Regeling vervallen per 01-01-2021

Instructie voor de leerplichtambtenaar gemeente Vianen 2010

Geldend van 24-08-2010 t/m 31-12-2020

Intitulé

Instructie voor de leerplichtambtenaar gemeente Vianen 2010

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Vianen,

Overwegende:

dat het wenselijk is om de bestaande instructie voor de leerplichtambtenaar aan nieuwe regelgeving en nieuwe inzichten aan te passen;

Gelet op artikel 16, lid 4, van de Leerplichtwet 1969;

Besluit:

  • 1.

    in te trekken de instructie voor de leerplichtambtenaar, vastgesteld bij besluit van het college van burgemeesters en wethouders, op het tijdstip dat de “Instructie voor de leerplichtambtenaar” in werking treedt;

  • 2.

    vast te stellen de hiernavolgende “Instructie voor de leerplichtambtenaar gemeente Vianen 2010”:

    Inhoudsopgave

    Artikel 1. Begripsbepalingen

    Artikel 2. Leerlingenadministratie en controle absoluut verzuim

    Artikel 3. Leerlingdossier

    Artikel 4. Verlof wegens andere gewichtige omstandigheden

    Artikel 5. Relatief verzuim van leerplichtige jongeren

    Artikel 6. Absoluut verzuim

    Artikel 7. (Dreigend) voortijdig schoolverlaten van leerplichtige en niet-leerplichtige jongeren

    (met inbegrip van verwijdering)

    Artikel 8. Vervangende leerplicht

    Artikel 9. Vrijstelling wegens het volgen van ander onderwijs

    Artikel 10. Vrijstelling van de inschrijvingsplicht

    Artikel 11. Bepalen of een onderwijsvoorziening een school in de zin van de Leerplichtwet is

    Artikel 12. Aanwijzing deskundige

    Artikel 13. Melding aan de Raad voor de Kinderbescherming

    Artikel 14. Melding aan Bureau Jeugdzorg (AMK)

    Artikel 15. Melding aan de Arbeidsinspectie

    Artikel 16. Jaarverslag

    Artikel 17. Samenwerking in de regio

    Artikel 18. Samenwerking met diensten en instellingen

    Artikel 19. Beleidsontwikkeling

    Artikel 20. Slotbepalingen

    Bijlage 1. Toelichting

    Bijlage 2. Diensten en instellingen waarmee wordt samengewerkt

Artikel 1. Begripsbepalingen

  • In deze instructie wordt verstaan onder:

  • a.

    de wet: de Leerplichtwet 1969;

  • b.

    het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Vianen;

  • c.

    ambtenaar: de ambtenaar, door het college benoemd in de functie van leerplichtambtenaar, die de eed of belofte als bedoeld in artikel 16 van de wet heeft afgelegd;

  • d.

    directeur: hoofd in de zin van artikel 1 onder d van de wet, dat wil zeggen. degene die met de leiding van de school of de instelling is belast, dan wel degene die in opdracht van het bevoegd gezag de opgave van voortijdig schoolverlaten doet (als bedoeld in artikel 28 WVO, artikel 47a WEC en artikel 8.1.8 WEB);

  • e.

    de ouders: de in artikel 2, eerste lid, van de wet bedoelde personen;

  • f.

    de jongere: de jongere waarop de Leerplichtwet 1969 van toepassing is;

  • g.

    de RMC-wetgeving: de regeling van de regionale meld- en coördinatiefunctie voortijdig schoolverlaten volgens de Wet van 6 december 2001 (Stb. 2001, 636);

  • h.

    RMC-functionaris: de persoon, die de werkzaamheden verricht die voortvloeien uit de RMC-wetgeving;

  • i.

    de administratief medewerker: de persoon die de werkzaamheden verricht die betrekking hebben op het voeren van de leerplichtadministratie.

Artikel 2. Leerlingenadministratie en controle absoluut verzuim

  • 1. Er is een leerlingenadministratie, die wordt bijgehouden door de administratief medewerker.

  • 2. In de leerlingenadministratie worden de persoonsgegevens opgenomen van alle in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens opgenomen personen in de leeftijd van 3 tot en met 22 jaar.

  • 3. Periodiek verstrekt het cluster Publiekszaken een volledig overzicht van de in lid 2 bedoelde personen en voert de administratief medewerker een volledige controle uit op de juistheid van de leerlingenadministratie.

  • 4. De mutaties in de basisadministratie persoonsgegevens met betrekking tot de in lid 2 bedoelde personen worden wekelijks door het cluster Publiekszaken doorgegeven aan de administratief medewerker.

  • 5. De administratief medewerker neemt namens het college de in- en afschrijvingen van scholen en instellingen als bedoeld in artikel 18 van de wet in ontvangst. De ambtenaar doet zonodig voorstellen aan het college voor het geven van nadere aanwijzingen aan de directeuren, met het oog op een doelmatige uitwisseling van gegevens.

  • 6. De administratief medewerker controleert jaarlijks binnen twee weken na aanvang van het schooljaar of de leerlingenlijsten van de scholen en instellingen ontvangen zijn. Hij onderneemt onverwijld actie naar directeuren van scholen en instellingen die in gebreke gebleven zijn.

  • 7. Blijkt uit het contact met de directeur dat deze verwijtbaar in gebreke blijft, dan roept de ambtenaar de directeur op voor een gesprek en zendt hij het proces-verbaal van zijn bevindingen aan de officier van justitie.

  • 8. De ambtenaar kan aan het college een voorstel doen tot het opleggen van bestuursdwang of een last onder dwangsom jegens de directeur, indien hij van mening is dat deze maatregel kan bijdragen tot het opheffen van de overtreding dan wel het voorkomen van herhaling daarvan.

  • 9. De administratief medewerker controleert namens het college binnen vier weken na aanvang van het schooljaar en telkens binnen een week na ontvangst van een mutatiebericht van het cluster Publiekszaken of alle leerplichtigen en kwalificatieplichtigen overeenkomstig de bepalingen van de wet als leerling op een school of onderwijsinstelling zijn ingeschreven. Indien dit niet het geval is, geeft de administratief medewerker de gegevens onverwijld in handen van de ambtenaar, die de acties onderneemt als omschreven in artikel 6.

  • 10. De administratief medewerker controleert of een bericht van afschrijving van de ene school gekoppeld is aan een bericht van inschrijving op een andere school. Indien binnen twee weken geen bericht van inschrijving is ontvangen, neemt de administratief medewerker contact op met de ouders van de leerplichtige c.q. kwalificatieplichtige of de directeur van de ‘oude’ school.

  • 11. De administratief medewerker draagt zorg voor een goede overdracht van de relevante gegevens aan de nieuwe woongemeente als hij bericht ontvangt van inschrijving van een jongere in de basisadministratie persoonsgegevens van een andere gemeente. De ambtenaar bepaalt zonodig welke gegevens uit het leerlingdossier worden overgedragen aan de ambtenaar in de nieuwe woongemeente.

Artikel 3. Leerlingdossier

  • 1. De ambtenaar legt slechts een leerlingdossier aan over een jongere indien de ambtenaar mondelinge, telefonische, e-mail- of schriftelijke contacten heeft met de jongere of derden omtrent diens:

    • a.

      vervangende leerplicht;

    • b.

      vrijstelling van inschrijving;

    • c.

      vrijstelling van schoolbezoek;

    • d.

      (vermoeden van) absoluut verzuim;

    • e.

      (vermoeden van) relatief verzuim;

    • f.

      gedrag dat leidt tot bespreking in een zorgadviesteam;

    • g.

      gedrag dat leidt tot melding van maatregelen zoals schorsing; of

    • h.

      schoolverlaten zonder startkwalificatie.

  • 2. In de leerlingenadministratie wordt een aantekening gemaakt van het openen van een leerlingdossier.

  • 3. In het leerlingdossier neemt de ambtenaar de volgende gegevens op:

    • a.

      burgerservice nummer, onderwijsnummer of administratienummer;

    • b.

      voornamen en achternaam;

    • c.

      geslacht;

    • d.

      geboortedatum en -plaats;

    • e.

      nationaliteit;

    • f.

      etniciteit;

    • g.

      naam, voornamen, voorletters, titulatuur, geslacht, adres, postcode, woonplaats, telefoonnummer en soortgelijke gegevens van de ouders, voogden of verzorgers;

    • h.

      school (scholen) van inschrijving, met gevolgde klassen en/of onderwijssoort;

    • i.

      kennisgeving(en) van beroep op vrijstelling van inschrijfplicht;

    • j.

      kennisgeving(en) van (vermoedelijk) schoolverzuim;

    • k.

      aanvragen en behandeling van aanvragen voor vrijstelling van schoolbezoek;

    • l.

      afschrift van correspondentie met betrekking tot de jongere;

    • m.

      notities van gesprekken met dan wel over de jongere;

    • n.

      aantekeningen, notities en gemaakte afspraken met betrekking tot de jongere.

  • 4. De ambtenaar verstrekt slechts gegevens uit het leerlingdossier aan derden binnen de grenzen die daaraan worden gesteld door de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp) en het Vrijstellingsbesluit Wbp, in het bijzonder artikel 20 van het Vrijstellingsbesluit.

  • 5. De ouders en de jongere hebben recht kennis te nemen van de inhoud van het dossier.

  • 6. De ouders en de jongere hebben het recht correctie van gegevens in het dossier te vorderen.

Artikel 4. Verlof wegens andere gewichtige omstandigheden

  • 1. De ambtenaar bevestigt de ontvangst van een aanvraag binnen twee werkdagen en vermeldt in de ontvangstbevestiging de termijn waarbinnen hij een besluit zal nemen. Indien de periode tussen de ontvangst van de aanvraag en de aanvang van het gevraagde verlof korter is dan de termijn die redelijkerwijs nodig is om tot een besluit te komen, deelt de ambtenaar dit bij de ontvangstbevestiging aan de aanvrager mee en wijst hij de aanvrager op de mogelijkheid dat de aanvrager de wet overtreedt indien de aanvraag niet of niet geheel wordt gehonoreerd.

  • 2. De ambtenaar geeft de aanvrager een termijn van tenminste één week, ten hoogste drie weken, om een onvolledig ingediende aanvraag aan te vullen. De ambtenaar kan hiervoor een formulier vaststellen.

  • 3. De ambtenaar hoort de directeur over de aanvraag en draagt er zorg voor dat het oordeel van de directeur over de aanvraag schriftelijk wordt vastgelegd.

  • 4. De ambtenaar draagt er zorg voor dat de zienswijze van de aanvrager bij een voorgenomen beslissing die geheel of gedeeltelijk van de aanvraag afwijkt, schriftelijk wordt vastgelegd.

  • 5. De ambtenaar kan de jongere in de gelegenheid stellen zijn zienswijze kenbaar te maken.

  • 6. De ambtenaar kan bepalen op welke plaats aan de directeur, de aanvrager of de jongere de gelegenheid wordt geboden om zienswijzen aan hem kenbaar te maken.

  • 7. De ambtenaar legt de behandeling van de aanvraag zorgvuldig vast in het leerlingdossier.

  • 8. De ambtenaar kan aan een directeur op diens verzoek advies geven over de behandeling en beoordeling van een aanvraag verlof te verlenen wegens andere gewichtige omstandigheden voor een periode van 10 schooldagen of minder. Indien de ambtenaar een dergelijk advies geeft, deelt de directeur aan de ambtenaar de beslissing op de aanvraag mee.

