Regeling vervallen per 01-01-2021

Monumentenverordening Vianen 2010

Geldend van 01-10-2010 t/m 31-12-2020

Intitulé

Monumentenverordening Vianen 2010

Hoofdstuk 1. Algemene Bepalingen

Artikel 1. begripsbepalingen

Deze verordening verstaat onder:

  • a.

    bevoegd gezag:

    bestuursorgaan als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

  • b.

    monument :

    • 1.

      alle zaken die van algemeen belang zijn wegens hun schoonheid, betekenis voor de wetenschap,ecologische of cultuurhistorische waarde of;

    • 2.

      terreinen die van algemeen belang zijn wegens de daar aanwezige zaken als bedoeld onder 1.;

  • c.

    gemeentelijk groenmonument :

    monument, bedoeld onderdeel b onder 1.;

  • d.

    gemeentelijk archeologisch monument :

    monument, bedoeld in onderdeel b onder 2;

  • e.

    beschermd gemeentelijk monument :

    monument, dat overeenkomstig de bepalingen van deze verordening als zodanig is aangewezen;

  • f.

    gemeentelijke monumentenlijst :

    de lijst waarop zijn geregistreerd de overeenkomstig deze verordening als beschermd gemeentelijk monument aangewezen zaken en terreinen;

  • g.

    beschermd rijksmonument :

    onroerend monument, dat is ingeschreven in de ingevolge de Monumentenwet 1988 vastgestelde registers;

  • h.

    kerkelijk monument :

    monument, dat eigendom is van een kerkgenootschap, kerkelijke gemeente of parochie of van een kerkelijke instelling en dat tevens uitsluitend of voor een overwegend deel wordt gebruikt voor de uitoefening van de eredienst;

  • i.

    stads- en dorpsgezicht :

    groep van onroerende zaken die van algemeen belang is wegens haar schoonheid, de onderlinge ruimtelijke of structurele samenhang dan wel haar wetenschappelijke of cultuurhistorische waarde;

  • j.

    lijst van beschermde gemeentelijke stads- en dorpsgezichten:

    de lijst waarop zijn geregistreerd de overeenkomstig deze verordening als beschermd gemeentelijk stads- en dorpsgezicht aangewezen gebieden;

  • k.

    Commissie Monumenten en Binnenstad:

    de door de gemeenteraad ingestelde commissie, met als taak het bevoegd gezag op verzoek of uit eigen beweging te adviseren over onder andere de toepassing van de Monumen- tenwet 1988 en de monumentenverordening en de uitvoering van het monumentenbeleid.

  • l.

    omgevingsvergunning:

    een vergunning als bedoeld in artikel 2.1 en 2.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

Artikel 2. Gebruik van het monument

Bij de toepassing van deze verordening wordt rekening gehouden met het gebruik - als bedoeld in artikel 2.15 van de Wabo - van het monument.

Hoofdstuk 2 . Beschermde gemeentelijke monumenten

Paragraaf 1 De aanwijzing

Artikel 3 De aanwijzing tot beschermd gemeentelijk monument

  • 1. Het college van burgemeester en wethouders kan, al dan niet op verzoek van een belanghebbende, een monument aanwijzen als beschermd gemeentelijk monument.

  • 2. Voordat het college van burgemeester en wethouders over de aanwijzing een besluit neemt, vraagt het advies aan de Commissie Monumenten en Binnenstad. In spoedeisende gevallen kan het college hiervan afwijken.

  • 3. Voordat het college van burgemeester en wethouders een kerkelijk monument aanwijst, voert het tevens overleg met de eigenaar.

  • 4. Met ingang van de datum waarop de eigenaar van een monument de kennisgeving van het voornemen tot aanwijzing als beschermd gemeentelijk monument ontvangt tot het moment dat de registratie als bedoeld in het negende lid plaatsvindt, dan wel vaststaat dat het monument niet wordt geregistreerd, zijn de artikelen 6 tot en met 10 van overeenkomstige toepassing.

  • 5. De aanwijzing kan geen monument betreffen dat is aangewezen op grond van artikel 3 van de Monumentenwet 1988.

  • 6. De Commissie Monumenten en Binnenstad adviseert binnen acht weken na de datum van ontvangst van het verzoek van het bevoegd gezag.

