Regeling vervallen per 30-06-2021

Legger oppervlaktewaterlichamen en vaarwegen Mark-Vlietsysteem

Geldend van 29-11-2012 t/m 29-06-2021

Intitulé

Legger oppervlaktewaterlichamen en vaarwegen Mark-Vlietsysteem

1 Inleiding

Wettelijke basis van de legger

In artikel 5.1 van de Waterwet is bepaald dat het waterschap zorg draagt voor de vaststelling van een legger, waarin is omschreven waaraan waterstaatswerken naar ligging, vorm, afmeting en constructie moeten voldoen. De Waterwet vermeldt de basisgegevens die de legger moeten bevatten. De ligging van de waterstaatswerken en daaraan grenzende beschermingszones en de profielen van vrije ruimte worden aangegeven op overzichtskaarten.

In de Waterwet is verder bepaald dat bij provinciale verordening voor leggers nadere voorschriften kunnen worden gegeven. Dat is gebeurd in de Verordening Water Noord-Brabant. Tevens bepaalt de Waterwet in artikel 5.1 dat bij provinciale verordening vrijstelling verleend kan worden aanzien van het in de legger vermelden van vorm, afmeting, constructie en de ligging van waterstaatswerken. Op basis van Verordening Water Noord-Brabant zijn de minst belangrijke delen van de oppervlaktewaterlichamen (bijv. greppels en oppervlaktewaterlichamen langs wegen die dienen voor de afwatering van die weg) vrijgesteld van opname in de legger. De Verordening Water bepaalt verder dat van de vrij meanderende wateren enkel de ligging wordt aangegeven, door middel van een zone waarbinnen de waterloop zich feitelijk kan bevinden.

De legger op grond van de Waterwet moet worden onderscheiden van de onderhoudslegger als bedoeld in artikel 78 van de Waterschapswet. In deze Waterschapswetlegger worden de onderhoudsplichtigen of onderhoudsverplichtingen aangewezen. Waterschap Brabantse Delta combineert beide leggers in één document.

Het Mark-Vlietsysteem (zie hoofdstuk 2 voor de afbakening) is niet alleen een stelsel van oppervlaktewaterlichamen zoals alle andere in het beheergebied van het waterschap. Het Mark-Vlietstelsel is tevens een stelsel van vaarwegen voor de scheepvaart. Het nautisch beheer over deze provinciale vaarwegen is middels de Verordening Water Noord-Brabant aan het waterschap opgedragen. Voor de legger brengt dit aanvullende eisen met zich mee. Naast de gebruikelijk onderdelen van een legger voor oppervlaktewaterlichamen, moet een legger voor vaarwegen tevens de hoedanigheid als vaarweg, de scheepvaartklasse en het profiel van de vaarweg vastgelegd worden in de legger.

Relatie tussen de legger en de Keur

De Keur stelt regels over waterstaatswerken, beschermingszones, profielen van vrije ruimte en grondwaterlichamen. Volgens de begripsbepalingen van zowel artikel 1.1 Waterwet als artikel 1.1 Keur gaat het om oppervlaktewaterlichamen, bergingsgebieden, waterkeringen, ondersteunende kunstwerken en bijbehorende onderhoudsstroken en om beschermingzones, profielen van vrije ruimte die als zodanig in de legger zijn aangegeven en grondwaterlichamen. De legger is zodoende van belang voor de reikwijdte van de verbods- en beheerbepalingen van de Keur.

Afbakening van deze legger

Deze legger is in feite een legger voor oppervlaktewaterlichamen, maar dan aangevuld met aanvullende bepalingen met betrekking tot de scheepvaartfunctie. Dat betekent dat ook in deze legger niet alleen de oppervlaktewaterlichamen zijn opgenomen, maar ook de bijbehorende ondersteunende kunstwerken voor zowel het waterkwantiteitsbeheer, als die voor de scheepvaartfunctie relevant zijn zoals bijvoorbeeld bruggen (i.v.m. doorvaarthoogte en –breedte).

Oppervlaktewaterlichamen die niet tot het Mark-Vlietstelsel behoren maar elders in het beheergebied van het waterschap liggen, vallen onder een andere legger. Daarnaast geldt dat voor bergingsgebieden en waterkeringen met een opgelegde normering eveneens aparte leggers van kracht zijn. In deze legger komen alleen kaden voor langs het Mark-Vlietstelsel, die geen opgelegde normering kennen op grond van hogere wet- of regelgeving. Dit betekent concreet dat alleen de zomerkaden langs de Mark en de Roosendaalsche en Steenbergsche Vliet in deze legger zijn opgenomen.