  • 9. De ambtenaar kan aan de directeuren gevraagd of ongevraagd een advies geven omtrent het te voeren beleid met betrekking tot aanvragen voor verlof wegens andere gewichtige omstandigheden voor 10 schooldagen of minder, met het oog op het bevorderen van de rechtsgelijkheid.

Artikel 5. Relatief verzuim van leerplichtige jongeren

  • 1. De ambtenaar neemt namens het college de kennisgevingen van (ongeoorloofd) schoolverzuim in ontvangst. Hij legt van de leerling op wie de kennisgeving betrekking heeft een leerlingdossier aan, of voegt de kennisgeving in het reeds aanwezige leerlingdossier.

  • 2. Binnen een week meldt de ambtenaar aan degene die een kennisgeving heeft gedaan welke acties hij naar aanleiding van de kennisgeving onderneemt. Indien de kennisgeving niet door een directeur is gedaan, neemt de ambtenaar binnen een week contact op met de betrokken directeur.

  • 3. De ambtenaar zoekt na ontvangst van een kennisgeving binnen twee weken contact met de ouders, stelt hen in de gelegenheid om nadere uitleg over het gemelde verzuim te geven en informeert hen over de procedures en eventuele consequenties. Indien het verzuim een jongere van 12 jaar of ouder betreft, zoekt de ambtenaar in beginsel ook contact met de jongere zelf.

  • 4. Zowel van het gesprek met de ouders als met de jongere maakt de ambtenaar een gespreksnotitie. De gespreksnotitie bevat de verzuimperiode, korte weergave van de zienswijze van de ouders en/of de jongere, gemaakte afspraken en te ondernemen acties, en zonodig een datum en tijdstip voor een vervolgafspraak. Van de gespreksnotitie wordt een kopie aan de ouders en de jongere verstrekt. De ambtenaar maakt van de gespreksnotitie melding in het leerlingdossier.

  • 5. De ambtenaar onderhoudt zo vaak als nodig, op eigen initiatief dan wel op verzoek, contact met de directeur van de school of de door de directeur aangewezen functionaris(sen) belast met de begeleiding van de jongere, met medewerkers van de instelling voor jeugdzorg die met de jongere en/of de ouders contact hebben, en met andere personen waarmee het contact van belang kan zijn om de verzuimsituatie zo vlot mogelijk te beëindigen. Indien de school beschikt over een zorgadviesteam, is de ambtenaar in beginsel deelnemer aan dit overleg.

  • 6. De ambtenaar legt een huisbezoek af wanneer hij dat nodig acht.

  • 7. De ambtenaar kan een bemiddelende rol vervullen ten behoeve van de jongere en de ouders bij het zoeken naar een andere school of een zo goed mogelijk passende leerroute.

  • 8. De ambtenaar draagt er zorg voor dat een kennisgeving van verzuim binnen een periode van vier weken wordt afgehandeld. De hoogste prioriteit ligt bij het beëindigen van de verzuimsituatie. Ter afronding van de afhandeling zendt de ambtenaar in ieder geval een schriftelijk bericht aan degene die de kennisgeving heeft gedaan, de ouders en, wanneer het een jongere van 12 jaar of ouder betreft, in beginsel ook aan de jongere zelf. De ambtenaar doet mededeling van de afhandeling aan anderen die bij de verzuimsituatie zijn betrokken.

  • 9. Blijkt uit de gesprekken als bedoeld in het derde lid dat geen sprake is van vrijstelling, en blijkt dat sprake kan zijn van verwijtbaar handelen of nalaten van de ouders en/of de jongere die de leeftijd van 12 jaar heeft bereikt, dan maakt de ambtenaar proces-verbaal op van zijn bevindingen en zendt dit naar de officier van justitie. Indien hij voornemens is proces-verbaal op te (laten) maken, roept de ambtenaar de ouders, de jongere van 12 jaar of ouder en (indien noodzakelijk) de directeur op voor een gesprek, waarbij hij de betrokkenen uitdrukkelijk kenbaar maakt dat hij voornemens is een proces-verbaal op te maken.

  • 10. De ambtenaar is bevoegd het opmaken van proces-verbaal achterwege te laten en de ouders en/of de jongere een schriftelijke waarschuwing te geven indien sprake is van:

    • -

      verwijtbaar handelen of nalaten, doch geen kennelijke opzet tot het plegen van de overtreding èn het een eerste overtreding betreft;

    • -

      verzuim van lichte aard is (niet meer dan vijf schooldagen);

    • -

      andere omstandigheden die naar het inzicht van de leerplichtambtenaar, na collegiale consultatie, het achterwege laten van het opmaken van een proces-verbaal billijken.

  • 11. De ambtenaar kan aan het college een voorstel doen tot het opleggen van een last onder dwangsom indien hij van mening is, gezien de achtergrond en aard van de verzuimsituatie, dat deze maatregel kan leiden tot het opheffen van het verzuim dan wel het voorkomen van herhaling daarvan.

  • 12. Zodra de ambtenaar kennisneemt van schoolverzuim waarvan niet door een directeur is kennis gegeven, stelt de ambtenaar een onderzoek in naar de reden waarom de directeur het verzuim niet heeft gemeld. Blijkt de directeur, ook na een schriftelijke waarschuwing van de ambtenaar, onwillig of nalatig in het nakomen van deze verplichting, dan maakt (laat) de ambtenaar proces-verbaal op(maken) van zijn bevindingen en zendt dit naar de officier van justitie.

  • 13. De ambtenaar kan aan het college een voorstel doen tot het opleggen van een last onder dwangsom jegens de directeur indien hij van mening is, gezien de achtergrond en aard van de verzuimsituatie, dat deze maatregel kan bijdragen tot het opheffen van de overtreding dan wel het voorkomen van herhaling daarvan.

  • 14. De ambtenaar kan aan een directeur op diens verzoek advies geven over de aanpak van het verzuim van een bij de school ingeschreven jongere. Indien de ambtenaar een dergelijk advies geeft, deelt de directeur aan de ambtenaar mee op welke wijze hij met het advies omgaat.

  • 15. De ambtenaar kan aan directeuren gevraagd of ongevraagd een advies geven omtrent het te voeren beleid met betrekking tot het registreren van verzuim en het doen van kennisgevingen van verzuim, met het oog op het bevorderen van een effectief verzuimbestrijdingsbeleid en de rechtsgelijkheid. De ambtenaar kan directeuren uitnodigen om eerder een kennisgeving van verzuim in te dienen dan de wet voorschrijft indien dat doelmatig is met het oog op de verzuimbestrijding.

Artikel 6. Absoluut verzuim

  • 1. Indien hem blijkt dat een leerplichtige of kwalificatieplichtige jongere niet als leerling is ingeschreven zonder dat een grond voor vrijstelling aanwezig is, onderzoekt de ambtenaar onverwijld, doch ten hoogste gedurende een week of wegens een administratieve onvolkomenheid een bericht van inschrijving ontbreekt.

  • 2. Indien van een administratieve onvolkomenheid niet is gebleken, zoekt de ambtenaar binnen een week contact met de ouders en stelt hen in de gelegenheid om nadere uitleg over het achterwege blijven van een inschrijving te geven. In ieder geval indien het een jongere betreft die de leeftijd van 12 jaar heeft bereikt, zoekt de ambtenaar tevens contact met de jongere.

  • 3. Indien de jongere vóór het intreden van de situatie van absoluut verzuim wel op een school of instelling ingeschreven is geweest, neemt de ambtenaar contact op met de directeur van die school of instelling en vraagt diens zienswijze over het opgetreden absolute verzuim.

  • 4. Artikel 5, leden 4 tot en met 11, is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 7. (Dreigend) voortijdig schoolverlaten van leerplichtige en niet-leerplichtige jongeren (met inbegrip van verwijdering)

  • 1. De ambtenaar neemt namens het college kennis van een (voorgenomen) beslissing tot verwijdering van een leerling, van een kennisgeving van afschrijving en van de melding van voortijdig schoolverlaten.

  • 2. Als het bericht betrekking heeft op een jongere die niet meer leerplichtig is, draagt de ambtenaar de informatie onverwijld over aan de RMC-functionaris van de RMC-contactgemeente. In dat geval zijn de overige leden van dit artikel niet van toepassing.

  • 3. De ambtenaar onderzoekt of van de jongere een leerlingdossier aanwezig is. Zonodig draagt de ambtenaar er zorg voor dat een leerlingdossier wordt aangemaakt en dat de melding in het dossier wordt opgenomen.

  • 4. Artikel 5, leden 3 tot en met 11, zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 5. Zodra de ambtenaar kennisneemt van verwijdering die of van voortijdig schoolverlaten van een jongere dat niet overeenkomstig de wettelijke bepalingen is gemeld, stelt de ambtenaar een onderzoek in naar de oorzaak hiervan. Als de directeur onwillig of nalatig is in het nakomen van deze verplichting, dan roept de ambtenaar de directeur op voor een gesprek en zendt hij proces-verbaal (van bevindingen) aan de officier van justitie (bij overtreding van artikel 18 Leerplichtwet) dan wel een bericht van zijn bevindingen aan de inspecteur van de desbetreffende school of instelling (bij het niet nakomen van de verplichtingen krachtens artikel 28 WVO, artikel 47a WEC of artikel 8.1.8 WEB).

  • 6. De ambtenaar kan aan een directeur op diens verzoek advies geven over de aanpak van het voorkomen van verwijdering of voortijdig schoolverlaten van een bij de school ingeschreven jongere. Indien de ambtenaar een dergelijk advies geeft, deelt de directeur aan de ambtenaar mee op welke wijze hij met het advies omgaat.

  • 7. De ambtenaar kan aan de directeuren gevraagd of ongevraagd een advies geven omtrent het te voeren beleid met betrekking tot het voorkomen van voortijdig schoolverlaten, met het oog op het bevorderen van een effectief startkwalificatiebeleid en de rechtsgelijkheid. De ambtenaar kan directeuren uitnodigen om eerder een melding van voortijdig schoolverlaten te doen dan de wet voorschrijft, indien dat doelmatig is met het oog op de belangen van de schoolloopbaan van jongeren.

Artikel 8. Vervangende leerplicht

  • 1. De ambtenaar besluit namens het college over aanvragen tot het toestaan van vervangende leerplicht, als bedoeld in de artikelen 3a en 3b van de wet.

  • 2. Blijkt aan de ambtenaar dat een jongere vermoedelijk in de omstandigheden verkeert als bedoeld in artikel 3a dan wel 3b van de wet, dan draagt de ambtenaar er zorg voor dat de noodzakelijke gesprekken met betrekking tot het aangepaste onderwijs- en begeleidingsprogramma en de praktijktijd (artikel 3a) dan wel arbeid van lichte aard (artikel 3b) binnen twee weken worden gevoerd.

  • 3. De ambtenaar draagt er zorg voor dat de afspraken die in de gesprekken worden gemaakt schriftelijk worden vastgelegd. Hij draagt er zorg voor dat de vastgelegde afspraken in het leerlingdossier worden opgenomen en hij draagt er zorg voor dat degenen die betrokken zijn bij het ontwerpen van het aangepaste onderwijs- en begeleidingsprogramma en de inrichting van de praktijktijd dan wel de arbeid van lichte aard binnen een week over de gemaakte afspraken worden geïnformeerd.

