Besluit van de gemeenteraad van de gemeente Vijfheerenlanden houdende regels omtrent treasurybeleid Treasurystatuut gemeente Vijfheerenlanden 2019

Geldend van 30-03-2019 t/m heden met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2019

Intitulé

Besluit van de gemeenteraad van de gemeente Vijfheerenlanden houdende regels omtrent treasurybeleid Treasurystatuut gemeente Vijfheerenlanden 2019

Artikel 212 Gemeentewet bevat de bepaling dat de financiële verordening in elk geval regels voor de algemene doelstelling en de te hanteren richtlijnen en limieten van de financieringsfunctie bevat. In artikel 15 van de financiële verordening is opgenomen dat de gemeente Vijfheerenlanden hiervoor een afzonderlijk treasurystatuut opstelt. Dit statuut wordt minimaal eens in de vier jaar geactualiseerd en bevat de kaders voor het financieringsbeleid van de gemeente.

Treasury is het sturen en beheersen, het verantwoorden over en het toezicht houden op de financiële vermogenswaarden, de financiële geldstromen, de financiële posities en de hieraan verbonden risico’s. Meer concreet gaat het om financiering van het beleid tegen zo gunstig mogelijke voorwaarden, het te allen tijde zorgen voor voldoende liquide middelen en het afdekken van voornamelijk rente-en kredietrisico’s.

De gemeentelijke treasuryfunctie wordt uitgevoerd op basis van het Treasurystatuut. Het treasurystatuut maakt een objectieve en transparante uitvoering van het treasurybeleid en verantwoording achteraf mogelijk en bevat onder andere uitgangspunten, doelstellingen, richtlijnen en limieten. Naast het treasurystatuut is de gemeente verplicht (artikel 9 BBV) om zowel in de begroting als het jaarverslag een financieringsparagraaf op te nemen.

Bij de samenstelling van dit statuut zijn de afzonderlijke statuten van Leerdam, Vianen en Zederik geharmoniseerd en geactualiseerd. Ook is de actuele wet- en regelgeving hierin verwerkt, is de Handreiking Treasury van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties gebruikt en zijn diverse voorbeelden van andere gemeenten geraadpleegd. Tot slot zijn de aanbevelingen overgenomen uit het rapport “Treasury 2018” naar aanleiding van de interne controle op de treasuryfunctie.

Wettelijk kader:

  • Gemeentewet;

  • Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten (BBV);

  • Wet financiering decentrale overheden (Fido);

  • Wet Houdbare Overheidsfinanciën (wet Hof);

  • Algemene wet bestuursrecht (Awb);

  • Besluit leningsvoorwaarden decentrale overheden;

  • Uitvoeringsregeling financiering decentrale overheden;

  • Regeling schatkistbankieren decentrale overheden en,

  • Regeling uitzettingen en derivaten decentrale overheden (Ruddo).

Artikel 1. Begrippenkader

In dit statuut wordt verstaan onder:

Begrotingstotaal: Het totaal van de jaarbegroting

Cashmanagement: De activiteiten van Treasury gericht op saldoregulatie, liquiditeitsbeheer, geldstromenbeheer en bankrelatiebeheer, waarbij het kostenefficiënt beheren van de kaspositie centraal staat.

Commercial paper: Een verhandelbare schuldbekentenis (lening) die is uitgegeven door een bedrijf of een andere niet-kredietinstelling. Het betreft een schuldpositie die men aangaat met een bank of een andere financiële instantie, waar men geen zekerheden tegenover stelt.

Daggeld: Opname of uitzetting van geldmiddelen voor zeer korte termijn (van een dag tot maximaal een week), ook wel call-geld genoemd

Decentrale overheden: Provincies, gemeenten, waterschappen en gemeenschappelijke regelingen in de vorm van een openbaar lichaam.

Deposito: Een door de bank van de gemeente opgenomen geldlening met een looptijd van minimaal drie dagen tegen een vast rentepercentage.

Derivaten: Financiële instrumenten die hun bestaan ontlenen aan een bepaalde onderliggende waarde. De onderliggende waarden kunnen financiële producten, zoals leningen of obligaties, zijn. Derivaten worden onder andere gebruikt om renterisico’s te sturen en financieringskosten te minimaliseren.

Drempelbedrag: Een bedrag dat uitgezonderd is van de verplichting om in ’s-Rijks schatkist te worden aangehouden. Dit bedrag wordt bepaald op basis van het percentage van het begrotingstotaal van het openbaar lichaam.

EER: Europese Economische Ruimte: alle landen van de EU, aangevuld met Liechtenstein, Noorwegen en IJsland.

Financiering: Het aantrekken van benodigde financiële middelen voor dekking van de vermogensbehoefte. Deze middelen kunnen uit zowel eigen vermogen als vreemd vermogen bestaan.

Geldstromenbeheer: Al die activiteiten die nodig zijn om liquiditeiten te transfereren zowel binnen de organisatie zelf als tussen de organisatie en derden (betalingsverkeer).

Interest (of rente): De vergoeding die in rekening wordt gebracht voor het tijdelijk beschikbaar stellen van liquiditeiten (het lenen), De interest wordt meestal uitgedrukt in een percentage van de hoofdsom op jaarbasis.

Intern liquiditeitsrisico: De risico’s van mogelijke wijzigingen in de liquiditeitsplanning en meerjaren investeringsplanning waardoor financiële resultaten kunnen afwijken van de verwachtingen.

Kasgeldlening: Een lening met een looptijd van maximaal een jaar.

Kasgeldlimiet: Een bedrag op basis van de Wet Fido ter grootte van een percentage van het begrotingstotaal van de gemeente bij aanvang van het jaar.

Koersrisico: Het risico op waarde vermindering van financiële activa van de organisatie door negatieve koersontwikkelingen.

Kredietrisico: Het risico op een waardedaling van een vordering ten gevolge van het niet (tijdig) na kunnen komen van de verplichtingen door de tegenpartij als gevolg van insolventie of deficit.

Limiet: Een type richtlijn die de (uiterste) grens aangeeft van een bepaalde handeling, verantwoordelijkheid en/of bevoegdheid.

Liquiditeitenbeheer: Het aantrekken en uitzetten van middelen voor een periode tot één jaar.

Liquiditeitsplanning: Een gestructureerd overzicht van de toekomstige inkomende en uitgaande geldstromen ingedeeld per tijdseenheid.

Liquiditeitspositie: Het verschil tussen inkomsten en uitgaven, uitgedrukt in feitelijke geldstromen. Het omvat het totaal van de rekening-courantsaldi, kasgeld- en daggeldleningen (opgenomen en uitgezette gelden)

Obligatie: Verhandelbare schuldtitel als onderdeel van een obligatielening.

Onderhandse lening: Een lening waarbij de voorwaarden in onderling overleg met de geldverstrekker worden overeengekomen, een dergelijke lening is moeilijk verhandelbaar.

Projectfinanciering: Het aantrekken van een lange termijn financiering ten behoeve van een specifiek, zelfstandig project, dit in tegenstelling tot totaalfinanciering. Projectfinanciering wordt vaak gebruikt bij publiek-private samenwerkingen voor de financiering van projecten voor gebiedsontwikkeling, infrastructuur, woningbouw en uiteenlopende openbare voorzieningen.

Prudent: Zorgvuldigheid en behoedzaamheid van optreden bij het uitzetten van middelden en het afsluiten van derivaten, tot uitdrukking komend in een voldoende kredietwaardigheid van de tegenpartij en een beperkt marktrisico van de uitzetting, derivaten daaronder begrepen.

Publieke taak: Een gemeente kan/mag iets tot de publieke taak rekenen wanneer het particulier bedrijfsleven niet of tegen bijzonder hoge kosten in een voorziening voorziet, waardoor deze (voor velen) niet bereikbaar is. In de Wet Fido is geen verdere inkadering van het begrip publieke taak gemaakt.

