Beleidsregels (woning)ontruimingen gemeente Waddinxveen 2012

Geldend van 17-01-2013 t/m heden

Intitulé

Beleidsregels (woning)ontruimingen gemeente Waddinxveen 2012

Burgemeester en wethouders van Waddinxveen;

overwegende dat het uit oogpunt van openbare orde en veiligheid op de weg, alsmede de bruikbaarheid en het aanzien daarvan, wenselijk is nadere regels te stellen omtrent de gevolgen van (woning)ontruimingen binnen het raamwerk dat de Algemene wet bestuursrecht de gemeente ter zake aan bevoegdheden biedt;

gelet op artikel 2:10 van de Algemene plaatselijke verordening Waddinxveen 2009, artikel 125 Gemeentewet juncto titel 5.1 en afdeling 5.3.1, alsmede titel 4.3 van de Algemene wet bestuursrecht;

besluiten:

vast te stellen de “Beleidsregels (woning)ontruimingen gemeente Waddinxveen 2012”.

Artikel 1 – Begripsomschrijvingen

In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

  • a.

    Weg: de weg als bedoeld in artikel 1:1 sub b van de Algemene plaatselijke verordening Waddinxveen 2009 (APV);

  • b.

    Overtreder: degene die zonder vergunning of ontheffing het verbod van artikel 2:10 van de APV overtreedt;

  • c.

    Opdrachtgever: degene die opdracht geeft tot de ontruiming;

  • d.

    Onroerende zaak: het woonhuis of het pand dat wordt ontruimd;

  • e.

    Rechthebbende: degene die recht heeft op het gebruik van de ontruimde goederen;

  • f.

    Deurwaarder: de instrumenteel ambtenaar die in opdracht van de opdrachtgever uitvoering geeft aan de ontruiming;

  • g.

    Inboedel: de ontruimde goederen c.q. huisraad.

Artikel 2 – Preventieve en spoedeisende last onder bestuursdwang

  • 1. Na aankondiging van de deurwaarder of de opdrachtgever een op handen zijnde ontruiming, ontvangt de opdrachtgever van burgemeester en wethouders een preventieve last onder bestuursdwang, die tevens aan de rechthebbende bekend wordt gemaakt. De last omschrijft de te nemen herstelmaatregelen, de termijn waarbinnen die moeten worden uitgevoerd en of de kosten van bestuursdwang ten laste van de overtreder c.q. opdrachtgever worden gebracht.

  • 2. Aan de rechthebbende wordt tevens bekend gemaakt op welke wijze burgemeester en wethouders om zullen gaan met de ontruimde inboedel indien bestuursdwang wordt toegepast.

  • 3. Bij een ontruiming die minder dan twee werkdagen voor de geplande ontruimingsdatum aan burgemeester en wethouders wordt aangekondigd, wordt na de ontruiming een spoedeisende last onder bestuursdwang aan de overtreder c.q. opdrachtgever gezonden binnen twee weken na de dag dat de gemeente bestuursdwang heeft toegepast. De spoedeisende last onder bestuursdwang wordt tevens bekend gemaakt aan de rechthebbende en het bepaalde in lid 1 en lid 2 is van overeenkomstige toepassing. Aan de spoedeisende last onder bestuursdwang worden de afschriften van het proces-verbaal en de inventarislijst, als omschreven in artikel 3 lid 5, toegevoegd.

Artikel 3 – Toepassing van bestuursdwang

  • 1. Indien de inboedel als gevolg van de ontruiming op de weg is geplaatst en deze niet binnen de in de last onder bestuursdwang vermelde termijn is verwijderd gaan burgemeester en wethouders over tot het verwijderen van de inboedel.

  • 2. Burgemeester en wethouders zijn zo mogelijk ter plekke vertegenwoordigd vanaf het moment dat de inboedel op straat wordt gezet; zij betreden de te ontruimen onroerende zaak niet.

  • 3. Indien burgemeester en wethouders overgaan tot het verwijderen van de inboedel bepalen zij of de goederen worden opgeslagen, worden overgedragen of worden vernietigd overeenkomstig het bepaalde in artikel 4.

  • 4. Burgemeester en wethouders maken proces-verbaal op van het meevoeren en opslaan, overdragen en/of vernietigen van de inboedel. Een afschrift van het proces-verbaal verstrekken burgemeester en wethouders binnen twee werkdagen na die van de ontruiming aan de overtreder c.q. opdrachtgever en de rechthebbende.

  • 5. In aanvulling op het proces-verbaal maken burgemeester en wethouders een inventarislijst op waarin een omschrijving wordt gegeven van de verwijderde en opgeslagen, overgedragen en/of vernietigde goederen. Zo mogelijk worden tevens foto’s gemaakt van de inboedel die door burgemeester en wethouders wordt verwijderd. Een afschrift van de inventarislijst verstrekken burgemeester en wethouders binnen twee werkdagen na die van de ontruiming aan de overtreder c.q. opdrachtgever en de rechthebbende.