  • 4. De ambtenaar draagt er zorg voor dat het programma op voor hen begrijpelijke wijze aan de ouders en de jongere wordt uitgelegd en hij draagt er zorg voor dat de ouders het verzoek tot het toestaan van vervangende leerplicht ondertekenen en indienen.

  • 5. De ambtenaar informeert de Arbeidsinspectie over de toestemming voor vervangende leerplicht die op grond van artikel 3b is verleend.

Artikel 9. Vrijstelling wegens het volgen van ander onderwijs

  • 1. De ambtenaar besluit namens het college op een aanvraag tot toepassing van de vrijstelling als bedoeld in artikel 15 van de wet.

  • 2. Bij de beoordeling of de jongere op andere wijze voldoende onderwijs geniet, slaat de ambtenaar acht op:

    • -

      de vraag of het onderwijs bijdraagt aan het bereiken van een startkwalificatie; en

    • -

      de vraag of de hoeveelheid tijd die met het onderwijs is gemoeid in redelijke verhouding staat tot de omvang van het onderwijs bij een programma krachtens de kwalificatieplicht.

Artikel 10. Vrijstelling van de inschrijvingsplicht

  • 1. De ambtenaar neemt namens het college de kennisgeving als bedoeld in artikel 6 van de wet in ontvangst. Hij zendt binnen twee werkdagen de ouders een ontvangstbevestiging waarin hij meedeelt op welke termijn de ouders een bericht zullen ontvangen over de ontvankelijkheid van het beroep op vrijstelling.

  • 2. Indien het vermoeden bestaat dat ouders een beroep willen doen op de grond bedoeld in artikel 5 onder a, draagt de ambtenaar er zorg voor dat de aangewezen deskundige binnen vier weken de jongere onderzoekt en een schriftelijke verklaring omtrent de geschiktheid van de jongere geeft.

  • 3. Indien de kennisgeving betrekking heeft op de grond bedoeld in artikel 5 onder a, dan is de termijn voor een bericht aan de ouders niet langer dan twee weken na ontvangst van de verklaring van de deskundige.

  • 4. Indien de ouders een beroep willen doen op de grond bedoeld in artikel 5 onder b, dan is de termijn voor een bericht aan de ouders ten hoogste vier weken. Als gegronde redenen aanwezig zijn voor een langere termijn, dan deelt de ambtenaar deze termijn binnen vier weken aan de ouders mee.

  • 5. Indien de ouders een beroep doen op de grond bedoeld in artikel 5 onder b, dan onderzoekt de ambtenaar de bij de kennisgeving overgelegde bescheiden. Hij nodigt de ouders uit voor een mondelinge toelichting op het beroep. Hij onderzoekt of de bedenkingen daadwerkelijk de richting van het onderwijs betreffen. Hij gaat na of de jongere eerder op een school of instelling ingeschreven is geweest.

  • 6. In het bericht aan de ouders, bedoeld in het eerste lid, deelt de ambtenaar aan de ouders mee of de ontvangen kennisgeving voldoet aan de eisen van de wet. Hij deelt tevens de gevolgen mee die verbonden zijn aan het al dan niet voldoen aan de eisen van de wet.

  • 7. Indien de kennisgeving niet aan de eisen van de wet voldoet, geeft de ambtenaar de ouders een termijn van maximaal 2 weken om de jongere alsnog in te schrijven op een school of instelling.

  • 8. Indien de kennisgeving wel aan de eisen van de wet voldoet, deelt de ambtenaar aan de ouders mee voor welke periode de vrijstelling geldt en voor welke datum zij een kennisgeving moeten indienen indien zij opnieuw een beroep op een vrijstellingsgrond willen doen.

  • 9. Indien de kennisgeving betrekking heeft op de grond bedoeld in artikel 5 onder c, en de omstandigheden zijn van dien aard dat (nog) geen verklaring van de directeur van de buiten Nederland gelegen school of inrichting van onderwijs kan worden overgelegd, dan deelt de ambtenaar aan de ouders mee op welke wijze, en op welk moment, door hen zal moeten worden aangetoond dat de jongere in het buitenland onderwijs heeft genoten.

  • 10. De ambtenaar informeert de Arbeidsinspectie over de vrijstelling van de inschrijvingsplicht als deze betrekking heeft op jongeren die 16 jaar of ouder zijn.

Artikel 11. Bepalen of een onderwijsvoorziening een school in de zin van de Leerplichtwet is

  • 1. Indien ouders aangeven dat zij voldoen aan hun verplichtingen krachtens de Leerplichtwet doordat hun kind gebruikmaakt van een niet uit de openbare kas bekostigde of aangewezen onderwijsvoorziening, dan neemt de ambtenaar contact op met de onderwijsinspectie met het verzoek een onderzoek in te stellen en binnen een in het verzoek aangegeven termijn een advies uit te brengen over de vraag of de onderwijsvoorziening kan worden beschouwd als een school in de zin van de wet.

  • 2. De ambtenaar geeft aan de ouders dan wel aan degene die de onderwijsvoorziening in stand houdt de gelegenheid hun zienswijze op het advies van de inspectie te geven.

  • 3. In de periode dat het onderzoek plaatsvindt, beschouwt de ambtenaar de onderwijsvoorziening als een school in de zin van de wet.

  • 4. De ambtenaar beslist gemotiveerd, mede gezien het advies van de onderwijsinspectie en de eventueel daarnaast ingebrachte zienswijzen, of naar zijn oordeel sprake is van een school in de zin van de wet.

Artikel 12. Aanwijzing deskundige

De ambtenaar doet aan het college telkens wanneer dat nodig is een voorstel tot aanwijzing van een arts, pedagoog of psycholoog die een verklaring omtrent de geschiktheid tot toelating tot een school of instelling afgeeft.

Artikel 13. Melding aan de Raad voor de Kinderbescherming

Indien de ambtenaar proces-verbaal aan de officier van justitie zendt met betrekking tot ouders dan wel een jongere die reeds eerder zijn veroordeeld wegens overtreding van de wet, dan zendt hij een afschrift van het proces-verbaal naar de Raad voor de Kinderbescherming.

Artikel 14. Melding aan Bureau Jeugdzorg (AMK)

Indien de ambtenaar bij een onderzoek komt tot het vermoeden van verwaarlozing van de belangen van een kind, kan hij een rapport van zijn bevindingen naar het Bureau Jeugdzorg (AMK) sturen met het verzoek om een onderzoek te doen. Hij deelt zijn beslissing om een rapport aan het Bureau Jeugdzorg te zenden in beginsel mee aan de betrokken ouders. Hij neemt het rapport op in het leerlingdossier.

Artikel 15. Melding aan de Arbeidsinspectie

De ambtenaar draagt zorg voor een goede informatieverstrekking aan de Arbeidsinspectie met betrekking tot:

  • a.

    jongeren waarvoor vervangende leerplicht is goedgekeurd op grond van artikel 3b van de wet;

  • b.

    jongeren waarvoor vrijstelling van de inschrijfplicht bestaat op grond van artikel 5, onder a of b, van de wet, en die 16 jaar of ouder zijn;

  • c.

    jongeren waarvan hij bemerkt dat deze in strijd met de voorschriften arbeid verrichten.

Artikel 16. Jaarverslag

  • 1. De ambtenaar doet jaarlijks voor 15 september een voorstel aan het college voor het verslag aan de gemeenteraad over het in het afgesloten schooljaar in de gemeente gevoerde leerplichtbeleid, inzake de handhaving van de leerplicht en de kwalificatieplicht en de resultaten daarvan.

  • 2. De ambtenaar voert tijdig het overleg met de instanties en organisaties wier handelen (mede) in het voorstel voor het jaarlijkse verslag aan de orde wordt gesteld.

  • 3. De ambtenaar en de administratief medewerker dragen er zorg voor dat de gegevens voor het jaarlijks aan de minister uit te brengen verslag inzake de omvang en behandeling van het schoolverzuim voor 16 oktober, volgend op het schooljaar, beschikbaar zijn.

Artikel 17. Samenwerking in de regio

  • 1.

    De ambtenaar voert tenminste drie maal per jaar overleg met de ambtenaren en/of RMC-functionarissen van de andere gemeenten in de RMC-regio Utrecht-Zuid over de uitvoering van de taken krachtens de Leerplichtwet en de RMC-wetgeving. De ambtenaar neemt zonodig het initiatief tot het bijeenroepen van het bedoelde overleg. Hij neemt een samenvatting van hetgeen in het overleg is besproken op in zijn voorstel voor het jaarlijkse verslag over het gevoerde beleid.

  • 2.

    De ambtenaar draagt bij aan een optimaal toezicht op de naleving van de wet en de RMC-wetgeving door in het regionale overleg voorstellen in te brengen over onderwerpen waarvoor regionale afspraken bijdragen aan een doelmatige bestrijding van schoolverzuim en/of voortijdig schoolverlaten.

Tot deze onderwerpen behoren in ieder geval:

  • -

    afspraken over het onderhouden van contacten met scholen in de regio waar leerlingen uit meerdere gemeenten uit de regio zijn ingeschreven;

  • -

    afspraken over de beleidsregels met betrekking tot de scholen in de regio;

  • -

    afspraken over de adviezen met betrekking tot het beleid die leerplichtambtenaren uit de regio geven aan de scholen in de regio;

  • -

    afspraken over de organisatie en inhoud van de contacten met de regionaal werkende instellingen op het gebied van jeugdzorg en de aansluiting tussen onderwijs en arbeid;

  • -

    afspraken over de organisatie en inhoud van het overleg met het Openbaar Ministerie.

  • 3.

    De ambtenaar doet in het regionale overleg zonodig voorstellen over:

  • -

    de toepassing van artikel 14 van de wet (vrijstellingsgronden);

  • -

    de richtlijnen op regionaal niveau inzake het verlenen van verlof op grond van artikel 11 aanhef en onder f en g van de wet (extra vakantieverlof respectievelijk andere gewichtige omstandigheden);

  • -

    de wijze waarop contact wordt onderhouden met de officier van justitie in het kader van de toepassing van artikel 22 van de wet (onderzoek door de ambtenaar).

  • 4.

    De ambtenaar pleegt overleg met de ambtenaar van de woongemeente van een jongere indien de ambtenaar in zijn contacten met scholen, instellingen of instanties bemerkt dat sprake kan zijn van een overtreding van de wet of een bedreiging van de schoolloopbaan van de jongere die niet is ingeschreven in de basisadministratie persoonsgegevens van Vianen.

Artikel 18. Samenwerking met diensten en instellingen

De ambtenaar werkt samen met één of meer van de instellingen opgenomen in bijlage 2, zo vaak hij, zonodig op verzoek van de betrokken ouders of jongere, dat nuttig of wenselijk acht met het oog op een zo goed mogelijk verlopende schoolloopbaan van de jongere.

Artikel 19. Beleidsontwikkeling

  • 1. De ambtenaar draagt er zorg voor dat de ervaringen met de uitvoering van de leerplicht- en RMC-taken binnen de gemeente en de RMC-regio, kwantitatief en kwalitatief, op een systematische wijze worden verzameld en zorgt voor de verwerking hiervan in voorstellen voor aanpassingen van het gemeentelijke dan wel regionale beleid.

