Regeling vervallen per 14-12-2015

Regeling

Geldend van 27-05-2004 t/m 13-12-2015

Intitulé

Regeling

Hoofdstuk 1. Begripsbepalingen

Artikel 1

In deze gemeenschappelijke regeling wordt verstaan onder:

    • a.

      de minister: de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap;

    • b.

      de gemeenten: de gemeenten Bernheze, Boekel, Boxmeer, Cuijk, Grave, Haaren, Landerd, Lith, Maasdonk, Mill, Oss, Schijndel, Sint Anthonis, Sint-Michielsgestel, Sint-Oedenrode, Uden, Veghel en Vught;

    • c.

      de waterschappen: de Waterschappen De Aa, De Dommel en De Maaskant;

    • d.

      archiefbescheiden: archiefbescheiden als bedoeld in artikel 1, onderdeel c, van de Archiefwet 1995;

    • e.

      collecties: de verzameling historische voorwerpen, boeken en overige schriftelijke en elektronische bescheiden in de meest ruime zin des woords, niet zijnde archiefbescheiden, in eigendom van of beheer bij de minister, de gemeenten en de waterschappen voor zover het betreft voorwerpen of bescheiden bij de rijksarchiefbewaarplaats in de provincie Noord-Brabant en de archiefbewaarplaatsen van de gemeenten en de waterschappen.

Hoofdstuk 2. Instelling, doel en beleid van het openbaar lichaam Brabants Historisch Centrum

Artikel 2

  • 1. Er is een openbaar lichaam, Brabants Historisch Centrum, dat gevestigd is in ’s-Hertogenbosch.

  • 2. Het Brabants Historisch Centrum is ingesteld met het doel de belangen van de minister, de gemeenten en de waterschappen bij alle aangelegenheden betreffende de archiefbescheiden en collecties die berusten in de rijksarchiefbewaarplaats in de provincie Noord-Brabant en de archiefbewaarplaatsen van de gemeenten en de waterschappen, in gezamenlijkheid te behartigen.

  • 3. Aan het Brabants Historisch Centrum zijn daartoe de navolgende werkzaamheden, taken en bevoegdheden van de minister, de gemeenten en de waterschappen opgedragen:

        • a.

          de beheerstaken, te onderscheiden in het behouden, bewerken en benutten van de archiefbescheiden die berusten in de in het tweede lid genoemde archiefbewaarplaatsen;

        • b.

          de taken en bevoegdheden, bedoeld in de artikelen 15, derde lid, 16, tweede lid, 17, 18, 20, 26, tweede lid, 31, 32, 36 en 37 van de Archiefwet 1995;

        • c.

          het adviseren en het doen van voorstellen aan de minister, de gemeenten en de waterschappen over de taken en bevoegdheden, die door de minister, de gemeenten of de waterschappen worden uitgevoerd ingevolge de artikelen 5, 6, 7, 8, 12, 13, 15, eerste en tweede lid, 30, 32, tweede lid, 35 en 37, tweede lid, van de Archiefwet 1995;

        • d.

          het verrichten van door de minister, de gemeenten of de waterschappen opgedragen andere taken die verband houden met de behartiging van de belangen, bedoeld in het tweede lid.

Artikel 3

Het Brabants Historisch Centrum brengt de kosten, bedoeld in de artikelen 14 en 18, zesde lid, van de Archiefwet 1995 in rekening volgens de regels die de minister ingevolge artikel 19 van de Archiefwet 1995 daaromtrent vaststelt.

Hoofdstuk 3. Het algemeen bestuur

Artikel 4

  • 1. Het algemeen bestuur bestaat uit zes leden.

  • 2. De minister wijst drie leden aan.

  • 3. De Raden van de gemeenten en de algemene besturen van de waterschappen wijzen uit hun midden, de voorzitters van die Raden en die algemene besturen inbegrepen, of uit de kring van wethouders, gezamenlijk drie leden aan.