Artikel 4 – Opslag, overdracht of vernietiging

  • 1. Goederen, materialen, middelen en stoffen waarvan het bezit wettelijk is verboden worden door burgemeester en wethouders niet verwijderd en meegevoerd; deze worden overgedragen aan de politie.

  • 2. Gevaarlijke stoffen, zoals (klein) chemisch afval, worden afgevoerd overeenkomstig de (milieu)regelgeving.

  • 3. Aan bederf onderhevige goederen worden afgevoerd en onmiddellijk vernietigd.

  • 4. Levende have wordt overgedragen aan de Dierenbescherming via de meldkamer van 144.

  • 5. De voor opslag vatbare goederen worden meegevoerd en bewaard overeenkomstig het bepaalde in artikel 5.

  • 6. Indien de rechthebbende bij de toepassing van bestuursdwang door burgemeester en wethouders aanwezig is, wordt hem gevraagd een afstandsverklaring te ondertekenen van de goederen die onmiddellijk worden vernietigd. Voor de voor opslag vatbare goederen wordt de rechthebbende gevraagd een verklaring instemming opslag te ondertekenen. Het niet ondertekenen van deze verklaring(en) heeft geen betekenis voor het handelen van burgemeester en wethouders.

Artikel 5 – Bewaartermijnen opgeslagen goederen

  • 1. Door burgemeester en wethouders meegevoerde en opgeslagen goederen worden maximaal dertien weken bewaard, tenzij met de rechthebbende op voorhand een langere termijn wordt afgesproken. Indien de goederen na ommekomst van deze termijn niet door de rechthebbende zijn opgehaald, worden de goederen door burgemeester en wethouders verkocht overeenkomstig het bepaalde in artikel 7.

  • 2. In afwijking van het bepaalde in lid 1 zijn burgemeester en wethouders bevoegd de opgeslagen goederen eerder te verkopen zodra de kosten van bestuursdwang en de kosten van voorbereiding daartoe, vermeerderd met de kosten van opslag en geraamde kosten van verkoop, de door burgemeester en wethouders geschatte waarde van de goederen overschrijden. Indien de rechthebbende niet tevens de overtreder is worden als kosten alleen in beschouwing genomen de kosten van opslag en de geraamde verkoopkosten. Verkoop geschiedt evenwel niet eerder dan twee weken na het verstrekken van het afschrift van het proces-verbaal en inventarislijst als bedoeld in artikel 3 lid 4 en lid 5.

  • 3. Burgemeester en wethouders dragen als goed huisvader zorg voor de opgeslagen goederen, waaronder het nemen van de redelijke maatregelen ter instandhouding daarvan.

Artikel 6 – Teruggave opgeslagen goederen / recht van retentie

  • 1. Burgemeester en wethouders geven de meegevoerde en opgeslagen goederen aan de rechthebbende niet terug dan nadat de kosten van bestuursdwang, vermeerderd met de kosten van voorbereiding daartoe en de kosten van opslag door of namens de rechthebbende en/of de overtreder c.q. opdrachtgever zijn voldaan. Indien de rechthebbende niet tevens de overtreder is worden alleen de kosten van opslag in beschouwing genomen. Teruggave geschiedt onder het door de rechthebbende overleggen van het bewijs van betaling aan burgemeester en wethouders.

  • 2. Teruggave als omschreven in het vorige lid kan eveneens plaatsvinden aan een schriftelijk gevolmachtigde van de rechthebbende, onder overlegging van de schriftelijke volmacht aan burgemeester en wethouders.

  • 3. De rechthebbende of zijn gemachtigde ondertekent bij teruggave een bewijs van ontvangst voor de teruggegeven goederen.

  • 4. Voor goederen die de rechthebbende of zijn gemachtigde niet terug wil hebben ondertekent deze een afstandsverklaring.

  • 5. De rechthebbende of zijn gemachtigde draagt zelf zorg voor middelen om de teruggegeven goederen mee te voeren.

Artikel 7 – Verkoop opgeslagen goederen / recht van parate executie

  • 1. Opgeslagen goederen die niet binnen de termijnen als genoemd in artikel 5 kunnen worden teruggegeven, worden door burgemeester en wethouders verkocht.

  • 2. Verkoop kan zowel openbaar (veiling) als onderhands plaatsvinden.

