Subsidieregeling riolering woonboten AGV

Geldend van 17-07-2010 t/m heden

Intitulé

Subsidieregeling riolering woonboten AGV

Inhoud

Artikel 1  Begripsomschrijvingen

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    woonboot: een vaartuig, daaronder begrepen een object te water, dat hoofdzakelijk wordt gebruikt als of is bestemd voor woonverblijf en dat uit hoofde van zijn feitelijke bestemming of gebruik plaatsgebonden is;

  • b.

    boordvoorziening: voorziening aan boord van woonboten, die (i) in combinatie met een walslang en een walaansluiting is bestemd voor het opvangen, verzamelen, afvoeren en lozen van huishoudelijk afvalwater op het openbaar riool of op een systeem voor de individuele behandeling van afvalwater en die (ii) bestaat of kan bestaan uit een of meer pompvoorzieningen met toebehoren, opvangtank(s), een besturingssysteem, doorvoersysteem, leidingwerk, elektra, bekabeling en overige tot die voorziening te rekenen onderdelen en die (iii) voldoet aan de daaraan door het dagelijks bestuur van het hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht vastgestelde en bekendgemaakte eisen;

  • c.

    dagelijks bestuur: het  dagelijks bestuur van het hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht;

  • d.

    IBA : een systeem voor de individuele behandeling van afvalwater

  • e.

    openbaar riool: voorziening voor de inzameling en het transport van stedelijk afvalwater, in beheer bij een gemeente of een rechtspersoon die door een gemeente met het beheer is belast;

  • f.

    pompvoorziening : een pompunit met toebehoren die onderdeel uitmaakt van een boordvoorziening en bestemd is voor het verpompen van huishoudelijk afvalwater;

  • g.

    schouwrapport: rapport dat door of namens – en op kosten van – het dagelijks bestuur wordt opgesteld en dat een opstelling bevat van de voorzieningen die (aan boord) moeten worden getroffen voor het realiseren en installeren van een boordvoorziening met walslang en van de eisen die daaraan worden gesteld;

  • h.

    walaansluiting: aansluitpunt op de wal dat woonboten door middel van het aankoppelen van de walslang aansluiting geeft op het openbaar riool of een IBA;

  • i.

    walslang : een koppelbare flexibele slang bestaande uit een binnenslang, een isolatielaag met thermolint en een buitenslang die bestemd is voor het transport van huishoudelijk afvalwater en de verbinding vormt tussen de boordvoorziening en de walaansluiting.

Artikel 2  Doel van de regeling

  • 1. Het dagelijks bestuur verstrekt - met het oog op het verminderen en tegengaan van ongezuiverde lozingen van huishoudelijk afvalwater van woonboten op oppervlaktewater in het beheersgebied van het hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht - ter stimulering van de aanschaf van een boordvoorziening aan eigenaren van woonboten een subsidie als tegemoetkoming in de kosten van de aanschaf van genoemde boordvoorziening.

  • 2. Indien aansluiting op de riolering niet mogelijk is wegens het ontbreken van een riolering of van een riolering die op grotere afstand is gelegen dan 40 meter vanaf de woonboot en de lozing plaatsvindt op een door het dagelijks bestuur  toegelaten IBA kan - in afwijking van het eerste lid - ook subsidie worden verstrekt aan de eigenaar van een woonboot als tegemoetkoming in de kosten van de aansluiting op een IBA.

Artikel 3  Subsidieplafond

  • 1. Het subsidieplafond bedraagt: € 3.000.000,-.

Artikel 4  Voorwaarden voor subsidie

  • 1. Deze regeling is uitsluitend van toepassing op:

    • a.

      woonboten die rechtmatig ligplaats hebben genomen op oppervlaktewateren in het beheersgebied van het hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht en die zijn aangesloten op de riolering danwel op een IBA.;

    • b.

      boordvoorzieningen die zijn aangeschaft op of na 1 januari 2002.

  • 2. Gelet op het bepaalde sub a in het eerste lid van dit artikel dient de eigenaar van een woonboot die in aanmerking wil komen voor een subsidie in het bezit te zijn van een ontheffing of vergunning ligplaats nemen, indien en voor zover deze is vereist krachtens de Keur AGV en/of het Verkeersbesluit Vaarwegen AGV-1 en/of de Verordening op de Haven en het Binnenwater gemeente Amsterdam 2006 en/of de Verordening Bescherming Natuur en Landschap provincie Utrecht 1996 en/of de Landschapsverordening provincie Noord-Holland 2005 en/of de Woonschepenverordening Plassenschap Loosdrecht e.o. en/of de verordening Recreatieschap Vinkeveense Plassen en/of een gemeentelijke ontheffing of vergunning ligplaats nemen of een daarmee gelijk te stellen verklaring van de gemeente dat ligplaats mag worden ingenomen.