  • 4. Het lidmaatschap van het algemeen bestuur eindigt op het tijdstip waarop de zittingsperiode van de gemeenteraden of van de algemene besturen van de waterschappen afloopt.

  • 5. Het lidmaatschap van de leden die door de Raden van de gemeenten en de algemene besturen van de waterschappen zijn aangewezen, eindigt tevens bij beëindiging van het lidmaatschap van die leden bij de Raad, de kring van wethouders dan wel het algemeen bestuur, of het voorzitterschap, van het waterschap.

  • 6. Een persoon waarvan het lidmaatschap ingevolge het vierde lid is geëindigd, kan opnieuw worden aangewezen.

  • 7. De Raden van de gemeenten beslissen uiterlijk in de tweede vergadering van elke zittingsperiode van de Raden over de aanwijzing, bedoeld in het derde lid.

  • 8. Indien tussentijds een zetel van een lid van het algemeen bestuur vacant komt, wijzen de betrokken minister of Raden en algemene besturen zo spoedig mogelijk een nieuw lid aan.

  • 9. Een lid van het algemeen bestuur dat zijn lidmaatschap ter beschikking heeft gesteld, blijft in functie totdat een nieuw lid is aangewezen.

  • 10. Bij het bestaan van één of meer vacatures blijven de resterende bestuursleden bevoegd besluiten te nemen.

Artikel 5.

  • 1. Het algemeen bestuur kiest uit zijn midden de voorzitter. Bij de aanvang van de regeling wordt het voorzitterschap vervuld door een door de minister aangewezen lid.

  • 2. Het algemeen bestuur regelt de vervanging van de voorzitter.

Hoofdstuk 4. De taken en bevoegdheden van het algemeen bestuur

Artikel 6

  • 1.

    • Aan het algemeen bestuur behoren ter uitvoering van de aan het Brabants Historisch Centrum toegekende taak alle bevoegdheden die niet aan een ander orgaan zijn opgedragen.

  • 2. Aan het algemeen bestuur worden de volgende taken toebedeeld in het algemeen bestuur worden de volgende taken en bevoegdheden toegekend:

    • a.

      de bevoegdheid van de Raden van de gemeenten om ingevolge artikel 31 van de Archiefwet 1995 de gemeentelijke archiefbewaarplaats(en) aan te wijzen; ­

    • b.

      de bevoegdheid van de algemene besturen van de waterschappen om ingevolge artikel 36 van de Archiefwet 1995 de archiefbewaarplaats(en) van de waterschappen aan te wijzen;

    • c.

      de bevoegdheid van de minister om de rijksarchivaris in de provincie Noord-Brabant, bedoeld in artikel 26, tweede lid, van de Archiefwet 1995, te benoemen, te schorsen, en te ontslaan;

    • d.

      de bevoegdheid van de Raden van de gemeenten om ingevolge artikel 32, derde lid, van de Archiefwet 1995 de gemeentearchivaris(sen) te benoemen, te schorsen en te ontslaan;

    • e.

      de bevoegdheid van de algemeen besturen van de waterschappen om ingevolge artikel 37, derde lid, van de Archiefwet 1995 de waterschapsarchivaris(sen), te benoemen, te schorsen en te ontslaan.

  • 3. Het algemeen bestuur kan de directeur, bedoeld in artikel 30, tot rijksarchivaris in de provincie Noord-Brabant, tot gemeentearchivaris van de gemeenten en tot waterschapsarchivaris van de waterschappen benoemeAan de bevoegdheden van het algemeen bestuur worden geen beperkingen opgelegd ingevolge artikel 31 van de Wet gemeenschappelijke regelingen, mits het totaal van de aangegane verplichtingen binnen de goedgekeurde begroting valt. Voor het aangaan van verplichtingen door het algemeen bestuur buiten de goedgekeurde begroting wordt vooraf toestemming gevraagd aan de minister, de raden van de gemeenten en de algemene besturen van de waterschappen, ingevolge de artikelen 18 en 19 van deze regeling.

Artikel 7.