Rating: Inschatting van de kredietwaardigheid van een financiële onderneming of een land, bepaald door een erkend ratingbureau.

Rekening courant: Lopende rekening bij een bank.

Relatiebeheer: Het onderhouden van relaties met partijen die actief zijn op de financiële markten, waaronder banken en geldmakelaars.

Renterisico: Het risico dat als gevolg van wijzigingen in het rentepercentage de (financiële) resultaten ongewenst veranderen

Renterisiconorm: Een bedrag bij de aanvang van het jaar op basis van een ingevolge de Wet Fido gefixeerd percentage van het begrotingstotaal van de gemeente dat bij herfinanciering niet mag worden overschreden.

Rentetypisch Looptijd: Het tijdsinterval gedurende de looptijd van een geldlening, waarin op basis van de voorwaarden van de geldlening sprake is van een door de verstrekker van de geldlening niet beïnvloedbare, constante rentevergoeding.

Rentevisie: Toekomstverwachting over de rente-ontwikkeling, uitgaande van een aantal rentebepalende factoren, op basis waarvan een financierings- en beleggingsbeleid wordt gevoerd.

Schatkistbankieren: De verplichting voor decentrale overheden om hun overtollige liquide middelen aan te houden bij het ministerie van Financiën.

0%-solvabiliteisratio: Status die door een bancaire toezichthouder in een lidstaat van de EER aan het schuldpapier van een instelling kan worden toegerekend. Deze status houdt in dat een bank voor een desbetreffend papier geen (0%) reserves hoeft aan te houden.

Toezichthouder: Het bestuursorgaan dat op grond van wettelijke bepaling is belast met het toezicht op de begroting van een openbaar lichaam.

Totaalfinanciering: Bij totaalfinanciering wordt pas geleend als alle ‘bankrekeningen’ een negatief saldo vertonen. Hierdoor zijn de rentekosten zo laag mogelijk en wordt de kas-geldlimiet optimaal benut. Bij de methodiek totaalfinanciering zijn leningen niet gekoppeld aan specifieke uitgaven of investeringen, maar aan het saldo van wat de gemeente in totaal uitgeeft en binnenkrijgt.

Treasuryfunctie: De treasuryfunctie omvat alle activiteiten die zich richten op het besturen en beheersen van, het verantwoorden over en het toezicht houden op de financiële vermogenswaarden, de financiële stromen, de financiële posities en de hieraan verbonden risico’s.

Tussenpersonen: Tussenpersonen in het kader van treasury hebben een intermediair functie bij het afsluiten van financiële transacties

Uitzetting: Het tijdelijk toevertrouwen van liquiditeiten aan derden tegen vooraf overeengekomen condities en bedingen. Kortlopende uitzettingen hebben betrekking op een periode tot één jaar en langlopende uitzettingen hebben betrekking op een periode van één jaar of langer.

Valutarisico: Het gevaar dat op een bepaald moment de waarde van de vreemde valutastromen uitgedrukt in euro’s afwijkt van hetgeen verwacht werd op het beslissingsmoment.

Waarborgfondsen Waarborgfondsen zijn vaak stichtingen die garant staan voor leningen die kredietverstrekkers hebben uitstaan bij kredietontvangers zoals sportverenigingen en woningcorporaties. Zij begeleiden en beoordelen ook de aanvraag van een vereniging of stichting.

Artikel 2. Doelstellingen van de treasuryfunctie

De treasuryfunctie van de gemeente Vijfheerenlanden dient tot:

  • 1.

    Het steeds beschikbaar hebben van voldoende liquiditeiten voor de primaire processen.

  • 2.

    Het verzekeren van duurzame toegang tot financiële markten tegen acceptabele condities.

  • 3.

    Het beschermen van gemeentelijke vermogens- en (rente-)resultaten tegen ongewenste financiële risico’s zoals renterisico’s, koersrisico’s, kredietrisico’s en liquiditeitsrisico’s.

  • 4.

    Het minimaliseren van de interne verwerkingskosten en externe kosten bij het beheren van de geldstromen en financiële posities.

  • 5.

    Het optimaliseren van de renteresultaten binnen de wettelijke kaders.

  • 6.

    Waarborgen dat taken en verantwoordelijkheden op het gebied van treasury transparant zijn

  • 7.

    Het voorkomen van over- en onderfinanciering.

Risicobeheer

Artikel 3. Uitgangspunten risicobeheer

Met betrekking tot risicobeheer gelden de volgende algemene uitgangspunten:

  • 1.

    De gemeente verstrekt alleen leningen of garanties als het voor de uitvoering van de publieke taak noodzakelijk is.

  • 2.

    Het college mag leningen of garanties uitsluitend verstrekken uit hoofde van de 'publieke taak'.

  • 3.

    De gemeente gaat geen leningen aan met het enkele doel de aangetrokken gelden tegen een hoger rendement uit te zetten of derde partijen te bevoordelen.

  • 4.

    Een lening of garantie wordt niet verstrekt indien:

    • a.

      geldnemer structureel niet in staat is de verschuldigde rente en aflossing te dragen;

    • b.

      geldnemer actief is in controversiële investeringen zoals de wapenindustrie.

  • 5.

    Voordat de gemeente een lening of waarborg verstrekt dient altijd eerst worden bekeken of er een waarborgfonds bestaat voor een specifieke doelgroep waarop de gemeente mogelijk (deels) kan terugvallen.

  • 6.

    Voor garantie komen alleen onroerende zaken in aanmerking, overige bestedingsdoelen zijn uitgesloten.

  • 7.

    Bij het verstrekken van een garantie strekt deze alleen tot zekerstelling aan de geldverstrekker van de betaling van rente en aflossing indien een geldnemer in gebreke is gebleven.

  • 8.

    Bij een garantie wordt geen afstand gedaan van de voorrechten die wettelijk aan een borg toekomen.

  • 9.

    In een garantie worden geen bedingen opgenomen die de aansprakelijkheid van de gemeente verhogen of uitbreiden boven of naast de betaling van rente en aflossing.

  • 10.

    Er wordt geen gebruik gemaakt van financiële derivaten als bedoeld in artikel 1, onder c, van de Wet Fido.

  • 11.

    De gemeente sluit ten gunste van het personeel of politieke ambtsdragers geen contracten met betrekking tot hypothecaire leningen of garanties op de verstrekking van hypothecaire leningen door andere financiële instellingen.

  • 12.

    Het college besluit slechts tot de oprichting van en de deelneming in stichtingen, maatschappen, vennootschappen, verenigingen, coöperaties en onderlinge waarborgmaatschappijen, indien dat in het bijzonder aangewezen moet worden geacht voor de behartiging van het daarmee te dienen openbaar belang. Het besluit wordt niet genomen dan nadat de raad een ontwerpbesluit is toegezonden en in de gelegenheid is gesteld zijn wensen en bedenkingen ter kennis van het college te brengen.

  • 13.

    Op grond van artikel 17 uit de Financiële verordening Vijfheerenlanden, stelt het college bij de begroting en de jaarstukken een betrouwbare en nauwkeurige liquiditeitsplanning op. Dit betreft een korte termijn liquiditeitsplanning (looptijd tot één jaar) alsmede een meerjarige liquiditeitsplanning (met een looptijd van minimaal vier jaar).

Artikel 4. Renterisicobeheer

  • 1. De bepalingen met betrekking tot de kasgeldlimiet zoals vastgelegd in de Wet Fido worden niet overschreden.

  • 2. De bepalingen met betrekking tot de renterisiconorm zoals vastgelegd in de Wet Fido worden niet overschreden.

  • 3. Nieuwe leningen/uitzettingen worden afgestemd op de bestaande financiële positie en de liquiditeitenplanning.

