Regeling vervallen per 18-03-2022

Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Waterland houdende regels omtrent gemeentefinanciën Financiële verordening gemeente Waterland 2016

Geldend van 06-09-2019 t/m 31-12-2020

Intitulé

Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Waterland houdende regels omtrent gemeentefinanciën Financiële verordening gemeente Waterland 2016

De raad van de gemeente Waterland,

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 18 oktober 2016;

overwegende dat het wenselijk is de financiële verordening gemeente Waterland 2010 te ver­vangen door de financiële verordening gemeente Waterland 2016, zodat deze is aangepast aan de recente ontwikkelingen (oa vernieuwing BBV, gewijzigde programma-indeling) op het gebied van het financiële beleid;

gelet op artikel 212 van de Gemeentewet,

B E S L U I T :

vast te stellen de navolgende Financiële verordening gemeente Waterland 2016.

Hoofdstuk 1 Inleidende bepalingen

Artikel 1 Definities

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    administratie: het systematisch verzamelen, vastleggen, verwerken en verstrekken van informatie ten behoeve van het besturen, het functioneren en het beheersen van (onderdelen van) de organisatie van de gemeente en ten behoeve van de verantwoording die daarover moet worden afgelegd;

  • b.

    domein: iedere organisatorische eenheid binnen de gemeentelijke organisatie met een eigen rechtstreekse verantwoordelijkheid aan het college;

  • c.

    college: college van burgemeester en wethouders van de gemeente Waterland;

  • d.

    IBU: Integrale Begrotingsupdate;

  • e.

    nieuwe investeringen: investeringen in het begrotingsjaar;

  • f.

    programmaonderdeel: eenheid waarin een programma is onderverdeeld, bestaande uit minimaal één taakveld;

  • g.

    raad: raad van de gemeente Waterland;

  • h.

    BBV: Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten;

  • i.

    fte: fulltime-equivalent.

Hoofdstuk 2 Begroting en verantwoording

Artikel 2 Programma-indeling

  • 1. Het programmaplan en de programmarekening bevatten in ieder geval de volgende programma’s:

    • a.

      Ruimtelijk domein;

    • b.

      Openbaar domein;

    • c.

      Sociaal domein;

    • d.

      Bestuur;

    • e.

      Algemene dekkingsmiddelen;

    • f.

      Overhead;

    • g.

      Vennootschapsbelasting, en

    • h.

      Onvoorzien.

  • 2. De raad stelt op voorstel van het college per programma de beleidsindicatoren vast. Het voorstel van het college bevat ten minste de verplichte beleidsindicatoren, zoals bedoeld in artikel 25 van het BBV.

Artikel 3 Inrichting begroting en jaarstukken

  • 1. Bij de begroting worden onder elk van de programma’s de geraamde lasten en baten per programmaonderdeel weergegeven en bij de jaarstukken worden onder elk van de programma’s de gerealiseerde lasten en baten per programmaonderdeel weergegeven.

  • 2. In de begroting wordt bij de uiteenzetting van de financiële positie van de nieuwe investeringen per investering het benodigde investeringskrediet weergegeven en wordt van de lopende investeringen het geautoriseerde investeringskrediet en de raming van de uitputting van het krediet in het lopende boekjaar weergegeven.

  • 3. In de jaarrekening wordt van de investeringen de uitputting van de geautoriseerde investeringskredieten weergegeven.

  • 4. De begroting en de jaarstukken bevatten naast de in artikel 9, tweede lid, van het BBV genoemde paragrafen een paragraaf Subsidies en een paragraaf Vennootschapsbelasting’.

  • 5. Het bedrag voor onvoorzien in de zin van artikel 8, eerste lid, van het BBV wordt geraamd voor de begroting in haar geheel.

  • 6. De ramingen van onderhoudsbudgetten worden gebaseerd op meerjarige onderhoudsplannen indien de raad voor deze budgetten een meerjarig onderhoudsplan heeft vastgesteld.

Artikel 4 Autorisatie begroting en investeringskredieten

  • 1. De raad autoriseert met het vaststellen van de begroting de lasten en baten per programmaonderdeel alsmede de nieuwe investeringen.