Het algemeen bestuur verstrekt zo spoedig mogelijk schriftelijk aande minister, de Raden en College van burgemeester en wethouders van de gemeenten en de algemene en dagelijkse besturen van de waterschappen de door hen gevraagde inlichtingen.

Artikel 8

  • 1. Een lid van het algemeen bestuur verstrekt aan de minister die hem heeft aangewezen zo spoedig mogelijk doch in ieder geval binnen 45 dagen de door de minister gevraagde inlichtingen.

  • 2. Een lid van het algemeen bestuur verstrekt aan de Raden van de gemeenten en de algemene besturen van de waterschappen die hem hebben aangewezen zo spoedig mogelijk doch in ieder geval binnen 45 dagen de door een of meer leden van die Raden of algemene besturen in een vergadering van die raden of algemene besturen dan wel schriftelijk aan dat lid gevraagde inlichtingen.

Artikel 9

De minister, de Raden van de gemeenten en de algemene besturen van de waterschappen kunnen een door hen aangewezen lid van het algemeen bestuur, dat hun vertrouwen niet meer geniet, ontslag verlenen.

Hoofdstuk 5. Het dagelijks bestuur

Artikel 10

  • 1. Het dagelijks bestuur bestaat uit de voorzitter van het algemeen bestuur en de overige leden van het algemeen bestuur.

  • 2. Het lidmaatschap van het dagelijks bestuur eindigt zodra men ophoudt lid te zijn van het algemeen bestuur.

  • 3. Artikel 4, negende en tiende lid is van overeenkomstige toepassing.

Hoofdstuk 6. De werkwijze van het dagelijks bestuur

Artikel 11

Het dagelijks bestuur vergadert zo dikwijls als één of meer leden van het dagelijks bestuur dit nodig oordelen.

Artikel 12

Het dagelijks bestuur stelt regels voor zijn vergaderingen vast.

Hoofdstuk 7. De taken en bevoegdheden van het dagelijks bestuur

Artikel 13

Het dagelijks bestuur is in ieder geval belast met:

  • a.

    de zorg voor de uitvoering van de aan het openbaar lichaam opgedragen bevoegdheden en taken, zoals genoemd in artikel 2, voorzover die niet zijn opgedragen aan het algemeen bestuur;

  • b.

    het voorbereiden, voor zover dit niet aan anderen is opgedragen van al hetgeen in het algemeen bestuur ter overweging moet worden gebracht;

  • c.

    het uitvoeren van de besluiten van het algemeen bestuur, voor zover dit niet aan anderen is opgedragen;

  • d.

    het beheer van de activa en passiva van het Brabants Historisch Centrum;

  • e.

    de zorg, voor zover deze van het dagelijks bestuur afhangt, voor de controle op het geldelijk beheer en de boekhouding van het Brabants Historisch Centrum;

  • f.

    het nemen van alle conservatoire maatregelen zowel in als buiten rechte en het doen van alles wat nodig is ter voorkoming van verjaring van recht of bezit.

Hoofdstuk 8. De voorzitter

Artikel 14

  • 1. De voorzitter is belast met de leiding van de vergaderingen van het algemeen bestuur en van het dagelijks bestuur.

  • 2. De voorzitter is belast met de uitvoering van de besluiten van het dagelijks bestuur.

  • 3. De voorzitter tekent de stukken die van het algemeen bestuur of het dagelijks bestuur uitgaan, tenzij hij aan de directeur het tekenen van bepaalde stukken heeft opgedragen.

  • 4. De voorzitter vertegenwoordigt het Brabants Historisch Centrum in en buiten rechte. De vertegenwoordiging kan hij opdragen aan een door hem aan te wijzen gevolmachtigde.

Hoofdstuk 9. HoofdstukTegemoetkoming en vergoeding

Artikel 15

  • 1. Het algemeen bestuur kan besluiten dat de leden van het algemeen of dagelijks bestuur, voor zover zij niet de functie vervullen van burgemeester of wethouder, lid van het dagelijks bestuur van het waterschap, of als ambtenaar in rijks-, gemeente- of waterschapsdienst werkzaam zijn, een vergoeding ontvangen voor hun werkzaamheden ten behoeve van het Brabants Historisch Centrum.