  • 4. De rentetypische looptijd en het renteniveau van de betreffende lening/uitzetting wordt zo veel mogelijk afgestemd op de actuele rentestand en de rentevisie.

  • 5. Binnen de kaders gesteld onder lid 1, 2, 3 en lid 4, streeft de gemeente naar spreiding in de rente-typische looptijden van uitzettingen.

Artikel 5. Koersrisicobeheer

  • 1. De gemeente beperkt de koersrisico’s op uitzettingen uit hoofde van treasury door daarbij uitsluitend de volgende producten te hanteren:

    rekening courant, spaarrekening, daggeld, deposito’s en onderhandse leningen.

  • 2. Tevens beperkt de gemeente de koersrisico’s door conform de looptijd van de uitzettingen af te stemmen op de liquiditeitenplanning.

Artikel 6. Kredietrisicobeheer

  • 1. Uitzettingen mogen worden gedaan bij kredietwaardige partijen. Onder ‘kredietwaardige partijen’ wordt verstaan:

    • a.

      Nederlandse overheden en andere publiekrechtelijke lichamen;

    • b.

      Financiële instellingen met ten minste een AA/Aa-rating van één van de volgende erkende rating-bureau’s: Moody’s, Standard & Poors of Fitch IBCA;

  • 2. Bij het verstrekken van leningen, het verstrekken van garanties en het verstrekken van risicodragend kapitaal bedingt het college indien mogelijk zekerheden (al dan niet door waarborgfondsen).

  • 3. Voor elk voornemen tot het verstrekken van een lening of garantie geeft het team financiën een advies waarbij vooraf de financiële positie, de kredietwaardigheid en beleggingen van de "vragende" partij wordt beoordeeld (al dan niet met behulp van waarborgfondsen).

  • 4. De maximale looptijd van uitzettingen bedraagt 10 jaar.

  • 5. Bij de uitzettingen wordt rekening gehouden met de bepalingen uit schatkistbankieren decentrale overheden, zoals opgenomen in artikel 10.

Artikel 7. Intern liquiditeitsrisicobeheer

De gemeente beperkt haar interne liquiditeitsrisico’s door haar treasuryactiviteiten te baseren op een korte termijn liquiditeitsplanning (looptijd tot één jaar) alsmede een meerjarige liquiditeitsplanning (met een looptijd van vier jaar).

Artikel 8. Valutarisicobeheer

Valutarisico’s worden in de gemeente uitgesloten door uitsluitend leningen te verstrekken of aan te gaan in euro’s.

Gemeentefinanciering

Artikel 9. Financiering

Bij het aantrekken van financieringen voor een periode van één jaar en langer gelden de volgende uitgangspunten:

  • 1.

    Financieringen worden enkel aangetrokken ten behoeve van de uitoefening van de publieke taak, tenzij er sprake is van een uitzondering volgens artikel 3 lid 2.

  • 2.

    Financiering met externe financieringsmiddelen wordt zoveel mogelijk beperkt door primair de beschikbare interne financieringsmiddelen te gebruiken teneinde de renterisico’s te minimaliseren en het renteresultaat te optimaliseren.

  • 3.

    Toegestane instrumenten bij het aantrekken van financieringen zijn: onderhandse leningen en kasgeldleningen.

  • 4.

    De gemeente vraagt bij minimaal twee instellingen offertes op alvorens een financiering wordt aangetrokken.

  • 5.

    Gelet op de dynamiek van de marktrente en de verwachte korte geldigheidsduur van een offerte kan de offerte in de vorm van een faxbericht met een rentestand op een vooraf bepaald tijdstip teneinde de onderlinge vergelijkbaarheid van offertes mogelijk te maken.

  • 6.

    Voor het aantrekken van een lange termijn financiering ten behoeve van een specifiek, zelfstandig project kan gekozen worden voor projectfinanciering in tegenstelling tot totaal financiering.

  • 7.

    Het aantrekken van lang vermogen dient altijd vooraf geautoriseerd te worden door de financieel adviseur en de portefeuillehouder financiën en wordt uitgevoerd door de treasurer (kassier). Achteraf wordt het college hierover geïnformeerd.

Bij het aantrekken van financieringen korter dan één jaar gelden daarnaast de volgende uitganspunten:

  • 8.

    Toegestane instrumenten bij het aantrekken van financieringen met een looptijd korter dan één jaar zijn daggeld, kasgeldleningen en kredietlimiet op rekening courant.

  • 9.

    Het aantrekken van financieringen, voor een periode kleiner of gelijk aan één jaar, kan zonder goedkeuring van het college geautoriseerd worden door de financieel adviseur en wordt uitgevoerd door de treasurer met inachtneming van de berekende kasgeldlimiet. Achteraf wordt de portefeuillehouder financiën hierover geïnformeerd.

Artikel 10. Schatkistbankieren

  • 1. Overtollige liquide middelen worden overeenkomstig artikel 2, eerste lid van de Wet Fido, in ’s Rijks schatkist aangehouden;

  • 2. Uitgezonderd van de verplichting om in ’s Rijks schatkist te worden aangehouden, zijn;

    • a.

      middelen voor zover deze, gerekend over een kwartaal gemiddeld het drempelbedrag, niet te boven gaat zoals bedoeld in artikel 7, tweede lid van de regeling schatkistbankieren decentrale overheden.

    • b.

      middelen aangehouden in de fondsen, bedoeld in artikel 15.47 van de wet Milieubeheer.

    • c.

      middelen op een G-rekening als bedoeld in artikel 1, onder k, van de Uitvoeringsregeling inleners-, keten- en opdrachtgeversaansprakelijkheid 2004.

  • 3. In afwijking van het eerste lid is het toegestaan als openbaar lichaam overtollige middelen in de vorm van leningen uit te zetten bij andere openbare lichamen, met dien verstande dat de gemeente geen leningen mag verstrekken aan openbare lichamen ten aanzien waarvan zij met het financiële toezicht zijn belast zoals bedoeld in artikel 2, derde lid, van de Wet Fido.

  • 4. Zodra een belegging vrijvalt (contractueel of als gevolg van vervroegde afkoop), dienen de liquide middelen die hieruit voortvloeien in ’s Rijks schatkist te worden aangehouden.

Artikel 11. Relatiebeheer

De gemeente beoogt het realiseren van gunstige c.q. marktconforme condities voor af te nemen financiële diensten. Hiervoor gelden de volgende uitgangspunten:

  • 1.

    Bankrelaties worden jaarlijks op hun kredietwaardigheid beoordeeld.

  • 2.

    Bankrelaties dienen wat betreft hun kredietwaardigheid minimaal te voldoen aan de eisen die zijn gesteld in artikel 6 lid 1.

  • 3.

    Financiële instellingen (kredietinstellingen, beleggingsinstellingen, effecteninstellingen, verzekeraars en pensioenfondsen) dienen onder Nederlands of anderszins EU-toezicht te vallen, zoals De Nederlandsche Bank en de Verzekeringskamer.

  • 4.

    Tussenpersonen dienen geregistreerd te staan bij de Autoriteit Financiële Markten en daarvan een vergunning als makelaar te hebben ontvangen.

Kasbeheer

Artikel 12. Geldstromenbeheer

Teneinde de kosten van het geldstromenbeheer te beperken wordt:

  • 1.

    Het liquiditeitsgebruik beperkt door de geldstromen op gemeenteniveau op elkaar en de liquiditeitenplanning af te stemmen. Hierbij wordt erop toegezien dat de liquiditeitspositie voldoende is om te garanderen dat de verplichtingen tijdig kunnen worden nagekomen.

  • 2.

    Het betalingsverkeer zoveel mogelijk elektronisch uitgevoerd door de huisbankier.

Artikel 13. Saldo- en liquiditeitenbeheer

Voor het saldo- en het liquiditeitenbeheer gelden de volgende specifieke richtlijnen:

  • 1.