  • 3. Per eigenaar en/of ligplaats en/of woonboot wordt slechts éénmaal subsidie verleend.

  • 4. Geen subsidie wordt verleend indien de aanvraag betrekking heeft op een ligplaats die reeds voor 1 januari 2002 van riolering is voorzien en waarvoor toen reeds subsidie voor aansluiting op de riolering is verkregen of verkregen had kunnen worden.

Artikel 5  Subsidiabele kosten

Als subsidiabele kosten worden aangemerkt:

  • a.

    de kosten van de aanschaf en installatie van een boordvoorziening, bestaande uit:                                                 1°. de kosten voor de aanschaf en installatie van een pompvoorziening met toebehoren, eventuele hulppompen,opvangtank(s), leidingwerk, elektra en bekabeling;                                                                          2°. het maken van de noodzakelijke doorvoeren;                                                                                               3°. de overige kosten die direct zijn toe te rekenen aan het installeren en plaatsen van een boordvoorziening.

  • b.

    de kosten voor de aanschaf van een walslang met inbegrip van koppelingen, inclusief eventueel bijkomende kosten c.q. aansluitkosten.

Artikel 6  Subsidiebedrag

De subsidie bedraagt ten hoogste 100%  van de subsidiabele kosten als genoemd in artikel 5  met een maximum van € 1250,-  per woonboot en onder aftrek van eventueel - in verband met deze kosten - reeds van derden ontvangen of door derden toegezegde vergoedingen of subsidies.

Artikel 7  De aanvraag

  • 1. De aanvraag tot subsidievaststelling wordt door of namens de eigenaar van de woonboot ingediend  bij het dagelijks bestuur, met gebruikmaking van een door het dagelijks bestuur  vastgesteld formulier;

  • 2. Bij de aanvraag tot subsidievaststelling wordt overgelegd:

    • a.

      Een schriftelijke machtiging wanneer de eigenaar van de woonboot niet zelf de aanvraag indient.

    • b.

      De originele gespecificeerde factuur of facturen met betrekking tot de subsidiabele kosten bedoeld in artikel vijf.

    • c.

      Een afschrift van het schouwrapport, indien en voor zover een dergelijke rapport is opgesteld..

    • d.

      een afschrift (of afschriften) van een ontheffing of vergunning (of ontheffingen of vergunningen) ligplaats nemen indien deze is (of zijn) vereist krachtens één (of meerdere) van de in artikel 4, tweede lid genoemde regelingen.

Artikel 8  Verplichting

De aanvrager van de subsidie verleent op verzoek van het dagelijks bestuur alle medewerking aan inspectie van de aangebrachte boordvoorziening door of namens het dagelijks bestuur.

Artikel 9  Wijze van subsidievaststelling

  • 1. Het dagelijks bestuur beslist op de aanvragen in de volgorde van ontvangst daarvan, met dien verstande dat, wanneer de subsidieaanvrager krachtens artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht de gelegenheid heeft gehad de aanvraag aan te vullen, de dag waarop de aanvraag is aangevuld, als datum van ontvangst van de aanvraag geldt.

  • 2. Subsidie wordt vastgesteld, zonder dat voorafgaand hieraan een beschikking tot subsidieverlening wordt gegeven.

Artikel 10 Beslissingstermijn

  • 1. Het dagelijks bestuur beslist op de aanvraag binnen acht weken na ontvangst daarvan.

  • 2. Het dagelijks bestuur kan de in het eerste lid bedoelde termijn éénmaal met ten hoogste vier weken verlengen.

  • 3. Van een beslissing als bedoeld in het tweede lid stelt het dagelijks bestuur de aanvrager schriftelijk op de hoogte.

Artikel 11 Hardheidclausule

Het dagelijks bestuur kan - in bijzondere gevallen en voor zover de strikte toepassing van deze verordening zal leiden tot onbillijkheden van overwegende aard - van het bepaalde in deze verordening afwijken, met uitzondering van het bepaalde in  artikel 6. 

Artikel 12 Looptijd en inwerkingtreding

  • 1. Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de bekendmaking daarvan.

  • 2. Deze regeling vervalt met ingang van 1 januari 2015.

Artikel 13 Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling riolering woonboten AGV.