Om aan de grenzen van de legger de relatie met andere leggers te duiden, kunnen keringen, oppervlaktewaterlichamen of bergingsgebieden die in een andere legger zijn vastgelegd, wel ter informatie op de leggerkaarten zijn aangegeven. Regels met betrekking tot maten, afmetingen en onderhoudsplichten ten aanzien van deze objecten zijn dan ook niet opgenomen in deze legger.

Vaarwegen

De Waterwet beoogt te bewerkstelligen dat landsdekkend is bepaald wie belast zijn met het beheer van watersystemen. Hiertoe is in de Waterwet bepaald dat voor de niet bij het Rijk in beheer zijnde watersystemen of onderdelen daarvan bij provinciale verordening beheerders worden aangewezen. Ter uitvoering hiervan is in de Verordening Water Noord-Brabant het waterschap aangewezen als beheerder van het regionale watersysteem.

Het beheer als vaarweg maakt begripsmatig onderdeel uit van dit watersysteembeheer. Onder vaarwegbeheer wordt verstaan: de aanleg en instandhouding van de infrastructuur ten behoeve van de scheepvaart. De beheerder heeft als taak er voor te zorgen dat de betreffende waterstaatsobjecten blijven beantwoorden aan de specifieke doelstellingen en eisen vanuit de scheepvaart.

Het vaarwegbeheer werd tot de komst van de Waterwet niet in een formele wet geregeld of toebedeeld. De Waterwet geeft de provincie de opdracht het vaarwegbeheer door andere lichamen dan het Rijk of de waterschappen vast te leggen in de verordening, door aanwijzing van die beheerders. Aangezien het nauwkeurig in beeld brengen van historisch gegroeide beheersituaties niet vóór de inwerkingtreding van de Waterwet kan worden gerealiseerd, voorziet de Invoeringswet in een overgangstermijn van 3 jaar om die vaarwegbeheerders aan te wijzen. Verder bepaalt de Invoeringswet als overgangsrecht het volgende: ‘tot het tijdstip van het van kracht worden van een aanwijzing blijft de zorg voor de vaarweg- of havenfunctie berusten bij het overheidslichaam dat onmiddellijk voor het tijdstip van inwerkingtreding van de Waterwet die zorg behartigde met betrekking tot de desbetreffende vaarweg of haven.

In de Verordening Water Noord-Brabant heeft de provincie het waterschap belast met de uitvoering van het vaarwegbeheer over de volgende provinciale vaarwegen: de Mark en Dintel, de Roosendaalsche en Steenbergsche Vliet, het Mark- Vlietkanaal, de Roode Vaart Noord en Zuid, de Steenbergsche Haven en de Heense Haven.

De provinciale verantwoordelijkheid voor de genoemde vaarwegen impliceert dat van provinciewege de (verkeers-)doelstellingen worden bepaald waaraan de vaarwegen dienen te voldoen. Er is voor gekozen die verkeersdoelstellingen uit te drukken in scheepvaartklassen (volgens de internationale CEMT-normen) met het oog op de schepen die gebruik moeten kunnen maken van de vaarweg. Zolang deze nog niet door de provincie zijn vastgesteld (op grond van artikel 3.3 van de Verordening Water Noord-Brabant) gelden op grond van het overgangsrecht uit artikel 9.3 van de Verordening Water Noord-Brabant, de aanduidingen op de Scheepvaartklassekaart die het dagelijks bestuur van het waterschap heeft vastgesteld op grond van de Scheepvaartverkeerswet (19 juli 1993, zoals laatst gewijzigd bij besluit van 12 januari 2004). De bijbehorende minimaal benodigde vaarwegdiepten en –profielen voor de betreffende klassen kunnen worden afgeleid uit de Richtlijnen vaarwegen RVW 2005 (Stcrt. 2006, 32). Aangezien deze wateren tevens een functie vervullen binnen het kwantiteitsbeheer, is de bepaling van de feitelijke diepte en profiel overgelaten aan het waterschap als integraal waterbeheerder.

2 Toepassingsbereik

Deze legger is van toepassing op de oppervlaktewaterlichamen met bijbehorende ondersteunende kunstwerken die behoren tot het Mark-Vlietstelsel van regionale rivieren en kanalen met een scheepvaartfunctie. Hiertoe behoren:

  • de rivier de Mark en Dintel;

  • de Roosendaalsche en Steenbergsche Vliet;

  • het Mark- Vlietkanaal,

  • de Roode Vaart Noord en Zuid;

  • de Steenbergsche Haven;

  • de Heense Haven.

