Regeling vervallen per 01-01-2024

Algemene regels Project ‘Sloten, oevers en dijken op orde’ - Waterkeringen

Geldend van 18-12-2017 t/m 31-12-2023

Intitulé

Algemene regels Project ‘Sloten, oevers en dijken op orde’ - Waterkeringen

Inleiding

Op grond van artikel 3.3 lid 1 van de Keur is het verboden om zonder vergunning gebruik te maken van een primaire of regionale waterkering of bijbehorende beschermingszone A, met uitzondering van compartimenteringskeringen, door daarin, daarop, daarboven, daarover of daaronder handelingen te verrichten, werken te behouden of vaste substanties of voorwerpen te laten staan of liggen. Op grond van artikel 1.4 van de Keur kan het dagelijks bestuur algemene regels stellen die een vrijstelling van die vergunningplicht inhouden. Door het stellen van deze algemene regels is hiervan voor bepaalde categorieën overtredingen, die reeds bestonden voor 1 januari 2013 (peildatum), gebruik gemaakt.

Project Sloten, oevers en dijken op orde

Het dagelijks bestuur heeft besloten dat ten aanzien van bepaalde overtredingen die reeds plaatsvonden vóór 1 januari 2013 beoordeeld moest worden of voor deze overtredingen alsnog een vergunning verleend kan worden of dat de overtredingen onder een algemene regel gebracht kunnen worden dan wel dat handhavend optreden de enige mogelijkheid is. Deze beoordeling heeft plaatsgevonden in het kader van het project ‘Sloten, oevers en dijken op orde’.

De aanleiding voor het project ‘Sloten, oevers en dijken op orde’ is gelegen in de fusie van een aantal waterschappen en een aaneenschakeling van wijzigingen in wet- en regelgeving.

Het waterschap Brabantse Delta is in 2004 ontstaan na een fusie van het Hoogheemraadschap West-Brabant, Waterschap Het Scheldekwartier, Waterschap Land van Nassau, Waterschap Mark en Weerijs en Waterschap De Dongestroom. Het fuseren bracht verschillende Keuren samen in één nieuw waterschap, wat uiteindelijk heeft geleid tot één Keur in 2005 voor het gehele waterschap. In 2009 is de Keur gewijzigd vanwege de inwerkingtreding van de Waterwet. In de afgelopen jaren is ook de Legger meerdere malen aangepast.

Mede door de fusie en de aanpassing van wet- en regelgeving bleek in de praktijk dat in het beheergebied van het waterschap Brabantse Delta diverse situaties voorkwamen waar toepassing van de nieuwe wet- en regelgeving in conflict kwam met bestaande gelijkwaardige gevallen in de directe omgeving. Om deze problematiek op te lossen, heeft het waterschap alle op 1 januari 2013 bestaande overtredingen geïnventariseerd.

Deze peildatum vormt voor het project ‘Sloten, oevers en dijken op orde’ een duidelijk moment tot wanneer ‘oude’ bestaande situaties kunnen worden beoordeeld. Bij deze beoordeling is gebleken dat een aantal overtredingen op een primaire of regionale kering en/ of op de daarbij behorende beschermingszones, onder bepaalde voorwaarden en door het stellen van voorschriften, onder een algemene regel gebracht kan worden.

Algemene regel versus vergunning

Een algemene regel kan in veel gevallen in plaats van een vergunning gebruikt worden voor het legaliseren van overtredingen. Aan een algemene regel kunnen ook voorschriften worden gesteld. Door een algemene regel worden de kosten en administratieve lasten beperkt.

Voor de overtredingen, ontstaan vóór de peildatum, die zich daarvoor lenen is een algemene regel opgesteld. De algemene regel geldt alleen voor situaties die reeds bestaan en bestonden op de peildatum en is daarmee beperkt tot een duidelijk afgebakende hoeveelheid overtredingen.

De algemene regels gelden uitdrukkelijk niet voor nieuwe situaties. Er is sprake van een uitsterfconstructie. Deze keuze is gemaakt omdat de huidige omvang van het aantal Keurovertredingen nog acceptabel is. Een verdere, ongebreidelde toename van Keurovertredingen is dat echter niet meer.

Afwegingskader

Het afwegingskader voor het opstellen van algemene regels met betrekking tot waterkeringen is gebaseerd op de kerntaak waterveiligheid. Om deze taak van het waterschap te kunnen waarborgen en garanderen is het van belang het risico te bepalen en te bezien of beheer en onderhoud van de kering mogelijk is. Onderstaand figuur geeft het schema van het afwegingskader weer.

afbeelding binnen de regeling

Toelichting op afwegingskader (figuur 1)

Het afwegingskader bij waterkeringen is gebaseerd op de kerntaak ‘Waterveiligheid’. Vanuit deze taak is bekeken of een overtreding gevolgen heeft voor de stabiliteit van de waterkering. Het gaat daarbij om het beheersen van de risico’s (A) en het kunnen uitvoeren van beheer & onderhoud (B). Hierna staan de verschillende aspecten uit het afwegingskader beschreven en nader toegelicht. Uiteindelijk komt dit afwegingskader terug bij de overwegingen per specifieke algemene regel.

A.Het beheersen van de risico’s bestaat uit het huidig risico (nu) en toekomstig risico.

Huidig risico

Het gaat om bestaande situaties waarbij de grootste impact op de waterkering al heeft plaatsgevonden, namelijk het uitvoeren van de ingraving. Nu de activiteit (ingraving) al is gerealiseerd, is in de huidige situatie het risico voor de waterveiligheid beperkt en neemt dit risico ook niet toe. Voor wat betreft de werken of beplanting die al aanwezig zijn, is bij de risicoanalyse reeds vastgesteld dat het risico voor de staat van de waterkeringen laag is. De verwijdering hiervan zou juist meer risico met zich meebrengen omdat dan (opnieuw) activiteiten in de kering plaatsvinden.

Een eerste uitzondering hierop zijn de gevallen waarin de bekleding van de waterkering niet (meer) aan de veiligheidsnormen voldoet. Een tweede uitzondering zijn de situaties die bij de veiligheidstoets tot de conclusie leiden dat de waterkering door de aanwezige obstakels, ook wel niet waterkerende objecten genoemd, niet meer voldoet aan de geldende normen.

Onder niet-waterkerende objecten worden alle objecten op, in of nabij een waterkering verstaan die niet bijdragen aan het waterkerend vermogen van de waterkering (zoals bomen, beplanting, bouwwerken etc.). De aanwezigheid van een niet waterkerend object kan de veiligheid van de waterkering in gevaar brengen, door:

  • verstoring van het grondlichaam: zoals door een ontwortelde boom;

  • externe belastingen: bijvoorbeeld windbelasting via een boom of gebouw of het eigengewicht van een gebouw op de kruin;

  • waterstroming: een niet doorlatend element in de waterkering vormt een barrière voor grondwaterstroming, en kan door concentratie van grondwaterstroming leiden tot lokaal afwijkende waterspanningen.

Daarnaast geldt dat de aanwezigheid van niet-waterkerende objecten een belemmering kan vormen voor het beheer en onderhoud van een waterkering, en de inspectie daarvan tijdens extreme situaties.

Toekomstig risico

Het toekomstige risico is gelegen in eventuele dijkverbeteringsprojecten. Indien blijkt dat de waterkering op enig moment niet meer voldoet aan de geldende veiligheidsnormen dan dient het waterschap ervoor te zorgen dat de waterkering weer gaat voldoen aan de normen. Als zich binnen het ruimtebeslag van de dijkverbetering niet waterkerende objecten bevinden dan vormt dat een potentieel risico voor de uitvoering van het toekomstige dijkverbeteringsproject omdat de obstakels dan in de weg staan.

Om te voorkomen dat er nu of in de toekomst problemen ontstaan bij dijkverbeteringsprojecten is bij de meeste regels een voorschrift opgenomen waarin verplicht is gesteld dat het object in dergelijke gevallen op eerste aanzegging van het waterschap door de rechthebbende (op eigen kosten) verwijderd moet worden. Een dergelijk voorschrift geldt ook voor situaties waarbij uit het technisch en/of beheerdersoordeel, op grond van de vigerende leidraad voor het toetsen van veiligheid van een regionale of primaire kering, blijkt dat de waterkering als gevolg van het object niet meer voldoet aan de veiligheidsnormen.

B.Beheer en onderhoud bestaat uit het uitvoeren van inspecties en onderhoud.

Inspecties

Het moet mogelijk zijn inspecties aan de kering uit te voeren, zodat o.a. de stabiliteit van de kering beoordeeld kan worden.

Onderhoud

Het onderhoud aan een kering bestaat uit buitengewoon en gewoon onderhoud. Het buitengewone onderhoud voert het waterschap altijd zelf uit. Voor het gewone onderhoud aan een waterkering geldt dat het afhankelijk is van het eigendom wie dit uitvoert. Is het waterschap eigenaar van de grond op de kering dan voert het waterschap dit gewone onderhoud uit. Indien de grond op een kering in eigendom van derden is dan voeren zij dit gewone onderhoud uit.

Opbouw van de algemene regels

In deze algemene regels wordt aangegeven voor welke situaties de algemene regel geldt. Onder het kopje voorschriften wordt vervolgens aangegeven waaraan voldaan moet worden bij toepassing van de algemene regel. In de algemene regels staat ook regelmatig de positionering van de overtreding op de waterkering benoemd. Om de plaats op de waterkering goed te kunnen duiden is onderstaande dwarsdoorsnede van belang.

afbeelding binnen de regeling

Leeswijzer

De algemene regels zijn per activiteit beschreven en zijn opgebouwd uit verschillende onderdelen welke tezamen de algemene regel vormen.

1. Enkele boom op de beschermingszone A van de kering

1.1 Afbeeldingen

Onderstaande afbeeldingen geven een beeld van een enkele boom op de beschermingszone van de waterkering.