  • 3. Indien de verkoopopbrengsten hoger zijn dan de kosten als omschreven in artikel 5 lid 2, dan heeft de rechthebbende gedurende drie jaar na het tijdstip van de verkoop recht op het batig saldo. Over het batig saldo wordt geen rente vergoed. Indien de rechthebbende zijn recht niet binnen deze termijn geldend heeft gemaakt, vervalt het batig saldo aan burgemeester en wethouders.

  • 4. Indien burgemeester en wethouders van oordeel zijn dat verkoop van opgeslagen goederen niet mogelijk is, dan zijn zij bevoegd dergelijke goederen te (laten) vernietigen of om niet aan een derde over te dragen. Het bepaalde in artikel 5 is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 8 – Verhaal van de kosten van bestuursdwang en opslag

  • 1. Na het toepassen van bestuursdwang als omschreven in artikel 3 verzenden burgemeester en wethouders een rekening aan de overtreder c.q. opdrachtgever met de kosten van bestuursdwang en de voorbereidingskosten daartoe, indien kostenverhaal overeenkomstig artikel 2 lid 1 in de last onder bestuursdwang is aangekondigd. De kosten worden door burgemeester en wethouders bepaald op basis van nacalculatie.

  • 2. Van de kosten van opslag verzenden burgemeester en wethouders aan de rechthebbende een rekening ten bedrage van het aantal dagen dat de goederen zijn opgeslagen vermenigvuldigd met het dagtarief per kubieke meter omvang van de opgeslagen goederen. Een deel van een dag geldt als volledige dag. Een deel van een kubieke meter opslag geldt als gehele kubieke meter. Het dagtarief per kubieke meter voor opslag en bewaring wordt bepaald door burgemeester en wethouders. Indien opslag geschiedt bij een particulier opslagbedrijf zijn de kosten die dat bedrijf in rekening brengt maatgevend.

Artikel 9 – Slotbepalingen

  • 1. Deze beleidsregels kunnen worden aangehaald als “Beleidsregels (woning)ontruimingen gemeente Waddinxveen 2012”.

  • 2. Deze beleidsregels treden in werking de dag na die van publicatie.

Ondertekening

Waddinxveen, 8 januari 2013

Burgemeester en wethouders van de gemeente Waddinxveen,

de secretaris,

mw. A.B. Blomme

de burgemeester,

drs. H.P.L. Cremers

Toelichting “Beleidsregels (woning)ontruimingen gemeente Waddinxveen 2012”

Algemeen

In artikel 2:10 van de Algemene Plaatselijke Verordening Waddinxveen 2009 (APV) wordt verboden om zonder ontheffing van burgemeester en wethouders de weg of een weggedeelte anders te gebruiken dan overeenkomstig de publieke functie daarvan.

Bij (woning)ontruimingen komt het veelvuldig voor dat de inboedel door degene die ontruimt op straat word gezet en deze niet door hem of de rechthebbende op de inboedel wordt afgevoerd. Kortom: de op straat gezette inboedel blijft op straat staan en de hierboven vermelde verbodsbepaling wordt geschonden. Al dan niet door toedoen van derden kan dit leiden tot verstoring van de openbare orde en de veiligheid op de weg of tot verstoring van de bruikbaarheid van de weg of het uiterlijk aanzien daarvan. Burgemeester en wethouders willen deze situaties voorkomen.

Deze beleidsregels hebben tot doel uitwerking te geven aan de bevoegdheden die burgemeester en wethouders hebben op grond van de Algemene wet bestuursrecht om de op straat gezette zaken mee te voeren, op te slaan, te vernietigen, te verkopen of om niet over te dragen. Daarmee vormen de beleidsregels een aanvullend afwegingskader bij (woning)ontruimingen ter bescherming van de openbare orde en veiligheid op de weg en ter waarborging van de bruikbaarheid en het (uiterlijk) aanzien van de weg.

Artikelsgewijs

Artikel 1 – Begripsomschrijvingen

Ad b. en c. – Overtreder en Opdrachtgever

Volgens vaste jurisprudentie geldt degene die opdracht geeft tot de ontruiming als overtreder (ABRS 7-11-2001 en 17-7-2002 en Vzr. Zutphen 25-8-2004). Degene die de opdracht geeft is normaliter de verhuurder / eigenaar van de onroerende zaak die wordt ontruimd, maar het kan ook een hypotheekhouder zijn die gebruik maakt van diens recht van parate executie. De verhuurder is veelal een woningbouwvereniging of woningcorporatie, maar het kan ook gaan om een particuliere verhuurder. Het is de opdrachtgever die het in zijn macht heeft de overtreding te voorkomen of te herstellen. Het is dus ook de opdrachtgever die de (preventieve) last onder bestuursdwang dient te krijgen. Het betekent ook dat aan de opdrachtgever als (potentieel) overtreder wordt aangekondigd dat deze zal moeten opdraaien voor de kosten van bestuursdwang.

