Beleidsregels Krediethypotheek gemeente Waterland 2015

Geldend van 06-02-2015 t/m heden met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2015

Intitulé

Beleidsregels Krediethypotheek gemeente Waterland 2015

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Waterland,

overwegende dat het wenselijk is om beleidsregels vast te stellen in verband met het zekerheidsrecht in de vorm van hypotheek indien een inkomensvoorziening in de vorm van een geldlening wordt verleend op grond van artikel 48, van de Participatiewet;

gelet op artikel 4:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 48, derde lid, en artikel 50, van de Participatiewet,

BESLUIT:

vast te stellen de navolgende Beleidsregels Krediethypotheek gemeente Waterland 2015.

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsbepalingen

In dit besluit wordt verstaan onder:

  • a.

    college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Waterland;

  • b.

    belanghebbende: de eigenaar van een door hem zelf of zijn gezin bewoonde woning

  • c.

    inkomensvoorziening: een voorziening in levensonderhoud op grond van de Participatiewet;

  • d.

    krediethypotheek: een zekerheidsrecht in de vorm van een hypotheek indien een inkomensvoorziening in de vorm van een geldlening wordt verleend op grond van artikel 48, derde lid, en artikel 50, van de Participatiewet.

Hoofdstuk 2 Vestiging Krediethypotheek

Artikel 2. Vorm van de lening

  • 1. Indien bijstand wordt verleend in de vorm van een geldlening als bedoeld in artikel 50, tweede lid, van de Participatiewet, is de vorm hiervan de vestiging van een hypotheekrecht op een eigen woning of een woonschip zijnde een registergoed, en van de vestiging van een pandrecht op een woonwagen of een woonschip zijnde een niet-registergoed.

  • 2. Indien de bijstand over een periode van een jaar, te rekenen vanaf het eerste jaar waarover bijstand wordt verleend, naar verwachting minder bedraagt dan het netto minimumloon per maand, bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Participatiewet, wordt niet tot vestiging van een hypotheek- en/of pandrecht overgegaan.

  • 3. De eventueel te verlenen algemene bijstand wordt als geldlening verstrekt of kan om niet verstrekt worden, afhankelijk van het bepaalde in artikel 50, van de Participatiewet, samen met artikel 48, eerste en tweede lid, van de Participatiewet.

  • 4. Het college verbindt aan de verlening van bijstand onder verband van een krediethypotheek en/of pandrecht als bedoeld in het eerste lid de verplichting dat de belanghebbende zich schriftelijk bereid verklaart hieraan mee te werken. Bij weigering de verklaring te ondertekenen, kan geen bijstand of voorschot worden verstrekt.

Artikel 3. Vaststelling waarde van de woning

  • 1. De geldlening als bedoeld in artikel 2, eerste lid, is ten hoogste de waarde van de woning, de woonwagen of het woonschip in het economisch verkeer bij vrije oplevering, verminderd met de hypotheekschuld en het vrij te laten vermogen als bedoeld in artikel 34, tweede lid, onderdeel d, van de Participatiewet.

  • 2. De waarde van de woning, de woonwagen of het woonschip wordt vastgesteld overeenkomstig de waarde in het economisch verkeer bij vrije oplevering zoals opgenomen in artikel 34, eerste lid van de Participatiewet. De woning, de woonwagen of het woonschip dient getaxeerd te worden door een in overleg met belanghebbende aan te wijzen erkende makelaar/taxateur, tenzij al een taxatierapport van niet ouder dan twaalf maanden aanwezig is. Dit taxatierapport moet uitgaan van de waarde van de woning, de woonwagen of het woonschip, indien onbewoond en vrij van huur.

  • 3. De kosten van taxatie, de hypotheekakte, de inschrijving van de hypotheek en de bijkomende kosten komen ten laste van de eigenaar. De bijstand voor deze kosten worden aangemerkt als bijzondere bijstand. Indien niet wordt overgegaan tot het vestigen van een krediethypotheek buiten de schuld van belanghebbende kunnen de kosten van taxatie als bijzondere bijstand om niet aan belanghebbende worden verleend.