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

1.2 Inhoud algemene regel

Onder enkele boom wordt verstaan: 3 of minder bomen

Vrijstelling wordt verleend van het verbod, bedoeld in artikel 3.3 van de Keur, voor het hebben van een enkele boom op de beschermingszone A van een primaire of een regionale kering, voor zover:

  • a.

    de boom reeds aanwezig was voor 1 januari 2013; en

  • b.

    de boom, inclusief de ontgrondingskuil, zich buiten het leggerprofiel bevindt. Hierbij wordt uitgegaan van een schijfvormige ontgrondingskuil met een diepte van 1 meter en een straal, vanuit het hart van de boom, van 2 meter; en

  • c.

    de boom geen belemmering voor inspectie en onderhoud van de waterkering vormt.

óf

  • d.

    de boom reeds aanwezig was voor 1 januari 2013; en

  • e.

    de boom voldoet aan de VTA-toets (of een vergelijkbare toets); en

  • f.

    de boom op meer dan 10 meter uit de buitenteen en verder dan 4 meter uit de binnenteen van de primaire en regionale kering staat; of

  • g.

    de boom op minder dan 10 meter uit de buitenteen en minder dan 4 meter uit de binnenteen staat en er sprake is van een andere functie met betrekking tot de boom zoals een ecologische verbindingszone, ecologische hoofdstructuur, monumentale of cultuurhistorische waarde; en

  • h.

    de boom geen belemmering voor inspectie en onderhoud van de waterkering vormt.

1.3 Voorschriften

  • a.

    In geval van noodzakelijke waterstaatkundige werkzaamheden aan de waterkering, bijvoorbeeld een dijkverbetering, die de boom in de weg staat, verwijdert de eigenaar / gebruiker van het perceel waar de boom zich bevindt, de boom op eerste aanzegging van het dagelijks bestuur van het waterschap en op eigen kosten.

  • b.

    Indien de boom naar het oordeel van het dagelijks bestuur op enig moment een risico vormt voor de waterveiligheid dan dient de boom op eerste aanzegging van het dagelijks bestuur op eigen kosten door de perceel eigenaar/gebruiker verwijderd te worden. De waterveiligheid is in ieder geval in het geding als uit het technisch en/of beheerdersoordeel op grond van de vigerende leidraad voor het toetsen van veiligheid van regionale of primaire waterkeringen blijkt dat de waterkering niet meer voldoet aan de veiligheidsnormen.

  • c.

    De eigenaar / gebruiker dient de boom geen belemmering te laten vormen voor inspectie en onderhoud van de waterkering.

  • d.

    De eigenaar / gebruiker is verplicht om de boom te allen tijde in goede staat van onderhoud te laten verkeren.

  • e.

    De aanwezigheid van de boom op de beschermingszone A van de waterkering tast door schaduwwerking niet de staat van de grasmat op de waterkering aan.

  • f.

    Om hinder van overhangende takken te voorkomen dienen bomen te allen tijde aan beide zijden opgekroond te zijn tot 4 meter (zie figuur 6) en neemt hierbij de voorschriften van de vigerende regel met betrekking tot het ‘snoeien van bomen en struiken’ van de Algemene regels waterschap Brabantse Delta in acht. Op het moment van vaststelling van onderhavige regels zijn dit de voorschriften zoals opgenomen in Algemene regel 29B.

  • g.

    Met betrekking tot bomen die op overheidsgrond staan, laat het betreffende overheidsorgaan drie jaarlijks vóór 1 april een VTA-toets (of vergelijkbaar) uitvoeren.

  • h.

    Het rapport van de VTA-toets (of vergelijkbaar) wordt op het eerste verzoek van het dagelijks bestuur ter beoordeling voorgelegd.

  • i.

    Indien het resultaat van de VTA-toets of een vergelijkbare toets negatief is dan dient de boom direct verwijderd te worden.

  • j.

    De eigenaar/gebruiker van het perceel neemt bij verwijdering van de boom de voorschriften van de vigerende regel met betrekking tot het ‘verwijderen van bomen en struiken’ van de Algemene regels waterschap Brabantse Delta in acht. Op het moment van vaststelling van onderhavige regels zijn dit de voorschriften zoals opgenomen in Algemene regel 29A.

  • k.

    In geval er sprake is van een teensloot direct gelegen naast de waterkering dan geldt, behalve de hiervoor opgenomen voorschriften, ook dat de boom op de beschermingszone van de betreffende a-watergang dient te voldoen aan het bepaalde in regel 2 van de Algemene regels ‘Project Sloten, oevers en dijken op orde’ (gepubliceerd op 1 mei 2017 in Waterschapsblad 2017, nr. 3842).

1.4 Toelichting

Deze algemene regel gaat over enkele bomen op de beschermingszone A van een primaire en regionale kering.

Bomen op de beschermingszone B van een primaire waterkering zijn, gelet op het bepaalde in artikel 3.5 van de Keur waterschap Brabantse Delta 2015 namelijk geen overtreding meer. Indien het een enkele boom op het waterstaatswerk zelf betreft, is deze als meer risicovol aangemerkt zodat hiervoor door het dagelijks bestuur is vastgesteld dat deze verwijderd moet worden.

Het afwegingskader bij waterkeringen is gebaseerd op de kerntaak ‘waterveiligheid’. Om dit te garanderen is een schema gemaakt waarin de risico’s en inspectie en onderhoud voor een kering worden afgewogen (zie voor een schematische weergave van het afwegingskader figuur 1 in de inleiding). Hier komt bij een boom, ten opzichte van bijvoorbeeld een bouwwerk, het extra risico van omwaaien bij. Dit leidt in dit geval tot de volgende belangenafweging voor een enkele boom op de beschermingszone A van een waterkering.

Het gaat om enkele bomen die al jaren gesitueerd zijn op de beschermingszone van de waterkering. Het betreft geen nieuwe overtredingen. Toch kan een boom bij omwaaien een risico vormen en is het daarmee potentieel een risico dat elk moment kan intreden. Daarom is hier extra naar gekeken hoe met dit potentiële risico om te gaan. Hieruit is het navolgende stappenplan / afwegingskader naar voren gekomen zoals weergegeven in de onderstaande drie figuren.

Toelichting figuur 3

Allereerst is beoordeeld of het risico van het omwaaien van een boom afhankelijk is van het type boom dat op de beschermingszone A van de waterkering staat. Dit bleek niet het geval te zijn, omdat elk type boom in potentie met kluit en al kan omwaaien.

De tweede stap om het potentiële risico te bepalen is om te bezien op wiens eigendom de boom is gesitueerd, omdat de eigenaar van de grond verantwoordelijk is voor het gewone onderhoud van de waterkering. Daarbij zijn er twee opties. De boom staat op grond in eigendom van het waterschap of een derde is eigenaar van de grond.

afbeelding binnen de regeling

Toelichting figuur 4

Indien de boom op waterschapsgrond staat dan is het wenselijk om als waterschap een VTA-toets 1 (of een vergelijkbare toets) uit te voeren met een hercontrole na 3 jaar. Dit is nu ook al de praktijk bij bomen in openbaar begaanbaar gebied 1 , maar nog niet bij bomen op de beschermingszone A van de waterkering in niet openbaar begaanbaar gebied. Het is wenselijk, gezien het belang van waterveiligheid, dit nu door te voeren bij alle bomen ongeacht de ligging op een waterkering bij grond in eigendom van het waterschap.

afbeelding binnen de regeling

Toelichting figuur 5

Een boom op grond in eigendom van derden kan gesitueerd zijn op overheidsgrond of op grond van een particulier. Figuur 5 brengt de vervolgstappen daarna in kaart. Overheden moeten door een VTA-toets (of vergelijkbaar) 3-jaarlijks aantonen dat de boom op hun grond nog steeds gezond is.

Voor een boom op particuliere grond bestaat een onderscheid tussen regionale en primaire keringen. Bij een boom op particuliere grond binnen de beschermingszone A van een primaire waterkering wordt de VTA-toets, gelet op het belang van de primaire keringen, door het waterschap uitgevoerd. Indien de boom op de beschermingszone A van een regionale kering staat, is de eigenaar zelf verantwoordelijk voor de VTA-toets.

Voor alle VTA-toetsen (of vergelijkbaar) geldt dat als uit de toetsing blijkt dat de boom ongezond is dat deze dan weggehaald moeten worden.

Een enkele boom op een primaire of regionale waterkering (het waterstaatswerk zelf) is niet gewenst. Dit is reeds in 2015 door het bestuur bepaald, omdat een enkele boom veelal geen specifiek doel dient en/of culturele of historische waarde heeft. Enkele bomen zijn tevens vaak aangebracht door particulieren of ontstaan uit opschot.

afbeelding binnen de regeling

Toekomstig risico

Het toekomstige risico bij een eventuele dijkverbetering is nihil, omdat de boom dan op grond van de gestelde voorschriften alsnog verwijderd moet worden. Om te voorkomen dat er nu of in de toekomst problemen ontstaan bij noodzakelijke waterstaatkundige werkzaamheden is een voorschrift opgenomen waarin verplicht is gesteld dat de boom in dergelijke gevallen op eerste aanzegging van het waterschap door de rechthebbende (op eigen kosten) verwijderd moet worden. Een dergelijk voorschrift geldt ook voor situaties waarbij uit het technisch en/of beheerdersoordeel, op grond van de vigerende leidraad voor het toetsen van veiligheid van regionale of primaire waterkeringen, blijkt dat de waterkering als gevolg van de boom niet meer voldoet aan de veiligheidsnormen.

Een enkele boom op de beschermingszone A van een kering belemmert inspectie en onderhoud aan de waterkering niet. Terwijl het verwijderen van een enkele boom wel voor grondroering in de waterkering zorgt en daarmee voor een direct risico. Het alternatief van weghalen van de boom heeft daardoor grotere negatieve gevolgen dan de boom nu laten staan. De conclusie is dat de aanwezigheid van een bestaande enkele boom op de beschermingszone A geen noemenswaardig probleem oplevert voor de staat van de waterkering. Op het moment dat dit wel het geval is dan dient de boom op grond van de voorschriften verwijderd te worden.