De ligging van het Mark-Vlietstelsel is op het onderstaande overzichtskaart globaal aangegeven. De exacte ligging, begrenzingen, bijbehorende kunstwerken en dergelijke zijn weergegeven op de bij deze legger behorende leggerkaarten en de bijhorende leggertabellen.

afbeelding binnen de regeling

Voor het Mark-Vlietstelsel was al eerder een legger vastgesteld, namelijk de “Legger oppervlaktewateren in beheer en onderhoud bij het hoogheemraadschap van West Brabant, januari 1995”. Met het vaststellen van deze legger komt de legger uit 1995 te vervallen.

3 Toelichting bij de leggeronderdelen

De legger bestaat naast dit leggerboek uit de volgende onderdelen:

  • De leggerkaarten: deze geeft de exacte ligging van de oppervlaktewaterlichamen, ondersteunende kunstwerken en onderhoudsstroken weer. Daarnaast zijn kades (overige waterkering) opgenomen die geen door de provincie vastgestelde normering hebben. Keringen met een door de provincie of het Rijk toegekende normering zijn opgenomen in een aparte legger voor waterkeringen. Kades behorende bij een bergingsgebied zijn opgenomen in de legger van het desbetreffende bergingsgebied.

  • Detailkaarten: deze detailkaarten geven aanvullende informatie van de ondersteunende kunstwerken.

  • Profieltekeningen; deze tekeningen geven naast de leggertabellen aanvullende informatie van zowel de oppervlaktewaterlichaamprofielen als de vaarwegprofielen. Deze extra informatie kan men niet in de tabellen weergeven.

  • Een kaart met de geldende scheepvaartklassen met maximale afmetingen van schepen per traject.

  • Leggertabellen: deze tabellen bevatten gegevens over maatvoeringen, functies en materialen van de oppervlaktewaterlichamen en de ondersteunende kunstwerken. Daarnaast geven deze tabellen de afmetingen van onderhoudsstroken en onderhoudsverplichtingen aan, in samenhang met de in deze legger opgenomen voorschriften.

  • Voorschriften: de legger bevat regels met betrekking tot onderhoudsverplichtingen en afmetingen van onderhoudsstroken.

In dit hoofdstuk slechts kort toegelicht welke informatie de legger bevat en hoe die informatie geraadpleegd kan worden.

3.1 Scheepvaart

Vanwege de scheepvaartfunctie van het Mark-Vlietstelsel gelden aanvullende eisen aan de legger zoals uitgelegd in hoofdstuk 1. In de eerste plaats legt de legger de scheepvaartklassen en de maximale afmetingen van schepen vast. In deze legger is daarom een kaart met de vastgestelde scheepvaartklassen opgenomen.

In de tweede plaats brengt scheepvaart aanvullende eisen aan oppervlaktewaterlichamen en ondersteunende kunstwerken met zich mee. Normaal gesproken is alleen de wateraan- en –afvoer en de bergingscapaciteit van belang, maar bij scheepvaart spelen ook diepgang, vaarbreedte een doorvaarhoogte een belangrijke rol. In de ze legger zijn dan ook meer kunstwerken opgenomen dan in reguliere leggers voor oppervlaktewaterlichamen en met meer kenmerkende maten. Denk daarbij aan bruggen, sluizen, bodembescherming , zwaaikommen, en dergelijke.

3.2 Oppervlaktewaterlichamen

Bij reguliere leggers voor oppervlaktewaterlichamen komen verschillende categorieën oppervlaktewaterlichamen voor. In deze legger echter is alleen het stelsel van regionale rivieren, kanalen en havens opgenomen met een scheepvaartfunctie, die allen de status categorie A oppervlaktewaterlichaam hebben. Hieronder wordt dan ook niet verder ingegaan op de wijze van categoriseren en de andere categorieën die bestaan.

Algemene uitgangspunten

Met betrekking tot oppervlaktewaterlichamen worden leggers voor oppervlaktewaterlichamen alleen die gegevens opgenomen, welke karakteristiek zijn voor het hydrologisch functioneren en de specifieke functie die een waterloop kan hebben. Dit betekent dat in de leggertabel (zie ‘Tabel Aan- en Afvoervak OPW en Vaarweg’) de volgende waarden in elk geval zijn opgenomen:

  • Bodembreedte

  • Bodemdiepte

  • Taludhelling linkerzijde

  • Taludhelling rechterzijde

  • Hoogteligging van de bodem bovenstrooms

  • Hoogteligging van de bodem benedenstrooms

  • Lengte

Naast de leggertabellen zijn er in de legger van verschillende specifieke situaties aanvullende profieltekeningen opgenomen ter verduidelijking.