  • 2. Het college is bevoegd afwijkingen ten opzichte van de begroting van zowel de geautoriseerde lasten als baten van een programmaonderdeel te dekken uit het geautoriseerde bedrag voor onvoorzien. Indien er een wijziging uit de post onvoorzien plaatsvindt, wordt de raad bij het aanbieden van de IBU hierover geïnformeerd.

  • 3. Voor investeringen in de loop van het begrotingsjaar die niet in de begroting zijn opgenomen, legt het college voorafgaande aan het aangaan van de verplichtingen een voorstel voor het vaststellen van een investeringskrediet aan de raad voor, tenzij sprake is van verkrijging van onroerende zaken in het kader van de Wet voorkeursrecht gemeenten dan wel de Onteigeningswet.

Artikel 5 Kader begroting en tussentijdse rapportages

  • 1. Het college biedt in mei een nota aan (kadernota), ten minste bevattende de uitgangspunten voor het volgende begrotingsjaar en de meerjarenraming, waarbij kaders worden gegeven met betrekking tot ten minste:

    • a.

      de stijging van loonkosten, subsidies, overige materiële lasten en de lokale heffingen;

    • b.

      overige verwachte ontwikkelingen;

  • 2. Het college biedt ten behoeve van een behandeling door de raad direct na het zomerreces een nota aan (IBU), ten minste bevattende:

    • a.

      een actualisatie van de baten en lasten per programmaonderdeel voor het lopende begrotingsjaar;

    • b.

      een actualisatie van de investeringskredieten voor het lopende begrotingsjaar.

  • 3. De raad stelt de in het eerste en het tweede lid bedoelde nota’s vast.

  • 4. Om overschrijdingen van de lasten per programmaonderdeel te voorkomen doet het college buiten de wijzingen van de begroting volgend uit de in het eerste en tweede lid bedoelde nota’s, voorstellen voor begrotingswijzingen.

  • 5. Uiterlijk vier werkdagen nadat de raad een wijziging van de begroting dan wel een investeringskrediet heeft vastgesteld, biedt het college de raad een geactualiseerd overzicht aan van:

    • a.

      de baten en lasten per programma, uitgesplitst naar programmaonderdelen;

    • b.

      de algemene dekkingsmiddelen en het bedrag van onvoorzien;

    • c.

      het overzicht van de overhead en geraamde vennootschapsbelasting;

    • d.

      het uit de onderdelen a, b en c volgende resultaat genaamd: totaal saldo van baten en lasten;

    • e.

      de (beoogde) toevoegingen en onttrekkingen aan de reserve;

    • f.

      het uit de onderdelen d en e volgende resultaat genaamd: geraamd resultaat, en

    • g.

      de investeringskredieten.

  • 6. Het college biedt na afloop van elk kwartaal binnen een maand een rapportage aan, waarin in ieder geval een uiteenzetting wordt gegeven van de stand van de realisatie van de baten en lasten per programmaonderdeel tot en met het einde van het betreffende kwartaal.

Artikel 6 Informatieplicht

Het college neemt geen besluit dan nadat de raad in de gelegenheid is gesteld zijn wensen en bedenkingen ter kennis van het college te brengen met betrekking tot:

  • a.

    de verkrijging van onroerende zaken, tenzij de raad ten aanzien van deze verkrijging reeds een investeringskrediet heeft vastgesteld dan wel dat sprake is van verkrijging in het kader van de Wet voorkeursrecht gemeenten dan wel de Onteigeningswet;

  • b.

    de vervreemding van gemeentelijke onroerende zaken met een waarde in het economisch verkeer van meer dan € 25.000;

  • c.

    de bezwaring van gemeentelijke onroerende zaken met het recht van hypotheek en/of erfpacht;

  • d.

    de bezwaring van gemeentelijke onroerende zaken met een recht van opstal voor zover de te bezwaren oppervlakte groter is dan vijftig vierkante meter en het niet betreft een recht van opstal ten behoeve van de plaatsing van zonnepanelen op of aan een gebouw.

  • e.

    het verstrekken van leningen, waarborgen en garanties, en

  • f.

    het aangaan van leningen anders dan die genoemd zijn in de paragraaf financiering van de begroting.