Deze tijdsgebonden algemene regel geldt alleen voor situaties die al bestaan en reeds bestonden voor de peildatum van 1 januari 2013 en geldt uitdrukkelijk niet voor nieuwe situaties. Het is alleen met een vergunning mogelijk om bijvoorbeeld een boom na verwijdering op de beschermingszone terug te planten. De vigerende Keur is dan van toepassing.

Toelichting figuur 6

Bomen op de waterkering dienen zodanig te worden gesnoeid, dat zich een takvrije stamlengte van 4 meter hoog kan ontwikkelen. Dit vanwege bereikbaarheid en inspectie van de waterkering en om voldoende licht op de grasmat toe te laten. Het snoeihout en bladval moet worden verwijderd en afgevoerd.

afbeelding binnen de regeling

Handhaving

Ten aanzien van enkele bomen die niet aan het bepaalde in de algemene regel voldoen, wordt, behoudens bijzondere omstandigheden, handhavend opgetreden.

2. Struiken en planten op de kering

2.1 Afbeeldingen

Onderstaande afbeeldingen geven een beeld van struiken en planten die op de kering staan.

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

2.2 Inhoud algemene regel

Vrijstelling wordt verleend van het verbod, bedoeld in artikel 3.3 van de Keur, voor het hebben van struiken en planten op het waterstaatswerk van de regionale en primaire waterkering en de daarbij behorende beschermingszone A, voor zover:

  • a.

    de plant of struik reeds aanwezig was vóór de peildatum van 1 januari 2013; en

  • b.

    de struik/plant, inclusief de ontgrondingskuil, zich buiten het leggerprofiel bevindt. Hierbij wordt uitgegaan van een schijfvormige ontgrondingskuil, met een diepte van 0,5 meter en een straal, vanuit het hart van de struik/plant, van 1 meter; en

  • c.

    de plant of struik geen belemmering vormt voor inspectie en onderhoud ten behoeve van de waterkering.

óf

  • d.

    de plant of struik reeds aanwezig was vóór de peildatum van 1 januari 2013; en

  • e.

    de plant of struik zich op meer dan 10 meter afstand uit de buitenteen van de waterkering bevindt; of

  • f.

    de plant of struik op het waterstaatswerk of op minder dan 10 meter uit de buitenteen van de waterkering staat en er sprake is van een andere functie met betrekking tot de plant of struik zoals openbaar groen, een ecologische verbindingszone, ecologische hoofdstructuur, monumentale of cultuurhistorische waarde of het oeverbescherming van een primaire waterkering (zoals riet) betreft; of

  • g.

    de plant of struik zich binnen de bebouwde kom aan de binnenzijde van de waterkering bevindt; en

  • h.

    de plant of struik geen belemmering vormt voor inspectie en onderhoud ten behoeve van de waterkering.

2.3 Voorschriften

  • a.

    In geval van noodzakelijke waterstaatkundige werkzaamheden aan de waterkering, bijvoorbeeld dijkverbetering, verwijdert de eigenaar/gebruiker van het perceel waar de plant of struik zich bevindt op eigen kosten de plant of struik op eerste aanzegging van het dagelijks bestuur van het waterschap.

  • b.

    Indien de plant of struik naar het oordeel van het dagelijks bestuur op enig moment een risico vormt voor de waterveiligheid dan dient de plant of struik op eerste aanzegging van het dagelijks bestuur op eigen kosten door de perceel eigenaar/gebruiker verwijderd te worden. De waterveiligheid is in ieder geval in het geding als uit het technisch en/of beheerdersoordeel op grond van de vigerende leidraad voor het toetsen van veiligheid van regionale of primaire waterkeringen blijkt dat de waterkering niet meer voldoet aan de veiligheidsnormen.

  • c.

    De eigenaar/gebruiker van het perceel dient planten en struiken geen belemmering te laten vormen voor inspectie en onderhoud van de waterkering.

  • d.

    Indien struiken worden gesnoeid, dienen hierbij de voorschriften met betrekking tot het ‘snoeien van bomen en struiken’ van de Algemene regels waterschap Brabantse Delta in acht te worden genomen. Op het moment van vaststelling van onderhavige regels zijn dit de voorschriften zoals opgenomen in Algemene regel 29B.

  • e.

    De eigenaar/gebruiker van het perceel neemt bij verwijdering van de planten en struiken de voorschriften van de vigerende regel met betrekking tot het ‘verwijderen van bomen en struiken’ van de Algemene regels waterschap Brabantse Delta in acht. Op het moment van vaststelling van onderhavige regels zijn dit de voorschriften zoals opgenomen in Algemene regel 29A.

2.4 Toelichting

Het afwegingskader bij waterkeringen is gebaseerd op de kerntaak ‘waterveiligheid’. Om dit te garanderen is een schema gemaakt waarin de risico’s en het beheer & onderhoud voor een kering worden afgewogen (zie voor een schematische weergave van het afwegingskader figuur 1). Dit leidt in dit geval tot de volgende belangenafweging voor struiken en planten op de kering:

Het gaat om struiken en planten die al jaren gesitueerd zijn op de kering. Het betreft geen nieuwe overtredingen. Daardoor neemt het huidige risico niet toe.

Indien op enig moment uit het technisch en/ of beheerdersoordeel blijkt dat de waterkering door de aanwezigheid van de beplanting en struiken niet voldoet aan de veiligheidsnormen dan kan hiertegen op grond van de gestelde voorschriften handhavend worden opgetreden en dienen de struiken en planten te worden verwijderd.

Het toekomstige risico bij een eventuele dijkverbetering is ook nihil, omdat de struiken en planten dan alsnog verwijderd moeten worden. Door deze algemene regel is er immers sprake van een overtreding van een voorschrift indien de struiken en planten noodzakelijke waterstaatkundige werkzaamheden belemmeren.

De bestaande struiken en planten op de waterkering belemmeren de inspectie en onderhoud aan een kering niet. Terwijl het verwijderen van struiken en planten wel voor grondroering in de waterkering zorgt en daarmee voor een direct risico. Het alternatief van weghalen van struiken en planten heeft daardoor grotere negatieve gevolgen dan het nu laten staan. De conclusie is dat de nu aanwezige struiken en planten geen noemenswaardig probleem opleveren voor de waterkering. Op het moment dat dit wel het geval is dan dienen de struiken en planten op grond van de voorschriften verwijderd te worden.

Deze tijdsgebonden algemene regel geldt alleen voor situaties die al bestaan en reeds bestonden voor de peildatum van 1 januari 2013 en geldt uitdrukkelijk niet voor nieuwe situaties. Het is alleen met een vergunning mogelijk om bijvoorbeeld een plant of struik na verwijdering op de waterkering of op de beschermingszone terug te planten. De vigerende Keur is dan van toepassing.

Handhaving

Ten aanzien van struiken en planten die niet aan het bepaalde in de algemene regel voldoen, wordt, behoudens bijzondere omstandigheden, handhavend opgetreden.

3. Rij bomen op de kering

3.1 Afbeeldingen

Onderstaande afbeeldingen geven een beeld van een rij bomen op de kering.

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

3.2 Inhoud algemene regel

Onder rij bomen wordt verstaan: 4 bomen of meer.

Vrijstelling wordt verleend van het verbod, bedoeld in artikel 3.3 van de Keur, voor het hebben van een rij bomen op het waterstaatswerk van een primaire of regionale waterkering en de daarbij behorende beschermingszone A, voor zover:

  • a.

    de bomen reeds aanwezig waren voor 1 januari 2013; en

  • b.

    de bomen, inclusief de ontgrondingskuil, zich buiten het leggerprofiel bevinden. Hierbij wordt uitgegaan van een schijfvormige ontgrondingskuil met een diepte van 1 meter en een straal, vanuit het hart van de boom, van 2 meter; en

  • c.

    de bomen geen belemmering voor inspectie en onderhoud van de waterkering vormen.

óf

  • d.

    de bomen reeds aanwezig waren voor 1 januari 2013; en

  • e.

    de bomen voldoen aan de VTA-toets (of een vergelijkbare toets); en

  • f.

    de bomen op meer dan 10 meter van de buitenteen en verder dan 4 meter uit de binnenteen tot het waterstaatswerk van de primaire en regionale kering staan; óf

  • g.

    de bomen op het waterstaatswerk óf op minder dan 10 meter uit de buitenteen of minder dan 4 meter uit de binnenteen staan en er sprake is van een andere functie met betrekking tot de bomen zoals een ecologische verbindingszone, ecologische hoofdstructuur, monumentale of cultuurhistorische waarde; en

  • h.

    de bomen geen belemmering voor inspectie en onderhoud van de waterkering vormen.

3.3 Voorschriften

  • a.

    In geval van noodzakelijke waterstaatkundige werkzaamheden aan de waterkering, bijvoorbeeld dijkverbetering, verwijdert de eigenaar/gebruiker van het perceel waar de bomen zich bevinden, de bomen op eerste aanzegging van het dagelijks bestuur van het waterschap en op eigen kosten.

  • b.

    Indien de bomen naar het oordeel van het dagelijks bestuur op enig moment een risico vormen voor de waterveiligheid, dienen de bomen op eerste aanzegging van het dagelijks bestuur op eigen kosten door de perceel eigenaar/gebruiker verwijderd te worden. De waterveiligheid is in ieder geval in het geding als uit het technisch en/of beheerdersoordeel, op grond van de vigerende leidraad voor het toetsen van veiligheid van regionale of primaire waterkeringen, blijkt dat de waterkering niet meer voldoet aan de veiligheidsnormen.

  • c.

    De eigenaar/gebruiker dient de bomen geen belemmering te laten vormen voor inspectie en onderhoud van de waterkering.

  • d.

    De eigenaar/gebruiker is verplicht om de bomen te allen tijde in goede staat van onderhoud te laten verkeren.