  • 2. De ambtenaar voert zo vaak als nodig overleg met medewerkers van beleidsafdelingen binnen de gemeente Vianen die betrokken zijn bij (gewenste) ontwikkelingen op het gebied van het bestrijden van voortijdig schoolverlaten, arbeidsparticipatie van jongeren tot 23 jaar, jeugdbeleid en jeugdveiligheidsbeleid.

  • 3. De ambtenaar blijft goed op de hoogte van de regionale, provinciale en landelijke ontwikkelingen die voor de uitvoering van de leerplicht- en RMC-taken van belang zijn en zorgt voor de verwerking van die ontwikkelingen in voorstellen voor aanpassingen van het gemeentelijke dan wel regionale beleid.

Artikel 20. Slotbepalingen

  • 1. Deze instructie wordt bekendgemaakt aan de scholen en instellingen waar leerlingen uit Vianen staan ingeschreven, aan de in bijlage b. genoemde instellingen en aan de gemeenten waarmee in de regio Utrecht wordt samengewerkt, door toezending van dit besluit.

  • 2. Deze instructie treedt in werking na bekendmaking in het Kontakt. Zaken die op het tijdstip van inwerkingtreding bij de ambtenaar in behandeling zijn, worden zo veel mogelijk overeenkomstig deze instructie behandeld, tenzij de belangen van de jongere daardoor geschaad worden.

  • 3. De regeling wordt aangehaald als ‘Instructie voor de leerplichtambtenaar gemeente Vianen 2010’.

Artikel 21. Melding aan de Sociale Verzekeringsbank (artikel 7 Algemene Kinderbijslagwet)

  • 1. De ambtenaar kan een melding doen bij de Sociale Verzekeringsbank indien er sprake is vanongeoorloofd verzuim bij een jongere van 16 of 17 jaar zonder startkwalificatie. Onder ongeoorloofd verzuim wordt verstaan; verzuim van 16 uur in een periode 4 weken of meer, of niet ingeschreven staan op een school, tenzij er sprake is van een vrijstelling.

  • 2. De ambtenaar kan besluiten om over te gaan tot een melding indien er sprake is van verwijtbaarheid van de ouders en/of jongere, ouders en/of jongere niet willen meewerken aan afspraken om het verzuim te stoppen en/of er sprake is van recidive.

  • 3. Alvorens de ambtenaar een melding doet bij de SVB, roept hij ouders en jongere behoorlijk op om hen van de voorgenomen melding op de hoogte te brengen. Tevens worden er afspraken gemaakt binnen welke termijn onder welke voorwaarden de ouders en jongere de melding kunnen voorkomen.

  • 4. De ambtenaar zet de volgende afspraken op papier, welke naar ouders en jongere verstuurd worden:

    • -

      het geconstateerde verzuim (minimaal 16 uur per 4 weken);

    • -

      de ondernomen acties om dit verzuim te stoppen, welke niet hebben geleid tot het resultaat (acties van de ambtenaar, gesprek, waarschuwing, melding ZAT enz.);

    • -

      datum waarop de melding naar de SVB is verstuurd;

    • -

      datum waarop de kinderbijslag stop gezet zal worden

    • -

      voorwaarden waar ouders en/of jongere aan moeten voldoen om de melding ongedaan te maken;

    • -

      evaluatiedatum (als de melding aan de SVB is gedaan, kunnen ouders en/of jongere alsnog voldoen aan de voorwaarden de melding aan de SVB ongedaan maken. Hiervoor wordt een uiterste datum genoemd. Op deze wijze hebben ouders en jongere alsnog de kans de melding ongedaan te maken).

      Aldus vastgesteld in de vergadering van het college van 20 juli 2010.

       

      Burgemeester,

       

       

      Secretaris,

Bijlagen:

  • a.

    Toelichting op de instructie

  • b.

    Diensten en instellingen waarmee wordt samengewerkt

Bijlage a. Toelichting op de instructie voor de leerplichtambtenaar

1. Algemene toelichting

De instructie voor de leerplichtambtenaar is opgesteld om de gewenste werkwijze met betrekking tot het toezicht op de naleving van de leerplicht zo duidelijk mogelijk, en toegesneden op de situatie in Vianen, vast te leggen. De opzet van deze instructie is ontleend aan de modelinstructie (2004) zoals die in samenwerking tussen de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) en de Landelijke Vereniging van Leerplichtambtenaren (LVLA; thans Ingrado) is voorgelegd aan gemeenten.

In de instructie zijn geen bepalingen opgenomen die in (andere) wetgeving zijn opgenomen. De instructie moet dan ook in nauwe samenhang met de wetgeving gelezen worden. Met wetgeving wordt hier niet alleen op de Leerplichtwet en de onderwijswetten gedoeld, maar ook op de andere relevante wetgeving, zoals de Awb (zie ook 4.Toezichthouder), het Wetboek van Strafrecht en de Wbp.

In de instructie wordt de aanduiding ‘ambtenaar’ gebruikt als het gaat om de leerplichtambtenaar in de zin van artikel 16, lid 1 van de Leerplichtwet: de als zodanig aangewezen functionaris die de eed of de belofte heeft afgelegd. Er wordt van uitgegaan dat de ambtenaar over de bevoegdheid als BOA beschikt. Op het moment waarbij dat niet het geval, maar wel gehandeld moet worden met die bevoegdheid, zullen werkzaamheden (deels) overgenomen moeten worden door de BOA-bevoegde ambtenaar. Dit sluit aan bij de huidige praktijk in Vianen.

Met ingang van 1 augustus 2009 worden meldingen van schoolverzuim digitaal van scholen, via de Informatie en Beheergroep (IB-Groep) naar gemeenten worden gezonden. In een eerste fase geldt dit voor het VO en MBO; later volgt het Primair Onderwijs. Voor zover thans is in te schatten, heeft deze andere wijze van melding geen gevolgen voor de Instructie.

2. Taakverdeling

In het totale takenpakket van leerplicht zijn werkzaamheden van uiteenlopend niveau en verschillende complexiteit te onderkennen. Voor de verdeling van die werkzaamheden over verschillende medewerkers is gekozen voor de volgende taakverdeling, conform de huidige werkwijze:

takenpakket administratief medewerker

takenpakket leerplichtambtenaar

minder complexe taken (o.a. routinematige administratie)

taken van gemiddelde complexiteit (onder andere overleg met scholen over administratieve zaken)

complexe taken (‘lastige’ verzuimgevallen, voortijdig schoolverlaters; overleg met scholen met onderhandelingskarakter, overleg met regiogemeenten)

3. Mandaatverlening

In de instructie is voorzien in het mandateren van een aantal bevoegdheden aan de ambtenaar. Dit betreft taken die ook thans al feitelijk worden uitgevoerd en voorkomt dat er separate mandaatbesluiten moeten worden genomen.

Mandaat wordt verleend aan de ambtenaar respectievelijk de administratief medewerker voor de volgende taken en bevoegdheden:

  • -

    artikel 2, vijfde lid: in ontvangst nemen van berichten van in- en afschrijvingen;

  • -

    artikel 2, negende lid: controle op absoluut verzuim;

  • -

    artikel 2, elfde lid: overdragen gegevens aan nieuwe woongemeente;

  • -

    artikel 5, eerste lid: in ontvangst nemen van meldingen van verzuim;

  • -

    artikel 7, eerste lid: in ontvangst nemen van (voorgenomen) beslissingen tot verwijdering en meldingen van voortijdig schoolverlaten;

  • -

    artikel 8, eerste lid: verlenen of weigeren van toestemming voor vervangende leerplicht;

  • -

    artikel 9, eerste lid: verlenen of weigeren van vrijstelling wegens het volgen van ander onderwijs;

  • -

    artikel 10, eerste lid: in ontvangst nemen van kennisgevingen van beroep op vrijstelling van inschrijvingsplicht.

4. Toezichthouder

Artikel 16 Leerplichtwet, eerste lid, bepaalt: “Het toezicht op de naleving van deze wet is opgedragen aan het college. Zij wijzen daartoe een of meerdere ambtenaren aan.”

Het tweede lid van artikel 16 bepaalt dat deze leerplichtambtenaren de eed of belofte moeten afleggen voordat zij hun ambt aanvaarden. In de Leerplichtregeling 1995 is daartoe in artikel 9 de tekst van de ambtseed opgenomen.

De aanwijzing van leerplichtambtenaren in artikel 16, eerste lid, Leerplichtwet betekent dat de ambtenaar toezichthouder is zoals bedoeld in artikel 5:11 van de Awb: een persoon, bij of krachtens wettelijk voorschrift belast met het houden van toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens enig wettelijk voorschrift. De bepalingen van de Awb met betrekking tot de toezichthouder, en dus ook de ambtenaar, zijn, kort samengevat, de volgende:

  • -

    artikel 5:12: legitimatie tonen (volgens een door de minister van Justitie aangewezen model 12);

  • -

    artikel 5:13: redelijk gebruikmaken van bevoegdheden;

  • -

    artikel 5:14: mogelijkheid tot beperking van bevoegdheden bij wet of bij besluit van het bestuursorgaan;

  • -

    artikel 5:15: bevoegdheid tot betreden van elke plaats 13 met uitzondering van een woning zonder toestemming van de bewoner, zonodig met behulp van de sterke arm, en vergezeld van personen die de toezichthouder aanwijst;

  • -

    artikel 5:16: bevoegdheid tot het vorderen van inlichtingen;

  • -

    artikel 5:17: bevoegdheid tot het inzien van zakelijke gegevens en tot het maken van kopie daarvan (ter plekke of na medeneming voor korte tijd);

  • -

    artikel 5:20: eenieder is verplicht aan een toezichthouder alle medewerking te verlenen die de toezichthouder redelijkerwijs kan vorderen.

5. Termijnen

In diverse artikelen van de instructie zijn termijnen opgenomen, met het oog op een goede voortgang van de werkzaamheden. Deze termijnen zijn soms gerelateerd aan wettelijke termijnen. In de artikelsgewijze toelichting (8.) wordt dat aangegeven.

Overige termijnen geven aan wat als redelijk en haalbare termijnen wordt gesteld. Het geeft duidelijkheid voor intern gebruik (medewerker, management) en naar derden waar op gerekend kan/mag worden bij bemoeienissen van de ambtenaar. Dergelijke termijnen zijn tevens van belang voor werkprocessen.

6. Administratieve lasten

Bij nadere beschouwing van de instructie kan de indruk ontstaan dat het volgen van de artikelen relatief veel administratieve lasten met zich mee zal brengen. Er is rekening gehouden met een aantal eisen die redelijkerwijs aan de organisatie van de leerplichttaken gesteld mogen worden.

De administratie van leerplichtigen (jongeren) is het noodzakelijke fundament voor het uitvoeren van de taken en deze dient daarom zo accuraat mogelijk te zijn. Verder is een goede dossiervorming van belang, met het oog op het beheersen van een aantal risico’s:

  • -

    Als sprake is van ambtenaren die in deeltijd werken, behoort in het dossier de noodzakelijke informatie aanwezig te zijn voor een collega die de behandeling van een jongere overneemt.

  • -

    Bij vertrek van ambtenaren is van belang dat de opvolger voldoende informatie uit het dossier kan halen, om te voorkomen dat de zorg voor de jongere geschaad wordt door zo’n wijziging in functionaris.

  • -

    Als er sprake is van bezwaar- of beroepsprocedures, van strafzaken of klachten, is het noodzakelijk om de correspondentie en het handelen zo goed mogelijk te kunnen aantonen.