  • 2. De leden van het algemeen en het dagelijks bestuur, bedoeld in het eerste lid, ontvangen een tegemoetkoming in de kosten, waartoe worden gerekend reis- en verblijfkosten ten behoeve van het bijwonen van de vergaderingen van het algemeen en dagelijks bestuur.

  • 4. De in de voorgaande leden bedoelde vergoeding en tegemoetkoming worden door het algemene bestuur vastgesteld en als afzonderlijke post opgenomen in de jaarlijkse begroting.

Hoofdstuk 10. Financiële bepalingen

Artikel 16.

  • 1. De voor de uitvoering van deze regeling ter beschikking te stellen middelen worden verschaft door de minister, de Raden van de gemeenten en de algemene besturen van de waterschappen, door het verstrekken van jaarlijkse bijdragen, op basis van een goedgekeurde begroting. Bij de aanvang van het Brabants Historisch Centrum luiden de bijdragen zoals vastgesteld in de bijlage bij de regeling.

  • 2. De bijdrage van de minister kan jaarlijks worden aangepast in verband met de ontwikkeling van lonen of prijzen met een percentage, zoals dit in voorkomend geval door de minister in de loop van het begrotingsjaar voor het geheel van zijn bijdrage wordt vastgesteld. De bijdragen van de gemeenten en waterschappen worden jaarlijks aangepast in verband met de ontwikkeling van lonen of prijzen met een percentage dat voor dit doel is vastgesteld.

  • Het Brabants Historisch Centrum kan bij de vaststelling van de begroting een percentage opnemen als voorlopige raming van het door de minister, de gemeenten en de waterschappen vast te stellen percentage als bedoeld in het tweede lid.

  • 4. Bij de start van het Brabants Historisch Centrum en voor de uitvoering van deze regeling kunnen door de verschillende partners vermogensbestanddelen worden ingebracht waarover nadere afspraken gemaakt worden.

  • 5. De minister, de Raden van de gemeenten en de algemene besturen van de waterschappen kunnen gezamenlijk de te verstrekken bijdragen wijzigen in relatie tot de taken van het Brabants Historisch Centrum.

  • 6. De huurovereenkomst binnen de staat (Rijksarchiefdienst-Rijksgebouwendienst) zal met ingang van de datum van inwerkingtreding van deze regeling worden omgezet in een huurovereenkomst tussen de Rijksgebouwendienst en het Brabants Historisch Centrum. Voor zo ver mogelijk worden de voorwaarden uit de aanvankelijke huurovereenkomst gerespecteerd en overgenomen in de vervangende huurovereenkomst.

  • 7. De bijdrage wordt verleend onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 4:34, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht.

  • 8. Indien één van de partners een bijzondere taak opdraagt als bedoeld in artikel 2, derde lid, onderdeel d, waarvan de kosten niet zijn op te vangen in de begroting, wordt daarvoor door de opdrachtgever in aanvulling op de jaarlijkse bijdrage een tevoren overeengekomen vergoeding betaald.

Artikel 17.

  • 1. Het dagelijks bestuur stelt eenmaal per vier jaar een vierjarig beleidsplan en een meerjarenbegroting op.

  • 2. Een periode van vier jaren als bedoeld in het eerste lid valt samen met de periode van een cultuurnota als bedoeld in artikel 3 van de Wet op het specifiek cultuurbeleid.

  • 3. Het dagelijks bestuur zendt het ontwerpbeleidsplan en de ontwerpmeerjarenbegroting aan het algemeen bestuur. Het algemeen bestuur stelt ze vast. Dertien maanden voorafgaand aan de periode waarop het beleidsplan en de meerjarenbegroting betrekking hebben, worden deze toegezonden aan de minister, de raden van de gemeenten en de algemene besturen van de waterschappen.

