Regeling vervallen per 01-01-2020

Verordening afvalstoffenheffing 2019

Geldend van 01-01-2019 t/m 31-12-2019

Intitulé

Verordening afvalstoffenheffing 2019

Agendanummer: 3

Team: Publieke Dienstverlening

Registratienummer: 18INT00546

Onderwerp:

Vaststelling Verordening afvalstoffenheffing 2019

De raad van de gemeente Wageningen;

gelezen:

het voorstel aan de raad, vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders op

25 september 2018;

gelet op:

artikel 15.33 van de Wet Milieubeheer en artikel 229, eerste lid, aanhef en onderdelen a en b, van de Gemeentewet;

HOOFDSTUK I – Algemene bepalingen

Artikel 1 - Inleidende bepaling

Krachtens deze verordening worden geheven:

a. een afvalstoffenheffing;

b. reinigingsrechten.

HOOFDSTUK II – Afvalstoffenheffing

Artikel 2 - Aard van de belasting en belastbaar feit

1. Onder de naam ‘afvalstoffenheffing’ wordt een directe belasting geheven als bedoeld in artikel 15.33 van de Wet milieubeheer.

2. De afvalstoffenheffing bedoeld in deze verordening en de daarbij behorende tarieventabel wordt naar afzonderlijke grondslagen geheven ter zake van het gebruik maken van een perceel ten aanzien waarvan krachtens de artikelen 10.21 en 10.22 van de Wet milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt.

Artikel 3 - Belastingplicht

1. De belasting wordt geheven van degene die in de gemeente gebruik maakt van een perceel ten aanzien waarvan ingevolge artikel 10.21 en 10.22 van de Wet milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt.

2. Voor de toepassing van het eerste lid wordt als gebruiker aangemerkt:

a. degene die naar de omstandigheden beoordeeld al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht gebruik maakt van het perceel;

b. ingeval een gedeelte van een perceel - niet een gedeelte als bedoeld in artikel 4 – voor gebruik is afgestaan: degene die dat gedeelte voor gebruik heeft afgestaan;

c. Ingeval er sprake is van het ter beschikking stellen van een perceel voor (kortstondig) volgtijdig gebruik, wordt als gebruiker aangemerkt degene die dat perceel ter beschikking heeft gesteld.

Artikel 4 – Zelfstandige gedeelten

Indien gedeelten van een in artikel 3 bedoeld perceel blijkens hun indeling bestemd zijn om als afzonderlijk geheel te worden gebruikt, wordt de belasting geheven ter zake van elk als zodanig bestemd gedeelte, met dien verstande, dat indien twee of meer van die gedeelten tezamen als één geheel worden gebruikt, deze als één perceel worden aangemerkt.

Artikel 5 - Maatstaf van heffing en belastingtarieven

De belasting wordt geheven naar de maatstaven en de tarieven opgenomen in de bij deze verordening behorende tarieventabel.

Artikel 6 - Belastingjaar

Met betrekking tot de belasting die per jaar wordt geheven is het belastingjaar gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 7 - Wijze van heffing

1. De belasting bedoeld in hoofdstuk 1 van de tarieventabel wordt geheven bij wege van aanslag.

2. De belasting bedoeld in hoofdstuk 2 van de tarieventabel wordt geheven door middel van een mondelinge dan wel een schriftelijke, gedagtekende kennisgeving. Het gevorderde bedrag wordt mondeling, dan wel door toezending of uitreiking van de schriftelijke kennisgeving aan de belastingschuldige bekendgemaakt.

Artikel 8 - Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

1. De belasting bedoeld in hoofdstuk 1 van de tarieventabel is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

2. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar aanvangt, is de belasting bedoeld in hoofdstuk 1 van de tarieventabel verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

3. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing van de belasting bedoeld in hoofdstuk 1 van de tarieventabel voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

4. Het tweede en het derde lid zijn niet van toepassing indien de belastingplichtige binnen de gemeente verhuist en aldaar van een ander perceel gebruik maakt.