    De gemeente streeft naar concentratie van de overtollige liquiditeiten binnen één rentecompensatiecircuit bij de bank met de gunstigste condities.

  • 2.

    Indien er een liquiditeitsbehoefte ontstaat, uit hoofde van uitoefening van de publieke taak, kan de gemeente kortlopende middelen aantrekken. Hierbij wordt – conform artikel 4 lid 1 – de kasgeldlimiet niet overschreden.

  • 3.

    Bij het extern uitzetten van gelden korter dan één jaar zijn slechts de in artikel 6, lid 1 genoemde tegenpartijen toegestaan;

  • 4.

    De gemeente heeft een rekening-courant overeenkomst afgesloten met de verschillende banken.

  • 5.

    De gemeente streeft naar een uiterste betalingstermijn van 30 dagen. Hierbij wordt zo veel mogelijk rekening gehouden met de betalingsvoorwaarden van de leverancier.

Delegatie en mandaat, administratieve organisatie en interne controle

Artikel 14. Delegatie en mandaat

  • 1. Op grond van artikel 15 van de Financiële verordening Vijfheerenlanden 2019, is een apart treasurystatuut opgesteld. In artikel 17 van deze verordening wordt ingegaan op de verplichte paragraaf financiering in de begroting en de jaarstukken. Hierin wordt in elk geval aandacht besteed aan de rente-risiconorm, de kasgeldlimiet en het aantrekken en uitzetten van middelen voor de korte en de lange termijn.

  • 2. Met de vaststelling van de begroting door de raad wordt het college gemachtigd de treasury uit te voeren binnen de kaders van de paragraaf financiering zoals bedoeld in het eerste lid.

  • 3. Het college kan onder nader te stellen voorwaarden bevoegdheden mandateren aan ambtelijk medewerkers. De nader te stellen voorwaarden hebben betrekking op de administratieve organisatie en interne controle waaronder de handhaving van de functiescheiding, zoals die hierna in artikel 15 is beschreven.

  • 4. De raad wordt geïnformeerd over de voortgang van de in de begroting opgenomen paragraaf financiering.

  • 5. Het college van burgemeester en wethouders legt in de jaarrekening verantwoording af in de paragraaf financiering over het gevoerde treasurybeleid.

Artikel 15. Uitgangspunten administratieve organisatie en interne controle

In het kader van de treasuryfunctie gelden de volgende algemene uitgangspunten op het

gebied van administratieve organisatie en interne controle.

  • 1.

    De verantwoordelijkheden en bevoegdheden van treasuryactiviteiten zijn op eenduidige wijze schriftelijk vastgelegd (zie bijlage 1).

  • 2.

    De door het college verstrekte mandaten worden vastgelegd in een mandaatregister welke jaarlijks wordt geactualiseerd. Voor het onderdeel treasury is het verstrekte mandaat als bijlage bij dit statuut gevoegd.

  • 3.

    Bij de uit te voeren treasuryactiviteiten is functiescheiding doorgevoerd met als belangrijkste voorwaarden:

    • a.

      iedere transactie wordt door minimaal twee functionarissen geautoriseerd;

    • b.

      de uitvoering en controle geschiedt door afzonderlijke functionarissen;

    • c.

      de uitvoering en de registratie in de financiële administratie geschiedt door afzonderlijke functionarissen.

  • 4.

    Tegenpartijen wordt gevraagd bevestigingen van iedere transactie te versturen naar de financiële administratie zonder tussenkomst van de personen die bevoegd zijn tot het sluiten van de transacties.

  • 5.

    Een medewerker van de financiële administratie is verantwoordelijk voor de administratieve vastlegging en afhandeling van de transacties. Alle relevante gegevens en originele documenten worden bewaard in het archief van de financiële administratie. De treasurer ontvangt afschriften van op een transactie betrekking hebbende documenten ten behoeve van het treasurydossier.

  • 6.

    Bij afwezigheid van medewerkers treedt een vervangingsregeling in werking om de voortgang van de werkzaamheden te garanderen. In deze regeling wordt het principe van de bovenstaande functiescheiding gehandhaafd.

Artikel 16. Verantwoordelijkheden en bevoegdheden

  • 1. Treasuryactiviteiten zijn belegd bij de medewerker financiële administratie (A), in dit kader genoemd de treasurer.

  • 2. Bij het aantrekken en uitzetten van middelen wordt onderscheid gemaakt in kort- en langlopende middelen:

    • a.

      Bij kortlopende middelen wordt de transactie vooraf geautoriseerd door de financieel adviseur en uitgevoerd door de treasurer.

    • b.

      Bij langlopende middelen wordt de transactie altijd vooraf geautoriseerd door de financieel adviseur en de portefeuillehouder financiën en achteraf wordt het college van burgemeester en wethouders geïnformeerd.

  • 3. Het college besluit niet over het verstrekken van leningen, waarborgen en garanties groter dan € 100.000 dan nadat de raad is geïnformeerd over het voornemen en hiertoe in de gelegenheid is gesteld zijn wensen en bedenkingen ter kennis van het college te brengen conform artikel 7 a van de Financiële verordening Vijfheerenlanden 2019.

Artikel 17. Informatieverstrekking aan derden

  • 1. Ingevolge artikel 8 van de Wet Fido is de gemeente verplicht informatie aangaande de treasury te verstrekken aan de toezichthouder (provincie) en het CBS.

  • 2. De door de raad genomen lenings-, uitzettings- en garantiebesluiten worden door het college verstrekt aan de toezichthouder (de provincie).

Artikel 18. Controle

  • 1. De externe accountant is in het kader van haar reguliere controletaak belast met het adviseren en het controleren omtrent de feitelijke naleving van het treasurystatuut en de dienaangaande getroffen maatregelen voor de administratieve organisatie en interne controle.

  • 2. De interne controle op de treasuryfunctie is opgenomen in het interne controleplan en vindt jaarlijks plaats.

Artikel 19. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. Het treasurystatuut van de gemeente Vijfheerenlanden treedt met terugwerkende kracht in werking op 1 januari 2019. Hiermee komt het treasurystatuut gemeente Leerdam 2009, het treasurystatuut gemeente Zederik 2016 en het treasurystatuut gemeente Vianen 2012 te vervallen.

  • 2. Deze verordening wordt aangehaald als 'Treasurystatuut gemeente Vijfheerenlanden 2019'.

Ondertekening

Aldus vastgesteld door de raad van Vijfheerenlanden

in zijn openbare vergadering van 21 maart 2019

de raadsgriffier 

K.I. (Krista) Goossens

de voorzitter

drs. J.P.J. (Jan Pieter) Lokker

Bijlagen

Verantwoordelijkheden

De functie en verantwoordelijkheden met betrekking tot de treasury functie van de gemeente Vijfheerenlanden staan in onderstaande tabel gedefinieerd.

Functie

Verantwoordelijkheden

Gemeenteraad

Het vaststellen van treasurydoelstellingen, het treasurybeleid, globale richtlijnen en limieten;

Het uitoefenen van haar controlerende rol door middel van vaststellen van de financieringsparagraaf in begroting en jaarrekening;

Het houden van toezicht op het treasurybeleid en de uitvoering hiervan;

Het evalueren en als gevolg daarvan (eventueel) bijstellen van het treasurybeleid;

College van B&W

Het uitvoeren van het treasurybeleid (formele verantwoordelijkheid);

Het rapporteren aan de gemeenteraad over de uitvoering van het treasurybeleid.

Portefeuillehouder financiën

Autoriseren van financiële transacties (lang vermogen);

Informatieplicht m.b.t. financiële transacties (kort vermogen).

Concerncontroller

Verantwoordelijk voor de verbijzonderde interne controle op treasurytaken.