De maten vormen zowel het dwars- als lengteprofiel van een oppervlaktewaterlichaam. Deze maten zijn gerelateerd aan knooppunten in het watersysteem. Dit is hieronder schematisch weergegeven.

afbeelding binnen de regeling

Voor iedere streng tussen knooppunten zijn de maten van het dwarsprofiel opgenomen, de hoogteligging en de lengte t.o.v. het bovenstroomse knooppunt. Knooppunten liggen daar waar waterlopen samenkomen of daar waar het profiel van een waterloop verandert, zoals bijv. bij een bodemval of een overgang naar een andere taludhelling. In het uitzonderlijke geval dat de waterloop heel lang is zonder een profielverandering, kan omwille van de nauwkeurigheid van de leggergegevens een extra knooppunt opgenomen zijn.

De kengetallen die samen het profiel vormen zijn zodanig dat daaruit kenmerkende eigenschappen afgelezen kunnen worden. Ofwel deze eigenschappen zijn direct af te lezen, ofwel deze zijn rekenkundig te herleiden (voor rekenformules, zie bijlage II). In deze legger worden alleen die gegevens opgenomen die direct relevant zijn voor de definiëring van het oppervlaktewaterlichaam. Gegevens die eenvoudig herleid kunnen worden uit de legger, worden daarom niet apart opgenomen in de leggertabel. Zo kan bijvoorbeeld het verhang van een waterloop eenvoudig herleid worden uit de hoogteliggingen boven- en benedenstroom en de lengte van een waterloop, welke vermeld zijn in de legger. Daarnaast zijn in de legger de bovenbreedte van een waterloop aan het maaiveld en het normale waterpeil niet opgenomen.

Het waterpeil is ofwel te vinden in het peilbesluit (indien het peilbeheerst gebied betreft), ofwel te herleiden uit technische eigenschappen uit opgenomen kunstwerken (bijvoorbeeld het stuwpeil bij een retentievoorziening), ofwel is deze niet aanwezig omdat het een vrijafwaterend watersysteem betreft welke geen vast peil kent.

De bovenbreedte van een watergang kan eenvoudig berekend worden met de formules uit bijlage II.

Voor oppervlaktewaterlichamen geldt dat de taludhellingen en andere maten gelijk blijven over de hele lengte van een waterloop vak en dus geen significante afwijken vertonen. Daar waar er wel significante afwijkingen zijn is dat specifiek in de leggertabel aangegeven.

Voorzieningen voor afwijkende taluds

De bovenstaande uitgangspunten gelden in elk geval voor gevallen waarin er sprake is van een standaardprofiel, waarbij de taluds aan beide zijden gelijke hellingen hebben. Daarvan is echter niet altijd sprake. Enerzijds zijn er oppervlaktewaterlichamen met twee verschillende taludhellingen, anderzijds oppervlaktewaterlichamen met aan één of beide zijden een zogenaamd ‘accoladeprofiel’. In die gevallen gelden bijzondere aanduidingen in de leggertabel.

Bepalen van linker- en rechterzijde van een waterloop

Als er in de leggertabel onderscheid gemaakt wordt tussen de linkerzijde en de rechterzijde is het van belang dat helder is hoe objectief kan worden bepaald, welke zijde links en welke zijde rechts is. In de legger wordt daarom als uitgangspunt aangehouden dat geldt dat het profiel bekeken wordt met de stroomrichting mee. Met andere woorden, daar waar de legger spreekt over de linkerzijde, is dat de zijde aan de linkerkant van het oppervlaktewaterlichaam indien men kijkt met de stroom van het water mee. De stroomrichting is met een pijltje op de leggerkaart aangegeven.

Accoladeprofielen

Een accoladeprofiel, ook wel een banket genoemd, is een profiel waarbij de oever van een oppervlaktewaterlichaam niet vanaf de bodem tot een het maaiveld doorloopt, maar de oever wordt onderbroken door een stuk vlakke (horizontale) oever. Het vlakke deel van de oever kan zich zowel onder als boven het waterpeil bevinden. In de onderstaande figuur is dit schematisch weergegeven.

afbeelding binnen de regeling

In het geval van een accoladeprofiel geldt de standaard opgenomen profielhelling alleen voor het stuk vanaf de bodem. Voor de accolade worden in de tabel de volgende extra maten opgenomen: hoogteligging van het accoladeprofiel t.o.v. de bodem, de breedte van de accolade en de taludhelling vanaf de accolade tot aan het maaiveld. Daarnaast wordt aangegeven of de accolade aan de linker- of rechterzijde ligt of aan beide zijden.