5. Indien in de loop van het belastingjaar het aantal personen waardoor het perceel wordt gebruikt, wijzigt van twee of meer personen naar één persoon en bij het opleggen van de aanslag de opslag van onderdeel 1.2 van de bij deze verordening horende tarieventabel is toegepast, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van deze vermeerdering als er in dat jaar, na de wijziging van het aantal gebruikers, nog volle kalendermaanden overblijven waarin het perceel wordt gebruikt door één persoon.

6. De belasting bedoeld in hoofdstuk 2 van de tarieventabel is verschuldigd bij de aanvang van de dienstverlening.

Artikel 9 - Termijnen en wijze van betaling

1. In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moet de in artikel 7, eerste lid, bedoelde belasting worden betaald in twee gelijke termijnen, waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede termijn twee maanden later.

2. In afwijking in zoverre van het eerste lid geldt, in geval het totaalbedrag van de op een aanslagbiljet verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet maar een aanslag bevat het bedrag daarvan, meer is dan € 50,00, doch minder is dan € 2.500,00, en zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso kunnen worden afgeschreven, dat de in artikel 6, eerste lid, bedoelde aanslagen moeten worden betaald in zoveel gelijke termijnen als er na de maand van dagtekening van het aanslagbiljet nog maanden in het belastingjaar waarin de aanslagen worden opgelegd overblijven, met dien verstande dat het aantal termijnen ten minste vier en ten hoogste tien bedraagt. De eerste termijn vervalt een maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.

3. De belasting moet worden betaald ingeval de kennisgeving bedoeld in artikel 6, tweede lid:

a. mondeling wordt gedaan, op het moment van het doen van de kennisgeving;

b. schriftelijk wordt gedaan, op het moment van het uitreiken van de kennisgeving, dan wel ingeval van toezending daarvan, binnen zes weken na dagtekening van de kennisgeving.

4. De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in voorgaande leden gestelde termijnen.

HOOFDSTUK III – Reinigingsrechten

Artikel 10 - Belastbaar feit

Onder de naam ‘reinigingsrechten’ worden rechten geheven zowel voor het genot van door of vanwege het gemeentebestuur verstrekte diensten als voor het gebruik van voor de openbare dienst bestemde gemeentebezittingen, werken of inrichtingen die bij de gemeente in beheer of in onderhoud zijn.

Artikel 11 - Belastingplicht

De rechten worden geheven van degene op wiens aanvraag dan wel ten behoeve van wie de dienst wordt verricht of van degene die van de bezittingen, werken of inrichtingen gebruik maakt.

Artikel 12 - Maatstaf van heffing en belastingtarief

1. Het recht als bedoeld in artikel 10 bedraagt voor het – in het kader van de gewone huisvuilophaaldienst – periodiek verwijderen van bedrijfsafval van beperkte omvang of hoeveelheid en vergelijkbaar met de samenstelling van huishoudelijk afval, per bedrijfspand, per belastingjaar € 272,94, indien beschikt wordt over één minicontainer voor restafval.

2. Het op grond van het eerste lid geheven recht wordt verhoogd met € 177,93, per belastingjaar, per minicontainer, voor de tweede en volgende minicontainer voor restafval.

3. De rechten als bedoeld in het eerste en tweede lid worden, indien het perceel op 1 januari van het belastingjaar of, indien de belastingplicht later aanvangt, bij aanvang van de belastingplicht beschikt over één minicontainer voor restafval en deze minicontainer een inhoud van 240 liter heeft, vermeerderd met € 70,00.

4. De tarieven als bedoeld in de leden 1 en 2 zijn inclusief omzetbelasting, indien verschuldigd.

Artikel 13 - Belastingjaar

Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 14 - Wijze van heffing

De rechten worden geheven door middel van een schriftelijke, gedagtekende kennisgeving. Het gevorderde bedrag wordt door toezending van de schriftelijke kennisgeving aan de belastingschuldige bekendgemaakt.