Treasurer (uitvoerend)

Het aantrekken en uitzetten i.o.m. de financieel adviseur van kortlopende- en langlopende middelen;

Het zorgdragen voor juiste verantwoording van de uitvoering van de aan hem/haar gemandateerde treasuryactiviteiten;

Het uitvoeren van de activiteiten met betrekking tot de volgende deelfuncties: het risicobeheer, gemeentefinanciering (financiering, uitzetting en relatiebeheer) en kasbeheer. Deze activiteiten moeten conform dit treasurystatuut en de treasuryparagraaf worden uitgevoerd;

Het onderhouden van contacten met banken, geldmakelaars en overige financiële instellingen.

Medewerkers financieel advies

Het adviseren van de teams over de financiële gevolgen van hun activiteiten en projecten;

Toetsen van aanvragen voor leningen en garanties;

Verantwoordelijk voor beleidsmatige kant van treasuryactiviteiten;

Autorisatie financiële transacties.

Medewerkers financiële administratie

Het juist en volledig administreren van de bezittingen, schulden, rechten, verplichtingen, inkomsten, uitgaven, ontvangsten en betalingen in de verplichtingen- en financiële administratie;

Mederwerker AO/IC

Het opzetten van administratieve richtlijnen op het gebied van treasury;

Het voeren van de interne controle op de uitgevoerde treasurytransacties en hierover rapporteren aan het hoofd Financiën en de controller;

Het bewaken van de kwaliteit van de treasuryprocessen;

Binnen de gemeente Vijfheerenlanden worden de volgende functies in de financiële kolom onderscheiden:

Functie HR 21

Algemeen directeur/gemeentesecretaris

Netwerkmanager Financiën, Belastingen en Control

Medewerker financiële administratie A (Treasurer/kassier)

Financieel adviseur

Medewerker financiële administratie B (financieel beheer)

Netwerkmanagers

Concerncontroller

AO/IC Adviseur

Bevoegdheden

In onderstaande tabel zijn de bevoegdheden met betrekking tot de treasuryactiviteiten weergegeven alsmede de benodigde fiattering.

Uitvoering

Autorisatie

Het aantrekken van middelen > 1 jaar

Medewerker financiële administratie A

Controller (of financieel adviseur) & Wethouder financiën

Het aantrekken van middelen < 1 jaar

Medewerker financiële administratie A

Financieel adviseur

Betalingsopdrachten voorbereiden en versturen

Medewerker financiële administratie

Financieel adviseur

Bankrekeningen openen/sluiten/wijzigen

Medewerker financiële administratie A/ Financieel adviseur

Wettelijk vertegenwoordiger (burgemeester)

Bankcondities en tarieven afspreken

Medewerker financiële administratie A/ Financieel adviseur

Wettelijk vertegenwoordiger (burgemeester)

Het verstrekken van leningen uit hoofde van de publieke taak

College van B&W

Gemeenteraad

Vervangingsregeling

In principe geldt bij afwezigheid van medewerkers dat er sprake is van horizontale vervanging. Dat wil zeggen dat de medewerkers financiële administratie A elkaar onderling vervangen evenals de financieel adviseurs. In geval van de concerncontroller en wethouder financiën ligt dit anders. Hiervoor geldt dat deze respectievelijk door de gemeentesecretaris als de burgemeester vervangen wordt bij afwezigheid.

Mandaatregister met betrekking tot treasury

Nr.

Omschrijvingbevoegdheid

Grondslagbevoegdheid

Bevoegd

Mandaat/Volmacht

Voorwaarden/

Voorschriften

7.05

Het uitzetten van gelden en het slui-ten van geldleningen ter voorziening in de behoefte aan kasgeld of vaste financieringsmiddelen ex Wet financiering decentrale overheden conform de financieringsruimte in de (vastgestelde) begroting

Art. 160 Gemeentewet

Wet financiering decentrale overheden

College

Verantwoordelijk medewerker team Financiën en Belastingen

Conform Treasurystatuut (indien van toepassing)

7.43

Het beheer van de geldmiddelen van de gemeente

Gemeentewet

College

Verantwoordelijk medewerker team Financiën en Belastingen

Afstemming met team Control

7.44

Nemen van beslissingen en uitvoering van taken op grond van het Treasurystatuut

Treasurystatuut

College

Verantwoordelijk medewerker team Financiën en Belastingen

Indien van toepassing conform de mandaten genoemd in de bijlage bij dit Treasurystatuut

Memorie van Toelichting

In dit treasurystatuut wordt het treasurybeleid voor de gemeente Vijfheerenlanden op hoofdlijnen vastgelegd. Dat gebeurt in de eerste plaats door het aangeven van de doelstellingen van de treasuryfunctie (in artikel 2). Vervolgens geeft het bestuur in het statuut aan binnen welke richtlijnen en limieten de doelstellingen dienen te worden gerealiseerd. Een richtlijn is een bindend voorschrift voor een handelswijze die gevolgd moet worden en een limiet is een type richtlijn die een uiterste grens aangeeft. Een belangrijk deel van de limieten en richtlijnen is bepaald door de Wet Fido. Door middel van de limieten en richtlijnen wordt het “risicoprofiel” van de gemeente bepaald, waarbinnen de treasuryactiviteiten dienen te worden uitgevoerd. De financieringsparagraaf in de begroting geeft de beleidsplannen voor de treasuryfunctie voor de komende jaren en in het bijzonder voor het eerstkomende jaar weer. Het bevat onder meer gegevens over de algemene ontwikkelingen en de concrete beleidsplannen binnen de kaders van het statuut. Het gaat hierbij vooral om de plannen voor het risicobeheer, de gemeentefinanciering (analyse financieringspositie, leningen- en garantieportefeuille en uitzettingsportefeuille) en het kasbeheer. Uit de toelichting zal moeten blijken dat de plannen binnen de kaders van de Wet Fido en het treasurystatuut blijven. De financieringsparagraaf in het jaarverslag geeft in het bijzonder een verschillenanalyse tussen de plannen zoals deze zijn opgenomen in de begroting en de realisatie in het verslagjaar.

 

 

Artikel 2

In artikel 2 worden de doelstellingen van de treasuryfunctie van de gemeente Vijfheerenlanden weergegeven, hieronder worden deze doelstellingen afzonderlijk toegelicht.

Artikel 2 lid 1 en 2

In de eerste plaats moet de treasury ervoor te zorgen dat de gemeente duurzaam toegang heeft tot de financiële markten tegen acceptabele condities. De treasury moet waarborgen dat de gemeente duurzaam in staat is de voor haar activiteiten benodigde middelen aan te trekken c.q. haar overtollige middelen uit te zetten op de financiële markten (bijv. bij banken). De condities die daarbij worden bedongen dienen, in het licht van de op het betreffende moment gebruikelijke condities, acceptabel (tenminste marktconform) te zijn.

Artikel 2 lid 3

De gemeente loopt de volgende financiële risico's: renterisico's, koersrisico's, kredietrisico's, interne liquiditeitsrisico's en valutarisico's. Het is de taak van de treasury dergelijke risico's tegen acceptabele condities te beperken. In de artikelen 4 tot en met 8 wordt aangegeven op welke wijze dit wordt gewaarborgd.

Artikel 2 lid 4

Daarnaast is een doelstelling van de treasuryfunctie het minimaliseren van de kosten bij het beheren van de geldstromen en de financiële posities. Deze kosten bestaan o.a. uit rentekosten, provisies en kosten van het betalingsverkeer. Het is de taak van de treasury het beheer zo efficiënt mogelijk uit te voeren.

Artikel 2 lid 5

De gemeente streeft naar optimale renteresultaten ofwel zo hoog mogelijke renteopbrengsten, en zo laag mogelijk rentekosten, zonder dat daarbij overmatige risico’s worden gelopen. De prioriteiten van de treasuryfunctie liggen bij het beheersen en beperken van financiële risico’s; de treasuryfunctie is immers géén winstgerichte afdeling (profit center). Binnen het risicoprofiel uit de Wet Fido en dit treasurystatuut wordt desondanks gestreefd naar optimalisatie van de renteresultaten.