Toelichting Algemeen

Algemeen

In het kader van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren (Wvo) is het dagelijks bestuur het bevoegde gezag indien er sprake is van een lozing op oppervlaktewater in het beheersgebied van AGV, tenzij de lozing plaatsvindt op rijkswater.

Als dit een lozing betreft van huishoudelijk afvalwater dan gelden de regels van het Besluit lozing afvalwater huishoudens, dat in de plaats is gekomen van het Lozingenbesluit Wvo huishoudelijk afvalwater.

Onder huishoudelijk afvalwater wordt conform de definitie van richtlijn nr. 91/271/EEG inzake de behandeling van stedelijk afvalwater, verstaan: afvalwater dat overwegend afkomstig is van menselijke stofwisseling en van huishoudelijke werkzaamheden.

Bij huishoudens gaat het daarbij feitelijk om al het afvalwater dat binnen een woning vrijkomt

Doelstelling (vervallen) Lozingenbesluit Wvo huishoudelijk afvalwater en Besluit lozing afvalwater huishoudens,

Doelstelling van het Lozingenbesluit Wvo huishoudelijk afvalwater was een beëindiging van alle ongezuiverde lozingen van huishoudelijk afvalwater op uiterlijk 1 januari 2002. Deze doelstelling is in de praktijk niet haalbaar gebleken. Nog steeds vinden lozingen plaats die niet voldoen aan het Lozingenbesluit.

Woonboten vormen in dit verband een bijzondere groep grotendeels nog te saneren lozingen. Sanering van deze lozingen is gelet op de financiële gevolgen die een dergelijke sanering voor de eigenaar met zich zou brengen, niet zonder aanvullende maatregelen te realiseren. Daarnaast heeft een dergelijke sanering ook gevolgen voor de betrokken gemeenten. Om een en ander te faciliteren is bijgaande subsidieregeling in het leven geroepen.

Gesignaleerde knelpunten bij sanering woonboten

Het achterblijven van de sanering van lozingen vanaf woonboten houdt verband met de complexe uitvoering - en handhavingproblematiek die zijn oorzaak vindt in de wederkerige afhankelijkheid van woonbooteigenaar en gemeente en de soms hoge kosten die uitbreiding van het rioleringsstelsel respectievelijk het realiseren van een aansluiting op de riolering met zich brengt.

Met het oog op de kosten van uitbreiding van het rioleringsstelsel nemen veel gemeenten een afwachtende houding aan in het treffen van maatregelen met betrekking tot  het aansluiten van woonboten op de riolering. Uitbreiding van de riolering en/of het realiseren van walaansluitingen wordt in dat geval veelal gecombineerd met werkzaamheden in het kader van kade -en wegreconstructies waardoor kosten kunnen worden bespaard.

Gevolg van deze handelwijze is dat de sanering van individuele lozingen wordt vertraagd en dat de gemeentelijke planning voor de aansluiting op het rioleringsstelsel niet aansluit op de in het Lozingenbesluit gehanteerde termijn van 1 januari 2002 waardoor die termijn aanzienlijk wordt overschreden. Het Lozingenbesluit bood geen mogelijkheid om met deze specifieke situatie rekening te houden

Anderzijds is het voor een gemeente niet altijd duidelijk of een woonbooteigenaar bereid en financieel in staat is om te investeren in een voorziening die lozing op het openbaar riool mogelijk maakt. Handhavend optreden tegen individuele lozingen van woonboten is in deze situatie moeilijk en uit een oogpunt van billijkheid en redelijkheid niet opportuun.

Aanpassing regelgeving : Besluit lozing afvalwater huishoudens

Naast andere oorzaken is ook en vooral het gebrek aan mogelijkheden om rekening te houden met specifieke lokale omstandigheden, aanleiding geweest om de regelgeving ten aanzien van het lozen van huishoudelijk afvalwater te herzien en onder te brengen in één algemene maatregel van bestuur : Het Besluit lozing afvalwater huishoudens. Het besluit is op 15 november 2007 gepubliceerd in Staatsblad 2007/468 en per 1 januari in werking getreden. Het besluit maakt alsnog een gefaseerde aanpak mogelijk. Daarmee wordt tegemoet gekomen aan de wens van AGV, zoals verwoord in zijn brief aan de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat d.d. 17 november 2004. In die brief wordt aangedrongen op een langere uitvoeringsperiode ten einde een gefaseerde aanpak mogelijk te maken.