Ad e. – Rechthebbende

Veelal geldt als rechthebbende de eigenaar of houder van de ontruimde goederen. Deze is en blijft eigenaar of houder van deze goederen en behoudt daarvoor diens verantwoordelijkheid. Dat betekent dat van de rechthebbende mag worden verwacht dat deze al het mogelijke doet om beschadiging, vernieling of diefstal van de op straat gezette inboedel te voorkomen. Het komt echter veelvuldig voor dat de rechthebbende niet in staat is om de op straat gezette goederen snel in veiligheid te brengen. Wel wordt van hem verwacht dat hij geen waardevolle zaken in de te ontruimen woning c.q. het te ontruimen pand achter laat of deze onbeheerd op straat laat staan. Indien de rechthebbende bekend is, kunnen burgemeester en wethouders aan hem mededelen wat er van hem wordt verwacht. De rechthebbende is echter (normaliter) niet de overtreder; dat is de opdrachtgever. Dat betekent dat de rechthebbende niet opdraait voor de kosten van bestuursdwang; die komen immers voor rekening van de opdrachtgever. Wel komen de opslagkosten voor rekening van de rechthebbende.

Ad f. – Deurwaarder

De deurwaarder treedt op in opdracht van de opdrachtgever. Daarmee is de deurwaarder echter niet de overtreder. Dat is immers de opdrachtgever. De deurwaarder informeert burgemeester en wethouders over een op handen zijnde ontruiming. Daardoor krijgen burgemeester en wethouders zicht op aard en omvang van de op straat te zetten inboedel. Het kan voorkomen dat de deurwaarder niet alleen ontruimt maar dat hij ook beslag legt op (delen van) de inboedel en deze eveneens op straat zet. Indien deze zaken niet binnen de termijn als vermeld in de (preventieve) last onder bestuursdwang zijn verwijderd zullen burgemeester en wethouders ook deze zaken meevoeren. De deurwaarder treedt voor die zaken in de plaats van de rechthebbende.

Artikel 2 – Preventieve en spoedeisende last onder bestuursdwang

Er wordt onderscheid gemaakt naar de situatie dat inboedel mogelijk op straat gezet zal worden (preventieve last onder bestuursdwang) en de situatie dat dit reeds is gebeurd of op zeer korte termijn te gebeuren staat (spoedeisende last onder bestuursdwang). Indien een ontruiming minder dan twee werkdagen voor de ontruimingsdatum wordt aangekondigd aan burgemeester en wethouders dan geldt dit als spoedeisend. Er is dan geen tijd meer om de preventieve last onder bestuursdwang op te maken en te verzenden met de zekerheid van tijdige bezorging bij opdrachtgever en rechthebbende (d.w.z. vóór dat overtreding en bestuursdwang plaatsvindt).

De spoedeisende last onder bestuursdwang wordt achteraf, binnen twee weken nadat bestuursdwang is toegepast, gestuurd aan de opdrachtgever en de rechthebbende. Volgens de jurisprudentie van de Raad van State geldt die termijn van twee weken nog als redelijk.

Mocht in een spoedeisende situatie blijken dat bestuursdwang niet behoeft te worden toegepast, bijvoorbeeld omdat de inboedel voldoende tijdig is afgevoerd door de opdrachtgever of de rechthebbende, dan hoeft er geen last onder bestuursdwang meer te worden verzonden, tenzij er kosten van de voorbereiding van bestuursdwang moeten worden verhaald. De last onder bestuursdwang vormt daarvoor immers de rechtsgrond.

Indien de ontruiming op een langere termijn dan twee werkdagen daarvoor wordt aangekondigd aan burgemeester en wethouders dan wordt een preventieve last onder dwangsom verzonden. Overeenkomstig artikel 4:8 Algemene wet bestuursrecht dient de opdrachtgever daaraan voorafgaand door de gemeente te worden gehoord zodat deze zijn zienswijze omtrent de op te leggen last naar voren kan brengen. Het horen kan telefonisch plaatsvinden. Met de naar voren gebrachte zienswijze houden burgemeester en wethouders rekening bij het opstellen van de preventieve last. Het horen blijft achterwege indien de opdrachtgever naar verwachting geen bedenkingen zal hebben (artikel 4:8 lid 1 Algemene wet bestuursrecht). Dat zal zich met name voordoen wanneer de opdrachtgever regelmatig met dit soort situaties van doen heeft en de procedures dus kent, zoals in geval van een woningcorporatie. Het horen blijft eveneens achterwege indien de vereiste spoed zich daartegen verzet (artikel 4:11 Algemene wet bestuursrecht). Dat betekent dat het horen niet plaats hoeft te vinden in geval van een spoedeisende last onder bestuursdwang.

