten> nooit een probleem op.) Gebleken is dat behoefte bestaat aan uniforme en duidelijke richtlijnen voor de toewijzing van standwerkersplaatsen, zowel bij de marktbeheerders als bij de marktgebruikers, in het bijzonder bij de standwerkers zelf. Deze groep van kooplieden heeft een eigen wijze van werken. Bij de benadering van het publiek treden ze heel anders op dan de zogenaamde stille kramers. Ze verhogen de levendigheid van de markt en maken deze daardoor aantrekkelijker voor het publiek.

Teneinde verstarring tegen te gaan en om te voorkomen dat de standwerker, die jaar in jaar uit dezelfde plaats bezet, langzamerhand een stille kramer zou worden, wordt het in het algemeen ongewenst geacht aan deze categorie kooplieden vaste plaatsen toe te wijzen. Dit standpunt wordt door de officiële landelijke organisatie van standwerkers (Stibesta) steeds met klem naar voren gebracht. Vooral ook omdat het werkterrein van de standwerkers zich over het hele land uitstrekt, is het voorts gewenst, dat de regels voor de toewijzing van de plaatsen aan deze bijzondere categoriekooplieden op alle markten in Nederland zoveel mogelijk gelijkluidend zijn. Alhoewel in principe een scherpe scheiding tussen de voor stille kramers en de voor standwerkers bestemde plaatsen dient te blijven bestaan, zal het in sommige gevallen -in het belang van de markt dan wel uit billijkheidsoverwegingen tegenover de betrokken kooplieden- niet van overwegend bezwaar zijn, opengebleven standwerkersplaatsen aan stille kramers toe te wijzen, met dien verstande, dat aan laatstbedoelde kooplieden wordt duidelijk gemaakt, dat zij hieraan nimmer enig recht op de betreffende plaats zullen kunnen ontlenen. Tot toewijzing van dergelijke plaatsen aan stille kramers is alleen dan over te gaan, indien op de markt beslist geen voor deze categorie kooplieden bestemde plaatsen meer beschikbaar zijn.

Belangrijk is voorts de in het derde lid opgenomen mogelijkheid om als koppel of duo een standwerkersplaats te kunnen betrekken. Uitdrukkelijk is hierbij echter de voorwaarde gesteld dat een duo zich tevoren als zodanig bij de marktmeester moet melden en dat een duo als één loting wordt aangemerkt.

Artikel 3.1 Persoonlijk innemen standplaats

In artikel 3.1 is bepaald dat de vergunninghouder in principe verplicht is zelf op zijn standplaats aanwezig te zijn. Aangezien in artikel 2.3 is bepaald dat de vergunninghouder een natuurlijk persoon moet zijn, betekent dit dat de standplaats niet door bijvoorbeeld een medevennoot van de vergunninghouder kan worden ingenomen. De vergunninghouder kan zich doen bijstaan op grond van het tweede of derde lid. De artikelen 3.3 ('bijzondere omstandigheden') en 3.6 geven aan de vergunninghouder de mogelijkheid om zaken te regelen, bijvoorbeeld om naar de veiling te gaan.

Artikel 3.2 Aantal keren innemen standplaats

De plicht voor de vergunninghouder om de standplaats het minimumaantal vastgestelde keren in te nemen, is noodzakelijk om de continuïteit in de bezetting te waarborgen. Het minimumaantal keren kan worden aangepast aan de plaatselijke omstandigheden.

Artikel 3.3 Afwezigheid wegens ziekte, vakantie of bijzondere omstandigheden

In dit artikel worden de uitzonderingen gegeven op het uitgangspunt dat de vergunninghouder zelf op de standplaats aanwezig dient te zijn. Het is wel noodzakelijk dat het college of de marktmeester van elke verhindering zo tijdig mogelijk op de hoogte wordt gesteld. Het college kan bepalen dat kortstondige afwezigheid (bijvoorbeeld tot maximaal één uur) zonder mededeling of ontheffing is toegestaan. Dit is van belang voor vergunninghouders, bijvoorbeeld voor veilingbezoek, inkoop, bezoek aan vergaderingen en overige bedrijfs- en sociale verplichtingen.

De ontheffing van het vierde lid kan aan een maximum van twee jaar worden verbonden voor wat betreft ziekte. Het bestuur van de VNM beveelt dit ook sterk aan. Indien de ziekte langer duurt dan twee jaar, is veelal sprake van blijvende arbeidsongeschiktheid.

Het derde lid schrijft voor dat de vergunninghouder bij langdurige ziekte in beginsel iedere drie maanden een geneeskundige verklaring dient te overleggen. Er is geen wettelijke basis op grond waarvan het college de vergunninghouder uiteraard wel aanbieden zich bijvoorbeeld door de GGD te laten onderzoeken om zijn ziekte aan te tonen.