Artikel 7 EMU-saldo

Wanneer het Rijk de gemeente bericht dat alle gemeenten samen het collectieve aandeel van gemeenten in het EMU-tekort, bedoeld in artikel 3, zesde lid, van de Wet houdbare overheidsfinanciën, hebben overschreden, informeert het college de raad of een aanpassing van de begroting nodig is. Als het college een aanpassing nodig acht, doet het college een voorstel voor het wijzigen van de begroting.

Hoofdstuk 3 Financieel beleid

Artikel 8 Waardering en afschrijving vaste activa

  • 1. Immateriële en materiële vaste activa worden afgeschreven volgens de methodiek en de termijnen zoals vermeld in de Bijlage Afschrijvingsbeleid behorende bij deze verordening.

  • 2. Kosten voor het afsluiten van geldleningen worden direct ten laste van de exploitatie gebracht.

  • 3. Op gronden en terreinen wordt niet afgeschreven.

  • 4. Activa met een verkrijgingsprijs van minder dan € 25.000 worden niet geactiveerd.

  • 5. In afwijking van het vierde lid worden gronden en terreinen altijd geactiveerd.

Artikel 9 Voorziening voor oninbare vordering

Voor de vorderingen wordt een voorziening wegens oninbaarheid gevormd op basis van een individuele beoordeling op inbaarheid van de openstaande vorderingen.

Artikel 10 Reserve en voorzieningen

  • 1. In de beleidsbegroting, de financiële begroting, het jaarverslag en de jaarrekening vindt geen toerekening van rente over de reserves en voorzieningen aan de programmaonderdelen plaats.

  • 2. Het college biedt de raad eens in de 4 jaar een nota reserve en voorzieningen aan. Deze nota wordt door de raad vastgesteld en behandelt:

    • a.

      de vorming en besteding van reserves;

    • b.

      de vorming en besteding van voorzieningen.

  • 3. Bij het voorstel voor instelling van een (nieuwe) bestemmingsreserve voor een investeringsvoornemen wordt minimaal aangegeven:

    • a.

      het specifieke doel van de reserve;

    • b.

      de voeding van de reserve;

    • c.

      de maximale hoogte van de reserve; en

    • d.

      de maximale looptijd.

  • 4. Als een bestemmingsreserve voor een investeringsvoornemen binnen de aangegeven maximale looptijd niet heeft geleid tot een investering, valt de bestemmingsreserve vrij en wordt deze aan de algemene reserve toegevoegd.

Artikel 11 Kostprijsberekening

  • 1. Voor het bepalen van de geraamde kostprijs van rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, en van goederen, werken en diensten die worden geleverd aan overheidsbedrijven en derden, wordt een extracomptabel stelsel van kostentoerekening gehanteerd. Bij deze kostentoerekening worden naast de directe kosten, de overheadkosten en de rente van de inzet van vreemd vermogen, reserves en voorzieningen voor de financiering van de in gebruik zijnde activa betrokken.

  • 2. Bij de directe kosten worden betrokken de bijdragen aan en onttrekkingen van voorzieningen voor de noodzakelijke vervanging van de betrokken activa. en de afschrijvingskosten van de in gebruik zijnde activa. Voor de rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, worden daarbij ook de compensabele belasting over de toegevoegde waarde (BTW) en eventuele gederfde inkomsten van het kwijtscheldingsbeleid betrokken.

  • 3. Voor de toerekening van de overheadkosten worden de overheadkosten die kunnen worden toegerekend aan activiteiten welke geheel of deels worden bekostigd met een specifieke uitkering of subsidie, binnen het taakveld overhead apart geadministreerd en in de desbetreffende verantwoordingen over de besteding toegerekend aan die activiteiten.

  • 4. Voor de toerekening van de overheadkosten worden de overheadkosten die kunnen worden betrokken in de aangifte vennootschapsbelasting, binnen het taakveld overhead apart geadministreerd en voor de belastingaangifte aan de kostprijs van de vennootschapsbelastingplichtige activiteiten toegerekend.

  • 5. Voor de toerekening van de overheadkosten aan de kostprijs van rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, en van goederen, werken, diensten die worden geleverd aan overheidsbedrijven en derden, voor zover dat niet activiteiten als bedoeld in het derde en vierde lid betreffen, wordt uitgegaan van een aandeel van de personeelskosten inclusief inhuur derden per taakveld gedeeld door de totale personeelskosten inclusief inhuur derden minus personeelskosten overhead inclusief inhuur derden.