Zowel in de preventieve last onder bestuursdwang als in de spoedeisende last onder dwangsom wordt uitdrukkelijk vermeld wat de te nemen herstelmaatregelen zijn; normaliter is dat het verwijderen van de op straat gezette inboedel. Tevens moet worden vermeld binnen welke termijn aan de last moet zijn voldaan. De termijn waarbinnen de op straat gezette inboedel moet zijn verwijderd, is standaard één uur na beëindiging van de ontruiming. Burgemeester en wethouders kunnen een langere termijn bepalen indien daar redenen toe zijn, zoals bijvoorbeeld naar aanleiding van een zienswijze van de opdrachtgever.

Zowel in geval van een preventieve last onder dwangsom als in geval van een spoedeisende last onder bestuursdwang maken burgemeester en wethouders aan de rechthebbende bekend op welke wijze met de inboedel wordt omgegaan na het toepassen van bestuursdwang.

Artikel 3 – Toepassing van bestuursdwang

Om de situaties met een spoedeisend karakter zoveel mogelijk te voorkomen verzoekt de gemeente aan deurwaarders die regelmatig binnen Waddinxveen optreden om een op handen zijnde ontruiming bijvoorkeur minimaal 14 dagen van te voren bij burgemeester en wethouders schriftelijk aan te kondigen.

De coördinerende medewerker van de afdeling BOR bepaalt welke mankracht en tractie nodig is om de inboedel af te voeren, tenzij dit wordt opgedragen aan een particuliere onderneming.

Bestuursdwang wordt door de gemeente toegepast wanneer de inboedel niet binnen de in de last gestelde termijn is verwijderd.

Wanneer de gemeente de aangezegde bestuursdwang concreet ten uitvoer legt wordt daarvan een proces-verbaal (PV) van meevoeren en opslaan, alsmede een inventarislijst van de verwijderde en meegevoerde inboedel opgemaakt door degene die namens burgemeester en wethouders ter plekke optreedt. Afschriften van het PV en de inventarislijst worden binnen twee werkdagen ná de ontruiming toegezonden aan de opdrachtgever / overtreder en de rechthebbende.

De gemeente kan de in dit artikel genoemde uitvoerende taken uitbesteden aan een derde, zoals een regionale afvalinzamelingsdienst of een gespecialiseerd opslagbedrijf.

Artikel 4 – Opslag, overdracht of vernietiging

Degene die namens burgemeester en wethouders ter plekke optreedt bepaalt of er zaken zijn die tot de inboedel behoren maar die niet worden meegevoerd en opgeslagen, maar die worden vernietigd

c.q. worden overgedragen als omschreven in artikel 4. In het voorkomende geval maakt deze persoon van die beslissingen melding in zijn rapportage. Zo mogelijk maakt hij/zij tevens foto’s van de inboedel die wordt meegevoerd en apart van de zaken die met toepassing van artikel 4 worden vernietigd of overgedragen.

Degene die namens burgemeester en wethouders ter plekke optreedt is ook degene die de rechthebbende, indien aanwezig, in het voorkomende geval vraagt de afstandsverklaring en/of de verklaring instemming met opslag te ondertekenen. Indien de rechthebbende weigert dergelijke verklaringen te ondertekenen maakt degene die namens burgemeester en wethouders ter plekke optreedt daarvan gewag in zijn rapportage. De weigering om de genoemde verklaringen te ondertekenen heeft geen betekenis voor het verdere handelen van burgemeester en wethouders overeenkomstig deze beleidsregels.

Lid 1

Onder de hier bedoelde goederen worden onder meer begrepen:

  • zaken die kwalificeren onder de Wet wapens en munitie zoals vuurwapens, patronen, explosieven, stroomstootwapens, traangasspuitbussen, gaspistolen, stiletto’s, valmessen, vlindermessen, boksbeugels, wurgstokken, katapulten, degens, zwaarden, sabels, bajonetten, kruisbogen, harpoenen en dergelijke. Al dit soort zaken worden door degene die namens burgemeester en wethouders ter plekke optreedt overgedragen aan de politie, als de deurwaarder dat al niet mocht doen.

  • zaken, middelen en stoffen die kwalificeren onder de Opiumwet zoals de diverse soorten hard- en softdrugs, waaronder paddo’s en al dan niet medicinale verdovende middelen zoals die zijn vermeld in de bij die wet behorende lijsten I en II. Al dit soort zaken, middelen en stoffen worden door degene die namens burgemeester en wethouders ter plekke optreedt overgedragen aan de politie, als de deurwaarder dat al niet mocht doen.