7. Bestuursdwang of last onder dwangsom

In een aantal artikelen (artikel 2, artikel 5, artikel 6) is de bevoegdheid voor de ambtenaar opgenomen om voorstellen aan het college te doen voor het toepassen van bestuursdwang of last onder dwangsom.

Deze bestuursrechtelijke handhavingsinstrumenten zijn op het vlak van de leerplichttaken geen gemeengoed. Uit jurisprudentie is wel gebleken dat de bevoegdheid daartoe bestaat. Artikel 125 Gemeentewet geeft aan het college van burgemeester en wethouders de bevoegdheid om bestuursdwang toe te passen, omdat zij krachtens de Leerplichtwet met de handhaving van die wet zijn belast. Artikel 5:32 Awb geeft dan aan het college ook de bevoegdheid om een last onder dwangsom op te leggen.

Deze sancties kunnen onder bepaalde omstandigheden effectiever zijn dan de gebruikelijke strafrechtelijke sancties (proces-verbaal), met name wanneer voor voortzetting van de overtreding, dan wel herhaling daarvan, gevreesd moet worden.

In beginsel kunnen het strafrechtelijke en het bestuursrechtelijke optreden naast elkaar bestaan.

De overtreding van de verplichting tot inschrijving en/of regelmatig schoolbezoek, die krachtens de Leerplichtwet bestaat, is een zogenaamde duurovertreding: elke dag dat de betrokkenen (ouder, leerling) in verzuim blijven, duurt de overtreding voort. Daarom is het opleggen van een last onder dwangsom, die volgens artikel 5:32, tweede lid Awb ertoe strekt de overtreding ongedaan te maken of verdere overtreding dan wel herhaling van overtreding te voorkomen, bij absoluut of relatief verzuim (bij voorbeeld ernstig luxe verzuim) in principe wel een passend instrument.

Toepassing van de bestuursrechtelijke instrumenten is een taak van het bestuursorgaan, de gemeente. Een besluit tot oplegging van een last onder dwangsom is een besluit waarop de rechtsbescherming van de Awb van toepassing is.

In deze instructie is afgezien van het verlenen van mandaat voor deze bevoegdheid. Gezien de relatieve onbekendheid van het toepassen van deze instrumenten in de leerplichtpraktijk, en gezien het karakter ervan, ligt het voor de hand om uit te gaan van een collegebesluit in voorkomende gevallen.

8. Artikelsgewijze toelichting

8.1 Toelichting artikel 1

Artikel 1, begripsbepalingen: Hier zijn alleen de begrippen omschreven die niet in de Leerplichtwet zijn opgenomen. Dat hangt samen met een uitgangspunt van de systematiek van regelgeving: in een ‘nadere regeling’ behoren geen bepalingen te staan die in de ‘hogere’ regeling zijn opgenomen.

Verder is aangegeven dat met de termen ‘directeur’ en ‘ouders’ op een meer bij het spraakgebruik passende manier wordt gesproken over begrippen die in de Leerplichtwet zijn opgenomen. Andere begrippen zijn in de wetten al omschreven en worden hier in exact dezelfde betekenis gebruikt.

8.2 Toelichting artikel 2

Artikel 2, lid 1, administratief medewerker: Gezien de aard van het werk is het onderscheid gemaakt tussen de taken van de ambtenaar en de administratief medewerker.

Artikel 2, lid 2, leeftijdsgroep in administratie: Gekozen is voor een systeem waarbij alle leerlingen waarmee de ambtenaar in de loop van een schooljaar te maken heeft, bij het begin van het schooljaar in de leerplichtadministratie worden opgenomen. De 3-jarigen worden al meegenomen omdat deze kinderen in de loop van het schooljaar 4 jaar worden en bij een school worden ingeschreven (zo kunnen de kinderen die nog niet worden ingeschreven makkelijk in beeld komen). Aangezien tevens gegevens van jongeren in het kader van de RMC-administratie worden verwerkt, is hier opgenomen dat gegevens van jongeren tot 23 jaar worden geregistreerd.

Artikel 2, lid 3, jaarlijkse bestandscontrole: De praktijk leert dat er in de loop van een schooljaar op verschillende manieren ‘vervuiling’ in de bestanden kan optreden. Dit artikel voorziet in een periodieke controle (1x per jaar) op de correctheid van de gegevens.

Artikel 2, lid 4, tussentijdse mutaties: Om te voorkomen dat leerlingen door verhuizing in de loop van het schooljaar tussen wal en schip raken, en niet aan onderwijs deelnemen, is het van belang om een goed sluitend systeem van de tussentijdse mutaties te hebben. De wekelijkse termijn is bedoeld als minimumvariant; binnen de gemeente Vianen gebeurt dit permanent met behulp van een automatische digitale koppeling met de GBA

Artikel 2, lid 5, mutaties van in- en afschrijving: Op grond van artikel 18 Leerplichtwet moeten de in- en afschrijvingen binnen zeven dagen door de school of instelling worden gemeld. Overtreding van deze bepaling is genoemd in de opsomming van strafbare feiten, in artikel 27, aanhef en onder b, Leerplichtwet.

Omdat het wenselijk is om met scholen en instellingen goede afspraken te maken over het tijdig melden van in- en afschrijvingen, is de bepaling opgenomen over voorstellen tot aanwijzingen ten behoeve van een doelmatige uitwisseling van gegevens. Aansluiting bij regionale afspraken is hierin nodig voor met name speciaal onderwijs, voortgezet (speciaal) onderwijs en de ROC’s, omdat die leerlingen ontvangen verschillende gemeenten.

Artikel 2, lid 6, controle op inschrijving: Onder ‘scholen en instellingen’ worden begrepen alle scholen en instellingen waar leerlingen woonachtig in de gemeente zijn ingeschreven, binnen en buiten de gemeente. De genoemde termijn van twee weken is een termijn van orde (geen wettelijke bepaling).

Artikel 2, lid 7, in gebreke blijven directeur: Bij verwijtbaar in gebreke blijven van de kant van een school of instelling, dan dient daartegen te worden opgetreden. Dat kan in eerste aanleg door het geven van een waarschuwing. Bij blijvend verwijtbaar in gebreke blijven wordt proces-verbaal opgemaakt door een ambtenaar met BOA-bevoegdheid. De strafbaarheid van de directeur van de school of instelling op dit punt is opgenomen in artikel 27 Leerplichtwet, aanhef en onder b.

Artikel 2, lid 8, bestuursdwang: Dit artikel biedt de mogelijkheid om bestuurdwang of een last onder dwangsom toe te passen in gevallen waar een school volhardend deze bepaling overtreedt.

Artikel 2, lid 9, controle op absoluut verzuim: In dit artikellid is de onderscheiden verantwoordelijkheid weergegeven van de administratief medewerker (registratie) en de ambtenaar (actie, eventueel sanctie).

Artikel 2, lid 10, wijziging van school: De procedures bij in- en afschrijving voor scholen zijn in verband met bekostigingsaspecten zodanig dat de nieuwe school niet mag inschrijven zonder bewijs van afschrijving van de oude school. Vanuit leerplichtaspecten (artikel 10 Leerplichtwet) mag de oude school pas uitschrijven als een nieuwe gevonden is. In dit artikellid is aangegeven dat de administratief medewerker hier controle uitoefent. Zonodig kan in administratieve zin bemiddelend worden gehandeld.

Artikel 2, lid 11, verhuizing: De Leerplichtregeling schrijft voor dat de “administratieve gegevens” aan de nieuwe gemeente worden toegezonden (artikel 3, tweede lid, Leerplichtregeling). De tweede zin van dit lid geeft aan dat niet automatisch het hele leerlingdossier wordt doorgestuurd. Daarvoor is contact tussen de ambtenaren van beide gemeenten wenselijk (zogenaamde warme overdracht). Gegevens die in beginsel wel overgedragen moeten worden, zijn veroordelingen (in verband met eventuele recidive) en recente verzuimmeldingen en vrijstellingen (die een rol kunnen spelen bij nieuwe meldingen).

8.3Toelichting artikel 3

Artikel 3, leerlingdossier: Uitgangspunt is dat van een leerling een apart dossier gemaakt wordt, in fysieke zin of in digitale zin, als er ‘iets mee aan de hand is’. Voor een groot deel van de leerlingen zal dat nooit het geval zijn. Het dossier wordt, wat gebruik betreft, in het bijzonder beschermd door de bepalingen van de Wbp. Kern van die bepalingen wordt gevormd door:

  • -

    gebruik beperkt tot de doelstellingen die de wet eraan geeft, namelijk de zorg voor een schoolloopbaan die tot (start)kwalificatie leidt;

  • -

    recht op kennis van de inhoud van het dossier voor de betrokkene (ouders, oudere leerling);

  • -

    recht op correctie van opgenomen gegevens.

In het artikel in de instructie wordt ervan uitgegaan dat de leerlingdossiers voldoen aan de eisen van het Vrijstellingsbesluit Wbp, met name artikel 20, dat de voorwaarden regelt voor vrijstelling van de meldingsplicht van de leerplichtadministratie.

Dit betekent dat de leerlingdossiers als zodanig niet benut kunnen worden door bijvoorbeeld de sociale recherche of het Bureau Jeugdzorg.

8.4 Toelichting artikel 4

Artikel 4 heeft betrekking op de bevoegdheid die de ambtenaar geattribueerd heeft gekregen: het nemen van een besluit op een aanvraag voor extra verlof wegens “andere gewichtige omstandigheden” voor meer dan 10 schooldagen per schooljaar. Dit aantal schooldagen kan bereikt worden in één aanvraag, maar ook in een paar opeenvolgende aanvragen.

De attributie van deze bevoegdheid brengt met zich mee dat hier geen sprake is van mandaat van een aan het college toekomende bevoegdheid. De ambtenaar is hier zelf ‘bestuursorgaan’ in de zin van de Awb. Bij bezwaar zal de ambtenaar dan ook zelf een besluit op bezwaar moeten nemen. Geadviseerd wordt om hierbij advies te vragen van de Commissie voor de bezwaarschriften.

Artikel 4, lid 1, ontvangst en termijn voor beslissing: Hier is een termijn van twee werkdagen opgenomen, zijnde een redelijk geachte termijn in de richting van de aanvrager. Er kunnen zich gevallen voordoen waarbij een zeer snel besluit redelijkerwijs gevergd mag worden en een ontvangstbevestiging geen realiteitswaarde heeft. Anderzijds, wanneer zo’n grote spoed zich niet voordoet, moet de ambtenaar ook een redelijke termijn kunnen nemen om tot een weloverwogen besluit te komen. Als die tijd er niet zou zijn, en de betrokkenen zouden vertrekken voordat het besluit is genomen, dan moet de aanvraag wel verder behandeld worden, maar dient aan de ouders duidelijk gemaakt te worden dat de consequenties voor hun rekening zijn.

Artikel 4, lid 2, onvolledige aanvraag: Op grond van artikel 4:5 Awb kan het bestuursorgaan, indien niet tijdig (na een hersteltermijn) een volledige aanvraag voorligt, besluiten om de aanvraag buiten behandeling te laten. De termijn is hier voorgesteld als “ten minste een week, ten hoogste drie weken”, als invulling van de algemene bepaling in artikel 4:5 Awb. In de tweede zin is sprake van een formulier. Hier kan een formulier gebruikt worden waarin de ontvangst van een onvolledige aanvraag wordt bevestigd en waarin is aangegeven (bijvoorbeeld met een aangekruiste passage) welke informatie nog ontbreekt.