Doel van de subsidieregeling : Sanering lozingen huishoudelijk afvalwater

De onderhavige subsidieregeling richt zich op het saneren van de lozingen van huishoudelijk afvalwater vanuit woonboten door de eigenaren van woonboten een bijdrage in het vooruitzicht te stellen indien de woonboot wordt aangesloten op het openbaar riool.

De bijdrage ter grootte van maximaal € 1250,- is bedoeld om de financiële gevolgen van de aanschaf van een voor de aansluiting op de riolering noodzakelijke voorziening aan boord  van de woonboot en van de bijbehorende walslang te verminderen en daarmee de financiële barrière althans voor een deel weg te nemen. Dit houdt verband met het feit dat de kosten van aansluiting bij een woonboot door de specifieke situatie in het algemeen hoger zijn dan een gemiddelde huisaansluiting.

Ook indien aansluiting op de riolering niet mogelijk is omdat een riolering ontbreekt of op grotere afstand is gelegen dan 40 meter, is subsidie mogelijk in het geval de woonboot wordt aangesloten op een IBA. De eigenaar van de woonboot zal immers ook in dat geval over moeten gaan tot de aanschaf van een boordvoorziening met walslang.

De regeling is primair bedoeld voor woonboten waarvan de lozingen - ten tijde van de vaststelling daarvan - nog niet zijn gesaneerd, maar kent een zekere terugwerkende kracht: lozingen die ten tijde van de vaststelling van de regeling al wel zijn gesaneerd komen ook voor subsidie in aanmerking, mits de sanering dateert van ná 1 januari 2002 en de getroffen voorzieningen voldoen aan de gestelde eisen.

Slotopmerking

Voor nadere informatie over de achtergrond en strekking van de subsidieregeling wordt kortheidshalve verwezen naar het voorstel Woonboten stoppen met lozen dat is behandeld in de vergadering van het algemeen bestuur d.d. 24 mei 2007  (AB nr 07/021).

Toelichting Artikelsgewijs

Artikel 1

Dit artikel omschrijft een aantal begrippen, dat in de tekst van de verordening wordt gebruikt. Op enkele daarvan wordt hieronder nader ingegaan.

  • woonboot

Het begrip woonboot is een verzamelnaam voor woonschepen, woonvaartuigen en woonarken en andere objecten te water die hoofdzakelijk worden gebruikt als of bestemd zijn voor woonverblijf. Woonboten waarop een bedrijf wordt uitgeoefend vallen derhalve buiten deze regeling omdat voor die groep van woonboten andere normen gelden.

  • boordvoorziening

Hieronder worden in deze regeling feitelijk alle zaken begrepen die aan boord van een woonboot nodig zijn om het van de woonboot afkomstige afvalwater op het openbaar riool of een IBA te kunnen lozen. Eén en ander kan per type woonboot verschillen. Zo zal het installeren van een boordvoorziening in woonarken door de aanwezigheid van een kruipruimte verhoudingsgewijs gemakkelijker zijn dan in woonschepen waarin een dergelijke voorziening ontbreekt. De boordvoorziening moet voldoen aan de eisen die daaraan met het oog op de efficiency, effectiviteit en duurzaamheid door het dagelijks bestuur worden gesteld. Deze eisen worden vastgelegd in een Programma van Eisen dat vooraf bekend wordt gemaakt, zodat de woonbooteigenaren weten waaraan voldaan moet worden om voor subsidie in aanmerking te komen.

  • schouwrapport

Dit is een rapport dat door of namens het dagelijks bestuur wordt opgemaakt vóórdat de woonboot wordt aangesloten op de riolering en dat inzicht verschaft in de voorzieningen die moeten worden getroffen voor het realiseren en installeren van een goedgekeurde boordvoorziening en de eisen die daaraan worden gesteld.

Artikel 2

Dit artikel omschrijft het doel van de regeling. Het artikel spreekt voor zich.

Artikel 3

Dit artikel bevat het maximum bedrag dat voor de subsidieregeling beschikbaar is.

Artikel 4

Dit artikel regelt de voorwaarden waaronder subsidie wordt verleend.

De eerste voorwaarde is dat alleen woonboten die een legale ligplaats innemen, voor subsidie in aanmerking komen. Daartoe worden in het tweede lid van dit artikel alle regelingen in het beheersgebied opgesomd, op basis waarvan door het betreffende bevoegd gezag (AGV en/of de provincie en/of de gemeente) ligplaatsontheffingen of vergunningen kunnen worden verleend. De feitelijke situatie per woonboot kan en zal daarbij verschillen: er kan geen ontheffing of vergunning nodig zijn - bijvoorbeeld als de ligplaats voldoet aan de algemene regels van de keur van AGV zodat terzake geen keurontheffing nodig is en evenmin een ontheffing of vergunning op grond van één van de andere genoemde regelingen is voorgeschreven - of er kunnen één of meerdere ontheffingen of vergunningen nodig zijn.