  • 4. De minister, de gemeenten en de waterschappen maken, binnen twee maanden na ontvangst van de in het derde lid genoemde stukken, gezamenlijk afspraken met het Brabants Historisch Centrum over te behalen resultaten voor de komende vier jaren.

Artikel 18.

  • 1. Het dagelijks bestuur stelt jaarlijks vóór 1 mei een ontwerpbegroting en een toelichting op voor het volgende kalenderjaar, een en ander met inachtneming van het archiefbeleid en het cultuurbeleid, bedoeld in artikel 2, vierde lid, de algemene aanwijzingen, bedoeld in artikel 2, vijfde lid en met inachtneming van de afspraken, bedoeld in artikel 17, vierde lid.

  • 2. In de toelichting worden de aard en de omvang van de voorgenomen activiteiten beschreven. Daarbij wordt aangegeven welke belangen en resultaten het Brabants Historisch Centrum met de activiteiten nastreeft, op welke wijze de activiteiten zullen worden uitgevoerd en voor welke doelgroepen zij zijn bestemd.

  • 3. De begroting geeft inzicht in de baten en lasten van de afzonderlijke activiteiten van dat jaar. De begroting is voorzien van een postgewijze toelichting.

  • 4. Het dagelijks bestuur zendt de ontwerpbegroting met toelichting onverwijld toe aan het algemeen bestuur, de minister, de Raden van de gemeenten en de algemene besturen van de waterschappen.

  • 5. De ontwerpbegroting met toelichting wordt door de zorg van de minister, de gemeenten en de waterschappen voor een ieder ter inzage gelegd en, tegen betaling van kosten, algemeen verkrijgbaar gesteld.

  • 6. De minister, de Raden van de gemeenten en de algemene besturen van de waterschappen kunnen het dagelijks bestuur voor 1 juni van hun gevoelen omtrent de ontwerpbegroting en toelichting doen blijken.

  • 7. Het algemeen bestuur stelt de begroting met toelichting vast uiterlijk 1 juli van het jaar, voorafgaande aan dat waarvoor de begroting moet dienen.

  • 8. Terstond na de vaststelling wordt aan de minister, de Raden van de gemeenten en de algemene besturen van de waterschappen de begroting ter goedkeuring toegezonden.

Artikel 19.

Met betrekking tot wijzigingen van de begroting is artikel 18 zo veel mogelijk van overeenkomstige toepassing.

Artikel 20.

  • 1. De minister voldoet de verschuldigde bijdrage bij wijze van voorschot in twaalf maandelijkse termijnen.

  • 2. De gemeenten en de waterschappen voldoen de verschuldigde bijdrage bij wijze van voorschot per kwartaal.

  • 3 In afwijking van het eerste en tweede lid kunnen de minister, de gemeenten en de waterschappen de bijdragen bij wijze van voorschot voldoen in door hen nader te bepalen termijnen.

Artikel 21.

  • 1. Het algemeen bestuur brengt jaarlijks aan de minister, de raden van de gemeenten, en de algemene besturen van de waterschappen voor 1 april een financieel verslag uit, dat vergezeld gaat van een verklaring omtrent de getrouwheid en de rechtmatigheid, afgegeven door een accountant als bedoeld in artikel 393 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek.

  • 2. Het algemeen bestuur draagt er zorg voor dat medewerking wordt verleend aan door of namens de accountant(s) van de minister, de gemeenten of de waterschappen in te stellen onderzoeken naar de door de accountant, bedoeld in het eerste lid, verrichte (controle)werkzaamheden.

  • 3 Het algemeen bestuur brengt jaarlijks aan de minister, de raden van de gemeenten en de algemene besturen van de waterschappen voor 1 april een inhoudelijk verslag uit van de werkzaamheden, het gevoerde beleid in het algemeen en de doelmatigheid en doeltreffendheid van zijn werkzaamheden en werkwijze in het bijzonder in het afgelopen kalenderjaar.

