Regeling vervallen per 01-01-2022

Reglement van orde voor het algemeen bestuur Waterschap Brabantse Delta 2009

Geldend van 01-02-2015 t/m 31-12-2021

Intitulé

Het algemeen bestuur van waterschap Brabantse Delta;

gelezen het voorstel van het dagelijks bestuur van 3 februari 2009;

gelet op artikel 8 van het Reglement voor het Waterschap Brabantse Delta 2008;

B E S L U I T :

Vast te stellen het Reglement van Orde voor het algemeen bestuur Waterschap Brabantse Delta 2009;

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

  • -

    amendement: een voorstel tot wijziging van een voorstel dat aan de orde is en dat naar de vorm geschikt is om daarin direct te worden opgenomen;

  • -

    sub-amendement: een voorstel tot wijziging van een aanhangig amendement en dat naar de vorm geschikt is om direct te worden opgenomen in het amendement, waarop het betrekking heeft;

  • -

    motie: een korte en gemotiveerde verklaring over een onderwerp waardoor een oordeel, wens of verzoek wordt uitgesproken zonder dat daaraan rechtsgevolgen zijn verbonden;

  • -

    motie van orde: een voorstel met betrekking tot de orde van de vergadering;

  • -

    interpellatie: het vragen van inlichtingen aan het dagelijks bestuur of een lid daarvan of aan de voorzitter over een onderwerp dat niet staat vermeld op de agenda;

  • -

    initiatiefvoorstel: een voorstel, gedaan door een lid van het algemeen bestuur, uitmondend in een ontwerpbesluit, buiten de agenda vallend, dat zo spoedig mogelijk op de agenda van het algemeen bestuur wordt geplaatst.

Hoofdstuk I Toelating van nieuwe leden

Artikel 2 Toelating van leden

  • 1.

    Over de toelating van de leden voor een nieuwe zittingsperiode van het algemeen bestuur wordt beslist in de laatste vergadering van het zittende algemeen bestuur. Indien dat niet mogelijk is, wordt zo spoedig mogelijk nadien hierover beslist.

  • 2.

    Bij de vervulling van een tussentijdse vacature wordt over de toelating beslist in de eerstvolgende vergadering, nadat de benoemingsbescheiden aan het algemeen bestuur zijn toegezonden.

  • 3.

    Voor het onderzoek omtrent de toelating van benoemden als lid als bedoeld in artikel V 4 van de Kieswet 1 wijst de voorzitter uit de zitting hebbende leden van het algemeen bestuur een commissie van drie personen aan.

  • 4.

    De voorzitter draagt er zorg voor dat de vereiste bescheiden tijdig aan de commissie worden overhandigd.

  • 5.

    De commissie verricht haar werk voorafgaande aan de vergadering waarin door het algemeen bestuur over de toelating wordt beslist. Desgevraagd verleent de secretaris of een door hem aangewezen ambtenaar ondersteuning.

  • 6.

    Op de agenda wordt het punt van de toelating van nieuwe leden geplaatst direct na de opening. Wanneer het agendapunt aan de orde is, brengt de commissie bij monde van de uit haar midden aangewezen rapporteur verslag uit van haar onderzoek en doet naar aanleiding daarvan bepaalde voorstellen.

  • 7.

    Het algemeen bestuur beslist terstond over de toelating, tenzij wegens onvolledigheid of onduidelijkheid van de stukken tot verdaging wordt besloten.

  • 8.

    Indien om inzage wordt verzocht, biedt de voorzitter de leden van het algemeen bestuur de gelegenheid de toelatingsbescheiden in te zien.

Artikel 3 Fractie

  • 1.

    In deze verordening wordt onder fractie verstaan:

    • a.

      de leden van het algemeen bestuur die door het stembureau op dezelfde kandidatenlijst verkozen zijn verklaard.

    • b.

      de leden van het algemeen bestuur die onderscheidenlijk zijn benoemd overeenkomstig artikel 14, eerste, tweede en derde lid, van de Waterschapswet.

  • 2.

    Is onder een lijst slechts één lid verkozen, respectievelijk voor een categorie van belanghebbenden slechts één lid benoemd, dan wordt dit lid als een afzonderlijke fractie beschouwd.

  • 3.

    De fracties bedoeld onder lid 1 sub a voeren in het algemeen bestuur als naam de aanduiding die boven de kandidatenlijst was geplaatst en de fracties bedoeld onder lid 1 sub b voeren respectievelijk de naam “Ongebouwd”, “Natuurterreinen” of “Bedrijven”.

  • 4.

    De namen van degenen die als voorzitter van de fractie en als diens plaatsvervanger optreden worden zo spoedig mogelijk aan de voorzitter doorgegeven.

  • 5.
    • a.

      Indien:

    • -

      één of meer leden van een fractie als zelfstandige fractie gaan optreden;

    • -

      twee of meer fracties als één fractie gaan optreden;

    • -

      één of meer leden van een fractie zich aansluiten bij een andere fractie;

wordt hiervan zo spoedig mogelijk schriftelijk mededeling gedaan aan de voorzitter.

  • b.Met de onder a beschreven veranderde situatie wordt rekening gehouden met ingang van de eerstvolgende vergadering van het algemeen bestuur na de mededeling daarvan.

  • 6.

    Het algemeen bestuur beslist of en zo ja, op welke wijze de fracties door het waterschap worden ondersteund.

Artikel 4 Eed of verklaring en belofte

  • 1.

    De beëdiging van de toegelaten leden betreffende een nieuwe zittingsperiode geschiedt zo mogelijk in de eerste vergadering van het nieuwe algemeen bestuur.

  • 2.

    De beëdiging vindt plaats na de opening van de vergadering, voordat enig ander punt aan de orde komt.

  • 3.

    Voor het overige vindt de beëdiging van de leden plaats direct volgend op de beslissing omtrent hun toelating. Indien dit niet mogelijk is, geschiedt de beëdiging zo spoedig mogelijk in een volgende vergadering overeenkomstig het bepaalde in het eerste lid.

Hoofdstuk II Benoeming leden dagelijks bestuur

Artikel 5 Benoeming dagelijks bestuur

De benoeming van de leden van het dagelijks bestuur vindt plaats na de toelating als bedoeld in artikel 2 van dit reglement en met inachtneming van de volgende bepalingen.  

Artikel 6 Vaststellen zetels en kandidaatstelling dagelijks bestuur

  • 1.

    Het algemeen bestuur stelt, met inachtneming van artikel 40 Waterschapswet 2 en artikel 9 van het Reglement voor Waterschap Brabantse Delta 3 , voor de duur van de lopende bestuursperiode het aantal zetels voor het dagelijks bestuur vast.

  • 2.