  • e.

    De eigenaar/gebruiker van het perceel neemt bij verwijdering van de bomen de voorschriften met betrekking tot het ‘verwijderen van bomen en struiken’ van de Algemene regels waterschap Brabantse Delta in acht. Op het moment van vaststelling van onderhavige regels zijn dit de voorschriften zoals opgenomen in Algemene regel 29A.

  • f.

    De aanwezigheid van de bomen op de waterkering tast door schaduwwerking niet de staat van de grasmat aan.

  • g.

    Om hinder van overhangende takken te voorkomen dienen de bomen te allen tijde aan beide zijden opgekroond te zijn tot 4 meter (zie figuur 6) en neemt hierbij de voorschriften met betrekking tot het ‘snoeien van bomen en struiken’ van de Algemene regels waterschap Brabantse Delta in acht. Op het moment van vaststelling van onderhavige regels zijn dit de voorschriften zoals opgenomen in Algemene regel 29B.

  • h.

    Met betrekking tot bomen die op overheidsgrond staan, laat het betreffende overheidsorgaan 3 jaarlijks vóór 1 april een VTA-toets (of vergelijkbaar) uitvoeren.

  • i.

    Het rapport van de VTA-toets (of vergelijkbaar) wordt op het eerste verzoek van het dagelijks bestuur ter beoordeling voorgelegd.

  • j.

    Indien het resultaat van de VTA-toets of een vergelijkbare toets negatief is dan dient de boom direct verwijderd te worden.

  • k.

    In geval er sprake is van een teensloot direct gelegen naast de waterkering dan geldt, behalve de hiervoor opgenomen voorschriften, ook dat de bomen op de beschermingszone van de betreffende a-watergang dienen te voldoen aan het bepaalde in regel 2 van de Algemene regels ‘Project Sloten, oevers en dijken op orde’ (gepubliceerd op 1 mei 2017 in Waterschapsblad 2017, nr. 3842).

3.4 Toelichting

Het afwegingskader bij waterkeringen is gebaseerd op de kerntaak ‘waterveiligheid’. Om dit te garanderen is een schema gemaakt waarin de risico’s en het beheer & onderhoud voor een kering worden afgewogen (zie voor een schematische weergave van het afwegingskader figuur 1). Hier komt bij een boom, ten opzichte van bijvoorbeeld een bouwwerk, het extra risico van omwaaien bij. Dit leidt in dit geval tot de volgende belangenafweging voor een rij bomen op de kering.

Het gaat om rijen bomen die al jaren gesitueerd zijn op het waterstaatswerk zelf of op de beschermingszone A. Bomen op de beschermingszone B van een primaire waterkering zijn, gelet op het bepaalde in artikel 3.5 van de Keur waterschap Brabantse Delta 2015 geen overtreding meer.

Het betreft geen nieuwe overtredingen. Toch kan een boom bij omwaaien een risico vormen en is het daarmee potentieel een risico dat elk moment kan intreden. Daarom is hier extra naar gekeken hoe met dit potentiële risico om te gaan. Hieruit is het navolgende stappenplan / afwegingskader naar voren gekomen zoals weergegeven in de onderstaande drie figuren.

Toelichting figuur 7

Allereerst is beoordeeld of het risico van het omwaaien van een boom afhankelijk is van het type boom dat op de waterkering staat. Dit bleek niet het geval te zijn, omdat elk type boom in potentie met kluit en al kan omwaaien. De tweede stap om het potentiële risico te bepalen is om te bezien op wiens eigendom de boom is gesitueerd, omdat de eigenaar van de grond verantwoordelijk is voor het gewone onderhoud van de waterkering. Daarbij zijn er twee opties. De boom staat op grond in eigendom van het waterschap of een derde is eigenaar van de grond.

afbeelding binnen de regeling

Toelichting figuur 8

Indien de boom op waterschapsgrond staat dan is het wenselijk om als waterschap een VTA-toets (of vergelijkbaar) uit te voeren met een hercontrole na 3 jaar. Dit is nu ook al de praktijk bij bomen in openbaar begaanbaar gebied, maar nog niet bij bomen op de kering en beschermingszone A in niet openbaar begaanbaar gebied. Het is wenselijk, gezien het belang van waterveiligheid, dit nu door te voeren bij alle bomen ongeacht de ligging op een waterkering bij grond in eigendom van het waterschap.

afbeelding binnen de regeling

Toelichting figuur 9

Een boom op grond in eigendom van derden kan gesitueerd zijn op overheidsgrond of op grond bij een particulier. Figuur 8 brengt de vervolgstappen daarna in kaart. Overheden moeten door een VTA-toets (of een vergelijkbare toets) 3-jaarlijks aantonen dat de boom op hun grond nog steeds gezond is. Voor een boom op particuliere grond bestaat een onderscheid tussen regionale en primaire keringen.

Voor een rij bomen op de regionale en primaire waterkeringen is het wenselijk, gezien het belang van waterveiligheid en de relatief lage kosten, door het waterschap VTA-toetsen (of vergelijkbaar) uit te laten voeren. Ditzelfde geldt voor bomen op particuliere grond op een primaire waterkering. Indien de bomen op een regionale kering staan, is de eigenaar zelf verantwoordelijk voor de VTA-toets.

Voor alle VTA-toetsen (of vergelijkbaar) geldt dat als uit de toetsing blijkt dat de boom ongezond is dat deze dan verwijderd moet worden.

afbeelding binnen de regeling

Toekomstig risico

Het toekomstige risico bij een eventuele dijkverbetering is nihil, omdat de bomen dan alsnog verwijderd moeten worden. Om te voorkomen dat er nu of in de toekomst problemen ontstaan bij noodzakelijke waterstaatkundige werkzaamheden is een voorschrift opgenomen waarin verplicht is gesteld dat de bomen in dergelijke gevallen op eerste aanzegging van het waterschap door de rechthebbende (op eigen kosten) verwijderd moeten worden. Een dergelijk voorschrift geldt ook voor situaties waarbij uit het technisch en/of beheerdersoordeel op grond van de vigerende leidraad voor het toetsen van regionale of primaire keringen blijkt dat de waterkering als gevolg van de bomen niet meer voldoet aan de veiligheidsnormen.

Een rij bomen op de waterkering (waterstaatswerk en beschermingszone A) belemmert inspectie en onderhoud aan de kering niet. Een rij bomen bevindt zich bovendien meestal op overheidsgrond en is met een doel aangelegd waardoor de rij bomen vaak als beeldbepalend aangemerkt kunnen worden. Het verwijderen van een rij bomen zorgt voor grondroering in de kering en daarmee voor een direct risico.

Het weghalen van een rij bomen heeft naast een grote impact op de waterkering ook een grote impact op de omgeving. Het alternatief van weghalen van de bomen heeft daardoor grotere negatieve gevolgen dan het nu laten staan. De conclusie is dat de aanwezigheid van een bestaande rij bomen geen noemenswaardig probleem oplevert voor de waterkering. Op het moment dat dit wel het geval is dan dient de boom op grond van de voorschriften verwijderd te worden.

Deze tijdsgebonden algemene regel geldt alleen voor situaties die al bestaan en reeds bestonden voor de peildatum van 1 januari 2013 en geldt uitdrukkelijk niet voor nieuwe situaties. Het is alleen met een vergunning mogelijk om bijvoorbeeld een boom na verwijdering op de waterkering of op de beschermingszone terug te planten. De vigerende Keur is dan van toepassing.

Handhaving

Ten aanzien van rijen bomen die niet aan het bepaalde in de algemene regel voldoen, wordt, behoudens bijzondere omstandigheden, handhavend opgetreden.

4. Tuinen op de kering

4.1 Afbeeldingen

Onderstaande afbeeldingen geven een beeld van tuinen op de kering zoals deze zijn geïnventariseerd.

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

4.2 Inleiding algemene regel tuinen op de kering

Voor tuinen op de beschermingszone A van primaire en regionale waterkeringen (en compartimenteringskeringen) geldt reeds een algemene regel (regel 29 ‘Gebruik van percelen als tuin en bouwland’ van de Algemene regels waterschap Brabantse Delta). Tuinen op percelen op het waterstaatswerk zelf vallen hier niet onder. In de hierna volgende algemene regel met voorschriften is onderscheid gemaakt tussen tuinen op het waterstaatswerk met en zonder boom, omdat beide situaties een andere afweging vergen.

4.3 Inhoud algemene regel tuinen zonder bomen

Vrijstelling wordt verleend van het verbod, bedoeld in artikel 3.3 van de Keur, voor het gebruik van het waterstaatswerk van een primaire en regionale waterkering als tuin zonder boom, voor zover:

  • a.

    het gebruik als tuin reeds is ontstaan vóór de peildatum van 1 januari 2013; en

  • b.

    de tuininrichting geen belemmering vormt voor inspectie en onderhoud ten behoeve van de waterkering.

4.4 Voorschriften

  • a.

    In geval van noodzakelijke waterstaatkundige werkzaamheden, zoals dijkverbetering, aan de waterkering verwijdert de eigenaar / gebruiker van het perceel waar de tuin zich bevindt op eigen kosten de tuininrichting op eerste aanzegging van het dagelijks bestuur van het waterschap.

  • b.

    Indien de tuininrichting naar het oordeel van het dagelijks bestuur op enig moment een risico vormt voor de waterveiligheid, dient de tuininrichting op eerste aanzegging van het dagelijks bestuur op eigen kosten door de perceel eigenaar/gebruiker verwijderd te worden. De waterveiligheid is in ieder geval in het geding als uit het technisch en/of beheerdersoordeel op grond van de vigerende leidraad voor het toetsen van veiligheid van regionale of primaire waterkeringen blijkt dat de waterkering niet meer voldoet aan de veiligheidsnormen.

  • c.