  • 7. Het college van burgemeester en wethoudersbeslist binnen acht weken na de datum van ontvangst van het advies van de Commissie Monumenten en Binnenstad, maar in ieder geval binnen zestien weken na de adviesaanvraag aan de commissie.

  • 8. De aanwijzing als bedoeld in het eerste lid wordt medegedeeld aan degenen die als zakelijk gerechtigden in de kadastrale legger bekend staan, aan de ingeschreven hypothecaire schuldeisers en, indien om aanwijzing is verzocht, aan de verzoeker.

  • 9. Het college van burgemeester en wethouders registreert het beschermd gemeentelijk monument op de gemeentelijke monumentenlijst.

  • 10. De gemeentelijke monumentenlijst bevat de plaatselijke aanduiding, de datum van de aanwijzing, de kadastrale aanduiding, de tenaamstelling en een beschrijving van het beschermd gemeentelijk monument.

Artikel 4 Wijzigen van de aanwijzing

  • 1. Het college van burgemeester en wethouders kan de aanwijzing zelf of op verzoek van een belanghebbende wijzigen.

  • 2. Artikel 2, tweede, derde, zesde en zevende lid, is van overeenkomstige toepassing op de wijziging.

  • 3. Indien de wijziging naar het oordeel van het college van burgemeester en wethouders van ondergeschikte betekenis is, blijft overeenkomstige toepassing van artikel 2 achterwege.

  • 4. De inhoud en de datum van de wijziging worden op de gemeentelijke monumentenlijst aangetekend.

Artikel 5 Intrekken van de aanwijzing

  • 1. Het college van burgemeester en wethouders kan de aanwijzing intrekken.

  • 2. Artikel 2, tweede, zesde en zevende lid, is van overeenkomstige toepassing op de intrekking.

  • 3. De aanwijzing wordt geacht te zijn ingetrokken, indien toepassing wordt gegeven aan artikel 3 van de Monumentenwet 1988.

  • 4. De datum van intrekking wordt op de gemeentelijke monumentenlijst aangetekend.

Paragraaf 2 Vergunningen tot wijziging of afbraak van beschermde gemeentelijke monumenten

Artikel 6 Verbodsbepaling

  • 1. Het is verboden een beschermd gemeentelijk monument te beschadigen of te vernielen.

  • 2. Het is verboden zonder omgevingsvergunning van het bevoegd gezag een handeling te verrichten als is beschreven in artikel 2.2, eerste lid, sub b van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

Artikel 7 Weigeringsgronden

Een vergunning kan slechts worden verleend indien het belang van de monumentenzorg zich daartegen niet verzet. Bij de beslissing houdt het bevoegd gezag rekening met het gebruik van het monument.

Artikel 8 Aanvraag om vergunning

  • 1. Het bevoegd gezag vraagt advies aan de Commissie Monumenten en Binnenstad voordat het beslist op de aanvraag.

  • 2. De Commissie Monumenten en Binnenstad adviseert binnen vier weken na het verzoek om advies van het bevoegd gezag.

  • 3. Bij overschrijding van de in het tweede lid genoemde termijn wordt de Commissie Monumenten en Binnenstad geacht geadviseerd te hebben.

  • 4. Het bevoegde gezag kan aan een vergunning voorschriften verbinden in het belang van de monumentenzorg.

  • 5. De vergunning kan voor een bepaalde tijd worden verleend.

Artikel 9 Kerkelijk monument

Het bevoegd gezag geeft met betrekking tot een beschermd kerkelijk monument geen beschikking ingevolge de bepalingen van artikel 6, tweede lid, dan in overeenstemming met de eigenaar, indien en voor zover het een beschikking betreft, waarbij wezenlijke belangen van de godsdienstuitoefening in het monument in het geding zijn.

Artikel 10 Intrekken van de vergunning

  • 1. De vergunning kan door het bevoegd gezag worden ingetrokken indien:

    • a.

      blijkt dat de vergunning ten gevolge van een onjuiste of onvolledige opgave is verleend;

    • b.

      blijkt dat de vergunninghouder de voorschriften als bedoeld in artikel 6, tweede lid, niet naleeft;

    • c.

      de omstandigheden aan de kant van de vergunninghouder zich zodanig hebben gewijzigd, dat het belang van het monument zwaarder dient te wegen;

    • d.

      niet binnen twee jaar na het verlenen van de vergunning hiervan gebruik wordt gemaakt.