    In aansluiting op de vaststelling van het aantal zetels is er de gelegenheid om schriftelijk aan de voorzitter kenbaar te maken wie kandidaat wordt gesteld of zich kandideert voor een zetel in het dagelijks bestuur.

  • 3.

    Leden van het algemeen bestuur kunnen daarbij zichzelf kandidaat stellen maar kunnen ook door één of meerdere leden van het algemeen bestuur worden voorgedragen. De voorgedragen kandidaat moet hiermee instemmen.

  • 4.

    De voorzitter doet van deze kandidaatstelling mededeling aan het algemeen bestuur nadat de in artikel 6a, tweede lid genoemde procedure is afgerond, en stelt desgewenst de kandidaten in de gelegenheid tijdens een vergadering van het algemeen bestuur hun kandidatuur mondeling toe te lichten.

Artikel 6a Benoeming leden dagelijks bestuur

  • 1.

    De benoeming van de leden van het dagelijks bestuur vindt plaats door het algemeen bestuur, zodra de procedure als beschreven in de volgende leden van dit artikel is afgerond.

  • 2.

    Na de kandidaatstelling, als bedoeld in artikel 6 van dit reglement, wordt op de volgende wijze aandacht gegeven aan de integriteit van kandidaten voor het lidmaatschap van het dagelijks bestuur:

    • a.

      de kandidaat legt een verklaring omtrent het gedrag (VOG), niet ouder dan zes maanden, afgegeven volgens de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens over aan de voorzitter;

    • b.

      de kandidaat neemt deel aan een door het waterschap aangeboden risicoscan integriteit, uit te voeren door een extern bureau;

    • c.

      de kandidaat voert vervolgens een gesprek met de voorzitter omtrent eventuele integriteitsrisico’s met betrekking tot zijn functioneren als lid van het dagelijks bestuur, waarbij de overgelegde VOG en de uitkomsten van de integriteitsscan aan de orde komen. Bij dit gesprek is de secretaris aanwezig, die zorg draagt voor een kort vertrouwelijk verslag van het besprokene, dat aan de betreffende kandidaat ter beschikking zal worden gesteld en vertrouwelijk zal worden gearchiveerd bij het waterschap.

  • 3.

    De voorzitter informeert het algemeen bestuur in een besloten deel van een vergadering, waaraan de kandidaat-leden voor het dagelijks bestuur deelnemen, over de informatie uit de VOG en de externe integriteitsscan ten aanzien van eventuele integriteitsrisico’s van de kandidaat-leden.

Artikel 7 Stemming en verkozenverklaring

  • 1.

    Indien er meer kandidaten zijn dan te vervullen plaatsen vindt stemming plaats.

  • 2.

    Indien er evenveel kandidaten zijn als te vervullen plaatsen verklaart de voorzitter, als daarmee voldaan wordt aan het bepaalde in artikel 40 Waterschapswet, de desbetreffende kandidaat of kandidaten verkozen, tenzij één van de leden van het algemeen bestuur zich hiertegen verzet. In dat geval wordt er gestemd met inachtneming van het bepaalde van dit reglement.

Artikel 7a

Het algemeen bestuur stelt de tijdbesteding van de individuele leden van het dagelijks bestuur vast indien gebruik wordt gemaakt van de bevoegdheid in artikel 3.11 van het Waterschapsbesluit 4 op een daartoe strekkend voorstel van het dagelijks bestuur.

Hoofdstuk III Vergaderingen

§ 1 Vergadering en voorbereiding

Artikel 8 Plaats, tijd en frequentie van de vergaderingen

  • 1.

    Het algemeen bestuur komt op uitnodiging van de voorzitter in de regel ten minste zesmaal per jaar bijeen.

  • 2.

    De voorzitter bepaalt plaats, dag en uur van de vergaderingen.

  • 3.

    Voor aanvang van het kalenderjaar zendt de voorzitter het schema van de voor dat jaar geplande vergaderingen aan de leden.

  • 4.

    Op verzoek van ten minste twee leden van het dagelijks bestuur of van een vijfde van het aantal zitting hebbende leden van het algemeen bestuur belegt de voorzitter een vergadering. Deze vindt plaats uiterlijk binnen veertien dagen na het verzoek.

Artikel 9 Oproep en agenda

  • 1.

    De voorzitter draagt er zorg voor dat de leden, spoedeisende gevallen uitgezonderd, ten minste twee weken vóór de vergadering schriftelijk worden opgeroepen.

  • 2.

    De voorzitter stelt de volgorde van de te behandelen onderwerpen voor de vergadering vast.

  • 3.

    Bij de oproep zijn in elk geval gevoegd de agenda, de ontwerp-notulen met ontwerp-besluitenlijst van de vorige vergadering, de voorstellen van het dagelijks bestuur betreffende de te behandelen onderwerpen alsmede een lijst van de voor het algemeen bestuur ingekomen stukken en bestemde mededelingen.

  • 4.

    Zo nodig kan na het verzenden van de oproepingsbrief, tot uiterlijk drie dagen voor de aanvang van een vergadering een aanvullende agenda worden opgesteld. Deze wordt met de daarbij behorende stukken aan de leden van het algemeen bestuur verzonden en, indien het een openbare vergadering is, openbaar gemaakt. Uit overwegingen van spoedeisendheid kan worden gekozen om (een deel van) voornoemde stukken elektronisch naar het algemeen bestuur te sturen.

  • 5.

    Onderwerpen die niet op de agenda zijn vermeld, kunnen door de voorzitter bij het begin van de vergadering en alleen in grote spoedeisendheid aan de agenda worden toegevoegd.

Artikel 10 Ter inzage legging van vergaderstukken

De secretaris draagt er zorg voor dat de aan het algemeen bestuur gerichte voorstellen met de bijbehorende stukken voor zover deze betrekking hebben op het openbare gedeelte van de vergadering, acht dagen vóór de behandeling voor een ieder gedurende de normale kantooruren in het waterschapshuis ter inzage liggen of beschikbaar zijn via de website van waterschap Brabantse Delta.

Artikel 11 Openbare kennisgeving

  • 1.

    De secretaris draagt er zorg voor dat openbare kennisgeving wordt gedaan van het beleggen van een vergadering.

  • 2.

    De kennisgeving bevat plaats, dag en tijd van de vergadering, een beknopte opgave van de onderwerpen die ter sprake komen, alsmede van de ter inzage ligging als bedoeld in artikel 10.

Artikel 12 Kennisneming niet meegezonden stukken

  • 1.

    De secretaris draagt er zorg voor dat stukken die betrekking hebben op een geagendeerde zaak maar niet bij de agendastukken worden toegezonden, vanaf het moment van toezending van de oproepingsbrief voor de leden in het waterschapshuis gedurende de normale kantooruren en vanaf een uur voor de vergadering in de vergaderzaal ter inzage liggen.