Artikel 3.4 Ontheffing en vervanging

In geval van ziekte, vakantie of bijzondere omstandigheden kan het college de vergunninghouder van een vaste plaats toestaan zich op zijn plaats te laten vervangen. Een maximumtermijn van zes weken is voor vakantie gebruikelijk. Het college kan (bij langdurige vervanging) als voorwaarde stellen dat de vervanger aan de vereisten van artikel 2.3 voldoet.

Artikel 3.5 Legitimatie en identiteit vergunninghouder

Bij herhaling is gebleken dat de kopers op de markt er behoefte aan hebben te weten bij wie zij hun inkopen hebben gedaan. In de praktijk wordt hier echter weinig de hand aan gehouden. Het moet ook door iedere bonafide marktkoopman of -koopvrouw van belang wordt geacht. Het vormen van een vaste klantenkring kan hierdoor tevens worden bevorderd. Vermelding van adres en woonplaats wordt in verband met gevaar van inbraak bij de kopman, die tijdens de markt immers van huis is, niet wenselijk geacht. Het verdient aanbeveling dat van gemeentewege eenduidige opschriften worden verstrekt waarop volledige naam en branche van de koopman wordt vermeld. Indien een klant vragen heeft, kan deze bij de gemeentelijke administratie informatie verkrijgen over bijvoorbeeld het telefoonnummer. Registratie van deze informatieverstrekkingen is verplicht.

Artikel 3.6 Tijdstip innemen standplaats en aan- en afvoer van goederen

Het marktterrein behoort tot de openbare weg. Teneinde het marktterrein tijdens de markt vrij te maken van alle verkeer dient het college een verkeersbesluit te nemen. Ten onrechte geparkeerde auto's kunnen met toepassing van bestuursdwang, op kosten van de eigenbaars, van het marktterrein worden verwijderd nog vóór de eigenlijke opbouw van de markt. Voorwaarde is wel dat de tijden waarop het terrein beschikbaar moet zijn ten behoeve van de markt, duidelijk worden medegedeeld.

Het is van belang dat de in het eerste lid gegeven tijdsspanne zo ruim te nemen dat hieraan in de regel kan worden voldaan. Veelal worden de tijden vastgesteld in overleg met de instanties die de belangen van de ambulante handel behartigen. Het tweede lid maakt duidelijk dat het in het algemeen, in het belang van de orde op de markt, de vergunninghouders niet kan worden toegestaan de markt op willekeurige, voor de sluitingstijd gelegene, momenten te verlaten. Het college dient invulling te geven aan bijzondere omstandigheden die ontheffing mogelijk maken. In de praktijk betekent dit dat een koopman zich kan melden bij de marktmeester en deze beoordeelt of een verzoek om eerder weg te kunnen voldoende inhoud heeft om er aan te voldoen en of de verstoring van de marktorde die hierdoor ontstaat in relatie tot de ernst van de opgegeven reden aanvaardbaar is.

Op grond van het derde lid is het mogelijk dat over een vaste plaats kan worden beschikt ten gunste van een andere koopman, indien de vergunninghouder de markt op een bepaalde dag niet bezoekt. Daartoe is bepaald dat de vaste plaats vóór een bepaald uur moet zijn ingenomen. Indien bekend is dat de rechthebbende later op de markt verschijnt, zal de plaats uiteraard open moeten blijven Het vierde lid bevat hiervoor een regeling.

In Vianen is de praktijk dat er geen dagplaatsen worden uitgegeven (we vermelden dit reeds eerder) omdat er geen belangstelling voor is. Wellicht dat er nagedacht kan worden over een 'oproepsysteem' (de gemeente hanteert een lijst van kandidaten die belangstelling hebben voor het (eventueel gratis) innemen van door incidentele afmelding vrijvallende plaatsen en die op afroep gebeld kunnen worden).

Vroegtijdig -eventueel vóór de openingstijd van de markt- toewijzen van dagplaatsen (zie hiervoor ook artikel 2.9) biedt het voordeel dat het publiek geen of weinig hinder ondervindt van het aanvoeren van marktartikelen. Toewijzing van openvallende plaatsen van kooplieden die zich tijdig hebben afgemeld vóór aanvang van de markt is natuurlijk geen probleem. Voor kooplieden die zich niet hebben afgemeld blijft altijd de hen rechtmatig toekomende plaats vrij tot opening van de markt.

Voor de Viaanse situatie is een vijfde lid toegevoegd, waarin is gesteld dat het college kan afwijken van de bepalingen van dit artikel. Dit is nodig om de kooplieden die door de wijziging van de markttijden niet het aanvangstijdstip van 10.00 uur kunnen halen, in de gelegenheid te stellen later 'aan te sluiten c.q. in te schuiven'.