Artikel 4, lid 3, horen van de directeur: Het is mogelijk gebruik te maken van een formulier waarop de aanvrager zijn aanvraag indient en de directeur tevens zijn mening kan aangeven.

Artikel 4, lid 5, zienswijze jongere: Met name wanneer oudere leerplichtigen betrokken zijn, kan het wenselijk zijn om hun eigen zienswijze te vernemen.

Artikel 4 lid 6, plaats van gesprek: Om onduidelijkheden te voorkomen, is deze bepaling opgenomen. Het kan efficiënt en ‘klantvriendelijk’ zijn om de gesprekken op een school te laten plaatsvinden.

Artikel 4, lid 8, advies over individuele aanvraag: Het gaat hier om situaties waar de bevoegdheid tot het nemen van een besluit bij de directeur ligt (verlof voor ten hoogste 10 schooldagen) en deze behoefte heeft aan advies. De ambtenaar kan daarbij ook de rechtsgelijkheid in het oog houden.

Artikel 4, lid 9, advies over beleid: Het gaat hier over een bevoegdheid van directeuren. Met het oog op rechtsgelijkheid van ouders is het van belang om tot afstemming van het gebruik van deze bevoegdheid te komen. Op basis van een advies kunnen de directeuren elk hun eigen beleidsregels vaststellen voor toepassing van artikel 11 onder g van de Leerplichtwet (verlof wegens andere gewichtige omstandigheden voor ten hoogste 10 schooldagen).

8.5 Toelichting artikel 5

Artikel 5, relatief verzuim: De Leerplichtwet bepaalt in artikel 21 dat de school een kennisgeving van verzuim moet doen aan het college, en in artikel 22 dat de ambtenaar “vanwege het college” een onderzoek instelt. De meldingen kunnen sinds augustus 2009 via het digitale Verzuimloket van de IB-Groep (VO en MBO) in ontvangst worden genomen, maar ook door toezending van formulieren door scholen (Basisonderwijs, Speciaal Onderwijs en VSO). Op termijn zullen alle meldingen van schoolverzuim en in- en uitschrijvingen door middel van digitale uitwisselingen met de IB-Groep worden gerealiseerd.

In de instructie is de werkwijze voor de ambtenaar bij dit onderzoek beschreven. Een instructie kan nooit alle mogelijk situaties beschrijven. Hoofdlijn moet zijn dat afwijking van de beschreven werkwijze mogelijk is, mits gemotiveerd, en dus in het dossier terug is te vinden.

Artikel 5, lid 2, tweede volzin, kennisgeving niet door directeur: Als de school geen melding van verzuim heeft gedaan, maar de ambtenaar op andere wijze op de hoogte wordt gebracht van verzuim (bijvoorbeeld door ouders of politie), dan neemt de ambtenaar contact op met de school. Doel is dan om te achterhalen welk beeld de school van (het verzuim van) de leerling heeft en waarom er (nog) geen verzuim is gemeld.

Artikel 5, lid 3, vraagt van de ambtenaar dat hij de personen die bij een onderzoek betrokken raken, goed informeert over de procedure en de (mogelijke) consequenties van hun gedrag. Een folder of informatieblad kan daarbij behulpzaam zijn.

Artikel 5, lid 4, gespreksnotitie: Gekozen is voor het begrip “notitie” om daar mee aan te geven dat er geen uitvoerig, woordelijk verslag behoeft te worden opgesteld.

Artikel 5, lid 5, onderhouden contact: Dit artikel geeft aan dat de ambtenaar zich breed behoort te oriënteren op verzuimsituaties. Deelname aan ZAT’s is hierbij een belangrijk instrument. Gekozen is voor de terminologie “in beginsel deelnemer aan dit overleg”. De frequentie, duur van het overleg en de samenstelling verschilt per school. Bepalend zijn: de rol die de ambtenaar kan spelen in het ZAT, de frequentie van vergaderingen (elke week kan een te zware belasting zijn, één ZAT per 3 maanden is meestal onvoldoende), het soort deelnemers (diversiteit van betrokken instellingen is belangrijk), de kwaliteit van vergaderen. Daarnaast kan, incidenteel, prioritering vanuit de eigen organisatie het noodzakelijk maken niet deel te nemen.

Artikel 5, lid 6, huisbezoek: De ambtenaar heeft hier in grote mate een zelfstandige afweging te maken. Normaliter wordt hiervan gebruik gemaakt in situaties waarbij ouders niet reageren op oproepen, niet in staat zijn zich over grotere afstand te verplaatsen, of indien de ambtenaar dit nodig acht om een volledig(er) beeld van de gezinsomstandigheden van de jongere te verkrijgen. Ten behoeve van enige uniformiteit in handelen is het wenselijk hierover afspraken te maken en eventueel een gezamenlijke afweging te maken of een huisbezoek vermijdbaar is.

In artikel 5, lid 8, is met de term ‘afhandelen’ bedoeld het tot een (zo) goed (mogelijk) einde brengen van de geconstateerde verzuimsituatie of het ingezette begeleidingstraject.

Artikel 5, lid 9, proces-verbaal: Wanneer sprake is van verwijtbaar in gebreke blijven van de kant van de ouders en/of de jongere (12 jaar of ouder), dan dient daartegen te worden opgetreden. Dat kan door het opmaken van een proces-verbaal door een ambtenaar met BOA-bevoegdheid. Voor de rechtsgang is het noodzakelijk dat hier de cautie wordt uitgesproken.

In artikel 5, lid 10 wordt de bepaling uit de Leerplichtwet (artikel 22, lid 2: “... dan zendt hij proces-verbaal aan de officier van justitie”) enigszins gerelativeerd om aan te sluiten bij de redelijke praktijk en bij de passage het “... trachten hen te bewegen ...” uit het eerste lid van artikel 22.

In de genoemde omstandigheden (èn geen kennelijke opzet, èn eerste overtreding, èn niet meer dan vijf schooldagen verzuim) kan met een serieuze waarschuwing vaak al het beoogde effect worden bereikt. De wijze waarop in het algemeen met het gedogen van een overtreding (het wel constateren, maar niet optreden) wordt omgegaan, dient met de officier van justitie te worden afgestemd. Daarenboven is het raadzaam om in dergelijke situaties collegiaal overleg te voeren over het al dan niet opmaken van een proces-verbaal. Dit voorkomt dat er binnen één organisatie in vergelijkbare gevallen verschillend wordt opgetreden (rechtsongelijkheid).

In artikel 5, lid 11, is ook de mogelijkheid opgenomen om een last onder dwangsom voor te stellen in gevallen waar ouders volhardend de schoolbezoekplicht overtreden.

Artikel 5, lid 12 en 13, andere bron van wetenschap: Het is mogelijk dat de ambtenaar op de hoogte raakt van relatief verzuim anders dan via de kennisgeving van de school (het uitgangspunt van de Leerplichtwet). Bijvoorbeeld via het Leerlingenvervoer, politie of hulpverleners. In dit artikellid is beschreven wat de ambtenaar dan te doen staat, en in lid 13 welke maatregel de ambtenaar kan voorstellen jegens een directeur die (verwijtbaar en voortdurend) geen kennisgeving van verzuim doet. Het artikel geeft aan dat het opmaken van een proces-verbaal vooraf wordt gegaan van een formele (schriftelijke) waarschuwing.

Artikel 5, leden 14 en 15, verzuimbeleid: De ambtenaar kan in een individueel geval (lid 14) en in meer algemene zin een advies geven aan de directeur(en) over het handelen in een bepaalde situatie en het verzuimbeleid in het algemeen. Artikel 21, eerste lid, van de Leerplichtwet geeft de basisregels waarin is aangegeven wanneer melding verplicht is. Er zijn verschillende situaties denkbaar waarbij eerdere melding wenselijk is, zoals: (vage) ziekmelding, bepaalde verzuimpatronen bij jongeren of een situatie waarbij twijfel bestaat aan de effectiviteit van het beleid van de school.

8.6 Toelichting artikel 6

Artikel 6, absoluut verzuim: Voor de behandeling wordt in hoofdzaak aangesloten bij de werkwijze die in artikel 5 is beschreven. In artikel 2 is de ‘kapstok’ voor het ontdekken van mogelijke gevallen van absoluut verzuim aangeduid: regelmatige en systematische controle, zeker bij tussentijdse mutaties. In lid 2 van dit artikel wordt daarbij aangesloten door eerst een administratieve check voor te schrijven, voordat de ouders en/of de jongere aangesproken worden.

8.7 Toelichting artikel 7

Artikel 7, (dreigend) voortijdig schoolverlaten, verwijdering: Beide situaties zijn in één artikel vermeld; het gaat in essentie om een (dreigende) situatie waarbij de jongere buiten het onderwijs komt te staan. Voor de details in de werkwijze dient artikel 5 van de instructie als voorbeeld.

Wanneer sprake is van verwijdering van een leerling, dan behoort de onderwijsinspectie daarover door de school geraadpleegd te zijn. In zo’n geval neemt de ambtenaar ook contact op met de onderwijsinspectie om achtergrondinformatie te verkrijgen dan wel om de inspectie op de hoogte te stellen (als de school dat – ten onrechte – nog niet gedaan zou hebben).

De wettelijke bepalingen omtrent de melding van voortijdig schoolverlaten gaan ervan uit dat in ieder geval melding gedaan moet worden wanneer de leerling een maand lang het onderwijs niet meer volgt.

Als het jongeren van 18 jaar en ouder betreft, wordt de melding overgedragen aan de RMC-medewerker van de contactgemeente van de (sub-)regio.

8.8 Toelichting artikel 8

Artikel 8, vervangende leerplicht: Besluiten krachtens dit artikel kunnen aan de ambtenaar gemandateerd worden. In de instructie is daarvan uitgegaan.

Sinds augustus 2003 zijn leer-werktrajecten onderdeel van de reguliere basisberoepsgerichte leerweg in het VMBO. Artikel 3a en 3b van de Leerplichtwet zullen dan ook weinig meer worden toegepast.

De wet gaat uit van een door de ouders ingediende en ondertekende aanvraag. De praktijk zal veelal zijn dat de aanvraag door de school wordt voorbereid, in goed overleg met de ambtenaar en het zorgadviesteam. In het derde en vierde lid wordt de werkwijze beschreven die bij deze praktijk past en ook aan de wet voldoet.

De oudere leerplichtige, die gebruikmaakt van artikel 3b, mag arbeid verrichten. Vandaar dat aan de Arbeidsinspectie melding moet worden gedaan van de toestemming voor deze vervangende leerplicht.

8.9 Toelichting artikel 9

Artikel 9, vrijstelling wegens het volgen van ander onderwijs: Ook hier betreft het een bevoegdheid die door het college aan de ambtenaar gemandateerd kan worden. In de instructie is van deze mandaatverlening uitgegaan.

In de tekst is (in het tweede lid) een aanwijzing opgenomen voor de criteria die bij de toetsing van het ‘andere onderwijs’ worden toegepast: een redelijke hoeveelheid onderwijs in relatie tot het streven om de jongere in ieder geval een startkwalificatie te laten behalen.