  • 2.

    De ter inzage liggende bescheiden mogen door de leden niet buiten het waterschapshuis of de vergaderzaal worden gebracht. De secretaris verstrekt de leden desgewenst een afschrift van de ter inzage gelegde stukken.

Artikel 13 Voorlopige geheimhouding

Wanneer bij het dagelijks bestuur het voornemen bestaat stukken in een besloten vergadering te doen behandelen, doet het de leden van het algemeen bestuur daarvan beknopt mededeling met vermelding van de aard van de stukken. Met betrekking tot deze mededeling kan het dagelijks bestuur voorlopige geheimhouding opleggen.

Artikel 14 Toevoeging punten aan de agenda

  • 1.

    Indien een lid daarom verzoekt, plaatst de voorzitter een door dit lid aangedragen punt op de bij de oproeping toe te zenden agenda. Een dergelijk verzoek moet door ten minste drie andere leden worden ondersteund. Een zodanig verzoek moet zijn voorzien van een toelichting, die tevens de formulering van de eventueel door het algemeen bestuur te nemen beslissing bevat, en ten minste tien werkdagen voor de dag van de vergadering bij het dagelijks bestuur zijn inge-diend. De toelichting wordt door het dagelijks bestuur bij de agenda gevoegd.

  • 2.

    Indien het dagelijks bestuur daartoe aanleiding ziet, voegt het zijn zienswijze omtrent het ter behandeling aangedragen punt bij.

§ 2 Orde van de vergadering

Artikel 15 Presentielijst

  • 1.

    De secretaris draagt er zorg voor dat tijdig voor aanvang van de vergadering er een presentielijst ligt, die in alfabetische volgorde de namen bevat van de zitting hebbende leden van het algemeen bestuur. De leden die ter vergadering komen, dienen voor aanvang van de vergadering de presentielijst te tekenen. Zonder voorafgaande tekening van deze lijst kan een lid niet aan de stemming deelnemen.

  • 2.

    De leden die vóór de sluiting de vergadering verlaten, geven daarvan kennis aan de voorzitter.

  • 3.

    Onmiddellijk na sluiting van de vergadering ondertekenen de voorzitter en de secretaris de presentielijst. De presentielijst blijft als bijlage bij de notulen bewaard.

Artikel 16 Orde van plaatsneming

  • 1.

    De leden hebben in de vergadering een vaste zitplaats.

  • 2.

    Bij de aanvang van een nieuwe zittingsperiode van het algemeen bestuur bepaalt de voorzitter de orde van plaatsneming.

Artikel 17 Bericht van verhindering

Een lid dat verhinderd is de vergadering bij te wonen, geeft daarvan zo mogelijk vóór de aanvang van de vergadering kennis aan de secretaris.

Artikel 18 Taak van de voorzitter

De voorzitter is belast met:

  • a.

    het leiden van de vergadering;

  • b.

    het handhaven van de orde in de vergadering;

  • c.

    het geven van voldoende gelegenheid aan de leden tot het uiten van hun opvattingen omtrent een in behandeling zijnd onderwerp;

  • d.

    het formuleren van datgene waarover zal worden gestemd dan wel zoals is besloten;

  • e.

    het zo nodig in stemming brengen van de aan de vergadering gedane voorstellen en het bekend maken van de uitslag van de stemmingen en lotingen.

Artikel 19 Taak van de secretaris

De secretaris woont alle vergaderingen van het algemeen bestuur bij en is verantwoordelijk voor het ontwerpen van de notulen en de besluitenlijst. Hij ondertekent de stukken die van het algemeen bestuur uitgaan, mede.

Artikel 20 Opening

  • 1.

    De voorzitter opent de vergadering op het tijdstip in de oproepingsbrief bepaald, wanneer blijkens de presentielijst meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden aanwezig is.

  • 2.

    Wanneer een kwartier na het voor de aanvang van de vergadering bepaalde tijdstip het overeenkomstig het eerste lid vereiste aantal leden niet aanwezig is, wordt de presentielijst gesloten en vindt artikel 42, derde lid, toepassing.

  • 3.

    Wanneer gedurende de vergadering blijkt, dat het vereiste aantal leden niet meer aanwezig is, sluit de voorzitter de vergadering en wordt met betrekking tot de niet behandelde onderwerpen van de agenda gehandeld als in artikel 42, derde lid, is bepaald.

  • 4.

    Een belegde vergadering, die wegens het niet-opkomen van het vereiste aantal leden niet wordt gehouden, wordt voor de toepassing van de vergoedingsregelingen aangemerkt als een vergadering.

Artikel 21 Mededelingen

Na de opening van de vergadering doet de voorzitter mededeling van hetgeen ter kennis van het algemeen bestuur dient te worden gebracht, voor zover hierover bij de agenda geen schriftelijke of elektronische mededeling is gedaan.

Artikel 22 Ingekomen stukken

  • 1.

    Na de mededelingen stelt de voorzitter de lijst van ingekomen stukken aan de orde. In voorkomend geval verstrekt hij een aanvullende opgaaf van ingekomen stukken en doet daaromtrent de nodige voorstellen namens het dagelijks bestuur.

  • 2.

    De in het eerste lid bedoelde stukken worden door het algemeen bestuur voor kennisgeving aangenomen of, met inachtneming van de door het algemeen bestuur gemaakte opmerkingen, overeenkomstig nader voorstel van het dagelijks bestuur afgehandeld.

Artikel 23 Vaststelling notulen en besluitenlijst

  • 1.

    De ontwerp-notulen van de voorgaande vergadering worden, aan de leden van het algemeen bestuur toegezonden gelijktijdig met de schriftelijke oproep. De ontwerpnotulen worden gelijktijdig aan de overige personen die het woord gevoerd hebben, toegezonden.

  • 2.

    De leden zijn gerechtigd tekstvoorstellen te doen tot het aanbrengen van de naar hun mening nodig geachte aanvullingen of wijzigingen.

  • 3.

    Wanneer de notulen of de besluitenlijst aanleiding gegeven hebben tot aanmerkingen, raadpleegt de voorzitter de vergadering die beslist of de aanmerkingen gegrond zijn. Indien de gegrondheid van de aanmerkingen door de vergadering wordt erkend, wordt de verlangde wijziging aangebracht.

  • 4.

    De notulen worden in de eerstvolgende vergadering vastgesteld, waarna deze door de voorzitter en de secretaris worden ondertekend.

  • 5.

    Na de behandeling overeenkomstig het bepaalde in artikel 22 van de ingekomen stukken komt het vaststellen van het ontwerp van de notulen en de ontwerpbesluitenlijst aan de orde.