3.3 Bijzondere (ecologische) functies aan oppervlaktewaterlichamen

Aan oppervlaktewaterlichamen kunnen op grond van provinciaal beleid of regelgeving bijzondere (veelal ecologische) functies toegekend zijn, zoals ecologische verbindingszone, vismigratieroute, enzovoorts. Dit is ook het geval bij enkele vaarwegen. Zo zijn er bijvoorbeeld langs de Mark paaiplaatsen voor vissen aangelegd in verband met de ecologische functie van het oppervlaktewaterlichaam. Door de bijzondere functie kunnen extra eisen aan het oppervlaktewaterlichaam of gelet op de Keur bijzondere regels ten behoeve van het onderhoud gelden. Daarom wordt in de leggertabel (‘Tabel Functie Oppervlaktewaterlichamen’) middels een aanduiding aangegeven welke bijzondere functie een oppervlaktewaterlichaam categorie A heeft.

3.4 Ondersteunende kunstwerken

In deze legger komen drie soorten ondersteunende kunstwerken voor:

  • kunstwerken die ondersteunend zijn aan een oppervlaktewaterlichaam vanwege de waterbeheerfunctie;

  • kunstwerken die ondersteunend zijn aan een oppervlaktewaterlichaam vanwege de scheepvaartfunctie;

  • kunstwerken die ondersteunend zijn aan een kade.

In oppervlaktewaterlichamen komen normaal gesproken allerlei ondersteunende kunstwerken voor. Veel voorkomende voorbeelden zijn duikers, dammen met duikers, stuwen, maar ook minder vaak voorkomende ondersteunende kunstwerken zoals bodemvallen of sifons. Alle ondersteunende kunstwerken hebben gemeen dat deze de werking van het oppervlaktewaterlichaam waarvan zij deel uitmaken beïnvloeden. Kenmerkende eigenschappen voor ondersteunende kunstwerken zijn die maten en afmetingen die relevant zijn voor het functioneren van het kunstwerk (zie ‘Tabel Duiker’ en ‘Tabel Stuw’).

In het Mark-Vlietstelsel hebben de meeste ondersteunende kunstwerken ook een rol met betrekking tot de scheepvaartfunctie. Een sluis bijvoorbeeld is zowel relevant voor het waterbeheer als voor de scheepvaart. In een dergelijk geval is van het ondersteunende kunstwerk de meest kritische maatvoering van de twee aspecten als maatgevend opgenomen. Is bijvoorbeeld de noodzakelijke doorvaarbreedte en –diepte groter dan het noodzakelijk profiel voor het waterbeheer, dan is de doorvaarbreedte en –diepte het meest kritisch en dus leidend. De gegevens van de sluizen staan vermeld in ‘Tabel Sluis’.

Er zijn ook kunstwerken die alleen relevant zijn voor de scheepvaartfunctie, zoals bijvoorbeeld bruggen, vanwege de doorvaarhoogte of kademuren (aanmeren, laden/lossen en taludbescherming). Van dergelijke kunstwerken zijn alleen die maten en afmetingen opgenomen die voor de scheepvaartfunctie relevant zijn. De gegevens van deze kunstwerken staan vermeld in de tabellen ‘Tabel Brug’, ‘Tabel Verticale verdediging’ en ‘Tabel Wacht- /Ligplaats’.

3.5 Kades

In deze legger zijn alleen die kades (overige waterkeringen) opgenomen die niet qua aard en functie in de legger waterkeringen of bergingsgebieden horen. Waterkeringen met een opgelegde normering (rijk, provincie) zijn opgenomen in de legger waterkeringen. Waterkeringen (kades) die horen bij een bergingsgebied omdat die bijvoorbeeld het instromen van het bergingsgebied reguleren, zijn opgenomen in de legger bergingsgebieden. De resterende kades langs het Mark-Vlietstelsel die in deze legger zijn opgenomen, zijn dan ook zomerkades die veelal dienen om lokaal al te vaak onderlopen van de uiterwaarden tegen te gaan. Gegevens over de kades staan vermeld in ‘Tabel Kade’.