De vraag was nog even of dit via het overgangsrecht geregeld zou moeten worden of dat er een hardheidsclausule van toepassing verklaard zou moeten worden. Overgangsrecht heeft volgens ons het nadeel dat het dan voor elke koopman die een ochtendmarkt heeft van toepassing zou moeten zijn (terwijl dit niet zo is), terwijl bij een hardheidsclausule ook weer een meer algemene omschrijving gegeven zou moeten worden, terwijl er dan ook ten aanzien van andere artikelen uit de verordening wellicht ongewenst een beroep op gedaan zou kunnen worden. Nu blijft het beperkt tot het tijdig en voltijdig innemen van de standplaats. In principe, dit bleek tijdens de hoorzitting over het onderwerp aanpassing markttijden, zal er alleen een uitzondering gemaakt worden voor Broekhoff, Van Zoelen, Bos en in de wintermaanden voor Jole.

Artikel 4.1 Strafbepaling

Ten aanzien van de in artikel 4.1 opgenomen strafbepaling geldt dat van overtreding alleen sprake kan zijn indien de verordening een ge- of verbodsnorm (een verplichtende norm) inhoudt.

Tegen overtredingen van de in deze verordening opgenomen bepalingen, alsmede tegen de handelingen die de orde op de markt op enigerlei wijze kunnen verstoren, verdient voor wat de marktkooplieden betreft een administratieve afhandeling de voorkeur. Verwacht mag worden dat van de bepalingen, opgenomen in de artikelen 4.2 tot en met 4.4 een sterk preventieve werking zal uitgaan.

Artikel 4. Intrekking vergunning en schorsing

In artikel 4.2 worden de gronden genoemd waarop een vergunning voor een vaste plaats kan worden ingetrokken of geschorst. Het verdient aanbeveling een sanctiebeleid vast te stellen waarin wordt aangegeven in welke gevallen de vergunning wordt geschorst dan wel ingetrokken. Het niet-betalen van marktgeld, leges of huurbedragen kan geen grond zijn voor intrekking of schorsing. Het artikel heeft een facultatief karakter. Het hangt van de omstandigheden af of tot intrekking os schorsing wordt overgegaan. Indien het bestuursorgaan overweegt om de vergunning in te trekken of te schorsen, dient het daarbij te letten op het bepaalde in artikel 4:8 van de Awb, hoorplicht bij voornemen tot negatieve beschikking.

Artikel 4.3 Uitsluiting dagplaatshouder of standwerker

In artikel 4.2 is de intrekking f schorsing van een vergunning voor een vaste plaats geregeld. Intrekking of schorsing ligt uiteraard minder voor de hand bij niet-vaste plaatsen (of bij éénmalige toewijzingen zoals bijvoorbeeld ten behoeve van de Paardenmarkt), maar in de praktijk is het van belang gebleken om naast de bevoegdheid tot onmiddellijke verwijdering (artikel 4.4) ook een vergunninghouder van een dagplaats of standwerkersplaats langduriger van de markt te kunnen verwijderen. Fit kan zich bijvoorbeeld voordoen indien een vergunninghouder voor een vaste plaats op de vuist gaat met een dagplaatshouder of standwerker.

In dit artikel 4.3 is dan ook de mogelijkheid opgenomen om in de daarin genoemde gevallen de vergunninghouder voor maximaal vier marktdagen uit te sluiten van de toewijzing van een dagplaats of standwerkersplaats. Deze vier dagen moeten zijn gelegen binnen een periode van twee jaar na de bekendmaking van het uitsluitingsbesluit. Deze termijn is gekoppeld aan de bekendmaking, aangezien in artikel 3:40 van de Awb is bepaald dat een besluit niet in werking treedt voordat het bekend is gemaakt. De maximale termijn van twee jaar is gekozen om te voorkomen dat de uitsluiting voor onbepaalde tijd voortduurt. Indien de dagplaatshouder of standwerker (pas) na afloop van deze twee jaar weer op de markt komt, kan hij weer in aanmerking komen voor een plaats op de markt.

Artikel 4.4 Onmiddellijke verwijdering

In artikel 125 van de Gemeentewet is bepaald dat ter uitvoering van wetten, algemene maatregelen van bestuur en provinciale en gemeentelijke verordeningen het gemeentebestuur de bevoegdheid heeft om bestuursdwang toe te passen. Dit artikel bevat voor het college de beleidsgrondslag om bestuursdwang toe te passen bij overtredingen van de marktverordening en de daarop gebaseerde voorschriften. In de artikelen 5:21 tot en met 5:36 van de Awb worden regels over de besluitvorming omtrent en de toepassing van bestuursdwang (en dwangsom) gegeven. De in artikel 4.4 geregelde onmiddellijke verwijdering is een vorm van bestuursdwang, waarbij de spoedeisendheid als bedoeld in artikel 5:24, zesde lid, van de Awb wordt verondersteld. Achteraf dient dan het besluit tot het toepassen van bestuursdwang op papier te worden gesteld. Uiteraard dient van deze bevoegdheid alleen in zeer spoedeisende gevallen gebruik gemaakt te worden. Overigens is in artikel 5:23 van de Awb geregeld dat de bepalingen van bestuursdwang niet van toepassing zijn indien wordt opgetreden ter onmiddellijke handhaving van de openbare orde.