Artikel 24 Inhoud notulen

De notulen houden in elk geval in:

  • a.

    de namen van de voorzitter en de secretaris;

  • b.

    de namen van de leden die aanwezig waren alsmede van de leden die afwezig waren;

  • c.

    een opgave van de medegedeelde stukken en de mondelinge mededelingen;

  • d.

    de zakelijke inhoud van het besprokene met vermelding van de namen van de leden die het woord hebben gevoerd of voorstellen en dergelijke aan de vergadering hebben gedaan;

  • e.

    in welke zin is besloten;

  • f.

    de vermelding van de gehouden stemmingen en hun uitslag, met vermelding tevens van de namen van degenen die zich bij hoofdelijke stemmingen vóór of tegen een voorstel verklaarden en van degenen die zich van stemming hebben onthouden;

  • g.

    de naam van ieder lid dat geacht wilde worden te hebben tegengestemd betreffende een zonder hoofdelijke stemming genomen besluit.

Artikel 25 Besluitenlijst

De besluitenlijst is een kort overzicht van hetgeen overeenkomstig het bepaalde onder e. van artikel 24 in de notulen is opgenomen.

Artikel 26 Onderwerpen volgens agenda

Na de vaststelling van de notulen en de besluitenlijst stelt de voorzitter de onderwerpen aan de orde waarvoor de vergadering is belegd, in de volgorde waarin zij op de agenda zijn vermeld. Het algemeen bestuur kan op voorstel van de voorzitter of een lid besluiten deze volgorde te wijzigen.

Artikel 27 Niet geagendeerde voorstellen / spoedeisende gevallen

  • 1.

    Andere voorstellen dan de op de agenda vermelde maken alleen in spoedeisende gevallen onderwerp van beraadslaging uit, indien zij worden gedaan door de voorzitter, door het dagelijks bestuur of door een lid van het algemeen bestuur; in het laatste geval indien het voorstel door ten minste drie andere leden wordt gesteund. Laatstgenoemd voorstel dient schriftelijk of elektronisch te worden gedaan. De voorzitter bepaalt na welk agendapunt het aan de orde komt.

  • 2.

    Behoudens in uitzonderlijke gevallen dient een voorstel dat buiten de agenda om wordt gedaan, op een zodanig tijdstip aan de leden te worden toegezonden dat kennisneming daarvan, voorafgaande aan de vergadering, redelijkerwijs mogelijk is. Het lid dat zodanig voorstel doet, dient dit daartoe uiterlijk drie werkdagen vóór de datum van een vergadering bij de voorzitter in te dienen. De voorzitter draagt er zorg voor dat het voorstel direct wordt vermenigvuldigd en aan de leden wordt toegezonden.

  • 3.

    Het algemeen bestuur gaat tot behandeling van het voorstel over na hierover het advies van het dagelijks bestuur te hebben gehoord. Zonodig schorst de voorzitter de vergadering voor de duur van het beraad van het dagelijks bestuur omtrent het uit te brengen advies.

  • 4.

    Over niet geagendeerde voorstellen wordt in de vergadering geen besluit genomen tenzij met tweederde van de uit te brengen stemmen daartoe wordt besloten.

  • 5.

    Zolang een besluit over het voorstel niet is genomen kan het door degene die het voorstel heeft ingediend, worden teruggenomen.

Artikel 28 Bespreking niet geagendeerde onderwerpen

De voorzitter kan onderwerpen die niet op de agenda zijn vermeld, ter sprake brengen zonder dat over een dergelijk onderwerp besluitvorming plaatsvindt.

Artikel 29 Orde van spreken

  • 1.

    Geen lid voert het woord zonder het aan de voorzitter gevraagd en van deze gekregen te hebben.

  • 2.

    De voorzitter verleent in de regel het woord in de volgorde waarin het is gevraagd. Van deze volgorde kan worden afgeweken wanneer een lid het woord vraagt voor een persoonlijk feit of voor het indienen van een voorstel van orde.

  • 3.

    De voorzitter verleent het woord over een persoonlijk feit niet dan nadat het betrokken lid een beknopte aanduiding van dat feit heeft gegeven.

Artikel 30 Spreektermijnen

  • 1.

    De beraadslaging over elk aan de orde gesteld onderwerp gebeurt in ten hoogste twee spreektermijnen, tenzij het algemeen bestuur anders beslist.

  • 2.

    Elke spreektermijn wordt door de voorzitter afgesloten.

  • 3.

    Een lid mag in een spreektermijn slechts eenmaal het woord voeren over hetzelfde onderwerp.

  • 4.

    Het derde lid van dit artikel is niet van toepassing op:

    • a.

      de voorzitter;

    • b.

      een lid van het dagelijks bestuur dat in het bijzonder is belast met het in behandeling zijnde onderwerp;

    • c.

      een lid dat een (sub)amendement, een motie of een initiatiefvoorstel heeft ingediend, voor wat betreft dat amendement, die motie of dat voorstel;

    • d.

      een rapporteur van een commissie.

  • 5.

    Bij de bepaling hoeveel malen een lid over hetzelfde onderwerp of voorstel het woord heeft gevoerd, wordt niet het spreken over een voorstel van orde gerekend.

Artikel 31 Spreekplaats

Elk lid spreekt met behulp van een microfoon tot de voorzitter.

Artikel 32 Frequentie van spreken

  • 1.

    Geen lid voert over hetzelfde onderwerp meer dan tweemaal het woord, tenzij de voorzitter hem daartoe toestemming verleent.

  • 2.

    Deze bepaling is niet van toepassing op de leden van het dagelijks bestuur en op de leden die een voorstel dan wel een amendement of sub-amendement hebben ingediend.

Artikel 33 Spreektijd

  • 1.

    De voorzitter kan, gehoord het algemeen bestuur, bij de aanvang of tijdens de beraadslaging over enig onderwerp regels stellen ten aanzien van de spreektijd van de leden.

  • 2.

    Zodra de aan een lid gegeven spreektijd is verstreken, nodigt de voorzitter dat lid uit zijn rede te beëindigen. Het lid is gehouden daaraan terstond gevolg te geven.

Artikel 34 Handhaving van de orde

  • 1.

    Een lid dat aan het woord is mag in zijn rede niet worden gestoord door iemand anders ter vergadering aanwezig, tenzij door de voorzitter.

  • 2.

    De voorzitter onthoudt de leden niet de gelegenheid korte interrupties te plaatsen, tenzij de normale gang van de vergadering door herhaaldelijke interruptie dreigt te worden verstoord.

  • 3.

    Indien een lid zich beledigende of onbehoorlijke uitdrukkingen veroorlooft of op welke wijze ook de orde verstoort, roept de voorzitter dat lid tot de orde.