  • 6. Het percentage van de omslagrente voor de toerekening van rente voor de financiering van de in gebruik zijnde activa, bedoeld in het eerste lid, wordt jaarlijks met de begroting vastgesteld. Het percentage van deze omslagrente wordt bepaald uit het gewogen gemiddelde van het bij de begroting geraamde rentepercentage van de rentekosten op de opgenomen langlopende leningen, kortlopende leningen en kredieten. De uitkomst van dit percentage van de omslagrente kan op een half procent worden afgerond.

  • 7. In afwijking van het zesde lid wordt bij een verstrekte lening voor de bepaling van de rentekosten van de inzet van vreemd vermogen in de kostprijs uitgegaan van de rente van de lening die voor de financiering van de verstrekte lening is aangetrokken. Deze rente wordt verhoogd met een opslag voor het debiteurenrisico.

  • 8. In afwijking van het eerste lid worden bij vennootschapsbelastingplichtige activiteiten en grondexploitaties alleen de rentekosten voor de inzet van vreemd vermogen aan de kostprijs toegerekend. Bij projectfinanciering worden dan de werkelijke rentekosten toegerekend. In andere gevallen wordt uitgegaan van het gewogen gemiddelde rentepercentage van de portefeuille leningen.

Artikel 12 Vaststelling hoogte belastingen, rechten en heffingen

Het college doet de raad jaarlijks een voorstel voor de hoogte van gemeentelijke tarieven voor belastingen, rechten en heffingen.

Artikel 13 Financieringsfunctie

  • 1. Het college neemt bij het uitzetten en aantrekken van middelen de volgende kaders in acht:

    • a.

      voor het aantrekken van financieringen met een looptijd langer dan één jaar worden ten minste twee prijsopgaven bij verschillende financiële instellingen gevraagd;

    • b.

      er wordt geen gebruik gemaakt van financiële derivaten als bedoeld in artikel 1, onder c van de Wet financiering decentrale overheden.

  • 2. Bij het verstrekken van leningen, het verstrekken van garanties en het verstrekken van risicodragend kapitaal bedingt het college indien mogelijk zekerheden.

Hoofdstuk 4 Paragrafen

Artikel 14 Lokale heffingen

De paragraaf lokale heffingen bij de begroting en de jaarstukken bevat naast het in artikel 10 van het BBV genoemde ten minste de berekening van de mate van kostendekkendheid van de heffingen, rechten en leges.

Artikel 15 Financiering

De paragraaf financiering bij de begroting en de jaarstukken bevat naast het in artikel 13 van het BBV genoemde ten minste:

  • a.

    een overzicht van de uitstaande geldleningen, waarbij in ieder geval worden vermeld het verschuldigde rentepercentage, de stand per 1 januari, de over het boekjaar verschuldigde rente, de aflossingen gedurende het boekjaar en de stand per 31 december;

  • b.

    een overzicht van de rentebaten, en

  • c.

    een overzicht van de financieringsbehoefte voor het begrotingsjaar.

Artikel 16 Onderhoud kapitaalgoederen

  • 1. De raad stelt ten minste eens in de vijf jaar een onderhoudsplan vast voor de openbare ruimte of onderdelen daarvan waarin ten minste zijn weergegeven het kader voor het beoogde onderhoudsniveau, de planning van het onderhoud en de kosten van het onderhoud.

  • 2. De raad stelt ten minste eens in de vijf jaar een rioleringsplan vast waarin ten minste zijn weergegeven het beoogde onderhoudsniveau, de planning van het onderhoud, de uitbreiding van de riolering en de kosten van het onderhoud en de eventuele uitbreidingen.

  • 3. De raad stelt ten minste eens in de vijf jaar een gebouwenbeheersplan vast waarin ten minste zijn weergegeven het te plegen onderhoud aan de gemeentelijke gebouwen en de bijbehorende kosten.