De tweede voorwaarde is dat uitsluitend boordvoorzieningen die op of na 1 januari 2002 - dus deels ook op een tijdstip dat de subsidie nog niet in het leven was geroepen - voor subsidie in aanmerking komen. De achtergrond daarvan is dat een aantal woonbooteigenaren al uit eigen beweging een boordvoorziening heeft  aangeschaft. Het is dan redelijk deze alsnog voor subsidie in aanmerking te laten komen.  De datum van 1 januari 2002 is gekozen omdat uit financieel oogpunt nu eenmaal een peildatum moet worden vastgesteld.

Artikel 5.

Dit artikel bevat een opsomming van de kosten die subsidiabel zijn in het kader van de aanschaf en installatie van een boordvoorziening. Ook in gevallen waarin aansluiting op de riolering niet mogelijk is en de lozing plaatsvindt op een IBA zal in de meeste gevallen een soortgelijke voorziening moeten worden getroffen omdat de IBA op de wal is geplaatst.

Artikel 6.

Het subsidiebedrag is gemaximeerd tot een bedrag van ten hoogste € 1250,- Op dit bedrag worden uiteraard eventuele vergoedingen of subsidies die een woonbooteigenaar reeds van derden heeft of zal ontvangen, in mindering gebracht.

Artikel 7

Het eerste lid bepaalt dat de eigenaar zelf, dan wel iemand die door de eigenaar daartoe gemachtigd is, de aanvraag voor subsidie moet indienen. Hiermee wordt buiten twijfel gesteld wie gerechtigd is om de subsidie te ontvangen.

Het tweede lid bevat een opsomming van de stukken die bij de aanvraag moeten worden ingediend:

  • het gestelde sub a spreekt voor zich;

  • de sub b bedoelde facturen moeten zodanig gespecificeerd zijn dat daaruit kan worden afgeleid dat de boordvoorziening voldoet aan de daaraan gestelde eisen.

  • het sub c. genoemde schouwrapport behoeft uiteraard alleen te worden overgelegd indien dit is opgesteld. Voor een woonboot waarvan de lozing reeds  ten tijde van de vaststelling van de regeling (maar ná 1 januari 2002, zie artikel 4 lid 1 sub b) is gesaneerd, is geen schouwrapport opgesteld, zodat dit evenmin kan worden overgelegd.

Artikel 8

Dit artikel verplicht de aanvrager van de subsidie om alle medewerking te verlenen aan de inspectie van de aangebrachte boordvoorziening. Daarmee kan - steekproefsgewijs - worden geverifieerd of de installatie voldoet aan de gestelde eisen en ook feitelijk is aangebracht. Met de aanvraag voor de subsidie verklaart de woonbooteigenaar zich akkoord met het uitvoeren van een dergelijke inspectie die door of in opdracht van het dagelijks bestuur kan plaatsvinden.

Artikel 9

Het eerste lid spreekt voor zich.

Het tweede lid regelt dat - uit oogpunt van efficiency en om de administratieve lasten voor de woonbooteigenaren en voor AGV tot een minimum te beperken - er niet eerst vooraf een aanvraag tot subsidieverlening en daarna een aanvraag tot subsidievaststelling behoeft te worden ingediend, Volstaan kan worden met éénmaal achteraf, dus nadat de boordvoorziening is gerealiseerd, een aanvraag tot subsidievaststelling in te dienen. Gelet op de betrekkelijke eenvoud van de regeling en het feit dat een woonbooteigenaar weet of kan weten wat hij moet doen om voor subsidie in aanmerking te komen, ligt dit ook voor de hand.

Artikel 10

De termijn zoals genoemd in het eerste lid is afkomstig uit de Algemene wet bestuursrecht. Het artikel spreekt overigens voor zich.

Artikel 11

Dit artikel  geeft het dagelijks bestuur de bevoegdheid om in bijzondere gevallen af te wijken van het bepaalde in de regeling, met uitzondering van het bepaalde in artikel 6 dat de subsidie maximaal € 1250,- kan bedragen, onder aftrek van eventueel van derden (te) ontvangen bijdragen.

Artikel 12

Dit artikel spreekt voor zich.

Artikel 13

Dit artikel spreekt voor zich.