3.6 Onderhoudsplicht

In deze legger kan de onderhoudsplicht betrekking hebben op drie verschillende categorieën:

  • een oppervlaktewaterlichaam of een ondersteunend kunstwerk vanwege de waterbeheerfunctie;

  • een oppervlaktewaterlichaam of een ondersteunend kunstwerk vanwege de scheepvaartfunctie;

  • een kade of een ondersteunend kunstwerk behorende bij de kade.

Wat betreft de onderhoudsplichten voor de oppervlaktewaterlichamen geldt in dit geval dat het onderscheid tussen de functie voor het waterbeheer en de scheepvaartfunctie in de praktijk niet relevant is voor het oppervlaktewaterlichaam. De onderhoudsplichtigen van de betreffende oppervlaktewaterlichamen staan verwoord in ‘Tabel Vaarwegen en Havens’. De onderhoudsplichtigen van de meanders naast de vaarweg (in verband met de functie ecologische verbindingszone) zijn opgenomen in de ‘ Tabel Meander’.

Voor de ondersteunende kunstwerken maakt het wel uit. Zo is een brug over het water alleen relevant voor de scheepvaartfunctie (doorvaarhoogte), maar niet vanwege het reguliere waterbeheer. Dit betekent dat de onderhoudsplicht voor het oppervlaktewaterlichaam als waterstaatswerk en als vaarweg bij het waterschap berust, inclusief ondersteunende kunstwerken die in hoofdzaak ondersteunend zijn aan de functie ‘waterstaatswerk’. Zoals ook bij de reguliere legger wordt hier eveneens onderscheid gemaakt tussen het onderhouden van het doorstroomprofiel (bijv. het schoonhouden van duikers zodat deze niet verstopt raken) en het bouwkundig onderhoud oftewel het in goede staat van onderhoud houden van het kunstwerk (bijv. een duiker die versleten is vervangen door een nieuwe), omdat dit niet per definitie bij één onderhoudsplichtige ligt.

Wat betreft de ondersteunende kunstwerken die enkel dienstig zijn aan de functie van vaarweg ligt de onderhoudsplicht in beginsel bij de eigenaar, in de praktijk een andere overheid indien het niet het waterschap zelf betreft. Dit geldt bijvoorbeeld voor bruggen, die in eigendom en onderhoud zijn bij de weg- of de spoorwegbeheerder.

Voor kades geldt dat er een onderscheid is tussen het dagelijkse onderhoud (zoals het verzorgen van de grasmat) en het buitengewoon onderhoud (weer op hoogte brengen van de kade als gevolg van bijvoorbeeld zetting). Hiervoor geldt dat het dagelijks onderhoud in beginsel berust bij de eigenaar van de gronden waarop de kade ligt en dat het buitengewoon onderhoud berust bij het waterschap.

Voor damwanden geldt dat bij de vergunningverlening voor damwanden in sommige verleende ontheffingen is opgenomen dat, de onderhoudsplichtige de slibaanwas tussen de damwand en de vaargeul zelf dient te verwijderen. Dit betreft voorzieningen met een particulier karakter die zich buiten de vaargeul bevinden, zodat het voor de hand ligt dat de vaarwegbeheerder dit onderhoud op zich neemt. Deze afwijkingen zijn in de leggertabel ‘Tabel Verticale verdediging’ opgenomen.

3.7 Onderhoudsstroken

Voor het uitvoeren van machinaal onderhoud aan oppervlaktewaterlichamen (zowel jaarlijks maaien als het periodiek uitbaggeren tot leggerdiepte) dient voldoende ruimte naast het oppervlaktewaterlichaam vrij te zijn. Voor categorie A oppervlaktewaterlichamen werd tot de inwerkingtreding van de Waterwet de onderhoudsstrook via de Keur afgedwongen. De onderhoudsstrook was per definitie 4 meter + 1 meter extra ter bescherming aan beide zijden bij leggerwaterlopen (=categorie A oppervlaktewaterlichamen). Met de Waterwet worden de onderhoudsstroken nu in de legger gedefinieerd.

Standaard afmetingen onderhoudsstroken

Gelet op het bestaande regime van onderhoudsstroken en de regels zoals deze in de Keur zijn opgenomen geldt dat de standaardafmeting van een onderhoudsstrook 5 meter vanuit de insteek van een oppervlaktewaterlichaam is, en dat er aan beide zijden een onderhoudsstrook ligt. Dit is afgestemd op machinaal onderhoud vanaf de kant, waarbij het principe geldt dat beide zijden gelijk belast worden.

Bij de reguliere leggers voor oppervlaktewaterlichamen worden alleen afwijkingen van die standaardregel vermeld, bijvoorbeeld als de onderhoudsstrook aan één zijde of beide zijden kleiner is.