Op grond van artikel 4:8 van de Awb dienen belanghebbenden bij de toepassing van artikel 4.4 in beginsel in de gelegenheid te worden gesteld hun zienswijze (mondeling dan wel schriftelijk) kenbaar te maken.

Onderdeel c is gewijd aan de niet-actieve standwerker. Duidelijk kwam in het overleg naar voren dat dergelijke verkapte stille kramers aangepakt moeten kunnen worden.

Artikel 4-5 Toezichthouders

In artikel 5:11 van de Awb wordt aangegeven dat onder toezichthouder wordt verstaan: een natuurlijk persoon, dier bij af krachtens een wettelijk voorschrift is belast met het houden van toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens enig wettelijk voorschrift. Een persoon die aangewezen is als toezichthouder beschikt in beginsel over alle in afdeling 5.2 van de Awb opgenomen bevoegdheden. Op grond van artikel 5:14 van de Awb kunnen deze bevoegdheden bij verordening of bij besluit van het college worden beperkt. Het ligt voor de hand, en in Vianen is dit ook de praktijk, om de marktmeester c.q diens plaatsvervanger als toezichthouder aan te wijzen.

Artikel 4.6 Bijzondere opsporingsambtenaren

In artikel 142, eerste lid, onder c, van het Wetboek van Strafvordering, is bepaald dat de gemeentelijke wetgever bevoegd is bij verordening buitengewone opsporingsambtenaren aan te wijzen. Indien het wenselijk wordt geacht ook anderen dan de bij of krachtens artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering aangewezen opsporingsambtenaren te belasten met de opsporing van strafbare feiten, kan het college op grond van deze verordeningsbepaling bijzondere opsporingsambtenaren aanwijzen. Het ligt voor de hand de marktmeester als zodanig aan te wijzen. Deze zal dan echter wel over het getuigschrift Bijzonder Opsporings Ambtenaar moeten beschikken, hetgeen hier (nog) niet het geval is.

Artikel 4.8 Overgangsbepalingen

Een uitgebreide overgangsregeling als hier opgenomen, achten wij noodzakelijk voor de rechtszekerheid van de betrokkenen. Het is van belang oude rechten te eerbiedigen. Dit geldt uiteraard niet voor de markttijden: huidige vergunninghouders kunnen geen beroep doen op de oude markttijden om daarmee naar believen aan te sluiten in de rij. Men dient in het vervolg om 10.00 uur aanwezig te zijn, behoudens die enkelen, waarvan het college vindt dat dezen teveel geschaad zouden worden in hun inkomsten indien ze niet op een later tijdstip zouden kunnen aansluiten. Uitdrukkelijk wordt echter gesteld dat hier sprake is van een uitsterfsysteem: de uitzondering wordt alleen gemaakt voor de huidige vergunninghouder. Nieuwe vergunninghouders, ook al zijn dit rechtsopvolgers overeenkomstig de mogelijkheden van de verordening, dienen zich te houden aan de tijden zoals genoemd in de verordening.

Het ligt overigens in de rede, aangezien het huidige vergunningstelsel lang niet compleet is ingevuld, om alle kooplieden een nieuwe vergunning te verstrekken per 1 januari 1999. Dit wordt niet alleen veroorzaakt door de nieuwe verordening, maar ook door de nieuwe opstelling van de marktkramen en de daarmee samenhangende verschuivingen.

Artikel 4.9 Inwerkingtreding

We hebben besloten om deze nieuwe marktverordening in werking te laten treden op 1 januari 1999. Aangezien hetgeen in deze verordening is neergelegd, te beschouwen is als beleidsregels, is het niet mogelijk hiertegen bezwaar te maken. De individuele beschikkingen, waartoe wij de vergunningverleningen beschouwen, zijn dit wel. Daarom zullen wij zo spoedig mogelijk alle kooplieden een nieuwe vergunning, ingaande 1 januari 1999, doen toekomen, zodat er nog ruimschoots de gelegenheid is om de cyclus bezwaar en beroep (voorlopige voorziening) af te lopen, zodat de rechter in staat is om een oordeel te geven over de rechtmatigheid van de diverse besluiten.

Artikel 4.10 Citeertitel

In de citeertitel nemen we zoals te doen gebruikelijk een jaartal op, zodat direct duidelijk is van wanneer de verordening stamt. Wij nemen 1999, omdat dit het jaar is waarin de verordening van toepassing wordt.