Artikel 17 Bedrijfsvoering

De paragraaf bedrijfsvoering bij de begroting en de jaarstukken bevat naast het in artikel 14 van het BBV genoemde ten minste een organogram van de gemeentelijke organisatie, waarbij in ieder geval per domein wordt weergegeven de personeelssterkte uitgedrukt in fte en de kosten voor de inzet van niet in ambtelijke dienst zijnde arbeidskrachten.

Artikel 18 Verbonden partijen

De paragraaf verbonden partijen bij de begroting en de jaarstukken bevat naast het in artikel 15 van het BBV genoemde ten minste van elke verbonden partij:

  • a.

    de naam en vestigingsplaats;

  • b.

    de rechtsvorm;

  • c.

    een omschrijving van de activiteiten;

  • d.

    het financiële belang van de gemeente;

  • e.

    het bestuurlijke belang van de gemeente;

  • f.

    het eigen vermogen per 31 december van het voorvorig begrotingsjaar;

  • g.

    het vreemd vermogen per 31 december van het voorvorig begrotingsjaar;

  • h.

    het jaarresultaat van het voorvorig begrotingsjaar, en het begroot jaarresultaat van het vorige begrotingsjaar, en

  • i.

    het programmaonderdeel dan wel de programmaonderdelen waarop de baten en lasten worden geboekt.

Artikel 19 Grondbeleid

De paragraaf grondbeleid bij de begroting en de jaarstukken bevat naast het in artikel 16 van het BBV genoemde ten minste de uitgangspunten voor prijsstelling van de verhuur en verkoop van gemeentelijke onroerende zaken en in het bijzonder de prijzen voor de uitgifte voor gronden en erfpachtcanons.

Artikel 20 Gemeentelijke paragrafen

  • 1 De paragraaf Subsidies bij de begroting en de jaarstukken bevat ten minste een overzicht van de in het boekjaar ter beschikking te stellen respectievelijk gestelde subsidies.

  • 2 De paragraaf Vennootschapsbelasting bevat bij de begroting en de jaarstukken ten minste een overzicht van de baten en lasten in relatie tot de berekening van de vennootschapsbelasting.

Hoofdstuk 5 Financiële organisatie en financieel beheer

Artikel 21 Administratie

De administratie is zodanig van opzet en werking, dat zij in ieder geval dienstbaar is voor:

  • a.

    het sturen en het beheersen van activiteiten en processen binnen de gemeente als geheel en binnen de domeinen;

  • b.

    het verstrekken van informatie over ontwikkelingen in de omvang van verschillende activa en passiva;

  • c.

    het verschaffen van informatie over uitputting van de toegekende budgetten en investeringskredieten en voor het maken van kostencalculaties;

  • d.

    het verschaffen van informatie over indicatoren met betrekking tot de gemeentelijke productie van goederen en diensten en de maatschappelijke effecten van het gemeentelijk beleid;

  • e.

    het afleggen van verantwoording over de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving;

  • f.

    de controle van de registratie van gegevens als zodanig en van de daaraan ontleende informatie, alsmede voor de controle op de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving.

Artikel 22 Interne controle

  • 1. Het college zorgt ten behoeve van het getrouwe beeld van de jaarrekening en de rechtmatigheid van de baten en lasten en de balansmutaties voor de jaarlijkse interne toetsing van de getrouwheid van de informatieverstrekking, en de rechtmatigheid van beheershandelingen. Bij afwijkingen neemt het college maatregelen tot herstel.

  • 2. Het college zorgt voor de systematische controle van de registratie en de ontwikkeling van de bezittingen en het financieel vermogen van de gemeente met dien verstande dat de waardepapieren, de voorraden, de uitstaande leningen, de debiteurenvorderingen, de liquiditeiten, de opgenomen leningen en de kortlopende schulden jaarlijks worden gecontroleerd en registergoederen en bedrijfsmiddelen ten minste eenmalig in de vier jaar. Bij afwijkingen in de registratie neemt het college maatregelen voor herstel van de tekortkomingen.

Artikel 23 Misbruik en oneigenlijk gebruik

Het college zorgt voor en legt vast de regels voor het voorkomen van misbruik en oneigenlijk gebruik van gemeentelijke regelingen en eigendommen.