    De eigenaar/ gebruiker die de waterkering als tuin gebruikt, voert alleen werkzaamheden uit die bestaan uit:

    • spitten, ploegen, eggen en andere vergelijkbare oppervlakkige grondroeringen en bewerkingen (maximaal 0,30 meter diep); en/of

    • bemesten; en/of

    • aanbrengen en hebben van gras; en/of

    • hebben en verwijderen van struiken.

  • d.

    De eigenaar / gebruiker dient gewassen en beplanting geen belemmering te laten vormen voor inspectie en onderhoud van de waterkering.

  • e.

    De eigenaar/gebruiker dient nieuwe struiken en planten buiten het waterstaatswerk en op een afstand verder dan 10 meter uit de buitenteen en verder dan 4 meter uit de binnenteen van het waterstaatswerk van de primaire en regionale waterkering te planten.

  • f.

    De eigenaar / gebruiker is verplicht om aanwezige bouwwerken en beplanting in de tuin te allen tijde in goede staat van onderhoud te laten verkeren.

  • g.

    De eigenaar/ gebruiker van het perceel neemt bij verwijdering van de struiken de voorschriften van de vigerende regel met betrekking tot het ‘verwijderen van bomen en struiken’ van de Algemene regels waterschap Brabantse Delta in acht. Op het moment van vaststelling van onderhavige regels zijn dit de voorschriften zoals opgenomen in Algemene regel 29A.

  • h.

    Indien struiken worden gesnoeid, dienen hierbij de voorschriften met betrekking tot het ‘snoeien van bomen en struiken’ van de Algemene regels waterschap Brabantse Delta in acht te worden genomen. Op het moment van vaststelling van onderhavige regels zijn dit de voorschriften zoals opgenomen in Algemene regel 29B.

  • i.

    De bouwwerken in tuinen, zoals schuren, tuinhuizen etc. dienen te allen tijde in goede staat van onderhoud te verkeren.

  • j.

    In geval van verwijdering of wijziging van bouwwerken dient op voorhand een watervergunning aangevraagd en verleend te zijn.

4.5 Inhoud algemene regel tuinen met bomen

Vrijstelling wordt verleend van het verbod, bedoeld in artikel 3.3 van de Keur, voor het gebruik van het waterstaatswerk van een primaire en regionale waterkering als tuin met boom, voor zover:

  • a.

    het gebruik als tuin reeds is ontstaan vóór de peildatum van 1 januari 2013; en

  • b.

    de tuininrichting inclusief boom geen belemmering vormt voor inspectie en onderhoud ten behoeve van de waterkering.

óf

  • c.

    het gebruik als tuin reeds is ontstaan vóór de peildatum van 1 januari 2013; en

  • d.

    de tuininrichting geen belemmering vormt voor inspectie en onderhoud ten behoeve van de waterkering; en

  • e.

    de boom voldoet aan de VTA-toets (of een vergelijkbare toets).

4.6 Voorschriften

  • a.

    In geval van noodzakelijke waterstaatkundige werkzaamheden, zoals een dijkverbetering, aan de waterkering verwijdert de eigenaar/gebruiker van het perceel waar de tuin zich op bevindt, de gehele tuininrichting op eerste aanzegging van het dagelijks bestuur van het waterschap en op eigen kosten.

  • b.

    Indien de tuininrichting naar het oordeel van het dagelijks bestuur op enig moment een risico vormt voor de waterveiligheid, dient de tuininrichting op eerste aanzegging van het dagelijks bestuur op eigen kosten door de perceel eigenaar/gebruiker verwijderd te worden. De waterveiligheid is in ieder geval in het geding als uit het technisch en/ of beheerdersoordeel, op grond van de vigerende leidraad voor het toetsen van veiligheid van regionale of primaire waterkeringen, blijkt dat de waterkering niet meer voldoet aan de veiligheidsnormen.

  • c.

    De eigenaar/ gebruiker die de waterkering als tuin gebruikt, voert alleen werkzaamheden uit die bestaan uit:

    • spitten, ploegen, eggen en andere vergelijkbare oppervlakkige grondroeringen en bewerkingen (maximaal 0,30 meter diep); en/of

    • bemesten; en/of

    • aanbrengen en hebben van gras; en/of

    • hebben en verwijderen van struiken en bomen.

  • d.

    De eigenaar/gebruiker dient gewassen en beplanting geen belemmering te laten vormen voor inspectie en onderhoud van de waterkering.

  • e.

    De eigenaar/gebruiker dient nieuwe bomen, struiken en planten buiten het waterstaatswerk en op een afstand verder dan 10 meter uit de buitenteen en verder dan 4 meter uit de binnenteen van het waterstaatswerk van de primaire en regionale waterkering te planten.

  • f.

    De eigenaar/gebruiker is verplicht om aanwezige bouwwerken en beplanting in de tuin te allen tijde in goede staat van onderhoud te laten verkeren.

  • g.

    Om hinder van overhangende takken te voorkomen dienen de bomen te allen tijde aan beide zijden opgekroond te zijn tot 4 meter (zie figuur 6) en neemt hierbij de voorschriften met betrekking tot het ‘snoeien van bomen en struiken’ van de Algemene regels waterschap Brabantse Delta in acht. Dit geldt ook voor het snoeien van struiken. Op het moment van vaststelling van onderhavige regels zijn dit de voorschriften zoals opgenomen in Algemene regel 29B.

  • h.

    Indien het resultaat van de VTA-toets of een vergelijkbare toets met betrekking tot de boom of bomen negatief is dan dienen deze direct verwijderd te worden.

  • i.

    De eigenaar/gebruiker van het perceel neemt bij verwijdering van bomen en struiken de voorschriften van de vigerende regel met betrekking tot het ‘verwijderen van bomen en struiken’ van de Algemene regels waterschap Brabantse Delta in acht. Op het moment van vaststelling van onderhavige regels zijn dit de voorschriften zoals opgenomen in Algemene regel 29A.

  • j.

    De bouwwerken in tuinen, zoals schuren, tuinhuizen etc. dienen te allen tijde in goede staat van onderhoud te verkeren.

  • k.

    In geval van verwijdering of wijziging van bouwwerken dient op voorhand een watervergunning aangevraagd en verleend te zijn.

4.7 Toelichting

Het afwegingskader bij waterkeringen is gebaseerd op de kerntaak ‘waterveiligheid’. Om dit te garanderen is een schema gemaakt waarin de risico’s en het beheer & onderhoud voor een kering worden afgewogen (zie voor een schematische weergave van het afwegingskader figuur 1). Dit leidt in dit geval tot de volgende belangenafweging voor tuinen op het waterstaatswerk van een primaire of regionale kering:

Het gaat om tuinen die al jaren gesitueerd zijn op het waterstaatswerk. Het betreft geen nieuwe overtredingen. Daardoor neemt het huidige risico niet toe. Het toekomstige risico dat het waterschap zijn taken niet zou kunnen uitvoeren bij een eventuele dijkverbetering is nihil. Door de opgenomen voorschriften bij de algemene regel dient de tuininrichting namelijk op eerste aanzegging van het waterschap weggehaald te worden indien de tuinen bijvoorbeeld een dijkverbetering belemmeren.

Dit geldt ook indien uit het technisch en/of beheerdersoordeel blijkt dat de waterkering door de aanwezigheid van de beplanting en struiken in de tuin op enig moment niet voldoet aan de veiligheidsnormen.

Struiken en planten in een tuin op de kering belemmeren de inspectie en onderhoud aan een kering niet. Terwijl het verwijderen van struiken en planten wel voor grondroering in de kering zorgt en daarmee voor een direct risico. Het alternatief van weghalen van struiken en planten in de tuinen heeft daardoor grotere negatieve gevolgen dan het nu laten staan. De conclusie is dat de nu aanwezige struiken en planten geen noemenswaardig probleem opleveren voor de waterkering. Op het moment dat dit wel het geval is dan dient de tuininrichting op grond van de voorschriften verwijderd te worden.

Deze tijdsgebonden algemene regel geldt alleen voor situaties die al bestaan en reeds bestonden voor de peildatum van 1 januari 2013 en geldt uitdrukkelijk niet voor nieuwe situaties. Het is alleen met een vergunning mogelijk om een perceel op een waterkering als tuin in gebruik te nemen. De vigerende Keur is dan van toepassing.

Handhaving

Ten aanzien van tuinen die niet aan het bepaalde in de algemene regel voldoen, wordt, behoudens bijzondere omstandigheden, handhavend opgetreden.

5. Obstakels overig

5.1 Afbeeldingen

De categorie ‘overige obstakels’ op de kering bestaat uit diverse obstakels. Hierna staan twee voorbeelden weergegeven uit deze categorie overtredingen.

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

5.2 Inhoud algemene regel

Onder overige obstakels wordt verstaan: objecten ten behoeve van recreatie, cultuur, algemeen nut, maatschappelijke functie, waaronder in ieder geval (straat)bankjes, wegmeubilair, dijkpalen, prullenbakken, informatieborden etc.

  • a.

    Vrijstelling wordt verleend van het verbod, bedoeld in artikel 3.3 van de Keur, voor het hebben en verwijderen van overige obstakels op het waterstaatswerk van de regionale en primaire waterkeringen en de daarbij behorende beschermingszone A, voor zover:

  • b.

    het obstakel reeds aanwezig was vóór de peildatum van 1 januari 2013; en

  • c.

    het obstakel geen belemmering vormt voor inspectie en onderhoud ten behoeve van de waterkering; en

  • d.

    het obstakel zich niet op het buitentalud bevindt.

5.3 Voorschriften

  • a.

    In geval van noodzakelijke waterstaatkundige werkzaamheden aan de kering, zoals dijkverbetering, verwijdert de eigenaar/ gebruiker van het perceel waar het obstakel zich bevindt deze op eigen kosten op eerste aanzegging van het dagelijks bestuur van het waterschap.

  • b.