Artikel 4. Voorwaarden en bedingen

  • 1. Aan de geldlening worden in ieder geval verbonden de voorwaarden genoemd in de artikelen 7, tweede lid, onderdelen a en f, en artikel 8, artikel 9 en artikel 10.

  • 2. De in het eerste lid genoemde voorwaarden worden tezamen met de gebruikelijke bedingen opgenomen in de hypotheek- en/of pandakte.

  • 3. Wanneer het in artikel 3, eerste lid, genoemde bedrag € 2.500,- of minder bedraagt, wordt geen krediethypotheek gevestigd. De te verstrekken bijstand wordt wel als lening verstrekt.

  • 4. Wanneer het college besluit tot het vestigen van een krediethypotheek wordt in de beschikking opgenomen dat belanghebbende en diens partner verplicht zijn mee te werken aan het tot stand brengen van de krediethypotheek.

  • 5. Bij het niet nakomen van de verplichting genoemd in het vierde lid, wordt de bijstand afgewezen of wordt het recht op bijstand herzien.

Artikel 5. Hypotheekakte

  • 1. Een notaris stelt de akte voor de vestiging van de krediethypotheek op. In deze akte worden in ieder geval de volgende zaken vermeld:

    • a.

      personalia van de belanghebbenden;

    • b.

      vertegenwoordiging van de gemeente;

    • c.

      adres woning, woonwagen of woonschip en kadastrale aanduiding;

    • d.

      hoogte van de te vestigen hypotheek;

    • e.

      hoogte van bijkomende kosten zoals bedoel in artikel 3, derde lid;

    • f.

      de aflossingsperiode van de hypotheek;

    • g.

      rentepercentage bij terugvordering van de hypotheek;

    • h.

      de voorwaarden zoals genoemd in artikel 4, eerste lid.

  • 2. De notaris stelt een concept-akte op, deze akte wordt ter goedkeuring voorgelegd aan de gemeente.

  • 3. Na fiattering door het college worden belanghebbenden en de vertegenwoordiger van de gemeente uitgenodigd voor het ondertekenen van de akte.

Artikel 6. Herleven recht op bijstand

Indien binnen een periode van twee jaar na beëindiging van de bijstandsverlening onder verband van een krediethypotheek wederom het recht op bijstand bestaat, wordt deze verleend met toepassing van het laatst gevestigde hypotheek- en/of pandrecht.

Hoofdstuk 3 Terugvordering en aflossing van bijstand onder verband vankrediethypotheek

Artikel 7. Terugvordering

  • 1. Het college zal inzake terugvordering en aflossing van de krediethypotheek en betaling van de rente, alsmede inzake uitstel van aflossing, steeds de betreffende hypotheekakte raadplegen.

  • 2. De (restant) krediethypotheek wordt op grond van de in de hypotheekakte vermelde artikelen en/of daarbij behorende Algemene voorwaarden, ineens opeisbaar indien:

    • a.

      de bijstandsverlening is beëindigd;

    • b.

      de woning, de woonwagen of het woonschip wordt verkocht;

    • c.

      de woning, de woonwagen of het woonschip overgaat door vererving of vervreemding;

    • d.

      niet wordt voldaan aan verplichtingen;

    • e.

      de bewoning is beëindigd;

    • f.

      sprake is van echtscheiding, faillissement, surseance van betaling, beslag op vermogen of verbeurd verklaring.

  • 3. Terugvordering op grond van artikel 58, tweede lid, onderdeel b, van de Participatiewet, vindt plaats indien geen of onvoldoende medewerking door belanghebbenden wordt verleend aan de vestiging van een hypotheek en/of pandrecht of indien niet wordt voldaan aan de aflossingsverplichting of overige aan de leenbijstand verbonden verplichtingen.

  • 4. Vanaf moment van terugvordering of wanneer een terugbetalingsverplichting geldt, is rente verschuldigd op basis van het percentage als in de hypotheekakte is overeengekomen.