Artikel 24 Financiële organisatie

Het college zorgt voor en legt vast:

  • a.

    een eenduidige indeling van de gemeentelijke organisatie en een eenduidige toewijzing van de gemeentelijke taken aan de domeinen;

  • b.

    een adequate scheiding van taken, functies, bevoegdheden en verantwoordelijkheden, zodat aan de eisen van interne controle kan worden voldaan en de betrouwbaarheid van de verstrekte informatie aan beleids- en beheersorganen is gewaarborgd;

  • c.

    de verlening van mandaten en volmachten voor het aangaan van verplichtingen ten laste van de toegekende budgetten en investeringskredieten;

  • d.

    de regels voor taken en bevoegdheden, de verantwoordingsrelaties en de bijbehorende informatievoorziening van de financieringsfunctie;

  • e.

    de te maken afspraken met de domeinen over de te leveren prestaties, de daarvoor beschikbare middelen en de wijze en frequentie van rapportage over de voortgang van de activiteiten en uitputting van middelen;

  • f.

    de kostenverdeelsleutels voor het eenduidig toewijzen van baten en lasten aan de programmaonderdelen;

  • g.

    het beleid en de interne regels voor de inkoop en aanbesteding van levering, diensten en werken;

  • h.

    het beleid en de interne regels voor de steunverlening en toekenning van subsidies aan ondernemingen en instellingen.

Hoofdstuk 6 Slotbepalingen

Artikel 25 Intrekking oude verordening

  • 1. De Financiële verordening gemeente Waterland 2010 wordt ingetrokken, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de begroting, jaarrekening en jaarverslag en de bijbehorende stukken van het begrotingsjaar dat samenvalt met het jaar waarin deze verordening in werking treedt.

  • 2. Op investeringen in de openbare ruimte met maatschappelijke nut die voor 1 januari 2017 zijn gedaan, blijft de financiële verordening gemeente Waterland 2010 van toepassing.

Artikel 26 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking de dag na bekendmaking en werkt terug tot en met 17 november 2016.

Artikel 27 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Financiële verordening gemeente Waterland 2016.

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Waterland, gehouden op 17 november 2016.
De raad voornoemd,
de griffier, de voorzitter,
drs. E.G.H. Dijk L.M.B.C. Wagenaar-Kroon

Bijlage 1 behorende bij artikel 8, eerste lid, Financiële verordening gemeente Waterland 2016.

Tabel Afschrijvingsbeleid investeringen

Omschrijving

Jaren

Percentage

 

 

 

Automatisering:

 

 

- Apparatuur

 5 

20,00%

- Programmatuur

 5 

20,00%

 

 

 

 

Begraafplaatsen:

 

 

- Aanleg

40

2,50%

- Diverse voorzieningen

15

6,67%

 

 

 

 

Beveiliging gebouwen

10

10,00%

 

 

 

 

Eenmalige subsidies en bedragen in activa van derden

 5 

20,00%

 

 

 

 

Elektriciteitsvoorzieningen (openbare verlichting, markt, kermis)

10

10,00%

 

 

 

 

Energiebesparende maatregelen

10

10,00%

 

 

 

 

Gebouwen:

 

 

- Aankoop

40

2,50%

- CV, leidingen, electr.inst.

15

6,67%

- Filters / ventilatoren

15

6,67%

- Inrichtingskosten

15

6,67%

- Kleine bouwkundige aanpassingen

15

6,67%

- Grote bouwkundige aanpassingen

20

5,00%

- Nieuwbouw steen

40

2,50%

- Nieuwbouw hout

15

6,67%

- Uitbreiding

40

2,50%

- Tijdelijke gebouwen

15

6,67%

- Rijwielstalling

15

6,67%

 

 

 

 

Gereedschappen / instrumenten:

 

 

- Speelwerktuigen

 5 

20,00%

- Gymnastiekmateriaal

 5 

20,00%

- Wedstrijd- en oefenmateriaal

5

20,00%

- Werktuigen / gereedschappen, instrumenten

5

20,00%

 

 

 

 

Hekwerken:

 

 

- Terreinafrastering

10

10,00%

 

 

 

 

Immateriële activa (maximaal)

5

20,00%

 

 

 

 

Installaties:

 

 