Artikel 2 lid 6

Het in kaart brengen en waarborgen van de taken en verantwoordelijkheden op het gebied van treasury draagt bij aan de beheersbaarheid van de financiële en interne risico’s van de gemeente.

Artikel 2 lid 7

Ten slotte wordt door het voorkomen van over- en onderfinanciering het betalingsverkeer zo efficiënt mogelijk ingericht.

Artikel 3 lid 1

De Wet Fido geeft twee belangrijke beleidsmatige uitgangspunten met betrekking tot treasury. Dit betreft de publieke taak waarvoor leningen en garanties dienen enerzijds en het prudente karakter van (overige) uitzettingen anderzijds. Er wordt hierbij dus een specifiek onderscheid gemaakt tussen het verstrekken van leningen uit hoofde van de publieke taak en het uitzetten van middelen uit hoofde van treasury. De wet stelt geen eisen aan het verstrekken van leningen en garanties uit hoofde van de publieke taak. Wel wordt in de toelichting op de Wet Fido het volgende aangegeven: “Het gemeentebestuur bepaalt de publieke taak. De begroting en de begrotingswijzigingen bepalen het budgettaire kader voor de

uitoefening van de publieke taak”.

Artikel 3 lid 2

Conform de Wet Fido, dienen uitzettingen uit hoofde van treasury (zie

toelichting artikel 3 lid 1) een prudent karakter te hebben. In de Wet Fido en de bijbehorende ministeriële regelingen wordt het begrip prudent nader uitgewerkt. Het aangaan van financiële transacties met als oogmerk die financiële waarden te zijner tijd eventueel met winst te verkopen, is nadrukkelijk niet toegestaan (zie artikel 2 lid 2 Wet Fido en de memorie van toelichting op de Wet Fido). Bankachtige activiteiten – het aantrekken en uitzetten van middelen met als doel het genereren van inkomen – zijn als gevolg van deze bepaling verboden. De richtlijnen en limieten van dit treasurystatuut vallen binnen de kaders van de Wet Fido. De limieten en richtlijnen van dit treasurystatuut zijn specifiek geformuleerd om het prudente karakter van de uitzettingen uit hoofde van treasury te garanderen en hebben derhalve géén betrekking op (eventueel) verstrekte leningen of garanties uit hoofde van de publieke taak van de gemeente.

Artikel 3 lid 3

Het is decentrale overheden verboden om te lenen met het enkele doel de middelen tegen een hoger rendement uit te zetten (near banking). Dit verbod is nu expliciet geregeld in artikel 2a, eerste lid van Ruddo.

Artikel 3 lid 4

De Wet Fido stelt geen eisen aan de kwaliteit van de debiteuren bij het verstrekken van leningen of garanties aan derden in het kader van de publieke taak. Omdat de gemeenteraad de publieke taak bepaalt, worden leningen of garanties uitsluitend verstrekt aan door de gemeenteraad goedgekeurde partijen.

Artikel 3 lid 5

In dit artikel is toegevoegd dat er eerst wordt gekeken naar een eigen waarborgfonds, waarop de aanvrager mogelijk (deels) kan terugvallen. In dit geval zal de gemeente (deels) niet financieren. Dit is toegevoegd, met het oog op het Waarborgfonds Sociale Woningen en andere mogelijke waarborgfondsen. In deze gevallen zal de gemeente geen (risico nemen door) leningen of garanties te verstrekken.

Artikel 3 lid 6 t/m 9

Door deze bepalingen op te nemen wordt het risico voor de gemeente beperkt.

Artikel 3 lid 10

Derivaten zijn financiële instrumenten die hun bestaan ontlenen aan een

bepaalde onderliggende waarde. Derivaten kennen een breed

toepassingsgebied en worden onder andere gebruikt om renterisico’s te

sturen en financieringskosten te minimaliseren. De Wet Fido stelt dat

derivaten uitsluitend mogen worden gebruikt ter beperking van financiële

risico’s. Gezien de (mogelijke) complexiteit van derivaten en de beperkte kennis

binnen de organisatie omtrent dergelijke instrumenten, wordt het gebruik niet

toegestaan.

Artikel 3 lid 11

Op basis van artikel 2a lid 3 van de Wet Fido is het openbare lichamen niet toegestaan om contracten met betrekking tot hypothecaire leningen of garanties op de verstrekking van hypothecaire leningen door financiële instellingen te sluiten ten gunste van personeel of politieke ambtsdragers.

Artikel 3 lid 12

Gemeenten mogen alleen leningen en garanties verstrekken en financiële participaties aangaan voor het behartigen van een publiek belang (artikel 2 van de Wet Fido). Daarbij bepaalt het tweede lid van artikel 160 van de Gemeentewet, dat een besluit tot de oprichting van en de deelneming in stichtingen, maatschappen, vennootschappen, verenigingen, coöperaties en onderlinge waarborgmaatschappijen niet eerder wordt genomen dan nadat de raad een ontwerpbesluit is toegezonden en hij zijn wensen en bedenkingen ter kennis van het college heeft kunnen brengen.

Artikel 3 lid 13

In het BBV staat in artikel 13 welke informatie de paragraaf financiering in elk geval moet bevatten. In aanvulling daarop is er, op grond van artikel 17 uit de Financiële verordening Vijfheerenlanden 2019, opgenomen dat de raad in de paragraaf financiering ook wordt geïnformeerd over de opbouw van de korte en lange schuldpositie, de liquiditeitsplanning, renterisicobeheer en debiteuren en crediteurenbeheer.

Artikel 4 lid 1

Renterisicobeheer omvat het beperken van de invloed van (externe-) rentewijzigingen op de financiële resultaten van de gemeente. Een belangrijk uitgangspunt van de Wet Fido is het vermijden van grote fluctuaties in de rentelasten van openbare lichamen. Teneinde een grens te stellen aan korte financiering (met een rentetypische looptijd tot één jaar) is in de Wet Fido (evenals in de Wet Filo) de kasgeldlimiet opgenomen. Juist voor korte financiering geldt dat het renterisico aanzienlijk kan zijn, aangezien fluctuaties in de rente bij korte financiering direct een relatief grote invloed hebben op de rentelasten. De kasgeldlimiet wordt berekend als een percentage (8,5%) van het totaal van de jaarbegroting van de gemeente bij aanvang van het jaar (zie artikel 3 en 4 van de Wet Fido en de Uitvoeringsregeling financiering decentrale overheden).

Artikel 4 lid 2

Het doel van de renterisiconorm is het beheersen van de renterisico’s op de vaste schuld (schuld met een rentetypische looptijd van één jaar of langer) door het aanbrengen van spreiding in de looptijden in de leningenportefeuille. De renterisiconorm kan worden berekend door een vastgesteld percentage (20%) te vermenigvuldigen met het totaal van de jaarbegroting van de gemeente bij aanvang van het jaar (zie artikel 6 van de Wet Fido en de Uitvoeringsregeling financiering decentrale overheden).

Artikel 4 lid 3

Afstemming op de liquiditeitenplanning beoogt middelen slechts te lenen cq. uit te zetten gedurende de periode dat zij daadwerkelijk nodig respectievelijk beschikbaar zijn.

Artikel 4 lid 4

Afhankelijk van de (interne- of externe) ontwikkelingen zal de gemeente haar

rentevisie actualiseren. De rentevisie kan daarbij gebaseerd worden op de rentevisie van enkele gezaghebbende financiële instellingen, zoals de huisbankier. Afstemming van het beleid op de rentevisie betekent bijvoorbeeld het uitstellen van uitzettingen met een lange looptijd indien men een rentestijging verwacht.