    Indien het obstakel naar het oordeel van het dagelijks bestuur op enig moment een risico vormt voor de waterveiligheid, dient het obstakel op eerste aanzegging van het dagelijks bestuur op eigen kosten door de perceel eigenaar/gebruiker verwijderd te worden. De waterveiligheid is in ieder geval in het geding als uit het technisch en/of beheerdersoordeel op grond van de vigerende leidraad voor het toetsen van veiligheid van regionale of primaire waterkeringen blijkt dat de waterkering niet meer voldoet aan de veiligheidsnormen.

  • c.

    De obstakels dienen te allen tijde in goede staat van onderhoud te verkeren.

  • d.

    De eigenaar van het perceel dient de daarop aanwezige obstakels geen belemmering te laten vormen voor inspectie en onderhoud van de waterkering.

  • e.

    Na verwijdering van het obstakel worden door de eigenaar/ gebruiker van het perceel de ontstane gaten met kleigrond van (nagenoeg) dezelfde samenstelling als de dijkbekleding gedicht.

  • f.

    Vervolgens moeten de gaten worden voorzien van geschikte graszoden of vóór 1 september worden ingezaaid met graszaad “Natuurdijk II” ten behoeve van de ontwikkeling van een goed doorwortelde grasmat voor aanvang gesloten seizoen. Indien de waterkering is bekleed met ander door het waterschap toegestaan erosiebestendig materiaal (anders dan gras) dan dienen de gaten te worden voorzien van datzelfde materiaal zodat er weer een aangesloten bekleding van de waterkering ontstaat.

5.4 Toelichting

Bij de overige obstakels op een kering is het de vraag welk risico dit met zich meebrengt voor de waterveiligheid. Voor het uitvoeren van inspectie en onderhoud vormen deze obstakels geen probleem.

Het gaat om obstakels die al jaren gesitueerd zijn op het waterstaatswerk of beschermingszone A. Het betreft geen nieuwe overtredingen. Daardoor neemt het huidige risico niet toe. Het verwijderen van obstakels zorgt voor grondroering in de kering en daarmee wel voor een direct risico.

Er kan wel een huidig risico bestaan als een overig obstakel zich op het buitentalud bevindt. Het probleem is dan dat bij golfslag het object direct geraakt wordt en daardoor een risico kan gaan vormen voor de waterkering. Een ander risico is dat het object zelf veelal niet het probleem vormt maar de activiteit daar om heen. Bijvoorbeeld een kunstwerk (zie afbeelding 10 en 11) met een trapje daarnaar toe of dat door het object schaduwwerking op de grasmat ontstaat en daarmee de grasmat in slechte staat kan gaan verkeren. Daarom vallen overige obstakels op het buitentalud buiten deze algemene regel.

Verder is in de voorschriften bepaald dat indien uit het technisch en/of beheerdersoordeel blijkt dat de waterkering door de aanwezigheid van een overig obstakel op enig moment niet voldoet aan de veiligheidsnormen dit verwijderd dient te worden.

Het toekomstige risico bij een eventuele dijkverbetering is nihil, omdat de overige obstakels dan alsnog verwijderd moeten worden. Door de opgenomen voorschriften bij de algemene regel dient het obstakel namelijk op eerste aanzegging van het waterschap weggehaald te worden indien het obstakel bijvoorbeeld een dijkverbetering belemmert.

Deze tijdsgebonden algemene regel geldt alleen voor situaties die al bestaan en reeds bestonden voor de peildatum van 1 januari 2013 en geldt uitdrukkelijk niet voor nieuwe situaties. Het is alleen met een vergunning mogelijk om op het waterstaatswerk en de daarbij behorende beschermingszone A het obstakel te vervangen of een nieuw obstakel aan te brengen. De huidige Keur is dan van toepassing.

Handhaving

Ten aanzien van overige obstakels die niet aan het bepaalde in de algemene regel voldoen, wordt, behoudens bijzondere omstandigheden, handhavend opgetreden.

6. Hekwerk op regionale kering

6.1 Afbeeldingen

Onderstaande afbeeldingen geven hekwerken op een regionale kering weer.

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

6.2 Inhoud algemene regel

Onder hekwerk wordt verstaan: een constructie van staal, ijzer of hout dat ten doel heeft een terrein af te sluiten of af te schermen.

Vrijstelling wordt verleend van het verbod, bedoeld in artikel 3.3 van de Keur, voor het hebben en verwijderen van een hekwerk op het waterstaatswerk van een regionale waterkering en de daarbij behorende beschermingszone A, voor zover:

  • a.

    het hekwerk reeds aanwezig was vóór de peildatum van 1 januari 2013; en

  • b.

    het hekwerk geen belemmering vormt voor inspectie en onderhoud ten behoeve van de waterkering; en

  • c.

    het hekwerk zich niet op het buitentalud bevindt.

6.3 Voorschriften

  • a.

    In geval van noodzakelijke waterstaatkundige werkzaamheden aan de waterkering, zoals dijkverbetering, verwijdert de eigenaar/ gebruiker van het perceel waar het hekwerk zich bevindt deze op eigen kosten op eerste aanzegging van het dagelijks bestuur van het waterschap.

  • b.

    Het hekwerk dient te allen tijde in goede staat van onderhoud te verkeren.

  • c.

    De eigenaar/ gebruiker van het perceel dient de daarop aanwezige hekwerken geen belemmering te laten vormen voor inspectie en onderhoud van de waterkering.

  • d.

    Indien het hekwerk naar het oordeel van het dagelijks bestuur op enig moment een risico vormt voor de waterveiligheid, dient dit op eerste aanzegging van het dagelijks bestuur op eigen kosten door de perceel eigenaar/gebruiker verwijderd te worden. De waterveiligheid is in ieder geval in het geding als uit het technisch en/of beheerdersoordeel op grond van de vigerende leidraad voor het toetsen van veiligheid van regionale of primaire waterkeringen blijkt dat de waterkering niet meer voldoet aan de veiligheidsnormen.

  • e.

    Na verwijdering van het hekwerk worden door de eigenaar van het perceel de ontstane gaten met kleigrond van (nagenoeg) dezelfde samenstelling als de dijkbekleding gedicht.

  • f.

    De gaten moeten worden voorzien van geschikte graszoden of vóór 1 september worden ingezaaid met graszaad “Natuurdijk II” ten behoeve van de ontwikkeling van een goed doorwortelde grasmat voor aanvang gesloten seizoen. Indien de waterkering is bekleed met ander door het dagelijks bestuur toegestaan erosiebestendig materiaal (anders dan gras) dan dienen de gaten te worden voorzien van datzelfde materiaal zodat er weer een aangesloten bekleding van de waterkering ontstaat.

6.4 Toelichting

Het afwegingskader bij waterkeringen is gebaseerd op de kerntaak ‘waterveiligheid’. Om dit te garanderen is een schema gemaakt waarin de risico’s en het beheer & onderhoud voor een kering worden afgewogen (zie voor een schematische weergave van het afwegingskader figuur 1). Dit leidt in dit geval tot de volgende belangenafweging voor een hekwerk op de regionale kering:

Het gaat om hekwerken die al jaren gesitueerd zijn op een regionale kering. Het betreft geen nieuwe overtredingen. Daardoor neemt het huidige risico niet toe. Er kan wel een huidig risico bestaan als een hekwerk zich op het buitentalud bevindt. Het probleem is dan dat bij golfslag het object direct geraakt wordt en daardoor een risico kan gaan vormen voor de waterkering. Een ander risico is dat het object zelf veelal niet het probleem vormt, maar de activiteit daar om heen waardoor de grasmat in een slechte staat kan gaan verkeren. Daarom vallen hekwerken op het buitentalud buiten deze algemene regel.

Verder is in de voorschriften bepaald dat indien uit het technisch en/of beheerdersoordeel blijkt dat de waterkering door de aanwezigheid van een hekwerk op enig moment niet voldoet aan de veiligheidsnormen dit verwijderd dient te worden.

Het toekomstige risico bij een eventuele dijkverbetering is nihil, omdat de hekwerken dan alsnog verwijderd moeten worden. Door de opgenomen voorschriften bij de algemene regel dient een hekwerk namelijk op eerste aanzegging van het waterschap weggehaald te worden indien het hekwerk bijvoorbeeld een dijkverbetering belemmert.

Hekwerken op de regionale kering belemmeren inspectie en onderhoud aan een kering nauwelijks. Terwijl het verwijderen van de hekwerken wel voor grondroering in de regionale kering zorgt en daarmee voor een direct risico. Het alternatief van weghalen van hekwerken op de regionale kering heeft daardoor grotere negatieve gevolgen dan het nu laten staan. De conclusie is dat de aanwezigheid van de hekwerken geen noemenswaardig probleem oplevert voor de regionale kering. Op het moment dat dit wel het geval is dan dient het hekwerk op grond van de voorschriften verwijderd te worden.

Deze tijdsgebonden algemene regel geldt alleen voor situaties die al bestaan en reeds bestonden voor de peildatum van 1 januari 2013 en geldt uitdrukkelijk niet voor nieuwe situaties. Het is alleen met een vergunning mogelijk om op de regionale waterkering en beschermingszone het hekwerk te vervangen of een nieuw hekwerk te plaatsen. De vigerende Keur is dan van toepassing.

Handhaving

Ten aanzien van hekwerken op regionale keringen die niet aan het bepaalde in de algemene regel voldoen, wordt, behoudens bijzondere omstandigheden, handhavend opgetreden.

7. Huizen op de kering

7.1 Afbeeldingen

Onderstaande afbeeldingen geven een indruk van huizen op de kering zoals deze geïnventariseerd zijn.

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

7.2 Inhoud algemene regel

Vrijstelling wordt verleend van het verbod, bedoeld in artikel 3.3 van de Keur, voor het hebben van een huis op het waterstaatswerk van de primaire en regionale waterkering en in de daarbij behorende beschermingszone A en B, voor zover:

a. het huis reeds aanwezig was vóór de peildatum van 1 januari 2013. Het betreft de huizen die opgenomen zijn op een daarvoor bestemde kaartlaag in het GeoWeb systeem van het waterschap 1 .