8.10 Toelichting artikel 10

Artikel 10, lid 2, aangewezen deskundige: Artikel 7 van de Leerplichtwet schrijft voor dat aangewezen deskundige (zie toelichting bij artikel 12) een beoordeling met betrekking tot de geschiktheid tot het volgen van onderwijs moet geven. Dit kan zijn een arts of een pedagoog of psycholoog.

Artikel 10, lid 5, overwegende bedenkingen tegen de richting: De vraag of de bedenkingen werkelijk op de richting van het onderwijs betrekking hebben, dient, volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad, onderzocht te worden. Als vaststaat dat dat het geval is, ontstaat de vrijstelling van rechtswege en is geen plaats meer voor onderzoek naar het gewicht van de bedenkingen. Dat strookt met de vaste jurisprudentie van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State volgens welke er geen sprake is van een bevoegdheid om een besluit te nemen over de bedenkingen.

Artikel 10, lid 6, bericht aan de ouders: Bij deze bepalingen uit de Leerplichtwet is het van belang dat het gaat om vrijstellingen die van rechtswege intreden indien de kennisgeving aan de eisen van de wet voldoet, en die van rechtswege niet kunnen intreden indien de kennisgeving niet aan de eisen van de wet voldoet. Aan het bericht over de kennisgeving behoort dan ook geen bezwaar- en beroepsclausule gekoppeld te worden.

Artikel 10, lid 9, vrijstelling wegens onderwijs in buitenland: In dit geval voorziet de wet niet altijd in een regeling die ook in de praktijk hanteerbaar is. Het onderdeel van de instructie geeft de ambtenaar de opdracht om een wel hanteerbare regeling (informatieplicht) te treffen, die hem in staat stelt om na terugkeer van de leerplichtige in Nederland na te gaan of deze daadwerkelijk onderwijs in het buitenland heeft gevolgd.

8.11 Toelichting artikel 11

Artikel 11 geeft in enkele stappen aan wat de gemeente c.q. de ambtenaar te doen staat als ouders hun kind van een onderwijsvoorziening gebruik laten maken die (nog) niet als school in de zin van de Leerplichtwet is aangemerkt. In een voorkomend geval wordt de onderwijsinspectie ingeschakeld om een inhoudelijk advies te geven (eerste lid). Het tweede lid geeft de ouders en/of de school de mogelijkheid om een eigen zienswijze naast die van de inspectie te leggen. Op basis van de beginselen van behoorlijk bestuur spreekt dit vanzelf.

Vanuit het juridische uitgangspunt dat de ouder te goeder trouw is tot het tegendeel bewezen is, is in het derde lid aangegeven dat gedurende het onderzoek wordt uitgegaan van een situatie die voldoet aan de wet: totdat het onderzoek (eventueel) tot een andere conclusie leidt, wordt de onderwijsvoorziening als school beschouwd en zijn de ouders dus niet schuldig aan absoluut verzuim.

8.12 Toelichting artikel 12

Artikel 12, aanwijzing deskundige: In beginsel kan worden uitgegaan van een aanwijzing voor onbepaalde tijd, bijvoorbeeld van een schoolarts of een aan de schoolbegeleidingsdienst verbonden psycholoog of pedagoog. In dit artikel is aan de ambtenaar de taak opgedragen om te zorgen dat een nieuw voorstel voor aanwijzing aan het college wordt gedaan, zodra dat nodig is, bijvoorbeeld door functiewijziging of vertrek van een aangewezen deskundige.

8.13 Toelichting artikel 13

Artikel 13, melding aan Raad voor Kinderbescherming: De instructie sluit aan op de plicht die in de Leerplichtwet is opgenomen en heeft betrekking op de zogenoemde strafrechtelijke melding.

8.14 Toelichting artikel 14

Artikel 14, melding aan Bureau Jeugdzorg: De bepaling biedt de ambtenaar expliciet de mogelijkheid om in gevallen waar hij dat wenselijk acht contact op te nemen met het Bureau Jeugdzorg, waarvan het AMK onderdeel uitmaakt. Het betreft hier de zogenoemde civiele melding.

In de voorlaatste zin is aangegeven dat “in beginsel” mededeling aan de ouders wordt gedaan. Hiermee is bedoeld dat een uitzondering op het doen van deze mededeling mogelijk is, maar dat dit wel een bewuste motivering vereist.

8.15 Toelichting artikel 15

Artikel 15, melding aan Arbeidsinspectie: Het verdient aanbeveling om af en toe contact te hebben met de regionale directie van de Arbeidsinspectie over de informatie-uitwisseling en het toezicht op arbeid door jongeren (de mogelijkheden tot werken voor jongeren in de Arbeidstijdenwet zijn afgestemd op die in de Leerplichtwet; de gebruikte termen wijken af: een kind is een persoon jonger dan 16 jaar; een jeugdige werknemer is een persoon van 16 of 17 jaar).

8.16 Toelichting artikel 16

Artikel 16, jaarverslag: De plicht, tot het uitbrengen van een jaarverslag over het gevoerde beleid (Leerplichtwet artikel 25) berust bij het college. Uit de aard van deze bevoegdheid vloeit voort dat deze niet kan worden gemandateerd (zie Awb artikel 10:3, lid 1). Het is de taak van de ambtenaar en de administratief medewerker om de nodige informatie voor het verslag te verzamelen, te ordenen en in de vorm van een voorstel te presenteren. Het verslag zal tenminste de kwantitatieve gegevens bevatten die aan het ministerie van OCW moeten worden gemeld, maar tevens ingaan op het gevoerde beleid.

8.17 Toelichting artikel 17

Artikel 17, samenwerking in de regio: In het artikel in de instructie is een “gematigd actieve” rol voor de ambtenaar aangegeven: hij neemt zonodig (als anderen niet actief zijn) het initiatief voor het overleg. Het genoemde aantal van drie overleggen per jaar is het minimum om elkaar tenminste van gezicht te kennen en dus te weten wie je bij een contact in de regio aan de telefoon krijgt. Een intensievere samenwerking kan nuttig zijn om actuele ontwikkelingen met elkaar af te stemmen.

Die noodzaak is in ieder geval aanwezig als over onderwerpen nog geen regionale afspraken bestaan (maar voor deze gemeente wel wenselijk wordt gevonden), of als uit de ervaringen blijkt dat bestaande afspraken niet goed functioneren.

Naast het collegiale overleg tussen leerplichtambtenaren is ook de afstemming met het Openbaar Ministerie (O.M.) van belang. Afhankelijk van de regionale situatie kan de officier van justitie een vaste of incidentele deelnemer aan het overleg zijn.

In de instructie zijn de onderwerpen genoemd die in ieder geval onderwerp van regionaal overleg behoren te zijn. De agenda kan uiteraard (veel) uitgebreider zijn.

In het derde lid zijn de punten genoemd waarover niet alleen gesproken moet worden (zoals bij de punten in het tweede lid), maar waarover ook duidelijke afspraken gemaakt moeten worden.

In organisaties waarin meerdere leerplichtambtenaren werkzaam zijn, is het aan te bevelen een afvaardiging te laten deelnemen aan het regionaal overleg. Dit kunnen vaste personen, maar er kan ook gerouleerd worden. De specifieke agenda van een overleg kan leidend zijn in de uiteindelijke vertegenwoordiging.

8.18 Toelichting artikel 18

Artikel 18, samenwerking met diensten en instellingen: Het is de bedoeling om een actuele lijst van samenwerkingspartners te hebben. Gekozen is voor de vormgeving in een bijlage (zie Bijlage 2 bij deze instructie).

In deze lijst horen de scholen en instellingen, de instanties die met jeugdzorg te maken hebben, de strafrechtelijke instanties en de instanties die met arbeid te maken hebben. Deze instellingen en diensten behoren geïnformeerd te worden over deze instructie (en de gelegenheid te krijgen op een concept te reageren). Zij horen ook tot de kring die het jaarverslag ontvangt.

8.19 Toelichting artikel 19

Artikel 19, beleidsontwikkeling: Hier is er voor gekozen om beleidsontwikkeling (“uitvoeringsbeleid”) expliciet bij de ambtenaar te leggen. In het eerste lid is voorzien dat de ‘eigen’ gegevens op systematische wijze worden verzameld en verwerkt, zodat het lokale beleid mede daarop gebaseerd wordt. De beleidscyclus wordt daarmee in belangrijke mate gediend.

Het tweede lid heeft betrekking op de verwerking van ontwikkelingen die zich buiten de eigen gemeente voordoen in het gemeentelijke beleid. Dit kan het leerplichtbeleid in strikte zin zijn, maar ook ontwikkelingen in het onderwijs, in de jeugdzorg en dergelijke. Afhankelijk van de omstandigheden kunnen ook bijvoorbeeld ontwikkelingen in het vreemdelingenbeleid, de justitiële organisatie of de arbeidsmarkt van belang zijn.

Bij de medewerkers van beleidsafdelingen wordt gedoeld om zowel het “uitvoeringsbeleid” als op het “strategisch beleid”.

8.20 Toelichting artikel 20

Artikel 20, slotbepalingen: Het eerste lid regelt dat alle betrokkenen op de hoogte worden gesteld van de instructie. Het tweede lid regelt de inwerkingtreding. Gekozen is voor 14 dagen na bekendmaking van het besluit dat een instructie is vastgesteld. Op dat moment wordt ook de ‘oude’ instructie voor de leerplichtambtenaar ingetrokken (zie de tekst bij de aanhef).

8.21 Toelichting artikel 21

Artikel 21, Melding aan de Sociale Verzekeringsbank: Met de wijziging van de algemene wet Kinderbijslag heeft de leerplichtambtenaar per 1 januari 2010 een nieuw handhavinginstrument voor 16 en 17 jarigen. Indien er sprake is van ernstig schoolverzuim (16 uur ongeoorloofd verzuim in een periode van 4 weken) heeft de leerplichtambtenaar naast zijn huidige instrumentarium de mogelijkheid om een melding te doen bij de Sociale Verzekeringsbank (SVB) met de mededeling dat de Leerplichtwet niet wordt nageleefd. Deze melding kan voor de SVB, uitvoerder van de AKW, aanleiding zijn de kinderbijslag voor het betreffende kind stop te zetten. Immers de AKW stelt eisen aan de dagbesteding van kinderen van 16 en 17 jaar. Dezelfde regels gelden voor wezen van 16 en 17 jaar. Voor wezen is wel een overgangsregeling opgenomen. Iemand die voor 1 oktober 2009 de leeftijd van 16 jaar heeft bereikt valt nog onder de oude wetgeving. De melding bij de SVB wat betreft een jongere die een wezenuitkering ontvangt is mogelijk per 1 april 2010.

Het doen van een melding aan de SVB moet gezien worden als een extra instrument dat ingezet kan worden door de leerplichtambtenaar om het verzuim van een 16 of 17 jarige leerplichtige te laten eindigen. In bepaalde situaties kan er een melding bij de SVB plaatsvinden alvorens er een proces-verbaal wordt opgemaakt. Er zijn ook situaties denkbaar waarbij de melding aan het SVB en het opmaken van een proces-verbaal gelijktijdig plaatsvindt.

Dit nieuwe instrument kan een bijdrage leveren aan een vermindering van het aantal processen-verbaal. Het feit dat een gezin (tijdelijk) geen kinderbijslag ontvangt voor het kind dat de Leerplichtwet overtreedt, zal er aan bijdragen dat de druk op de jongere verhoogd wordt om zijn schoolverzuim te beëindigen. Hierdoor zal een proces-verbaal in een aantal zaken niet meer nodig zijn.