  • 4.

    Indien een lid voortgaat beledigende of onbehoorlijke uitdrukkingen te gebruiken of de orde te verstoren, ontneemt de voorzitter dat lid het woord over het onderwerp van beraadslaging.

Artikel 35 Schorsing in verband met handhaving van de orde

Indien dringende omstandigheden het ter handhaving van de orde noodzakelijk maken, schorst de voorzitter de vergadering. De schorsing gaat de tijd van één uur niet te boven.

Artikel 36 Verdaging van de vergadering

Indien bijzondere omstandigheden dit wenselijk maken, is de voorzitter bevoegd de vergadering te verdagen. In dat geval zal de vergadering binnen acht dagen worden hervat dan wel opnieuw worden uitgeschreven.

Artikel 37 Uitsluiting van de vergadering

  • 1.

    De voorzitter kan aan het algemeen bestuur voorstellen een lid dat door zijn gedragingen de geregelde gang van zaken belemmert, uit te sluiten van verdere bijwoning van de vergadering. Over dit voorstel wordt niet beraadslaagd.

  • 2.

    Onmiddellijk na aanneming van het voorstel, als bedoeld in het eerste lid, verlaat dat lid de vergadering. In geval van weigering zorgt de voorzitter ervoor dat het lid uit de vergaderzaal wordt verwijderd.

Artikel 38 Wijze van beraadslaging

  • 1.

    Bij beraadslaging over keuren, verordeningen, reglementen, begrotingen, rekeningen en andere in artikelen of in onderdelen verdeelde stukken wordt door de voorzitter eerst gelegenheid geboden tot algemene beschouwingen over het aan de orde zijnde onderwerp alvorens beraadslaging over de verschillende artikelen of onderdelen plaatsvindt.

  • 2.

    De voorzitter schorst de vergadering indien tenminste een derde van de aanwezige leden dit verlangt of indien het dagelijks bestuur zich over de ontstane situatie wil beraden.

Artikel 39 Sluiting beraadslaging

  • 1.

    Oordeelt de voorzitter dat een zaak voldoende is toegelicht, dan stelt hij sluiting van de beraadslaging voor. Dit voorstel wordt geacht te zijn aangenomen, tenzij ten minste vijf leden daarover stemming verlangen.

  • 2.

    Het voorstel tot sluiting van de beraadslagingen kan ook uitgaan van een der leden. Dit voorstel moet, om in behandeling te kunnen worden genomen, door ten minste vier andere leden worden gesteund.

  • 3.

    De voorzitter kan toelaten dat na de sluiting van de beraadslagingen korte verklaringen worden afgelegd.

Artikel 40 Deskundigen

Ambtenaren of andere adviseurs kunnen tot de vergadering worden toegelaten voor het geven van toelichting betreffende de aan de orde zijnde onderwerpen of voor het verstrekken van inlichtingen:

  • a.

    op uitnodiging van het dagelijks bestuur;

  • b.

    op verzoek van een of meer leden met instemming van het algemeen bestuur.

§ 3 Procedures bij stemmingen

Artikel 41 Stemming

  • 1.

    Indien een lid na sluiting van de beraadslaging stemming vraagt over het nemen van een besluit, wordt onmiddellijk tot stemming bij hoofdelijke oproeping overgegaan, tenzij schriftelijke stemming is vereist.

  • 2.

    Indien niet om stemming wordt verzocht en ook de voorzitter dit niet verlangt, stelt de voorzitter vast dat het voorstel zonder hoofdelijke stemming is aangenomen.

  • 3.

    Wanneer de voorzitter heeft verklaard dat met de stemming is begonnen, is het de leden van algemeen bestuur niet meer toegestaan om te spreken behoudens om hun stem uit te brengen als bedoeld in artikel 45, derde lid, en om een verzoek in te dienen als bedoeld in artikel 45, vierde lid en tweede volzin.

Artikel 42 Besluiten

  • 1.

    Alle besluiten worden genomen bij volstrekte meerderheid van de uitgebrachte geldige stemmen, met uitzondering van het bepaalde in artikel 27, lid 4.

  • 2.

    Het algemeen bestuur kan slechts besluiten, indien volgens de presentielijst het ingevolge artikel 20, eerste lid vereiste aantal leden aanwezig is.

  • 3.

    Als het algemeen bestuur ingevolge het bepaalde in het voorgaande lid niet kan besluiten, belegt de voorzitter zo spoedig mogelijk een nieuwe vergadering ter behandeling van de onderwerpen, die in de oproeping voor de eerste vergadering zijn vermeld. In de oproeping worden de redenen vermeld waarom de tweede vergadering is belegd. In de tweede vergadering wordt beslist ongeacht het aantal leden dat is opgekomen.

  • 4.

    In de vergaderingen heeft elk lid één stem.

Artikel 43 Stemming over amendementen en moties

  • 1.

    Indien een amendement op een aanhangig voorstel is ingediend, wordt eerst over dat amendement gestemd.

  • 2.

    Indien op een amendement een subamendement is ingediend, wordt eerst over het subamendement gestemd en vervolgens over het amendement.

  • 3.

    Indien twee of meer amendementen of subamendementen op een aanhangig voorstel zijn ingediend, bepaalt de voorzitter de volgorde waarin hierover zal worden gestemd. Daarbij geldt de regel dat het meest verstrekkende amendement of subamendement het eerst in stemming wordt gebracht.

  • 4.

    Indien aangaande een aanhangig voorstel een motie is ingediend, wordt eerst over de motie en vervolgens over het voorstel gestemd.

Artikel 44 Stemvolgorde / Primus

De hoofdelijke oproeping vangt aan bij het lid dat de voorzitter via loting aanwijst. De loting vindt plaats door het trekken van een nummer uit de bus, waarin zich de nummers bevinden waaronder de leden op de presentielijst zijn opgenomen. Na uitbrenging van de stem door het aldus bij loting aangewezen lid brengen de leden in de volgorde waarin zij na hem op de presentielijst voorkomen hun stem uit.

Artikel 45 Stemplicht en wijze van stemmen

  • 1.

    Elk lid dat ter vergadering aanwezig is en zich niet van stemming dient te onthouden 5 , is verplicht zijn stem uit te brengen.

  • 2.

    Een lid dat zich van stemming moet onthouden, deelt dit voor de aanvang van de stemming onder vermelding van de reden mee aan de voorzitter.

  • 3.

    De leden spreken vanaf hun plaatsen en stemmen met de woorden "voor" of "tegen" zonder enige bijvoeging.

  • 4.