Scheepvaartwegen zijn echter de uitzondering op de regel omdat gezien de omvang van de vaarweg deze standaard vanaf het water onderhouden worden. Daarmee is in dit geval de uitzondering juist de regel geworden en is er juist vrijwel nooit sprake van onderhoud vanaf de kant. In deze legger is daarom, in afwijking van andere leggers, specifiek aangegeven waar een onderhoudsstrook geldt en welke afmetingen die heeft. (zie ‘Tabel Onderhoudstroken’).

Bijzondere regel bij verankerde damwanden/kademuren

Langs oppervlaktewaterlichamen komen ook damwanden en kademuren voor die in de grond verankerd zijn tegen wegzakken. Juist bij de scheepvaartwegen komen deze vaker voor, vanaf de scheepvaartfunctie. In die gevallen geldt van oudsher een afwijkende maat voor de onderhoudsstrook, waarbij de verankering maatgevend is. De verankering moet immers vervangen of gerepareerd kunnen worden. De regel voor deze gevallen is, dat de onderhoudsstrook in deze gevallen strekt tot 1 meter achter de verankering van de damwand. In de onderstaande figuur is dit schematisch weergegeven.

Principeprofiel verankerde

damwand of kademuur:

afbeelding binnen de regeling

Bij het soort kademuren en damwanden die in het Mark-Vlietsysteem zijn toegepast, is de noodzakelijke verankering meestal 10 meter. Gelet op de het bovenstaande wordt daarom als standaardmaat voor de onderhoudsstrook achter de damwanden/kademuur een breedte van 11 meter aangehouden tenzij in de leggertabel Verticale verdediging anders is vermeld.

3.8 Beschermingszones

Beschermingszones kunnen in dit verband betrekking hebben op twee aspecten:

  • de vaarweg c.q. het oppervlaktewaterlichaam;

  • kades.

Oppervlaktewaterlichaam

De Waterwet en de Keur bieden de mogelijkheid om naast onderhoudsstroken ook beschermingszones langs oppervlaktewaterlichamen aan te wijzen. Een beschermingszone biedt extra bescherming aan een oppervlaktewaterlichaam of een waterkering tegen grote ontgravingen en explosiegevaarlijke inrichtingen.

In de praktijk is deze extra bescherming bij oppervlaktewaterlichamen categorie A hoogst zelden nodig en voorziet een onderhoudsstrook al in een voldoende mate van bescherming, vanwege op grond van de Keur geldende beperkingen op onderhoudsstroken. In beginsel worden er daarom geen beschermingszones aangewezen. Alleen in specifieke situaties waar een extra bescherming nodig is omdat de onderhoudsstrook klein is en toch gezien de lokale situatie extra bescherming nodig is, kan een beschermingszone aangewezen worden in de legger.

Kades

Bij de kades zijn beschermingszones opgenomen, deze bedragen zoals in het algemeen 2,50 meter vanuit de waterkeringszone, aan beide zijden, zo ook voor deze legger. Er wordt geen profiel van vrije ruimte gereserveerd voor toekomstige verhoging van de kades. De kades hebben immers maar een beperkte functie en daardoor geen specifieke normering, zodat verhoging op termijn niet aannemelijk is, hooguit het weer op leggerhoogte brengen indien dat na verloop van tijd nodig blijkt.

4 Voorschriften

Artikel 1 Hoofdelijke aansprakelijkheid

  • 1.

    Wanneer percelen met een beperkt recht zijn bezwaard, dan wel krachtens persoonlijk recht in gebruik zijn gegeven, rusten de in deze legger aan de eigenaar opgelegde verplichtingen van de Keur ook op de beperkt gerechtigden en in geval er sprake is van een persoonlijk recht ook op de gebruikers.

  • 2.

    Voor de nakoming van de in de Keur aan de eigenaar opgelegde verplichtingen is ieder van de genoemde gerechtigden alsmede de eigenaar hoofdelijk aansprakelijk.

Artikel 2 Onderhoudsplicht oppervlaktewateren categorie A

De onderhoudsplicht voor oppervlaktewaterlichamen categorie A zoals bedoeld in de Keur, berust bij het waterschap, tenzij in de leggertabel van deze legger anders is bepaald.

Artikel 3 Onderhoudsplicht ondersteunende kunstwerken behorende tot oppervlaktewaterlichamen

  • 1.