Lid 2

Onder de hier bedoelde goederen worden onder meer begrepen:

verf al dan niet in spuitbussen, brandstoffen, pesticides, schoonmaakmiddelen, medicijnen, kwikthermometers, motorolie, TL-buizen, spaarlampen en dergelijke, alsmede alle stoffen die kwalificeren onder de gevaarlijke Stoffenrichtlijn 76/464/EEC c.q. de Richtlijn prioritaire stoffen 2006/397/EEC. Dit soort goederen worden afgevoerd overeenkomstig de geldende milieuregelgeving.

Lid 3

Onder de hier bedoelde goederen worden onder meer begrepen:

koel- en vriesproducten en levensmiddelen in het algemeen. Dit soort goederen worden direct vernietigd, behoudens niet noodzakelijkerwijs te koelen c.q. diep te vriezen levensmiddelen indien de houdbaarheidstermijn daarvan evident de periode van 13 weken te rekenen vanaf de dag van ontruiming overschrijdt.

Lid 4

Onder levende have wordt verstaan:

kleine of grote gezelschapsdieren en (pluim)vee. Te denken valt aan honden, katten, knaagdieren en vogels die als huisdier worden gehouden, maar ook aan kippen, schapen, geiten, koeien die worden gehouden als (pluim)vee. Aangetroffen levende have wordt door de bij de ontruiming aanwezige medewerkers van de afdeling BOR overgedragen aan de Dierenbeschermingsorganisatie (Landelijke Inspectie Dierenbescherming, dierenasiels, dierenambulance) door tussenkomst van de meldkamer 144.

Lid 5

Onder voor opslag vatbare goederen worden in beginsel begrepen alle andere goederen dan die welke in de voorgaande leden zijn bedoeld. Behalve huisraad in de zin van meubilair, elektronica, elektrische en huishoudelijke apparaten, bruin- en witgoed, vallen hier ook administratieve bescheiden, kleding, sieraden en andere persoonlijke zaken onder.

Lid 6

Het aan de rechthebbende vragen van de afstandsverklaring voor de goederen die onmiddellijk worden vernietigd voorkomt een eventueel dispuut over deze zaken in latere instantie. Het gaat hier dan om de goederen als bedoeld in de leden 2 en 3. Voor de goederen als vermeld in de leden 1 en 4 geldt dat de instantie aan welke de goederen worden overgedragen zorgt voor de verdere procedure, zoals verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer of verklaring van afstand.

Het aan de rechthebbende vragen van de verklaring instemming opslag dient om mogelijke disputen over de opslagkosten op voorhand af te dekken. Zoals hiervoor al is aangegeven heeft het niet willen ondertekenen van de bedoelde verklaringen geen invloed op het verdere handelen van de gemeente ten aanzien van de inboedel.

De gemeente kan de hierboven vermelde uitvoerende taken uitbesteden aan een derde, zoals een regionale afvalinzamelingsdienst of en gespecialiseerd bedrijf.

Artikel 5 – Bewaartermijnen opgeslagen goederen

Het bepaalde omtrent de bewaartermijnen, verkoop, de kosten van bestuursdwang en de opslagkosten is rechtstreeks ontleend aan de artikelen 5:29 en 5:30 van de Algemene wet bestuursrecht. Een langere bewaartermijn dan de bewaartermijn van 13 weken is alleen mogelijk indien de rechthebbende dat met de gemeente overeenkomt vóór ommekomst van de bewaartermijn. Het staat burgemeester en wethouders vrij een dergelijk verzoek wel of niet in te willigen na een redelijke afweging van de betrokken belangen. Indien de bewaartermijn wordt verlengd lopen ook de verschuldigde opslagkosten door.

Het besluit om de opgeslagen goederen eerder te verkopen dan na de termijn van 13 weken wordt gebaseerd op een kostenafweging. Degene die namens burgemeester en wethouders bij de ontruiming optreedt maakt, al dan niet met behulp van derden, een schatting van de waarde van de goederen bij verkoop. Degene die namens burgemeester en wethouders optreedt is niet verplicht een taxateur in te schakelen (uitspraak Hof Arnhem d.d. 24-8-2004), maar kan gebruik maken van eigen inzichten en/of die van derden zoals een plaatselijke Kringloop of opkoper. Die geschatte waarde van de goederen wordt afgezet tegen de kosten die de gemeente ter zake van die goederen moet maken. Die kosten bestaan uit de kosten van bestuursdwang en de voorbereiding daartoe, de kosten van opslag en de verkoopkosten. Indien de rechthebbende zelf niet de overtreder is, en bij (woning)ontruimingen zal hij dat normaliter niet zijn, dan blijven de kosten van bestuursdwang en de voorbereiding daartoe buiten beschouwing. Die kosten worden in dat geval immers in rekening gebracht aan de overtreder / opdrachtgever. De vraag of opdrachtgever en rechthebbende over en weer de aan hen in rekening gebrachte kosten op elkaar kunnen verhalen, is voor de gemeente niet van relevantie. Dit is een vraagstuk van privaatrechtelijke aard tussen de partijen. De gemeente staat daar buiten.

