Beleidsregel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Waterland houdende regels omtrent taal Beleidsregels taaleis Participatiewet 2016

Geldend van 09-06-2017 t/m heden

Intitulé

Beleidsregels Wet taaleis gemeente Waterland 2017

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Waterland,

overwegende dat het wenselijk is om beleidsregels vast te stellen in verband met de invoering van de Wet taaleis;

gelet op artikel 18b van de Participatiewet, het Besluit taaltoets Participatiewet en artikel 4:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht,

BESLUIT:

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • 1. Alle begrippen die in deze beleidsregels worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Participatiewet, de Algemene wet bestuursrecht (Awb) of de overige in deze beleidsregels aangehaalde wetten en regelingen.

  • 2. In dit besluit wordt verstaan onder:

    • a.

      algemene bijstand: bijstand in het kader van levensonderhoud op grond van de Participatiewet;

    • b.

      belanghebbende: de persoon die een uitkering aanvraagt op grond van de Participatiewet of een bijstandsuitkering ontvangt op grond van de Participatiewet;

    • c.

      besluit taaltoets: het Besluit taaltoets Participatiewet;

    • d.

      college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Waterland;

    • e.

      formeel taaltraject: intensief taaltraject, bij een professionele taalaanbieder, dat tot doel heeft de belanghebbende op korte termijn de Nederlandse taal te laten beheersen op 1F (A2) niveau. Dit taaltraject is gericht op het behalen van een diploma;

    • f.

      referentieniveau 1F: het fundamentele niveau (F-niveau) taal en rekenen volgens de richtlijnen van de Rijksoverheid. Dit niveau is vergelijkbaar met taalniveau A2;

    • g.

      schriftelijke kennisgeving: de schriftelijke kennisgeving als bedoeld in artikel 18b, vierde lid van de Wet;

    • h.

      taaltrajectplan: een plan dat in samenspraak met belanghebbende wordt opgesteld waarin staat wat het startniveau van belanghebbende is, welk niveau haalbaar is, hoe lang belanghebbende nodig heeft om dit niveau te bereiken en hoe de voortgang wordt gemonitord;

    • i.

      taaltoets: de toets, als bedoeld in artikel 18b, tweede lid van de Wet, die het college bij de belanghebbende afneemt om te beoordelen of hij de Nederlandse taal in voldoende mate beheerst;

    • j.

      uitkering: bijstand op grond van de Participatiewet;

    • k.

      voldoende beheersing: beheersing van de Nederlandse taal op minimaal het referentieniveau 1F (A2) als vastgesteld op grond van artikel 2, eerste lid, van de Wet referentieniveaus Nederlandse taal: Nederlandse taal en rekenen en het Besluit referentieniveaus Nederlandse taal en rekenen;

    • l.

      voldoende inspanning: bij een formeel taaltraject: het volgen door de belanghebbende van minimaal 80% van de taallessen en het tonen van een positieve en constructieve houding en gedrag gedurende het taaltraject;

    • m.

      voortgang: indien de belanghebbende na het opnieuw afleggen van de taaltoets op minimaal 1 extra vaardigheid, ten opzichte van de laatst afgenomen taaltoets, de Nederlandse taal op niveau 1F (A2) beheerst.

Artikel 2 Bewijsstuk voldoende beheersing Nederlandse taal

  • 1. Naast de bewijsstukken zoals genoemd in artikel 18b, tweede lid, sub a en b van de Wet kan de belanghebbende middels één van onderstaande bewijsstukken aantonen dat hij de Nederlandse taal voldoende beheerst:

    • a.

      een certificaat/diploma als bedoeld in artikel 2.3 van het Besluit inburgering;

    • b.

      een ander document waaruit blijkt dat belanghebbende de vaardigheden in de Nederlandse taal minimaal op referentieniveau 1F beheerst als bedoeld in artikel 18b, lid 2, onderdeel c van de Participatiewet;

  • 2. Indien belanghebbende in de leerplichtige leeftijd (van 5 tot 16 jaar) gedurende ten minste acht jaren in Nederland heeft gewoond wordt ervan uitgegaan dat belanghebbende gedurende acht jaar Nederlandstalig- onderwijs heeft gevolgd en daarmee aan de taaleis voldoet;

  • 3. Het voldoen aan de taaleis laat onverlet dat verbetering van de beheersing van de Nederlandse taal als onderdeel van de arbeidsverplichtingen kan worden opgenomen in een re- integratietrajectplan op maat als bedoeld in artikel 18, vierde lid, onderdeel f, van de Participatiewet.

Artikel 3 Screening zittend bestand

  • 1. Voor het zittend bestand (personen die op 31 december 2015 recht op algemene bijstand hebben) geldt er een overgangsrecht. Voor hen is de taaleis van toepassing per 1 juli 2016.

  • 2. Er wordt beoordeeld wie van het zittend bestand taal op niveau 1F beheerst. De taaleis is van toepassing op alle belanghebbenden jonger dan de pensioengerechtigde leeftijd waarvoor de arbeidsverplichting geldt.

  • 3. Indien de uitkomst van de taaltoets uitwijst dat belanghebbende niet aan de taaleis voldoet, dan wordt de procedure gevolgd zoals beschreven bij artikel 6 als bedoeld in artikel 18b, zesde lid, van de Participatiewet.

Artikel 4 Taaltoets

  • 1. De inhoud van de taaltoets referentieniveau 1F voldoet aan de voorwaarden zoals gesteld in het Besluit taaltoets en in artikel 18 b, lid 8 van de Participatiewet.