    Een lid kan zijn stem niet meer wijzigen nadat het volgende lid tot de stemming is opgeroepen. Het laatst opgeroepen lid kan zijn stem niet meer wijzigen nadat de voorzitter heeft geconstateerd dat de stemming heeft plaatsgehad. Elk lid kan echter verzoeken in de notulen te laten aantekenen dat het zich bij het uitbrengen van zijn stem heeft vergist. In de uitslag van de stemming brengt dit echter geen verandering.

  • 5.

    Bij het staken van de stemmen wordt het voorstel opnieuw geagendeerd voor de volgende vergadering. Als in deze vergadering de stemmen over het voorstel weer staken, wordt het voorstel verworpen.

Artikel 46 Aantekening tegenstem

Indien geen stemming plaatsvindt, kan een lid verklaren dat het geacht wil worden te hebben tegengestemd.

Artikel 47 Stemming personen

  • 1.

    Over personen wordt schriftelijk gestemd. Ten behoeve van zo'n stemming wijst de voorzitter een stembureau aan bestaande uit drie leden voor het opnemen van de stemmen.

  • 2.

    De stemming geschiedt met gesloten en ongetekende stembriefjes die door de voorzitter zijn gewaarmerkt.

  • 3.

    Er hebben zoveel mogelijk stemmingen plaats als er personen te benoemen, voor te dragen, aan te bevelen of te ontslaan zijn.

  • 4.

    Het algemeen bestuur kan op voorstel van de voorzitter beslissen dat bepaalde stemmingen worden samengevat op één stembriefje.

Artikel 48 Verplichting inleveren stembriefje

  • 1.

    Ieder lid dat ter vergadering aanwezig is en zich niet van stemming moet onthouden, is verplicht een gesloten stembriefje in te leveren.

  • 2.

    Een lid dat zich van stemming moet onthouden, deelt dit voor de aanvang van de stemming onder vermelding van de reden mee aan de voorzitter.

Artikel 49 Stemopneming en controle aantal stembriefjes

  • 1.

    De stembriefjes worden verzameld in een bus.

  • 2.

    De leden die voor het opnemen van de stemmen zijn aangewezen, onderzoeken of het aantal stembriefjes gelijk is aan dat van de leden die aan de stemming hebben deelgenomen. Is dit niet het geval dan worden de stembriefjes, zonder te zijn geopend, vernietigd waarna opnieuw tot stemming wordt overgegaan.

Artikel 50 Voorlezen stembriefjes en aantekening

Eén van de voor het opnemen van de stemmen aangewezen leden opent de stembriefjes en leest de inhoud op duidelijk verstaanbare wijze voor. Een ander van de aangewezen leden ziet de briefjes na en het derde lid houdt hiervan aantekening. Van de bevindingen bij de stemopneming en van de uitkomst van de stemming wordt verslag gedaan aan de voorzitter, die de uitslag bekend maakt.

Artikel 51 Geldigheid stembriefjes

  • 1.

    Ongeldig zijn de stembriefjes die ondertekend zijn, geen persoon duidelijk aanwijzen, een niet verkiesbaar persoon vermelden, niet zijn gewaarmerkt of blanco zijn ingeleverd.

  • 2.

    In geval van twijfel of een stembriefje van onwaarde is, beslist het stembureau, als bedoeld in artikel 47, lid 1.

Artikel 52 Regeling bij staking van stemmen op personen

  • 1.

    Bij een eerste stemming wordt de volstrekte meerderheid van de geldig uitgebrachte stemmen gevorderd.

  • 2.

    Wanneer bij een eerste stemming geen volstrekte meerderheid is verkregen, heeft een tweede stemming plaats.

  • 3.

    Is ook bij een tweede stemming geen volstrekte meerderheid verkregen, dan wordt de volgende stemming beperkt tot de twee personen die de meeste stemmen hebben verkregen of -in geval de meeste stemmen over meer dan twee personen zijn verdeeld - tot allen die de meeste stemmen hebben verkregen.

  • 4.

    De personen tot wie een herstemming is beperkt, onthouden zich van medestemmen.

  • 5.

    Indien ook bij een derde stemming geen volstrekte meerderheid is verkregen, heeft een vierde stemming plaats over de twee personen die bij de derde stemming de meeste stemmen hebben verkregen. Indien bij een derde stemming de meeste stemmen over meer dan twee personen zijn verdeeld wordt door het lot beslist wie met degene, die bij de derde stemming de meeste stemmen heeft verkregen, in herstemming komt.

  • 6.

    Indien bij een derde of vierde stemming allen over wie gestemd wordt een gelijk aantal stemmen verkrijgen, beslist het lot.

Artikel 53 Loting na staking der stemmen over personen

  • 1.

    Wanneer het lot moet beslissen ingevolge het bepaalde in artikel 52, lid 6, worden de namen in het bijzijn van de leden van het algemeen bestuur door een van de leden die voor de stemopneming is aangewezen op afzonderlijke, identieke briefjes geschreven.

  • 2.

    De briefjes worden op identieke wijze dichtgevouwen en in de bus geworpen.

  • 3.

    Door een ander voor stemopneming aangewezen lid worden de naambriefjes één voor één uit de bus genomen en voorgelezen. De persoon wiens naam op het eerst uit de bus genomen naambriefje is vermeld, is benoemd of gekozen.

Artikel 54 Vernietiging stembriefjes

De voorzitter draagt er zorg voor dat de stembriefjes na afloop van elke stemming terstond worden vernietigd, tenzij een lid tegen het verloop of de uitslag van de stemming protest heeft aangetekend.

Hoofdstuk IV Rechten van leden

Artikel 55 Voorstel van orde

De voorzitter en ieder lid, door middel van het indienen van een motie van orde, kan tijdens de vergadering mondeling een voorstel van orde doen. Het algemeen bestuur beslist terstond.

Artikel 56 Indiening amendementen

  • 1.

    Elk lid heeft het recht om met betrekking tot een aanhangig voorstel een amendement dan wel een sub-amendement in te dienen. Een amendement of sub-amendement moet schriftelijk of elektronisch bij de voorzitter worden ingediend.

  • 2.

    Een amendement of sub-amendement moet zodanig zijn geredigeerd, dat het naar de vorm direct kan worden opgenomen in het voorstel waarop het betrekking heeft.

  • 3.

    Een amendement of sub-amendement kan door het lid dat het heeft ingediend, voorafgaande aan de beraadslaging worden toegelicht.

  • 4.

    Elk amendement of sub-amendement moet door tenminste drie leden ondertekend dan wel ondersteund worden, wil het in behandeling worden genomen.

Artikel 57 Beraadslaging over amendementen

  • 1.

    De voorzitter kan, indien hij dit om verwarring te voorkomen wenselijk acht, over een ingediend amendement en sub-amendement afzonderlijk laten beraadslagen. In dat geval gaat de beraadslaging over het sub-amendement aan die over het amendement vooraf.