Er wordt nooit eerder overgegaan tot verkoop van opgeslagen goederen dan na verloop van een termijn van twee weken na het verstrekken van het PV en de inventarislijst, ongeacht de verhouding tussen de waarde van de opgeslagen goederen en de in verband daarmee bestede kosten.

  • Onder kosten van bestuursdwang worden verstaan de directe kosten van het feitelijk optreden. Die directe kosten bestaan met name uit de kosten van tractie en de bestede tijd en het uurtarief van de medewerkers van de afdeling BOR of derden, die bij de ontruiming aanwezig zijn. De gemeente gaat daarbij uit van de kostprijs van tractie (ook als deze wordt ingehuurd) en het aantal door de medewerkers van BOR of derden bestede uren vermenigvuldigd met het toepasselijke interne verrekentarief en/of de kosten van inhuur voor dit doeleind. De kosten van bestuursdwang zullen per geval verschillen, maar belopen al snel een flink bedrag.

  • Onder de kosten van voorbereiding van bestuursdwang worden gerekend de directe kosten van de ambtenaren of derden die belast zijn met het voorbereiden van de feitelijke maatregelen. De Algemene wet bestuursrecht bepaalt dat deze kosten alleen kunnen worden verhaald voor zo ver die zijn gemaakt het verstrijken van de termijn die in de last is vermeld (art. 5:25 lid 3 Algemene wet bestuursrecht). Hier kan het ook gaan om overleg dat moet plaatsvinden met particuliere aannemers die worden ingeschakeld en de arbeidsuren die daarmee gemoeid zijn. Deze kosten bestaan normaliter dus uit arbeidsuren x tarief. Het tarief bestaat voor eigen personeel van de gemeente uit het interne verrekentarief en voor ingehuurd personeel uit de kosten die de aannemer daarvoor in rekening brengt aan de gemeente. De voorbereidingskosten worden ook in rekening gebracht wanneer het uiteindelijk niet tot toepassen van bestuursdwang behoeft te komen, omdat de rechthebbende of de opdrachtgever de inboedel op het laatste moment, maar wel na ommekomst van de hersteltermijn, zelf heeft verwijderd. Wanneer de ontruiming op het allerlaatste moment wordt afgeblazen kunnen geen kosten worden verhaald omdat geen overtreding plaatsvindt en de hersteltermijn dus ook geen aanvang neemt. Dat betekent dat de gemeente met preventief gemaakte kosten kan blijven zitten, maar dat zijn dan kosten die voor de Algemene wet bestuursrecht niet kwalificeren als verhaalbare voorbereidingskosten.

  • Onder de kosten van opslag wordt verstaan de kostprijs die de gemeente moet betalen voor het opslaan van de goederen, ongeacht of de gemeente de goederen opslaat in eigen faciliteiten of gebruik maakt van faciliteiten van derden die al dan niet zijn geplaatst op gemeenteterrein. De desbetreffende faciliteiten moeten voldoen aan het doel waarvoor ze worden gebruikt. De gemeente heeft immers een zorgplicht voor de opgeslagen goederen, waaronder het nemen van redelijke maatregelen ter instandhouding van de goederen (art. 5:29 lid 3 Algemene wet bestuursrecht). Het verwaarlozen van die zorgplicht maakt de gemeente schadeplichtig jegens de rechthebbende. De opslagkosten worden gerelateerd aan de omvang in kubieke meter inhoud of deel daarvan die de opgeslagen goederen in beslag nemen en het aantal dagen dat de opslag heeft geduurd, waarbij een deel van een dag geldt als hele dag. De afdeling BOR maakt jaarlijks een kostprijsberekening per kubieke meter opslag per dag. Indien de opslag is uitbesteed geldt het externe tarief dat de gemeente moet betalen als kosten van opslag.

  • Onder verkoopkosten worden verstaan de kosten die moeten worden gemaakt om de goederen onderhands of openbaar te verkopen. Het gaat daarbij dan bijvoorbeeld om veilingkosten, taxateurskosten, vervoerskosten en dergelijke.

De gemeente kan de in dit artikel genoemde uitvoerende taken uitbesteden aan een derde, zoals een regionale afvalinzamelingsdienst of en gespecialiseerd bedrijf.