Het uiteindelijke doel is dat de jongere naar school gaat. Ouders en jongere kunnen het stopzetten van de kinderbijslag voorkomen door alsnog aan de verplichtingen van de Leerplichtwet te voldoen. Doordat de SVB altijd achteraf de kinderbijslag uitbetaalt (drie maanden na vaststelling van het recht op die kinderbijslag) is er ook in administratieve zin ruimte om het stopzetten van de kinderbijslag te voorkomen. Er is dus een herstelmogelijkheid. De strafrechtelijke route kent deze herstelmogelijkheid niet. Een proces-verbaal kan niet meer teruggetrokken worden door de leerplichtambtenaar, ook al gaat de jongere inmiddels weer naar school. De rechter bepaalt dan welke sanctie hij nodig acht.

Schoolverzuim door een 16/17 jarige

De school constateert in eerste instantie het verzuim. Verzuim tot 16 uur in een periode van 4 weken mag een school melden, is er sprake van 16 uur verzuim of meer in een periode van 4 weken dan moet de school het verzuim melden.

De school meldt het schoolverzuim bij het verzuimloket van de IB-groep. De school geeft daarbij aan welke actie zij zelf onderneemt, of dat de inzet van de leerplichtambtenaar onmiddellijk vereist is. Inzet van de leerplichtambtenaar kan al plaatsvinden vanuit de preventieve gedachte als er nog geen sprake is van verzuim meer dan 16 uur per 4 weken. Denk bijvoorbeeld aan een leerplichtige die regelmatig te laat komt.

Kennisgeving vermoedelijk ongeoorloofd verzuim

Leerplicht ontvangt van het verzuimloket IBG een verzuimmelding. Leerplicht neemt contact op met de school en stemt af welke stappen er genomen worden. Is het verzuim gestopt dan onderneemt leerplicht niets. Duurt het verzuim, ondanks de acties van de school, voort dan onderneemt leerplicht actie.

Onderzoek naar de reden van verzuim in het kader van de kwalificatieplicht

De leerplichtambtenaar roept de ouder(s) en de leerplichtige ouder dan 16 jaar op voor een gesprek. De leerplichtambtenaar onderzoekt de oorzaak van het verzuim. De consequenties van het verzuim worden toegelicht en er worden schriftelijke afspraken gemaakt voor het vervolg. Daarbij zijn 3 mogelijkheden:

a ) De ouder(s) en/of jongere werken volledig mee. De leerplichtambtenaar geeft ouder(s) en jongere de kans om alsnog het verzuim op te heffen.

b ) De ouder(s) en/of jongere werken weliswaar mee aan de afspraken, maar de leerplichtambtenaar acht het raadzaam de vinger aan de pols te houden bij het nakomen van de afspraken.

c ) De ouder(s) en/of jongere werken niet mee aan afspraken om het verzuim te beëindigen.

Een leerplichtige moet naar school, ouder(s) zijn hier volgens de leerplichtwet verantwoordelijk voor totdat een jongere 18 jaar is, of een startkwalificatie heeft behaald, tenzij er sprake is van een vrijstelling. De leerplichtambtenaar benadrukt in zijn gesprek met ouder(s) en jongere. De leerplichtambtenaar onderzoekt in hoeverre de ouder(s) (mede)verwijtbaar zijn aan het verzuimgedrag van hun kind. Er moet bij melding aan de SVB onderscheid gemaakt worden tussen verwijtbaarheid van en medewerking door ouders.

-Verwijtbaarheid:

Zodra een jongere niet op school is neemt de school contact op met de ouders om na te gaan wat de reden van afwezigheid is. Het is dan de verantwoordelijkheid van de ouders (en de jongere) om ervoor te zorgen dat, indien er sprake is van ongeoorloofd verzuim, dit eindigt. Indien ouders niets ondernemen, na de melding van school, dan zijn de ouders verwijtbaar. Ondernemen ouders na de melding van school, diverse acties om hun kind op school te krijgen, dan zijn de ouders niet verwijtbaar. De jongere kan in deze situatie wel verwijtbaar zijn, omdat hij of zij ondanks de inspanningen van de ouders, toch blijft verzuimen.

-Medewerking:

Zodra de school de ouders heeft ingelicht over het verzuim van hun kind op school, is het de verantwoordelijkheid van de ouders om er voor te zorgen dat hun kind weer naar school gaat. Indien het verzuim blijft voortduren zal de school en/of leerplichtambtenaar met de ouders en de jongere afspraken gaan maken om het verzuim te laten eindigen. Als ouders en jongere zich aan de gemaakte afspraken houden dan werken zij mee om het verzuim te doen eindigen.

Een melding bij de Sociale verzekeringsbank (SVB) kan een geëigend middel zijn om te stimuleren dat het schoolverzuim eindigt. Dit is afhankelijk van de verwijtbaarheid van ouders en/of jongere bij het verzuim maar ook van de medewerking die gegeven wordt aan het stoppen van het verzuim.

Hieronder staan deze situaties beschreven waarin melding bij de SVB kan worden gedaan:

  • -

    Nadat de school het verzuim heeft opgemerkt en dit heeft gemeld aan de ouders, stopt het verzuim niet. Ouders en jongere zijn verwijtbaar aan het ontstaan of het voortbestaan van het schoolverzuim. Ouders en/of jongere geven aan te willen meewerken aan afspraken, maar komen deze uiteindelijk niet na.

  • -

    Nadat de school het verzuim heeft opgemerkt en dit heeft gemeld aan de ouders, stopt het verzuim niet. Ouders en jongere zijn verwijtbaar aan het ontstaan en het voortbestaan van het schoolverzuim. Ouders en/of jongere willen niet meewerken aan afspraken om het verzuim te eindigen.

  • -

    Nadat de school het verzuim heeft opgemerkt en dit heeft gemeld aan de ouders, stopt het verzuim niet. Ouders zijn niet verwijtbaar aan het ontstaan of voortbestaan van het schoolverzuim, maar de jongere wel. Ouders willen meewerken aan afspraken, maar de jongere niet. In eerste instantie zal er zorg worden ingezet om het verzuim alsnog te doen eindigen. Heeft deze inzet geen effect dan kan alsnog een melding bij de SVB worden gedaan (reden om de melding te doen is om de via de ouders druk op de jongere uit te oefenen).

Er wordt dus geen melding bij de SVB gedaan als ouders en jongere niet verwijtbaar zijn aan het ontstaan of voortbestaan van het verzuim en meewerken aan de afspraken om het verzuim te doen eindigen. Denk hierbij aan een jongere die niet naar school gaat omdat hij op de wachtlijst voor een REC4 instelling is geplaatst, of een gediagnosticeerd depressieve jongere die daardoor niet in staat is om naar school te gaan. Uiteraard is het aanbieden van zorg in deze situatie wel aan de orde.

Als sprake is van ernstig schoolverzuim dat gevolgen moet hebben voor het kinderbijslagrecht, geeft de ambtenaar een signaal af aan de SVB. De SVB sluit aan bij het oordeel van de ambtenaar. Deze volgt het gemeentelijke beleid met betrekking tot spijbelen en schooluitval.

Indien er een melding wordt gedaan aan de SVB dan zet de ambtenaar de volgende afspraken op papier, welke naar ouders en jongere verstuurd worden:

  • -

    het geconstateerde verzuim (minimaal 16 uur per 4 weken);

  • -

    de ondernomen acties om dit verzuim te stoppen, welke niet hebben geleid tot het resultaat (acties van de ambtenaar, gesprek, waarschuwing, melding ZAT enz.);

  • -

    datum waarop de melding naar de SVB is verstuurd;

  • -

    Datum waarop de kinderbijslag stop gezet zal worden ( SVB werkt met kwartaaltermijnen);

  • -

    Voorwaarden waar ouders en/of jongere aan moeten voldoen om de melding ongedaan te maken;

  • -

    Evaluatiedatum (als de melding aan de SVB is gedaan, kunnen ouders en/of jongere alsnog voldoen aan de voorwaarden de melding aan de SVB ongedaan maken. Hiervoor wordt een uiterste datum genoemd. Op deze wijze hebben ouders en jongere alsnog de kans de melding ongedaan te maken).

Een melding doen aan de SVB is geen besluit in de zin van de Algemene wet Bestuursrecht. De brief hoeft dus niet voorzien te worden van een bezwaar en beroepsprocedure.

Handelwijze SVB

De SVB stuurt na de melding van de ambtenaar een beschikking aan de ouder die bekend is als aanvrager van de kinderbijslag. De SVB stopt met betalen van de kinderbijslag per het kwartaal volgend op de datum van de melding door de ambtenaar.

Uiteraard kan een klant van de SVB het niet eens zijn met de maatregel, dan de klant bezwaar indienen bij de SVB. De ambtenaar die de melding heeft gedaan dat niet aan de vereisten in de Leerplichtwet wordt voldaan kan in de bezwaarprocedure worden gevraagd schriftelijke informatie te leveren. Eventueel kan de ambtenaar worden gevraagd zelf aanwezig te zijn bij de hoorzitting.

Melding ongedaan maken

De ambtenaar neemt contact op met de SVB om de melding ongedaan te maken als ouders en of jongere voldaan hebben aan de gestelde voorwaarden en het verzuim is geëindigd. Deze ongedaan making wordt schriftelijk bevestigd aan de ouders en jongere.

Bijlage b. Diensten en instellingen waarmee wordt samengewerkt

Bijlage als bedoeld in artikel 18 van de ‘Instructie voor de leerplichtambtenaar gemeente Vianen 2010’

Intern

  • -

    (Beleids)afdelingen betrokken bij (het bestrijden van) voortijdig schoolverlaten

  • -

    (Beleids)afdelingen betrokken bij arbeidsparticipatie van jongeren tot 23 jaar

  • -

    (Beleids)afdelingen betrokken bij jeugdbeleid

  • -

    (Beleids)afdelingen betrokken bij jeugdveiligheidsbeleid

  • -

    Cluster Publiekszaken Bevolking/GBA

Extern

  • -

    Scholen en onderwijsinstellingen, als bedoeld in de Leerplichtwet 1969, in de regio Utrecht

  • -

    Samenwerkingsverbanden van primair en voortgezet onderwijs

  • -

    Permanente Commissie Leerlingenzorg

  • -

    Inspectie voor het onderwijs

  • -

    Regionale Expertisecentra

  • -

    Informatie Beheer Groep

  • -

    Jeugd Preventie Platform

  • -

    Netwerk 12+ en 12-

  • -

    Bureau Jeugdzorg regio Utrecht

  • -

    Bureau Jeugdzorg, sector AMK

  • -

    Bureau Jeugdzorg, sector jeugdreclassering

  • -

    Raad voor de Kinderbescherming

  • -

    Officier van justitie belast met leerplicht- en/of jeugdzaken

  • -

    Politie/regiopolitie

  • -

    Instellingen voor jeugdhulp en jeugdbescherming

  • -

    Instellingen voor welzijn

  • -

    Instellingen voor jeugdgezondheidszorg

  • -

    Instellingen voor geestelijke gezondheidszorg

  • -

    Centrum voor Werk en Inkomen / UWV Werkbedrijf

  • -

    Bureau HALT

  • -

    Arbeidsinspectie

  • -

    Sociale Verzekeringsbank

(dit overzicht is niet limitatief)