  • 2.

    Intrekking, door de indiener(s), van het (sub)amendement is mogelijk, totdat de besluitvorming door het algemeen bestuur heeft plaatsgevonden.

Artikel 58 Indiening motie

  • 1.

    Elk lid kan tijdens de beraadslaging een motie, die op het aan de orde zijnde onderwerp betrekking heeft, indienen.

  • 2.

    Elke motie moet door tenminste drie leden ondertekend dan wel ondersteund worden, wil het in behandeling worden genomen.

  • 3.

    Intrekking, door de indiener(s), van de motie is mogelijk, totdat de besluitvorming door het algemeen bestuur heeft plaatsgevonden.

Artikel 59 Initiatiefrecht

  • 1.

    Ieder lid heeft het recht voorstellen aan het algemeen bestuur te doen.

  • 2.

    De wijze waarop het voorstel moet worden ingediend is opgenomen in artikel 14 respectievelijk artikel 27.

  • 3.

    Op een spoedeisend initiatiefvoorstel, inhoudende het ontslag van een lid van het dagelijks bestuur, is het tweede lid niet van toepassing. Een dergelijk voorstel kan na instemming van het algemeen bestuur terstond aan de agenda toegevoegd worden.

Artikel 60 Vragenrecht

  • 1.

    Ieder lid kan te allen tijde zonder verlof van het algemeen bestuur aan het dagelijks bestuur en de voorzitter schriftelijk of elektronisch vragen 6 stellen.

  • 2.

    Het dagelijks bestuur dan wel de voorzitter beantwoordt de gestelde vragen hetzij schriftelijk hetzij elektronisch uiterlijk binnen vijf weken, hetzij mondeling in de eerstvolgende vergadering van het algemeen bestuur. Indien beantwoording niet binnen deze termijn kan plaatsvinden, krijgt de vragensteller daarvan gemotiveerd bericht, waarbij aangegeven wordt de termijn waarbinnen beantwoording plaats zal vinden. Dit bericht wordt behandeld als een antwoord.

  • 3.

    Indien de voorkeur wordt gegeven aan mondelinge beantwoording deelt het dagelijks bestuur dan wel de voorzitter dit binnen vijf weken schriftelijk of elektronisch en gemotiveerd aan dat lid mede. Deze mededeling wordt behandeld als een antwoord.

  • 4.

    De schriftelijke of elektronische vragen en, ingeval van schriftelijke of elektronische beantwoording, ook de antwoorden, worden op gelijke wijze aan de leden van het algemeen bestuur toegezonden en gelijktijdig met de stukken als bedoeld in artikel 9 aan de leden van het algemeen bestuur toegezonden en vermeld op de lijst van ingekomen stukken.

Artikel 61 Interpellatie

  • 1.

    Een lid van het algemeen bestuur kan het algemeen bestuur verlof vragen tot het houden van een interpellatie over een onderwerp dat niet staat vermeld op de agenda, tenzij over het onderwerp schriftelijke vragen zijn gesteld en de termijn voor beantwoording nog niet voorbij is.

  • 2.

    Een interpellatie kan gericht zijn op het verkrijgen van een uitspraak van het algemeen bestuur, middels het indienen van een motie.

  • 3.

    Het verzoek tot het mogen houden van een interpellatie wordt schriftelijk of digitaal, in de vorm van een duidelijke omschrijving van het onderwerp, alsmede de te stellen vragen, ten minste 24 uur vóór de aanvang van de vergadering bij de voorzitter ingediend. Een afschrift van dit verzoek wordt zo spoedig mogelijk door de voorzitter gezonden aan het algemeen bestuur. Van de termijn van 24 uur kan worden afgeweken, indien naar het oordeel van de voorzitter daartoe redenen zijn.

  • 4.

    Het algemeen bestuur beslist, op voorstel van de voorzitter, of en op welk moment de interpellatie gehouden zal worden. Verlof voor het houden van een interpellatie is verkregen wanneer ten minste tien andere leden hiermee instemmen.

  • 5.

    Bij de behandeling van een interpellatie geldt als eerste termijn de toelichting van de interpellant en het antwoord daarop van het dagelijks bestuur of de voorzitter. Aan de gedachtewisseling kan in tweede termijn door de overige leden van het algemeen bestuur worden deelgenomen.

Hoofdstuk V Lidmaatschap van andere organisaties

Artikel 62 Verslag en verantwoording

  • 1.

    Een lid dat door het algemeen bestuur of het dagelijks bestuur is aangewezen tot lid van het algemeen bestuur van een openbaar lichaam of van een ander gemeenschappelijk orgaan, ingesteld op grond van de Wet gemeenschappelijke regelingen, heeft het recht in aansluiting op de behandeling van de lijst met ingekomen stukken of voor het sluiten van de vergadering verslag te doen over zaken die in het algemeen bestuur als bedoeld aan de orde zijn.

  • 2.

    Ieder lid van het algemeen bestuur kan aan een lid als bedoeld in lid 1 schriftelijke vragen stellen. De regels voor het stellen van schriftelijke vragen, als bedoeld in artikel 60 zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 3.

    Wanneer een lid van het algemeen bestuur het lid als bedoeld in het eerste lid ter verantwoording wenst te roepen over zijn wijze van functioneren als zodanig, besluit het algemeen bestuur over het toestaan daarvan. De regels inzake interpellatie als bedoeld in artikel 61 zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 63 Ontslag

  • 1.

    Over een voorstel tot ontslag van een door het algemeen bestuur of het dagelijks bestuur aangewezen lid van het algemeen bestuur van een openbaar lichaam of van een ander gemeenschappelijk orgaan, als bedoeld in het eerste lid, wordt niet beraadslaagd dan nadat in een vergadering, ten minste twee weken van tevoren gehouden, is besloten te verklaren dat het betrokken lid niet meer het vertrouwen van het algemeen bestuur bezit als lid van het bedoelde bestuur.

  • 2.

    Dit artikel is van overeenkomstige toepassing op ander organisaties of instituties, waarin het algemeen bestuur een van de leden heeft benoemd.

  • 3.

    Dit artikel is eveneens van overeenkomstige toepassing indien de in het eerste lid bedoelde aanwijzing betrekking heeft op de voorzitter of de secretaris.

Hoofdstuk VI Rechten van derden

Artikel 64 Toehoorders / Publieke tribune

  • 1.

    De toehoorders kunnen op de voor hen bestemde zitplaatsen de vergadering bijwonen. De voorzitter bepaalt het maximum aantal toehoorders dat wordt toegelaten.

  • 2.

    Behoudens het bepaalde in artikel 65 van dit reglement, is hun zowel het spreken als het geven van tekenen van goed- of afkeuring verboden alsmede het op enigerlei wijze kenbaar maken van hun mening.