Artikel 6 – Teruggave opgeslagen goederen / recht van retentie

De gemeente heeft op grond van artikel 5:29 lid 4 en lid 5 van de Algemene wet bestuursrecht het recht om de opgeslagen goederen pas terug te geven op het moment dat de in verband daarmee gemaakte kosten als genoemd in artikel 5 lid 2 zijn voldaan (retentierecht). In geval de rechthebbende niet de overtreder is blijven de kosten van bestuursdwang en de voorbereidingskosten daarvan, buiten beschouwing.

Teruggave van de goederen gebeurt alleen aan de rechthebbende of aan een door hem schriftelijk gevolmachtigde tegen een bewijs van betaling van de verschuldigde kosten en tegen afgifte van een bewijs van ontvangst. Bij ontbreken van genoemde bewijzen maakt de gemeente gebruik van het retentierecht. De opslagkosten lopen door gedurende de periode dat de gemeente gebruik maakt van het retentierecht. In geval van een gemachtigde dient deze de schriftelijke volmacht over te leggen. De rechthebbende of diens gemachtigde dienen zelf voor tractie en mankracht te zorgen om de terug ontvangen goederen te vervoeren.

Indien de gemeente de bewaring heeft uitbesteed aan een derde dan worden de in dit artikel genoemde bevoegdheden uitgeoefend door die derde of die derde geeft de goederen uitsluitend af na daartoe verleende toestemming van de gemeente.

Artikel 7 – Verkoop opgeslagen goederen / recht van parate executie

De bepalingen omtrent de verkoop van opgeslagen goederen zijn rechtstreeks ontleend aan artikel 5:30 van de Algemene wet bestuursrecht.

Indien de opgeslagen goederen niet binnen de in artikel 5 genoemde termijnen, in bandbreedte variërend tussen minimaal twee weken na het verstrekken van het PV en de inventarislijst en maximaal 13 weken na aanvang van de opslag, kunnen worden teruggegeven, worden de goederen door de gemeente verkocht. Indien met de rechthebbende een langere bewaartermijn dan 13 weken is overeengekomen, worden de goederen pas verkocht in geval die na ommekomst van die verlengde termijn niet kunnen worden teruggegeven. Het staat de gemeente vrij om onderhands (bijvoorbeeld aan een opkoper of Kringloop) of openbaar (veiling) te verkopen. Indien de verkoopopbrengsten de daarmee te verrekenen kosten als omschreven in artikel 5 lid 2 overschrijden is de gemeente verplicht om het batige saldo (opbrengst minus kosten) gedurende drie jaar voor de rechthebbende ter beschikking te houden. Over het batig saldo wordt geen rente vergoed door de gemeente. Het batig saldo vervalt aan de gemeente als de rechthebbende niet binnen de genoemde termijn aanspraak daarop heeft gemaakt.

Het kan voorkomen dat de gemeente van oordeel is dat opgeslagen goederen niet verkocht kunnen worden, bijvoorbeeld omdat wordt verwacht dat niemand daar geld voor over heeft. Die beoordeling berust geheel bij de gemeente, maar de algemene beginselen van behoorlijk bestuur brengen met zich mee dat de gemeente zich van de onverkoopbaarheid wel op enigerlei wijze moet vergewissen. In geval van onverkoopbaarheid kan de gemeente de zaak om niet aan een derde overdragen of (laten) vernietigen. De bewaartermijnen van artikel 5 die gelden voordat tot verkoop kan worden overgegaan zijn in geval van onverkoopbaarheid van overeenkomstige toepassing.

Indien de gemeente de bewaring heeft uitbesteed aan een derde dan worden de in dit artikel genoemde bevoegdheden in beginsel eveneens overgedragen aan die derde, behoudens de bewaring van een batig saldo na verkoop.

Artikel 8 – Verhaal van de kosten van bestuursdwang en opslag

Verhaal van de kosten van bestuursdwang en de voorbereidingskosten is alleen mogelijk wanneer het verhaal van die kosten is aangekondigd in de last onder bestuursdwang, zoals omschreven in artikel 2 lid 1. De kosten worden in rekening gebracht bij de overtreder en wel zo spoedig mogelijk nadat bestuursdwang is toegepast en de daarmee samenhangende kosten bekend zijn.

De kosten van opslag worden altijd volledig berekend aan de rechthebbende. Dit gebeurt bij beëindiging van de opslag. De wijze van berekening van de opslagkosten is toegelicht onder artikel 5. Indien de gemeente de bewaring heeft uitbesteed aan een derde dan wordt in beginsel ook de in dit artikel genoemde bevoegdheid overgedragen om de opslagkosten in rekening te brengen en te innen. Een alternatief kan zijn dat de gemeente zelf de opslagkosten in rekening brengt en int en daarna toestemming geeft aan het opslagbedrijf om de goederen terug te geven.

Artikel 9 – Slotbepalingen

Deze bepalingen spreken voor zich.