  • 4. Het algemeen bestuur stelt de in het eerste en derde lid bedoelde stukken algemeen verkrijgbaar.

Artikel 22.

  • 1. Een batig saldo kan worden bestemd voor vorming van of toevoeging aan de reserve. De hoogte van deze reserve wordt bepaald door het algemeen bestuur, gehoord de minister, de raden van de gemeenten en de algemene besturen van de waterschappen. Voor zover een batig saldo niet wordt aangewend voor de reserve wordt het saldo naar rato van de jaarlijkse bijdrage uitgekeerd aan de minister, de gemeenten en de waterschappen.

  • 1. De reserve in enig jaar bedraagt niet meer dan tien procent van de gezamenlijke bijdragen van de minister, de gemeenten en de waterschappen van dat jaar tenzij de minister, de raden van de gemeenten en de algemene besturen van de waterschappen gezamenlijk een ander percentage vaststellen.

Artikel 23.

Na ontvangst van het financieel verslag en het jaarverslag stellen de minister, de raden van de gemeenten en de algemene besturen van de waterschappen, de definitieve bijdragen vast. Zij delen dit mede aan het Brabants Historisch Centrum.

Artikel 24.

  • 1. Het algemeen bestuur stelt regels vast met betrekking tot de organisatie van de financiële administratie en van het kasbeheer en de boekhouding van het Brabants Historisch Centrum. Deze regels behoeven de goedkeuring van de minister, de gemeenten en de waterschappen. Bij deze regels wordt bepaald welke ambtenaren van het Brabants Historisch Centrum met het doen van ontvangsten en betalingen worden belast.

  • 2. Het algemeen bestuur stelt regels vast met betrekking tot de controle op de financiële administratie en het kasbeheer. Deze regels behoeven de goedkeuring van de minister, de gemeenten en de waterschappen.

Artikel 25.

De minister, de gemeenten en de waterschappen kunnen gezamenlijk nadere regels stellen over het financieel en materieel beheer, over de inrichting van de begroting, het financieel verslag, jaarverslag en aandachtspunten voor de accountantscontrole.

Hoofdstuk 11. Het archief

Artikel 26.

  • 1. Overeenkomstig door het algemeen bestuur vast te stellen regels, die aan Gedeputeerde Staten worden medegedeeld, draagt het dagelijks bestuur zorg voor de archiefbescheiden van het Brabants Historisch Centrum.

  • 2. De archiefbescheiden van het Brabants Historisch Centrum die op grond van de Archiefwet 1995 moeten worden overgebracht, komen te berusten in de rijksarchiefbewaarplaats in de provincie Noord-Brabant.

Hoofdstuk 12. Informatieplicht/Toezicht

Artikel 27.

  • 1. Het Brabants Historisch Centrum verstrekt desgevraagd aan de minister, de gemeenten en de waterschappen de voor de uitoefening van hun taak benodigde inlichtingen. De minister, de gemeenten en de waterschappen kunnen inzage vorderen van zakelijke gegevens en bescheiden, voor zover dat voor de vervulling van hun taak redelijkerwijs nodig is.

  • 2. Het Brabants Historisch Centrumstelt de minister, de gemeenten en de waterschappen te allen tijde in de gelegenheid toezicht te houden op het bepaalde bij of krachtens de Archiefwet 1995 ten aanzien van de archiefbescheiden die berusten in de rijksarchiefbewaarplaats in de provincie Noord-Brabant en de archiefbewaarplaatsen van de gemeenten en de waterschappen.

Artikel 28.

  • 1. De bestuursorganen van de minister, de gemeenten en de waterschappen, doen het dagelijks bestuur mededeling van de bij hen in voorbereiding zijnde maatregelen en plannen die voor de behartiging van de belangen, bedoeld in artikel 2, voor het Brabants Historisch Centrum van belang zijn.