Artikel 8. Aflossing

  • 1. Aflossing van de geldlening vindt plaats gedurende ten hoogste tien jaar, mits in deze periode is voldaan aan de aflossingsverplichting.

  • 2. De aflossing vangt aan op het moment van beëindiging van de bijstandsverlening en vindt maandelijks plaats.

  • 3. Het maandbedrag van de aflossing wordt telkens voor een periode van een jaar vastgesteld.

  • 4. Indien de omstandigheden daartoe aanleiding geven stelt het college zo nodig tussentijds, het maandbedrag van de aflossing van de aflossing op een lager dan wel hoger bedrag vast.

  • 5. Indien gedurende de periode van aflossing verwijtbaar geen betalingen worden verricht, wordt de lening teruggevorderd en de eventuele aflossingstermijn verlengd met de periode van wanbetaling.

  • 6. Wanneer uitstel van betaling is verleend wegens het ontbreken van draagkracht, wordt de periode van aflossing niet verlengd.

Artikel 9. Hoogte aflossing

  • 1. Bij een inkomen gelijk aan de toepasselijke bijstandsnorm, wordt geen aflossing geëist.

  • 2. Bij een inkomen boven de toepasselijke bijstandsnorm wordt de hoogte van het aflossingsbedrag individueel bepaald door het maken van een draagkrachtberekening.

  • 3. Bij verkoop van de woning, de woonwagen of het woonschip dient de vordering ineens te worden voldaan met de opbrengst van de verkoop. Het eventuele restant van de vordering wordt dan buiten invordering gesteld.

  • 4. Eventueel uitstel van betaling zal bij voorrang plaatsvinden op de aflossing en pas in tweede instantie op de te betalen rente.

Artikel 10. Verkoop van de woning

  • 1. Bij verkoop of vererving van de woning, en indien het gehuwden of duurzaam samenwonenden betreft bij vererving na overlijden van de langstlevende partij, wordt het nog niet afgeloste deel van de geldlening, alsmede de op grond van artikel 10, derde en vierde lid, bijgeschreven rente terstond afgelost.

  • 2. Bij verkoop van de woning kan het college wegens bijzondere omstandigheden van medische of sociale aard van belanghebbende dan wel wegens werkaanvaarding elders door belanghebbende, na toepassing van het eerste lid, besluiten tot het verlenen van een nieuwe geldlening eveneens onder verband van een krediethypotheek voor de aankoop van een andere woning, tot ten hoogste het bedrag van de ingevolge het eerste lid afgeloste geldlening, onder voorwaarde dat belanghebbende het na aflossing vrijgekomen vermogen met inbegrip van het in het derde lid bedoelde bedrag volledig inzet voor de aankoop van de andere woning.

  • 3. Bij verkoop van de woning tegen een prijs overeenkomstig de waarde in het economisch verkeer bij vrije oplevering komt voor zover de opbrengst toereikend is, aan belanghebbende in ieder geval het bedrag toe dat op grond van artikel 34, tweede lid, onderdeel d, van de Participatiewet, bij de vaststelling van de geldlening op de waarde van woning in mindering gebracht is.

  • 4. Indien bij verkoop van de woning, de woonwagen of het woonschip op basis van de waarde in het economisch verkeer bij vrije oplevering het voor de afrekening beschikbare bedrag lager is dan het resterende bedrag van de geldlening en van de rentevordering, wordt het verschil kwijtgescholden.

Hoofdstuk 4. Overige Bepalingen

Artikel 11. Inwerkingtreding en intrekking oude regeling

Deze beleidsregels treden in werking per 1 januari 2015. De Richtlijn krediethypotheek vastgesteld op 28 september 2011 en opgenomen in het Handboek Wet werk en bijstand wordt per die datum ingetrokken.

Artikel 12. Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als: Beleidsregels krediethypotheek gemeente Waterland 2015.

Ondertekening

Aldus besloten in de vergadering van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Waterland, gehouden op 16 december 2014.
T. van den Berg
locosecretaris
Drs. L. Bromet
locoburgemeester