7.3 Voorschriften

  • a.

    Het huis en alles wat daarmee (in)direct is verbonden, zoals funderingen, kelders, zwembaden etc. dienen te allen tijde in goede staat van onderhoud te verkeren.

  • b.

    In geval van noodzakelijke waterstaatkundige werkzaamheden aan de waterkering, zoals dijkverbetering, dient het huis mogelijk aangepast of (deels) verwijderd te worden. Het waterschap zal in voorkomende gevallen tijdig, tenzij er sprake is van directe spoed en/ of calamiteiten, in overleg treden met de eigenaar over de noodzakelijke werkzaamheden aan de waterkering.

  • c.

    Indien de woning naar het oordeel van het dagelijks bestuur op enig moment een risico vormt voor de waterveiligheid, dient het huis mogelijk aangepast of (deels) verwijderd te worden. Het waterschap zal in voorkomende gevallen tijdig, tenzij er sprake is van directe spoed en/ of calamiteiten, in overleg treden met de eigenaar over de noodzakelijke werkzaamheden aan de waterkering. De waterveiligheid is in ieder geval in het geding als uit het technisch en/of beheerdersoordeel op grond van de vigerende leidraad voor het toetsen van veiligheid van regionale of primaire waterkeringen blijkt dat de waterkering niet meer voldoet aan de veiligheidsnormen.

7.4 Toelichting

Het is zonder vergunning niet toegestaan om een huis op een waterkering te bouwen of te behouden. Bij de verlening van een vergunning voor een nieuw huis op een kering zijn de vergunningsvoorschriften met name gericht op de activiteit die gaat plaatsvinden. Denk hierbij aan voorschriften die gaan over het plaatsen van het bouwwerk, de grondroering die plaatsvindt en het goed achterlaten van de kering nadat de activiteit is verricht. Het gaat daarmee met name om bepalingen in de vergunning die gaan over de activiteit bouwen en de invloed hiervan op de stabiliteit van de kering.

In dit geval gaat het om huizen die al lang op de kering staan. De activiteit bouwen en de grondroering van de kering hebben dus al geruime tijd geleden plaatsgevonden.

Daarmee vervallen nagenoeg alle voorschriften uit een vergunning voor een huis op een kering. Het aantal resterende voorschriften in een vergunning zijn zeer beperkt. De toegevoegde waarde van een dergelijke vergunning is daardoor vrijwel nihil.

Geredeneerd vanuit de taak van het waterschap bij keringen (waterveiligheid) heeft een vergunning voor een lang bestaand huis op een kering nauwelijks toegevoegde waarde ten opzichte van een algemene regel. Bovendien kunnen de resterende vergunningsvoorschriften ook opgenomen worden in een algemene regel. Hierdoor worden de kosten en administratieve lasten beperkt.

Het waterschap hecht eraan dat bewustwording wordt gecreëerd bij eigenaren van huizen op een waterkering over de regels van het waterschap en wat wonen op een kering in relatie tot waterveiligheid betekent. Om deze bewustwording te creëren zal het waterschap diverse communicatiemiddelen in zetten. Het waterschap wil daarmee bereiken dat toekomstige aanpassingen op het perceel altijd in overleg met het waterschap gebeuren.

Daarnaast kan het zijn dat een huis op een waterkering staat die nu of in de toekomst niet meer aan de geldende normen voldoet. De situatie kan zich voordoen dat, om de noodzakelijke waterstaatkundige werkzaamheden uit te kunnen voeren, het huis aangepast of (deels) verwijderd dient te worden. Het waterschap zal dan tijdig, tenzij er sprake is van directe spoed en/ of calamiteiten, in overleg treden met de eigenaar over de noodzakelijke werkzaamheden aan de waterkering om tot een oplossing te komen.

Deze tijdsgebonden algemene regel geldt alleen voor situaties die al bestaan en reeds bestonden voor de peildatum van 1 januari 2013 en geldt uitdrukkelijk niet voor nieuwe situaties. Het is alleen met een vergunning mogelijk om op het waterstaatswerk van de waterkering en beschermingszones het huis te vervangen of uit te breiden. De vigerende Keur is dan van toepassing.

8. Overige permanente bouwwerken (gefundeerd) op de kering

8.1 Afbeeldingen

Onderstaande afbeeldingen geven een indruk van overige permanente bouwwerken (gefundeerd) op de kering zoals deze geïnventariseerd zijn.

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

8.2 Inhoud algemene regel:

Vrijstelling wordt verleend van het verbod, bedoeld in artikel 3.3 van de Keur, voor het hebben van gefundeerde bouwwerken op het waterstaatswerk van de primaire en regionale kering en de daarbij behorende beschermingszone A en B, voor zover:

  • a.

    het bouwwerk reeds aanwezig was vóór de peildatum van 1 januari 2013. Het betreft de bouwwerken die opgenomen zijn op een daarvoor bestemde kaartlaag in het GeoWeb systeem van het waterschap 1 .

8.3 Voorschriften

  • a.

    Het bouwwerk en alles wat daarmee (in)direct is verbonden, zoals funderingen, kelders etc. dient te allen tijde in goede staat van onderhoud te verkeren.

  • b.

    In geval van noodzakelijke waterstaatkundige werkzaamheden aan de waterkering, zoals dijkverbetering, dient het bouwwerk mogelijk aangepast of (deels) verwijderd te worden. Het waterschap zal in voorkomende gevallen tijdig, tenzij er sprake is van directe spoed en/ of calamiteiten, in overleg treden met de eigenaar over de noodzakelijke werkzaamheden aan de waterkering.

  • c.

    Indien het bouwwerk naar het oordeel van het dagelijks bestuur op enig moment een risico vormt voor de waterveiligheid, dient het bouwwerk mogelijk aangepast of (deels) verwijderd te worden. Het waterschap zal in voorkomende gevallen tijdig, tenzij er sprake is van directe spoed en/ of calamiteiten, in overleg treden met de eigenaar over de noodzakelijke werkzaamheden aan de waterkering. De waterveiligheid is in ieder geval in het geding als uit het technisch en/of beheerdersoordeel op grond van de vigerende leidraad voor het toetsen van veiligheid van regionale of primaire waterkeringen blijkt dat de waterkering niet meer voldoet aan de veiligheidsnormen.

8.4 Toelichting

Het is zonder vergunning niet toegestaan om een bouwwerk op een waterkering te bouwen of te behouden. Bij de verlening van een vergunning voor een nieuw bouwwerk op een kering zijn de vergunningsvoorschriften met name gericht op de activiteit die gaat plaatsvinden. Denk hierbij aan voorschriften die gaan over het plaatsen van het bouwwerk, de grondroering die plaatsvindt en het goed achterlaten van de kering nadat de activiteit is verricht. Het gaat daarmee met name om bepalingen in de vergunning die gaan over de activiteit bouwen en de invloed hiervan op de stabiliteit van de kering.

In dit geval gaat het om bouwwerken die al lang op de kering staan. De activiteit bouwen en de grondroering van de kering hebben dus al geruime tijd geleden plaatsgevonden.

Daarmee vervallen nagenoeg alle voorschriften uit een vergunning voor een bouwwerk op een kering. Het aantal resterende voorschriften in een vergunning zijn zeer beperkt. De toegevoegde waarde van een dergelijke vergunning is daardoor vrijwel nihil.

Geredeneerd vanuit de taak van het waterschap bij keringen (waterveiligheid) heeft een vergunning voor een lang bestaand bouwwerk op een kering nauwelijks toegevoegde waarde ten opzichte van een algemene regel. Bovendien kunnen de resterende vergunningsvoorschriften ook opgenomen worden in een algemene regel. Hierdoor worden de kosten en administratieve lasten beperkt.

Het waterschap hecht eraan dat bewustwording wordt gecreëerd bij eigenaren van bouwwerken op een waterkering over de regels van het waterschap en wat bedrijfsvoering (of anderszins gebruik maken van een bouwwerk) op een kering in relatie tot waterveiligheid betekent. Om deze bewustwording te creëren zal het waterschap diverse communicatiemiddelen in zetten. Het waterschap wil daarmee bereiken dat toekomstige aanpassingen op het perceel altijd in overleg met het waterschap gebeuren.

Daarnaast kan het zijn dat een bouwwerk op een waterkering staat die nu of in de toekomst niet meer aan de geldende normen voldoet. De situatie kan zich voordoen dat, om de noodzakelijke waterstaatkundige werkzaamheden uit te kunnen voeren, het bouwwerk aangepast of (deels) verwijderd dient te worden. Het waterschap zal dan tijdig, tenzij er sprake is van directe spoed en/ of calamiteiten, in overleg treden met de eigenaar over de noodzakelijke werkzaamheden aan de waterkering om tot een oplossing te komen.

Deze tijdsgebonden algemene regel geldt alleen voor situaties die al bestaan en reeds bestonden voor de peildatum van 1 januari 2013 en geldt uitdrukkelijk niet voor nieuwe situaties. Het is alleen met een vergunning mogelijk om op het waterstaatswerk van de waterkering en beschermingszones gefundeerde bouwwerken te vervangen of uit te breiden. De vigerende Keur is dan van toepassing.

9. Niet permanente bouwwerken (ongefundeerd)

9.1 Afbeeldingen

Onderstaande afbeeldingen geven een indruk van niet permanente bouwwerken (ongefundeerd) op de kering zoals deze geïnventariseerd zijn.

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

9.2 Inhoud algemene regel

Onder niet permanent bouwwerk wordt verstaan: ongefundeerde bouwwerken, voorwerpen, (bouw)materialen etc.

Onder gesloten verharding wordt verstaan: verhardingen die zijn opgebouwd uit een materiaal dat na het aanbrengen een solide geheel vormt en niet meer op te delen is, zoals asfalt en beton.

Onder (semi-)open verharding wordt verstaan: verhardingen die bestaan uit aaneengesloten losse elementen, zoals klinkers, stelconplaten of (grasbeton)tegels, maar geen grind.