  • 2. De bestuursorganen van de minister, de gemeenten en de waterschappen kunnen, bij de in het eerste lid bedoelde mededeling, het gevoelen vragen van het dagelijks bestuur. Ook ongevraagd kan het dagelijks bestuur zijn zienswijze daaromtrent aan de minister, de gemeenten en de waterschapen kenbaar maken.

Hoofdstuk 13. De directeur en het overige personeel

Artikel 29.

  • 1. Het algemeen bestuur beslist omtrent benoeming, schorsing en ontslag van de directeur van het Brabants Historisch Centrum.

  • 2. Het dagelijks bestuur maakt voor de benoeming van de directeur een voordracht op.

Artikel 30.

  • 1. De directeur is belast met de uitvoering van de werkzaamheden, taken en bevoegdheden van het Brabants Historisch Centrum die voortvloeien uit de behartiging van de belangen, bedoeld in artikel 2, derde lid, voor zover die uitvoering niet is opgedragen aan het algemeen bestuur, dagelijks bestuur of de voorzitter.

  • Het algemeen bestuur stelt voor de directeur een instructie vast.

  • 3. Het dagelijks bestuur regelt de vervanging van de directeur.

Artikel 31.

  • 1. De directeur staat het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de voorzitter bij de uitoefening van hun taak terzijde. Hij is in de vergaderingen van het algemeen en dagelijks bestuur aanwezig en heeft daarin een adviserende stem.

  • 2. Met inachtneming van artikel 14, derde lid, worden alle stukken, die van het algemeen of het dagelijks bestuur uitgaan door de directeur mede ondertekend.

Artikel 32.

Het overige personeel wordt in dienst genomen, geschorst of ontslagen door het dagelijks bestuur. Het dagelijks bestuur is bevoegd deze bevoegdheden aan de directeur te mandateren.

Artikel 33.

De rechtspositieregeling van de provincie Noord-Brabant, zoals deze thans luidt en in de toekomst na wijziging zal luiden, is op het personeel van overeenkomstige toepassing.

Hoofdstuk 14. Toetreding, uittreding, wijziging en opheffing

Artikel 34.

Toetreding tot de regeling kan geschieden bij een daartoe strekkend gezamenlijk besluit van de minister, de raden en college van burgemeester en wethouders van de gemeenten en de algemene besturen van de waterschappen alsmede de toe te treden bestuursorganen of rechtspersonen.

Artikel 35.

  • 1. Uittreding uit de regeling kan geschieden door toezending van een daartoe strekkend besluit van de minister, de raden en college van burgemeester en wethouders van de gemeenten of de algemene besturen van de waterschappen.

  • 2. Het algemeen bestuur regelt de gevolgen van de uittreding. De uittreding gaat in op de eerste dag van het jaar volgend op dat waarin door de zorg van het dagelijks bestuur de bekendmaking van de uittreding in de Nederlandse Staatscourant is geschied.

  • 3. De kosten van uittreding komen voor rekening van de uittredende partij.

Artikel 36.

Deze regeling kan worden gewijzigd bij gezamenlijk besluit van de minister, de raden en college van burgemeester en wethouders van de gemeenten en de algemene besturen van de waterschappen.

Artikel 37.

Deze regeling kan worden opgeheven bij gezamenlijk besluit van de minister, de raden en college van burgemeester en wethouders van de gemeenten en de algemene besturen van de waterschappen. Het algemeen bestuur stelt een liquidatieplan op dat voorziet in de verplichting van de minister, de raden van de gemeenten en de algemene besturen van de waterschappen om alle rechten en plichten van het openbaar lichaam over de deelnemers te verdelen op een in het plan te bepalen wijze.

Hoofdstuk 15. Slotbepalingen

Artikel 38.

Deze regeling treedt in werking met ingang van de eerste dag van de kalendermaand, volgend op die waarin de regeling is ingeschreven overeenkomstig artikel 26 van de Wet gemeenschappelijke regelingen.

Artikel 39.

Deze regeling kan worden aangehaald als: Regeling Brabants Historisch Centrum.Deze regeling zal met de toelichting door de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap in de Staatscourant worden geplaatst.