Artikel 15 - Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

1. De rechten als bedoeld in artikel 12 zijn verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

2. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar aanvangt, zijn de rechten verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde rechten als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

3. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing van de rechten voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde rechten als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

Artikel 16 - Termijnen en wijze van betaling

De rechten moeten worden betaald binnen zes weken na dagtekening van de toegezonden kennisgeving.

HOOFDSTUK IV – Aanvullende bepalingen

Artikel 17 - Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de afvalstoffenheffing en/of de reinigingsrechten.

Artikel 18 - Inwerkingtreding en citeertitel

1. De Verordening afvalstoffenheffing 2018 van 6 november 2017, of zoals laatstelijk gewijzigd op, wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

2. Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag na die van de bekendmaking.

3. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2019.

4. Deze verordening kan worden aangehaald als Verordening afvalstoffenheffing 2019.

________________________________________

Hoofdstuk 1 Maatstaven en jaarlijkse tarieven afvalstoffenheffing

1.1 De belasting bedraagt, per perceel, per belastingjaar;

indien het perceel door één persoon wordt gebruikt € 183,12

indien het perceel door twee of meer personen wordt gebruikt € 272,88

1.2 In afwijking van onderdeel 1.1 wordt de daar bedoelde belasting, per extra

minicontainer, vermeerderd met een bedrag van € 177,93

indien aan het perceel, boven hetgeen volgens de vigerende Afvalstoffenverordening Wageningen aan het perceel is verstrekt, een extra minicontainer voor restafval in bruikleen is gegeven.

1.3 De belastingen bedoeld in de onderdeel 1.1 en 1.2 worden, indien het perceel op 1 januari van het belastingjaar of, indien de belastingplicht later aanvangt, bij aanvang van de belastingplicht beschikt over één minicontainer voor restafval en deze minicontainer een inhoud van 240 liter heeft, vermeerderd met: € 70,00.

1.4 Bij de bepaling van het tarief overeenkomstig de onderdelen 1.2 en 1.3 worden die containers die blijkens een beschikking van het college van burgemeester en wethouders wegens een medische noodzaak zijn verstrekt buiten beschouwing gelaten.

1.5 De in de onderdelen 1.2 en 1.3 genoemde tarieven vinden geen toepassing indien de gebruiker binnen een maand na ingebruikname van een perceel de in deze onderdelen genoemde (extra) containers omwisselt dan wel inlevert. Indien de aanslag terzake reeds is opgelegd, bestaat er een aanspraak op ontheffing van de toegepaste vermeerdering(en).

Hoofdstuk 2 Maatstaven en overige tarieven afvalstoffenheffing

2.1 Onverminderd het bepaalde in hoofdstuk 1 bedraagt de belasting voor het op aanvraag ophalen grof huishoudelijk restafval aan huis, per rit, per adres: € 15,00.

2.2 Onverminderd het bepaalde in hoofdstuk 1 bedraagt de belasting voor het op aanvraag omwisselen van een minicontainer, per keer: € 27,50.

2.3 Onverminderd het bepaalde in hoofdstuk 1 bedraagt de belasting voor het op aanvraag verstrekken van een vervangende milieupas bij verlies of diefstal, per keer: € 17,50.

2.4 De in de onderdelen 2.2 en 2.3 genoemde tarieven vinden eenmalig geen toepassing indien de gebruiker binnen drie maanden na ingebruikname van een perceel een aanvraag als bedoeld in deze onderdelen doet.

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare vergadering van 13 november 2018

de voorzitter,

de griffier,

Tarieventabel

behorende bij en deel uitmakende van de Verordening afvalstoffenheffing 2019.

Algemeen

De bedragen genoemd in deze tabel zijn inclusief omzetbelasting indien deze verschuldigd is.