Artikel 4 lid 5

Door spreiding aan te brengen in de rentetypische looptijd (de periode dat de rente van een uitzetting vast is) van uitzettingen, wordt de invloed van een rentedaling op de renteresultaten gespreid over meerdere jaren. Deze spreiding is slechts mogelijk indien uit de liquiditeitenplanning blijkt dat middelen gedurende een langere periode beschikbaar zijn.

Artikel 5 lid 1

Ten aanzien van de financiële instrumenten die kunnen worden gehanteerd voor uitzettingen in het kader van treasury, geldt in de Wet Fido als belangrijkste uitgangspunt dat de hoofdsom van de betreffende uitzetting aan het einde van looptijd in tact blijft. Bij alle in dit artikel genoemde producten wordt aan het einde van de looptijd ten minste de hoofdsom (bij vastrentende waarden de nominale waarde) uitgekeerd.

Bij het uitzetten van gelden op rekening courant, spaarrekening, daggeld of deposito's worden géén koersrisico's gelopen. Het kan bij dergelijke producten echter voorkomen dat de opnamemogelijkheden beperkt zijn (in het bijzonder bij deposito's en soms bij een spaarrekening).

Artikel 5 lid 2

Koersrisico’s kunnen nooit volledig worden uitgesloten. Als de organisatie in een vastrentend product heeft belegd maar – wegens wijziging in de liquiditeitenplanning - voor de afloopdatum deze uitzetting moet verkopen, dan wordt niet 100% van de hoofdsom terugbetaald, maar de actuele waarde van de uitzetting afhankelijk van de rente en resterende looptijd. Om deze koersrisico’s zoveel mogelijk te beperken stemt de gemeente de looptijd van de uitzetting af op de liquiditeitenplanning.

Artikel 6 lid 1

Ter beperking van kredietrisico’s zijn in dit artikel richtlijnen opgenomen voor de minimale kredietwaardigheid van de partijen waar de gemeente middelen kan uitzetten/beleggen. Een (credit-) rating is een beoordeling van de kredietwaardigheid van een instelling, die voor zowel de korte als voor de lange termijn wordt toegekend door gerenommeerde rating agencies zoals Standard & Poor’s, Moody’s en Fitch IBCA. De hoogste kredietwaardigheid wordt bij Standard & Poor’s en Fitch IBCA weergegeven met AAA, gevolgd door AA en A. Moody’s kwalificeert van hoog naar laag Aaa, Aa en A. Daarnaast kent men kwalificaties met letters B, C en D. Een A-rating staat voor zeer kredietwaardig.

Artikel 6 lid 2 t/m 4

De Wet Fido stelt geen eisen aan de kwaliteit van de debiteuren bij het verstrekken van leningen of garanties aan derden in het kader van de publieke taak. Omdat de gemeenteraad de publieke taak bepaalt, worden leningen of garanties uitsluitend verstrekt aan door de gemeenteraad goedgekeurde partijen. Teneinde de kredietrisico’s te beheersen kunnen zekerheden of garanties worden verlangd van de debiteuren.

Garantieproducten zijn beleggingsproducten waarbij de uitgevende (financiële) instelling garandeert dat op de afloopdatum (een bepaald percentage van) de hoofdsom wordt uitgekeerd. Garantieproducten keren vaak minder of geen rente uit en bieden in plaats daarvan bijvoorbeeld een rendement dat gebaseerd is op een aandelen-index (zoals de AEX-index). Garantieproducten waarbij minder dan 100% van de hoofdsom wordt gegarandeerd zijn expliciet niet toegestaan onder de Wet Fido. Bij garantieproducten is vaak enkel de hoofdsom gegarandeerd. Aangezien de reële waarde (de koopkracht) van de hoofdsom door inflatie kan verminderen, verdient het de aanbeveling om bij een langere looptijd naast een hoofdsomgarantie een minimaal rendement (bijv. ter hoogte van het inflatieniveau) te eisen.

Artikel 6 lid 5

Artikel 10 bevat een verdere toelichting met betrekking tot schatkistbankieren.

Artikel 7

Interne liquiditeitsrisico’s doen zich bijvoorbeeld voor wanneer de gemeente middelen voor een bepaalde periode heeft uitgezet en gedurende de looptijd van de uitzetting blijkt dat de middelen (onverwacht) nodig zijn voor het doen van een investering. Dit kan tot gevolg hebben dat de gemeente tijdelijk een lening moet aantrekken (wanneer de uitzettingen vast staan in bijvoorbeeld een deposito) ofwel tussentijds een uitzetting moet verkopen. In beide gevallen kan dit negatieve gevolgen hebben voor de financiële resultaten. Ter beperking van dit risico baseert de gemeente haar financiële transacties op een liquiditeitenplanning waarin de toekomstige inkomsten en uitgaven van de gehele organisatie zijn gepland. Een liquiditeitenplanning van minimaal één jaar wordt toereikend en realistisch haalbaar geacht. In de praktijk is het opstellen van een betrouwbare en nauwkeurige liquiditeitenplanning niet eenvoudig. Dit heeft te maken met de inherente onzekerheden die verbonden zijn aan de activiteiten van de gemeente en de hieraan verbonden mogelijke financiële gevolgen. Het is daarom van groot belang dat de afdeling bedrijfsondersteuning juist, tijdig en volledig wordt geïnformeerd door de overige afdelingen over de financiële gevolgen van hun activiteiten.

Artikel 8

Valutarisico’s worden in de gemeente uitgesloten door uitsluitend leningen te verstrekken of aan te gaan in euro’s.

Artikel 9 lid 1

Het aantrekken van middelen met als doel deze met winstoogmerk te beleggen is door artikel 2 lid 2 van de Wet Fido nadrukkelijk niet toegestaan.

Artikel 9 lid 2

Teneinde de renteresultaten te optimaliseren wordt zoveel mogelijk intern gefinancierd.

Artikel 9 lid 3

Onderhandse geldleningen zijn leningen waarbij de voorwaarden van de lening in onderling overleg met de geld gevende partij kunnen worden vastgesteld.

Artikel 9 lid 4 en 5

Deze richtlijn beoogt de marktconformiteit van financieringen te waarborgen, voor bijvoorbeeld te betalen rentepercentages, provisies, (boete-) clausules bij vervroegde aflossing etc. Door middel van het opvragen van meerdere offertes wordt bereikt dat de gemeente een objectief beeld heeft van de op dat moment gebruikelijke tarieven en voorwaarden op de financiële markten. Op basis daarvan kan een afgewogen keuze worden gemaakt.

Artikel 9 lid 6

Naast totaalfinanciering kan de gemeente ook te maken hebben met projectfinanciering voor grote investeringen. Bij projectfinanciering moet het uitgangspunt zijn dat niet eerder wordt geleend dan dat de financiële middelen daadwerkelijk benodigd zijn. Anders dan bij totaalfinanciering kan bij projectfinanciering het verloop van de financieringsbehoefte, en de lening die daarbij betrokken is, in voldoende mate worden gevolgd. Dat laat onverlet dat kasprognoses ten aanzien van de oplevering van projecten regelmatig moeten worden aangepast omdat projecten geen doorgang vinden of vertraging oplopen. 

Artikel 9 lid 7

Bij de toewijzing van bevoegdheden is zoveel mogelijk rekening gehouden met de vereiste functiescheiding tussen besluitvorming, uitvoering, administratie en controle. In artikel 15 en 16 wordt dit uitgebreider beschreven.

Artikel 9 lid 8

In dit lid worden limitatief de mogelijke korte termijn financieringsinstrumenten benoemd. De term daggeld (callgeld) staat voor opgenomen of uitgezette middelen voor onbepaalde tijd die dagelijks gewijzigd kan worden. Kasgeldleningen zijn niet verhandelbare leningen voor een vast bedrag en een vaste periode en tegen een vooraf overeengekomen rentepercentage. Kredietlimiet op de rekening courant betreft de mogelijkheid debet (“rood”) te staan op de rekening courant tegen vooraf overeengekomen condities.