  • 2. De beschikking tot intrekking wordt in afschrift gezonden aan de Commissie Monumenten en Binnenstad.

Hoofdstuk 3. Beschermde rijksmonumenten

Artikel 11 Vergunning voor beschermd rijksmonument

  • 1. Het bevoegd gezag vraagt advies aan de Commissie Monumenten en Binnenstad voordat het beslist op de aanvraag.

  • 2. De Commissie Monumenten en Binnenstad adviseert binnen acht weken na het verzoek om advies van het bevoegd gezag.

  • 3. Bij overschrijding van de in het tweede lid genoemde termijn wordt de Commissie Monumenten en Binnenstad geacht geadviseerd te hebben.

Hoofdstuk 4. Tegemoetkoming in schade

Artikel 12 Tegemoetkoming in schade

  • 1. Indien en voor zover blijkt dat een belanghebbende ten gevolge van:

    • a.

      de weigering van het college van burgemeester en wethouders wijziging aan te brengen in de gemeentelijke monumentenlijst;

    • b.

      de weigering van het college van burgemeester en wethouders een vergunning tot wijziging, afbraak of verwijdering van een gemeentelijk monument te verlenen;

    • c.

      voorschriften door het college van burgemeester en wethouders verbonden aan een vergunning tot wijziging, afbraak of verwijdering van een gemeentelijk monument; schade lijdt of zal lijden, die redelijkerwijze niet of niet geheel te zijnen laste behoort te blijven, kent de gemeenteraad hem op zijn verzoek een naar billijkheid te bepalen schadevergoeding toe.

  • 2. Voor de behandeling van de aanvragen zijn de bepalingen van ‘Procedureregeling planschadevergoeding 2005’ van toepassing van Afdeling 6.1 van de Wet op de ruimtelijke ordening van overeenkomstige toepassing.

Hoofdstuk 5. Slot- en overgangsbepalingen

Artikel 13 Strafbepaling

Hij, die handelt in strijd met artikel 6 van deze verordening, wordt gestraft met een geldboete van de tweede categorie.

Artikel 14 Opsporingsbevoegdheid

De opsporing van de in artikel 13 strafbaar gestelde feiten is, naast de in artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering genoemde opsporingsambtenaren, opgedragen aan hen die door het bevoegd

gezag met de zorg voor de naleving van deze verordening zijn belast, ieder voor zover het feiten betreft die in de aanwijzing zijn vermeld.

Artikel 15 Binnentreden

Zo dikwijls de zorg voor de naleving van deze verordening dit vereist, wordt hierbij machtiging verstrekt al dan niet besloten ruimten en plaatsen, met uitzondering van woningen, desnoods tegen de wil van de rechthebbende, bewoner of gebruiker, te betreden, aan hen die en voor zover zij door het bevoegd gezag belast zijn met het toezicht op de naleving van deze verordening.

Artikel 16 Inwerkingtreding

  • 1. Voor zover deze verordening betrekking heeft op beschermde gemeentelijke monumenten, gemeentelijke en beschermde gemeentelijke stads- en dorpsgezichten treedt zij in werking acht dagen na publicatie.

  • 2. Voor zover deze verordening betrekking heeft op beschermde rijksmonumenten, treedt zij in werking overeenkomstig het bepaalde in artikel 15, tweede lid van de Monumentenwet 1988.

  • 3. De Monumentenverordening Vianen 1993, vastgesteld bij besluit van de gemeenteraad van 28 januari 1993, wordt op de datum waarop het eerste lid toepassing vindt ingetrokken.

  • 4. De op grond van het ingevolge het derde lid ingetrokken verordening aangewezen en geregistreerde beschermde gemeentelijke monumenten worden geacht aangewezen en geregistreerd te zijn overeenkomstig de bepalingen van deze verordening.

  • 5. Aanvragen om vergunning die zijn ingediend vóór de inwerkingtreding van deze verordening worden afgehandeld met inachtneming van “De monumentenverordening Vianen 1993”.

Artikel 17 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als Monumentenverordening Vianen 2010.