  • 2. De taaltoets wordt uitgevoerd door een instituut dat voldoet aan de voorwaarden, zoals gesteld in het Besluit taaltoets en in artikel 18 b, lid 8 van de Participatiewet.

  • 3. Indien belanghebbende bij de aanvraag om algemene bijstand niet aan de taaleis voldoet als omschreven in artikel 2, wordt een taaltoets afgenomen binnen 8 weken na ontvangst van de aanvraag.

Artikel 5 Geen taaltoets

Er wordt geen taaltoets afgenomen indien:

  • a.

    belanghebbende ingevolge artikel 2 reeds voldoet aan de taaleis;

  • b.

    vastgesteld kan worden dat elke vorm van verwijtbaarheid om aan de taaleis te voldoen ontbreekt;

  • c.

    tijdens een vorige uitkeringsperiode al een toets is afgenomen en is vastgesteld dat belanghebbende de Nederlandse taal beheerst;

  • d.

    tijdens een vorige uitkeringsperiode al een toets is afgenomen waarbij is vastgesteld dat belanghebbende de Nederlandse taal onvoldoende beheerst en eveneens is vastgesteld dat belanghebbende door in de persoon gelegen factoren niet in staat is deze op referentieniveau 1F machtig te worden;

  • e.

    belanghebbende in een andere gemeente een uitkering had en in die gemeente reeds is getoetst op referentieniveau 1F en deze toets resultaten overgenomen kunnen worden, tenzij deze resultaten onvoldoende zekerheid bieden over de actuele taalvaardigheid;

  • f.

    sprake is van kortdurende bijstand zoals bij op handen zijnde emigratie, het op korte termijn bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd, of bij een ongeneeslijke terminale ziekte;

  • g.

    belanghebbende inburgering plichtig is en een inburgeringstraject volgt, dan wel binnen drie maanden na ontvangst van de bijstandsaanvraag met een dergelijk traject gaat

    starten.

Artikel 6 Kennisgeving en bereidverklaring

Indien de uitkomst van de taaltoets uitwijst dat belanghebbende niet aan de taaleis voldoet, dan wordt de volgende procedure gevolgd:

  • a.

    belanghebbende wordt uitgenodigd voor een gesprek.. Tijdens dit gesprek wordt de uitslag van de taaltoets besproken en wordt in samenspraak met belanghebbende bepaald hoe hij naar het gewenste taalniveau gaat toewerken. Een en ander wordt vastgelegd in een taaltrajectplan;

  • b.

    het ondertekenen van het taaltrajectplan wordt gezien als de bereidverklaring als bedoeld in artikel 18b, zesde lid, van de Participatiewet;

  • c.

    belanghebbende ontvangt binnen 8 weken na het moment dat de uitslag van de toets bekend is een schriftelijke kennisgeving van het redelijk vermoeden dat hij de Nederlandse taal niet beheerst op referentieniveau 1F.

Artikel 7 Verlaging uitkering

  • 1. Indien belanghebbende geen bereidverklaring aflegt dan wel zich gedurende het taaltraject onvoldoende blijkt in te spannen of op enig moment stopt zich in te spannen wordt de bijstand verlaagd. De grondslag hiervoor is opgenomen in artikel 18b, eerste lid j° negende, tiende en elfde lid, van de Participatiewet.

  • 2. Voor het taaltraject geldt dat dit een inspanningsverpichting is. Daarom wordt geen verlaging opgelegd indien elke vorm van verwijtbaarheid ontbreekt.

  • 3. Indien belanghebbende zich na een verlaging voldoende gaat inspannen om de Nederlandse taal te leren, wordt afgezien van verdere verlaging vanaf de eerste dag van de maand volgend op de datum dat hij aannemelijk heeft gemaakt zich voldoende in te spannen.

Artikel 8 Het ontbreken van elke vorm van verwijtbaarheid

  • 1. Elke vorm van verwijtbaarheid ontbreekt in ieder geval indien:

    • a.

      aan belanghebbende ontheffing in het kader van de Wet inburgering is verleend;

    • b.

      er sprake is van een gediagnosticeerd leerprobleem;

    • c.

      door belanghebbende al diverse malen een taalcursus is gevolgd en is vastgesteld door de educatie-instelling dat door, in de persoon gelegen factoren, de belanghebbende niet in staat is om de Nederlandse taal op referentieniveau 1F machtig te worden;

    • d.

      aan belanghebbende volledige ontheffing is verleend van de arbeidsverplichtingen als bedoeld in artikel 9, vijfde lid, van de Participatiewet;

    • e.

      een andere in de persoon gelegen factor aanwezig is waardoor belanghebbende geen enkele vorm van verwijtbaarheid is aan te rekenen voor het niet beheersen, of kunnen beheersen, van de Nederlandse taal op referentieniveau 1F.

Artikel 9 Relatie met inburgering

Wanneer belanghebbende begonnen is met een leertraject in het kader van de Wet inburgering kan dit worden aangemerkt als ‘voldoende inspanning’ van de kant van belanghebbende, zoals bedoeld is in artikel 18 b van de Participatiewet. Het college beoordeelt de voortgang iedere zes maanden.

Artikel 10 Inwerkingtreding

Deze beleidsregels treden in werking op de dag na bekendmaking.

Artikel 12 Citeertitel

Deze beleidsregels worden aangehaald als: Beleidsregels taaleis Participatiewet 2016.

Ondertekening

Aldus besloten in de vergadering van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Waterland, gehouden op 7 maart 2017
mr. N. van Ginkel MPM
gemeentesecretaris/algemeen directeur
L.M.B.C. Wagenaar-Kroon
burgemeester