- Geluid

5

20,00%

- Lift

10

10,00%

- Ondergrondse afvalinzameling

10

10,00%

 

 

 

 

Investering:

 

- Meubilair

10

10,00%

 

 

 

 

Investeringen:

 

- Subsidies

25

4,00%

 

 

 

Omschrijving

Jaren

Percentage

 

 

 

Kabels en leidingen verleggen

10

10,00%

 

 

 

 

Kasten (roterende)

10

10,00%

 

 

 

 

Klokken, carillion:

 

 

- Aanschaf

25

4,00%

- Mechanisme

20

5,00%

 

 

 

 

Bruggen, viaducten, duikers;

 

 

- Aanleg

40

2,50%

- Herstel

20

5,00%

 

 

 

 

Machines:

 

 

- Kantoor

5

20,00%

 

 

 

 

Milieu:

 

 

- Bodemonderzoeken

5

20,00%

- Bodemsanering

10

10,00%

- Apparatuur

5

20,00%

- Voorzieningen voor bv scheiding afval

5

20,00%

 

 

 

 

Monumenten:

 

 

- Planopzet

10

10,00%

- Restauratiebijdragen

5

20,00%

 

 

 

 

Onderzoeken:

 

 

- Organisatie

5

20,00%

 

 

 

 

Openbaar groen:

 

 

- Aanleg

10

10,00%

 

 

 

 

Openbare verlichting:

 

 

- Aanleg

20

5,00%

- Vervanging armaturen

10

10,00%

 

 

 

 

Parkeervoorzieningen:

 

 

- Aanleg

15

6,67%

- Parkeerautomaten

7

14,29%

 

 

 

 

Planopzetten

5

20,00%

 

 

 

 

Riolering:

 

 

Aanleg en vervanging

60

1,67%

 

 

 

 

Schade:

 

 

- oa vernielingen en inbraak

5

20,00%

 

 

 

 

Speeltuinen en -weiden:

 

 

- Aanleg

20

5,00%

- Inrichting

10

10,00%

 

 

 

 

Sport, binnen:

 

 

- Bouwkundige voorz. aan accommodaties

20

5,00%

- Technische voorz. aan accommodaties

10

10,00%

 

 

 

Omschrijving

Jaren

Percentage

 

 

 

Sport, buiten:

 

 

- Aanleg velden

30

3,33%

- Veldmeubilair

20

5,00%

- Renovatie velden, toplaag

12

8,33%

- Renovatie velden, natuur

20

5,00%

- Drainage

15

6,67%

 

 

 

 

Verbindingsapparatuur:

 

 

- Aanleg telefoon inst.

10

10,00%

- Alarmering

5

20,00%

- Mobilofoon, portofoon, hand/autotelefoon

5

20,00%

- Uitbreiding telefooninst. 

5

20,00%

 

 

 

 

Verkeer:

 

 

- Bewegwijzering

5

20,00%

- Lichteninstallaties

10

10,00%

- Telapparatuur

5

20,00%

 

 

 

 

Voertuigen:

 

 

- Bromfietsen

3

33,33%

- Aanhangwagens

5

20,00%

- Personenauto's

5

20,00%

- Lichte vrachtauto's

5

20,00%

- Tractoren en zware vrachtauto's

5

20,00%

- Veegmachines

5

20,00%

- Electrotrucks

5

20,00%

- Brandweerauto's (tankautospuiten

10

10,00%

 

 

 

 

Volksgezondheid:

 

 

- Plaatsing openbare toiletten

5

20,00%

 

 

 

 

Waterwegen:

 

 

- Aanleg

30

3,33%

- Damwandbeschoeiing

15

6,67%

- Steigers, paal- en remmingwerken, dukdalven, meerpalen en boeien

15

6,67%

 

 

 

 

Wegen:

 

 

- Aanleg fiets-wandelpaden

30

3,33%

- Aanleg verplichte oversteekplaatsen

10

10,00%

- Aanleg (gesloten en open verharding)

20

5,00%

- Andere voorzieningen fietsers en voetgangers

10

10,00%

- Herstraten

15

6,67%

- Reconstructie

20

5,00%

 

 

 

 

Woonomgeving:

 

 

- Verbetering, sanering, rehabilitatie

20

5,00%