  • 3.

    Toehoorders, die het in het vorige lid omschreven verbod overtreden of zich niet gedragen naar de aanwijzingen van de voorzitter, kunnen op last van de voorzitter verwijderd worden.

  • 4.

    Degenen die in de vergaderzaal tijdens de vergadering geluid- dan wel beeldregistraties willen maken, doen hiervan voorafgaand mededeling aan de voorzitter en gedragen zich naar zijn aanwijzingen.

Artikel 65 Gelegenheid tot spreken

  • 1.

    De voorzitter stelt toehoorders bij een openbare vergadering op hun verzoek in de gelegenheid gezamenlijk gedurende maximaal dertig minuten het woord te voeren, met inachtneming van het bepaalde in de volgende leden.

  • 2.

    Het woord kan worden gevoerd over alle geagendeerde onderwerpen, tenzij er sprake is van:

    • a.

      een besluit van het bestuur waartegen een (bestuurs)rechtelijke procedure open staat of heeft opengestaan;

    • b.

      benoemingen, keuzen, voordrachten of aanbevelingen van personen;

    • c.

      een onderwerp waarover een klacht ex artikel 9:1 van de Algemene wet bestuursrecht kan of kon worden ingediend.

  • 3.

    Het in het eerste lid bedoelde verzoek dient vóór het begin van de vergadering schriftelijk of elektronisch bij de secretaris te worden ingediend, onder vermelding van het punt waarover men het woord wil voeren. Het spreekrecht geldt alleen voor geagendeerde onderwerpen. De verzoeker vermeldt in zijn verzoek zijn naam, adres en telefoonnummer.

  • 4.

    Indien verzocht is het woord te mogen voeren, schorst de voorzitter onmiddellijk na de opening de vergadering en stelt de toehoorders, in de volgorde waarin zij hun verzoek hebben ingediend, in de gelegenheid het woord te voeren. De voorzitter kan van de volgorde afwijken indien dit in het belang is van de orde van de vergadering.

  • 5.

    Voor ieder van de toehoorders die in de gelegenheid zijn gesteld het woord te voeren, geldt een spreektijd van maximaal vijf minuten. De voorzitter verdeelt de spreektijd evenredig over de sprekers als er meer dan zes sprekers zijn.

  • 6.

    De toehoorder voert het woord, nadat de voorzitter hem dit heeft verleend. De voorzitter of een lid van het algemeen bestuur doet een voorstel voor de behandeling van de inbreng van de toehoorder.

  • 7.

    Nadat van de gelegenheid het woord te voeren is gebruik gemaakt, heropent de voorzitter de vergadering.

Artikel 66 Commissies

  • 1.

    Het algemeen bestuur kan vaste commissies van advies en bijzondere commissies voor onderzoek instellen alsmede ad-hoc commissies waaraan de behartiging van bepaalde belangen wordt opgedragen.

  • 2.

    De samenstelling en de werkwijze van de commissies geschiedt overeenkomstig de bepalingen van het Reglement voor de commissies uit het algemeen bestuur waterschap Brabantse Delta.

Hoofdstuk VII Slotbepalingen

Artikel 67 Onvoorziene gevallen

Bij twijfel omtrent de toepassing van dit reglement en in die gevallen, waarin dit reglement niet voorziet wordt door het algemeen bestuur beslist.

Artikel 66 Intrekking oude regeling

Het reglement van orde van het algemeen bestuur van het waterschap Brabantse Delta, vastgesteld bij besluit van 7 januari 2004, wordt ingetrokken met ingang van de dag van inwerkingtreding van dit reglement.

Artikel 68 Inwerkingtreding

Dit reglement treedt direct in werking en wordt op de voorgeschreven wijze bekend gemaakt.

Artikel 69 Citeertitel

Dit reglement wordt aangehaald als "Reglement van orde algemeen bestuur Brabantse Delta 2009”.


Noot
1

In artikel V 4 van de Kieswet is geregeld dat het algemeen bestuur onderzoek doet naar de geloofsbrieven van de benoemden.

Noot
2

Artikel 40 van de Waterschapswet regelt dat het dagelijks bestuur bestaat ui de voorzitter (dijkgraaf) en een door het algemeen bestuur te bepalen aantal andere leden, waarvan ten minste één lid afkomstig is uit de categorieën ongebouwd, natuurterreinen en bedrijven.

Noot
3

Volgens artikel 9 van het Reglement voor Waterschap Brabantse Delta 2008 bestaat het dagelijks bestuur uit de voorzitter (dijkgraaf) en een door het algemeen bestuur te bepalen aantal andere leden dat ten minste 2 en ten hoogste 5 bedraagt.

Noot
4

Artikel 3.11 Waterschapsbesluit bepaalt het volgende:

1. De bezoldiging van een lid van het dagelijks bestuur bedraagt € 1.423,04 per maand bij een tijdsbestedingsnorm van 20%.

2. Het totaal van de bezoldiging van de leden van het dagelijks bestuur, met uitzondering van de voorzitter, is gesteld op ten hoogste 300% van een voltijds bezoldigingsbedrag.

3. Als de bezoldiging van het personeel in de sector Rijk wijziging ondergaat, wordt het in het eerste lid genoemde bedrag overeenkomstig gewijzigd.

Noot
5

In artikel 38a, eerste lid, Waterschapswet is opgenomen dat een lid van het algemeen bestuur niet ddelneemt aan de stemming over:

a. een aangelegenheid die hem rechtstreeks of middellijk perssonlijk aangaat of waarwij hij als vertegenwoordiger is betrokken;

b. de vaststelling of goedkeuring der rekening van een lichaam waaraan hij rekenplichtig is of tot welks bestuur hij behoort.

Dit is niet van toepassing bij het besluit betreffende de toelating van de na de periodieke verkiezing gekozen en benoemde leden (artikel 38a vierde lid, Waterschapswet).

Artikel 38a, tweede lid, Waterschapswet, regelt dat een benoeming iemand persoonlijk aangaat, wanneer hij behoort tot de personen tot wie de keuze door een voordracht of bij een herstemming is beperkt. Verwezen wordt ook naar het Integriteitsbeleid dienaangaande.

Noot
6

Artikel 89 Waterschapswet bepaalt dat de leden van het dagelijks bestuur, tezamen en ieder afzonderlijk, aan het algemeen bestuur verantwoording verschuldigd voor het door het dagelijks bestuur gevoerde bestuur. Zij geven het algemeen bestuur mondeling of schriftelijk de door een of meer leden gevraagde inlichtingen voorzover het verstrekken daarvan niet in strijd is met het openbaar belang. Voor de voorzitter geldt een gelijke bepaling in artikel 97 Waterschapswet.