Artikel 9 lid 9

Bij de toewijzing van bevoegdheden is zoveel mogelijk rekening gehouden met de vereiste functiescheiding tussen besluitvorming, uitvoering, administratie en controle. In artikel 15 en 16 wordt dit uitgebreider beschreven.

Artikel 10 lid 1

Volgens artikel 2, eerste lid van de Wet Fido kunnen openbare lichamen uitsluitend ten behoeve van de uitoefening van de publieke taak leningen aangaan, middelen uitzetten of garanties verlenen. Voor het overige houden zij hun liquide middelen in ’s Rijks schatkist aan.

Artikel 10 lid 2

De uitzonderingen zoals beschreven in dit artikel komen voort uit artikel 7 van Regeling schatkistbankieren decentrale overheden.

Artikel 10 lid 3

In lijn met artikel 2, derde lid van de Wet Fido kunnen openbare lichamen, in afwijking van het eerste lid, hun liquide middelen in de vorm van leningen uitzetten bij andere openbare lichamen, met dien verstande dat openbare lichamen geen leningen kunnen verstrekken aan openbare lichamen ten aanzien waarvan zij met het financiële toezicht zijn belast. Bij regeling van Onze Ministers worden met betrekking tot deze leningen nadere regels gesteld.

Artikel 10 lid 4

Door de wijziging van de Wet financiering decentrale overheden zijn gemeenten verplicht om de liquide middelen die voortvloeien uit het vrijvallen van een belegging aan te houden in ’s Rijks schatkist.

Artikel 11 lid 1 en 2

Door het eisen van de minimale rating van AA/Aa voldoet de kredietwaardigheid van de bankrelatie aan hoge eisen. Dit dient met enige regelmaat (jaarlijks) beoordeeld te worden.

Artikel 11 lid 3

De Wet op het financieel toezicht (Wft) regelt het toezicht op bijna de hele financiële sector in Nederland.

Artikel 11 lid 4

Tussenpersonen hebben een intermediairfunctie bij het afsluiten van financiële transacties en vallen niet onder de tegenpartijen. De vereisten van lid 3 zijn voor tussenpersonen dan ook niet van toepassing. Teneinde dit te ondervangen stelt de gemeente als eis dat tussenpersonen onder toezicht van de Autoriteit Financiële Markten (AFM) staan en daarvan een vergunning als makelaar hebben ontvangen.

Artikel 12 lid 1

Geldstromenbeheer omvat met name het zorgdragen voor een efficiënt betalingsverkeer. Geldstromen kunnen bijvoorbeeld op elkaar worden afgestemd door een betalingsdatum af te stemmen op verwachte ontvangsten. Hiermee wordt voorkomen dat de gemeente tijdelijk middelen aan moet trekken (c.q. middelen aan haar uitzettingenportefeuille moet onttrekken) teneinde de betreffende betaling (tijdelijk) te financieren.

Artikel 12 lid 2

Het laten uitvoeren van het betalingsverkeer door één bank heeft als voordeel dat de kosten van het overboeken tussen verschillende banken worden vermeden.

Artikel 13 lid 1

Het saldo en liquiditeitenbeheer betreft het beheer van de dagelijkse saldi op de rekeningen (-courant) van de gemeente. Teneinde de noodzaak tot het doen van interne overboekingen te beperken worden verschillende rekeningen die de gemeente bij één bank aanhoudt, opgenomen in een rentecompensatiecircuit. Dit is een systeem waarbij de (valutaire) debet- en creditsaldi van alle rekeningen van een organisatie worden samengevoegd tot één gecombineerd saldo, waarover de rente wordt berekend.

Artikel 13 lid 2

Teneinde de invloed van (externe-) rentewijzigingen op de financiële resultaten van de gemeente te beperken is onder meer de kasgeldlimiet ingesteld. Juist voor korte financiering geldt dat het renterisico aanzienlijk kan zijn, aangezien fluctuaties in de rente bij korte financiering direct een relatief grote invloed hebben op de rentelasten. Zie voor een verdere toelichting artikel 4 lid 1.

Artikel 13 lid 3

Ter beperking van kredietrisico’s zijn in artikel 6 lid 1 richtlijnen opgenomen voor de minimale kredietwaardigheid van de partijen waar de gemeente middelen kan uitzetten/beleggen.

Artikel 14

Bij de treasuryfunctie zijn meerdere personen en organen betrokken. Het treasurystatuut legt expliciet het delegatie- en mandateringspatroon vast, alsmede welke taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden de betrokken partijen hebben. Met het oog op de omvang en de aard van de transacties en de hiermee samenhangende risico’s, zijn in dit artikel en artikel 15 een aantal specifieke uitgangspunten opgenomen teneinde een eenduidige functiescheiding aan te brengen tussen beleidsbepaling en de uitvoering en tussen de administratie en controle op financiële transacties.

Artikel 15 lid 1 t/m 5

De eindverantwoordelijkheid voor het treasurybeleid ligt primair bij het bestuur van de gemeente. Om niet onnodig te worden belast met het dagelijkse treasurybeheer draagt het bestuur een deel van haar bevoegdheden over aan de ambtelijke organisatie. De praktische uitvoering van het beleid heeft dus vooral op ambtelijk niveau plaats, met als voordeel een slagvaardiger optreden. Bij de toewijzing van bevoegdheden is zoveel mogelijk rekening gehouden met de vereiste functiescheiding tussen besluitvorming, uitvoering, administratie en controle.

Artikel 15 lid 6

Voor een adequate uitvoering van de treasuryfunctie is het onder andere gewenst dat in het treasurystatuut wordt voorzien in een vervangingsregeling. Met de vervangingsregeling in dit artikel is de continuïteit van de treasurywerkzaamheden beter gewaarborgd.

Artikel 16 lid 1 en 2

De verantwoordelijkheden en bevoegdheden van de functionarissen die binnen de gemeente betrokken zijn bij de treasuryactiviteiten zijn in artikel 16 en bijlage 1 beschreven. De toekenning van de genoemde functies en bijbehorende bevoegdheden en verantwoordelijkheden aan functies en/of functionarissen vindt plaats via de hiertoe dienende documenten (mandaten, besluiten e.d.). Deze verantwoordelijkheden dienen te worden gecommuniceerd naar de betrokkenen.

Artikel 16 lid 3

Deze bepaling komt voort uit artikel 7 van de Financiële verordening Vijfheerenlanden 2019. Het betreft een uitwerking van het vierde lid van artikel 169 Gemeentewet. Dat artikel verplicht het college vooraf aan het aangaan van bepaalde verplichtingen de raad inlichtingen te verstrekken indien de raad daar om verzoekt of indien de uitoefening van deze bevoegdheden van het college ingrijpende gevolgen heeft voor de gemeente.

Artikel 17

Ingevolge artikel 8 van de Wet Fido zijn bij ministeriele regeling regels vastgesteld ten aanzien van de berekening en de verstrekking door de openbare lichamen van gegevens, welke nodig zijn voor het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze wet. Deze gelden onder andere voor lenings-, uitzettings- en garantiebesluiten. Zie voor de volledige opsomming artikel 8 lid 2 van de Wet Fido.

Artikel 18 lid 1

De externe accountant is in het kader van haar reguliere controletaak belast met het adviseren en het controleren omtrent de feitelijke naleving van het treasurystatuut en de dienaangaande getroffen maatregelen voor de administratieve organisatie en interne controle.

Artikel 18 lid 2

Dit lid bepaalt dat jaarlijks een controleplan wordt opgesteld en vastgesteld wordt door het college waarin de kaders voor interne toetsing zijn vastgelegd.

Artikel 19

Bij het inwerkingtreden van het nieuwe treasurystatuut moet de oude vervallen worden verklaard en expliciet vermeld worden vanaf wanneer het statuut van toepassing is.