    De verplichting tot het schoonhouden van het doorstromingsprofiel van een ondersteunend kunstwerk zoals bedoeld in de Keur rust op de onderhoudsplichtige van het oppervlaktewaterlichaam waartoe het ondersteunend kunstwerk behoord, tenzij in de leggertabel van deze legger anders is bepaald.

  • 2.

    De verplichting tot het in goede staat van onderhoud houden van een ondersteunend kunstwerk (bouwkundig onderhoud) zoals bedoeld in de Keur rust op de onderhoudsplichtige van het oppervlaktewaterlichaam waartoe het ondersteunend kunstwerk behoord, tenzij in de leggertabel van deze legger anders is bepaald.

Artikel 3a Onderhoudsplicht ondersteunende kunstwerken louter ten behoeve van het scheepvaartverkeer

De verplichting tot het in stand houden van een ondersteunend kunstwerk die enkel van invloed is het functioneren van de vaarweg, zodat deze in staat blijft de verkeersfunctie voor de scheepvaart te blijven vervullen, berust bij de eigenaar van dat ondersteunend kunstwerk, tenzij in de leggertabel van deze legger anders is bepaald.

Artikel 4 Onderhoudsstroken

De onderhoudsstrook langs een oppervlaktewaterlichaam categorie A zoals bedoeld in de Keur geldt op de plaatsen waar deze in deze legger is aangewezen en bedraagt het aantal meter vanuit de insteek van het oppervlaktewaterlichaam dat in deze legger is bepaald.

Artikel 6 Beschermingszones

  • 1.

    Langs een oppervlaktewaterlichaam categorie A welke voorzien is van een verankerde damwand of kademuur bedraagt de beschermingszone achter de kademuur of damwand 10 meter, tenzij in de leggertabel Verticale verdedigingen van deze legger anders is bepaald.

  • 2.

    Onverminderd het eerste lid kunnen in de leggertabel van deze legger ook op andere plaatsen beschermingszones zijn aangewezen zoals bedoeld in de Keur.

Artikel 7 Onderhoudsplicht kaden

  • 1.

    Het gewoon onderhoud zoals bedoeld in de Keur berust bij de eigenaren van de kaden, tenzij in de leggertabel van deze legger anders is bepaald.

  • 2.

    Het buitengewoon onderhoud zoals bedoeld in de Keur berust bij het waterschap, tenzij in de leggertabel van deze legger anders is bepaald.

Artikel 6 Ondersteunende kunstwerken bij kaden

De verplichting tot het onderhouden van een ondersteunend kunstwerk in een kade zoals bedoeld in de Keur rust op de onderhoudsplichtige van het kade waartoe het ondersteunend kunstwerk behoord, tenzij in de leggertabel van deze legger anders is bepaald.

Artikel 7 Beschermingszone en profiel van vrije ruimte kaden

  • 1.

    De beschermingszone langs een kade of overloopkade bedraagt aan beide zijden 2,50 meter vanuit de waterkeringszone, tenzij in de leggertabel van deze legger anders is bepaald.

  • 2.

    Er geldt geen profiel van vrije ruimte tenzij in de leggertabel van deze legger anders is bepaald.

Bijlage I: Begrippenlijst

In deze legger worden de onderstaande begrippen gehanteerd (voor zover deze niet in de Waterwet of de Keur zijn gedefinieerd).

bouwkundig onderhoud: het in goede staat van onderhoud houden van een ondersteunend kunstwerk.

Kade: een als zodanig in een legger aangewezen overige waterkering of waterkerende hoogte.

Keur: Keur waterschap Brabantse Delta.

legger bergingsgebieden: legger specifiek voor bergingsgebieden.

legger waterkeringen: legger specifiek voor waterkeringen.

het waterschap: het waterschap Brabantse Delta.

Bijlage II: Berekeningen aan profielen

In deze legger zijn waarden voor bijvoorbeeld bovenbreedten van oppervlaktewaterlichamen niet opgenomen, omdat deze uit de gegevens in de legger berekend kunnen worden. Ter informatie is hieronder uitgewerkt hoe een van die berekeningen gedaan kan worden.

Berekening bovenbreedte van een oppervlaktewaterlichaam

Voor wat betreft de breedte van de waterloop aan het maaiveld geldt dat deze eenvoudig berekend kan worden uit de opgenomen leggergegevens. Indien de taludhelling aan beide zijden gelijk is:

afbeelding binnen de regeling

Bijlage III: Leggertabellen

[Red: De leggertabellen zijn in te zien op het hoofdkantoor van waterschap Brabantse Delta en zijn tevens raadpleegbaar op www.brabantsedelta.nl via leggerkaarten.]