Vrijstelling wordt verleend van het verbod, bedoeld in artikel 3.3 van de Keur, voor het hebben of verwijderen van ongefundeerde bouwwerken op het waterstaatswerk van regionale en primaire waterkeringen, voor zover:

  • a.

    het bouwwerk reeds aanwezig was vóór de peildatum van 1 januari 2013; en

  • b.

    het bouwwerk zich op een open of gesloten erfverharding bevindt; en

  • c.

    het bouwwerk geen belemmering vormt voor inspectie en onderhoud ten behoeve van de waterkering.

9.3 Voorschriften

  • a.

    In geval van noodzakelijke waterstaatkundige werkzaamheden aan de waterkering, zoals dijkverbetering, verwijdert de eigenaar / gebruiker het bouwwerk alsmede de erfverharding op eigen kosten op eerste aanzegging van het dagelijks bestuur van het waterschap.

  • b.

    Het bouwwerk en de daar onderliggende erfverharding dienen te allen tijde in goede staat van onderhoud te verkeren.

  • c.

    De eigenaar / gebruiker van het perceel dient de daarop aanwezige bouwwerken en erfverharding geen belemmering te laten vormen voor het beheer en onderhoud van de waterkering.

  • d.

    Indien het bouwwerk en de daar onderliggende erfverharding naar het oordeel van het dagelijks bestuur op enig moment een risico vormt voor de waterveiligheid, dient dit op eerste aanzegging van het dagelijks bestuur op eigen kosten door de perceel eigenaar/gebruiker verwijderd te worden. De waterveiligheid is in ieder geval in het geding als uit het technisch en/of beheerdersoordeel op grond van de vigerende leidraad voor het toetsen van veiligheid van regionale of primaire waterkeringen blijkt dat de waterkering niet meer voldoet aan de veiligheidsnormen.

  • e.

    Degene die een erfverharding houdt, onderhoudt of verwijdert op een primaire en regionale waterkering voert alleen werkzaamheden uit die bestaan uit:

    • oppervlakkige grondroering (maximaal 0,30 meter diep), en/of;

    • aanbrengen van open verharding zoals klinkers, stelconplaten e.d., en/of;

    • aanbrengen zandbed ten behoeve van open verharding;

    • vult bij verwijderen de ontstane ruimte aan tot aan het maaiveld;

  • f.

    Het na verwijdering van de verharding opvullen tot aan het maaiveld wordt gevolgd door de waterkering te voorzien van geschikte graszoden of de kering vóór 1 september in te zaaien met graszaad “Natuurdijk II” ten behoeve van de ontwikkeling van een goed doorwortelde grasmat voor aanvang van het gesloten seizoen.

9.4 Toelichting

Allereerst is het voor de toepassing van deze algemene regel belangrijk om vast te stellen of het bouwwerk op het waterstaatswerk ook daadwerkelijk ongefundeerd is. Indien blijkt dat het bouwwerk inderdaad niet gefundeerd is, dan volgt de vraag waar het bouwwerk op gesitueerd is.

Indien het bouwwerk niet rechtstreeks op de grasmat staat, maar er al een deugdelijke gesloten of open verharding onder het bouwwerk is aangebracht dan is het gewenste resultaat voor de stabiliteit van de kering reeds bereikt en vormt het bouwwerk geen probleem voor de waterveiligheid.

Deze tijdsgebonden algemene regel geldt alleen voor situaties die al bestaan en reeds bestonden voor de peildatum van 1 januari 2013 en geldt uitdrukkelijk niet voor nieuwe situaties. Het is alleen met een vergunning mogelijk om op het waterstaatswerk van de waterkering nieuwe handelingen te verrichten of uit te breiden. De vigerende Keur is dan van toepassing.

Handhaving

Ten aanzien van ongefundeerde bouwwerken op waterstaatswerken die niet aan het bepaalde in de algemene regel voldoen, wordt, behoudens bijzondere omstandigheden, handhavend opgetreden.

10. Verharding bij beschadigingen grasmat

10.1 Afbeeldingen

Onderstaande afbeeldingen geven een indruk van beschadigingen grasmatten, met daaronder een deugdelijke gesloten of open verharding, op de kering zoals deze geïnventariseerd zijn.

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

10.2 Inhoud algemene regel

Onder gesloten verharding wordt verstaan: verhardingen die zijn opgebouwd uit een materiaal dat na het aanbrengen een solide geheel vormt en niet meer op te delen is, zoals asfalt en beton.

Onder (semi-)open verharding wordt verstaan: verhardingen die bestaan uit aaneengesloten losse elementen, zoals klinkers, stelconplaten of (grasbeton) tegels, maar geen grind.

Vrijstelling wordt verleend van het verbod, bedoeld in artikel 3.3 van de Keur, voor het hebben, onderhouden en verwijderen van verharding op het waterstaatswerk van de primaire en regionale waterkeringen, voor zover:

  • a.

    de erfverharding reeds aanwezig was vóór de peildatum van 1 januari 2013; en

  • b.

    er sprake is van een open of gesloten erfverharding; en

  • c.

    de erfverharding geen belemmering vormt voor inspectie en onderhoud ten behoeve van de waterkering.

10.3 Voorschriften

  • a.

    In geval van noodzakelijke waterstaatkundige werkzaamheden aan de waterkering, zoals dijkverbetering, verwijdert de eigenaar / gebruiker de erfverharding op eigen kosten op eerste aanzegging van het dagelijks bestuur van het waterschap.

  • b.

    De erfverharding dient te allen tijde in goede staat van onderhoud te verkeren.

  • c.

    De eigenaar / gebruiker van het perceel dient de erfverharding geen belemmering te laten vormen voor het beheer en onderhoud van de waterkering.

  • d.

    Indien de erfverharding naar het oordeel van het dagelijks bestuur op enig moment een risico vormt voor de waterveiligheid, dient dit op eerste aanzegging van het dagelijks bestuur op eigen kosten door de perceel eigenaar/gebruiker verwijderd dan wel conform de eisen van het waterschap aangepast te worden. De waterveiligheid is in ieder geval in het geding als uit het technisch en/of beheerdersoordeel op grond van de vigerende leidraad voor het toetsen van veiligheid van regionale of primaire waterkeringen blijkt dat de waterkering niet meer voldoet aan de veiligheidsnormen.

  • e.

    Degene die een erfverharding houdt, onderhoudt of verwijdert op een primaire en regionale waterkering voert alleen werkzaamheden uit die bestaan uit:

    • oppervlakkige grondroering (maximaal 0,30 meter diep), en/of;

    • aanbrengen van open verharding zoals klinkers, stelconplaten e.d., en/of;

    • aanbrengen klei ten behoeve van open verharding;

    • vult bij verwijderen de ontstane ruimte aan tot aan het maaiveld met klei erosiebestendigheidsklasse 2 of 3.

  • f.

    Het na verwijdering van de verharding opvullen tot aan het maaiveld wordt gevolgd door de waterkering te voorzien van geschikte graszoden of de kering vóór 1 september in te zaaien met graszaad “Natuurdijk II” ten behoeve van de ontwikkeling van een goed doorwortelde grasmat voor aanvang van het gesloten seizoen.

10.4 Toelichting

Op grond van artikel 2.2 dragen de onderhoudsplichtigen te allen tijde zorg voor een goede toestand van de waterkeringen. Voor de sterkte, stabiliteit en veiligheid van de waterkeringen is een goede grasmat op taluds en de kruin vereist. Indien de grasmat beschadigd is, levert dit een overtreding op van de Keur.

Een goede grasmat is in staat een aanzienlijke golfbelasting te weerstaan en vormt daarmee een belangrijk onderdeel van de sterkte van de waterkering. De sterkte van de grasmat wordt bepaald door de soortendiversiteit, een goede en diepe doorworteling en het ontbreken van kale plekken. De erosiebestendigheid van de grasmat moet kunnen worden gegarandeerd voor aanvang van het gesloten seizoen.

Beschadigde grasmatgedeelten moeten ingezaaid worden vóór 1 september of er moeten geschikte graszoden aangebracht worden op aangevulde en zorgvuldig verdichte grond met nagenoeg dezelfde samenstelling als de oorspronkelijke grond.

In plaats van gras kan echter ook ander erosiebestendig materiaal gebruikt worden zoals open en gesloten verharding. Indien erfverharding in plaats van een goede grasmat aanwezig is, is de stabiliteit van de kering ook voldoende geborgd. Deze tijdsgebonden algemene regel geldt echter alleen voor situaties die al bestaan en reeds bestonden voor de peildatum van 1 januari 2013 en geldt dan ook uitdrukkelijk niet voor nieuwe situaties.

Het is alleen met een vergunning mogelijk om op het waterstaatswerk van de waterkering nieuwe (erf)verharding aan te brengen. De vigerende Keur is dan van toepassing.

Voor het aanbrengen, onderhouden en verwijderen van erfverhardingen op de beschermingszone A van primaire en regionale keringen is reeds een algemene regel van kracht (regel 30 van de Algemene regels waterschap Brabantse Delta).

Handhaving

Ten aanzien van grasmatten op waterkeringen die niet aan het bepaalde in de algemene regel voldoen, wordt, behoudens bijzondere omstandigheden, handhavend opgetreden.

Ondertekening


Noot
1

VTA = Visual Tree Assessment. Een boomveiligheidscontrole. Toets waaruit de (onderhouds)staat van een boom blijkt. VTAtoets

is het periodiek en op systematische wijze visueel inspecteren van een boom door een deskundige.

Noot
1

Voor een ieder toegankelijk gebied. Gebied dat bijvoorbeeld bereikbaar is via wandel- en fietspaden.

Noot
1

Inzage is op locatieniveau op te vragen bij waterschap Brabantse Delta, afdeling Vergunningen.

Noot
1

Inzage is op locatieniveau op te vragen bij waterschap Brabantse Delta, afdeling Vergunningen.