Regeling vervallen per 01-03-2015

Beleid waterschap ten aanzien van oeverafkalving

Geldend van 15-09-2003 t/m 18-05-2006

Inhoudsopgave

Inhoudsopgave

Hoofdstuk

1. Inleiding

 3

2. Juridisch kader

 3

3. Beoordeling maatregelen tegen oevererosie

 4

5. Implementatie

 7

6. Financiële consequenties

 8

Bijlage 1: Materiaalvoorkeur bij oeververdediging

 9

Bijlage 2: beslisboom, wat te doen bij oevererosie

10

1. Inleiding

Het inzakken van taluds en het afkalven van oevers zijn verschijnselen waar het waterschap reeds jarenlang mee te maken heeft. Tot nu toe is er geen duidelijke beleidslijn voorhanden hoe we met oeverafkalving moeten omgaan. Ten behoeve van een eenduidige beoordeling van oevererosie en afhandeling van ontheffingen is beleid geformuleerd, waarmee duidelijkheid wordt gegeven wanneer en onder welke voorwaarden oeverafkalving moet worden tegengegaan. In paragraaf 2 wordt de juridische achtergrond van oeverafkalving weergegeven. In paragraaf 3 worden de criteria beschreven voor het nemen van maatregelen tegen oevererosie. Het in deze notitie beschreven beleid van het waterschap met betrekking tot de handelswijze bij oeverafkalving is tenslotte in een samenvattende beslisboom weergegeven.

Bij de vraag “wat te doen bij oevererosie” zijn de volgende aspecten van belang:

  • Is oevererosie echt wel hinderlijk? Is er sprake van oevererosie, maar is deze nu en in de toekomst niet hinderlijk dan is het beleid niets doen.

  • Bij wie ligt het eigendom van de watergang, het onderhoudspad en de aanliggende grond?

  • Welke functie heeft het betreffende water in het waterbeheersplan heeft gekregen.

  • Wat is de oorzaak van de oevererosie (natuurlijke omstandigheid, bovennormaal afkalvingsproces, eigen handelen).

2. Juridisch kader

In algemene zin geldt dat het waterschap tot taak heeft de instandhouding van taluds en oevers te verzekeren rekening houdend met de functies van het desbetreffende oppervlaktewater (art. 9.3.2 lid 1 Verordening Waterhuishouding Noord-Brabant). Dit betekent in elk geval dat zodanig onderhoud moet plaatsvinden dat een goede aan- en afvoer en berging van water is gewaarborgd. Ook kan het waterschap om andere redenen de zorg voor de instandhouding van taluds en het afkalven van oevers op zich nemen. In grote lijnen heeft het waterschap in twee hoedanigheden met taluds en oevers te maken:

  • a.

    als beheerder van de watergang waarbij het waterschap de watergang en het onderhoudspad in eigendom heeft;

  • b.

    als beheerder van watergangen zonder onderhoudspad in eigendom van het waterschap.

Ad. a) De watergang met onderhoudspad in eigendom van het waterschap

Het waterschap heeft watergangen die in eigendom zijn zelf in onderhoud, omdat deze watergangen waterstaatkundig belangrijk zijn. Om deze reden dient bij dergelijke watergangen een goede invulling gegeven te worden aan de onderhoudsplicht, met name op plaatsen waar de belangen van de instandhouding van het onderhoudssysteem en de risico's groot zijn.

• Functie oppervlaktewater

Als aangrijpingspunt geldt hier het belang van de waterhuishouding. Oeverbescherming die waterstaatskundig niet geboden is of verder gaat dan dat, valt niet onder de onderhoudsplicht van het waterschap en daartoe is het waterschap dan ook niet gehouden.

• Instandhouding onderhoudssysteem.

In de situatie van gekanaliseerde beken, waarlangs onderhoudspaden zijn gelegen zal het waterschap, met het oog op het aan de waterloop noodzakelijke onderhoud, het onderhoudspad in goede staat houden.

Ad. b) Als beheerder van de watergang zonder onderhoudspad in eigendom van het waterschap

Bij onderhoudspaden die niet in eigendom zijn van het waterschap zal er bij deformatie van de oevers sprake zijn van schade aan particulier eigendom. Dit kan onderverdeeld worden in twee onderdelen:

  • a.

    Deformatie van oevers en schade door eigen handelen

  • b.

    Onevenredige (dreigende) aantasting eigendom derden

Ad. a) Deformatie van oevers en schade door eigen handelen

Natuurlijke deformatie van de oevers behoort tot het normaal maatschappelijk risico van de eigenaar of pachter. Ook het optreden van de eigenaar zelf kan debet zijn aan de verstoring van oevers en taluds (bijv. bewerking tot de insteek). In deze gevallen moet ten eerste de vraag gesteld worden of de oevererosie een gevaar vormt voor de waterstaatkundige functie van de watergang. Is dit het geval dan kunnen eventuele herstelmaatregelen worden uitgevoerd die wel een beschermend effect op de individuele eigendommen hebben maar toch primair vanuit de taakstelling of de onderhoudsplicht gericht zijn op de waterstaatkundige verzorging van het gebied. Vanuit de beheersfunctie (“toezicht op uitvoering onderhoud door derden”) kan het een taak zijn van het waterschap om op te treden.Ingevolge artikel 5 van de Keur oppervlaktewateren 1998 Waterschap De Dommel zijn onderhoudsplichtigen van niet-legger wateren onder meer gehouden oevers en taluds, alsmede de daartoe behorende oeververdedigingswerken, in stand te houden, voor zover dat nodig is om te voorkomen dat door inzakking de afvoer, aanvoer of berging van het water wordt of kan worden gehinderd. De onderhoudsplichtige heeft de taak ingezakte oevers te herstellen en eventuele verontdiepingen te verwijderen. Ook zal duidelijk zijn, dat bij oeverafkalving als direct gevolg van uitgevoerde werken primair de onderhoudsplichtige door het waterschap moet worden aangeschreven om de gevolgen ongedaan te maken c.q. te herstellen.

Ingevolge artikel 10.A van de Keur oppervlaktewateren 1998 Waterschap De Dommel is het onder meer verboden om kunstwerken aan te leggen in een oppervlaktewater. In geval van schade aan particuliere eigendom zonder dat er sprake is van een waterstaatkundige noodzaak tot handelen geldt het uitgangspunt dat de eigenaar ter bescherming van zijn eigendom in alle gevallen een ontheffing van genoemde verbodsbepaling moet kunnen aanvragen voor het aanbrengen van oeverbescherming. In geval van een bovennormaal afkalvingproces kan het waterschap kiezen voor compensatie in de vorm van een vergoeding of aankoop van een strook grond langs de watergang (zie paragraaf 3 voor uitleg "bovennormaal"). Het waterschap accepteert bij beken met de functie waternatuur een afkalvingsproces omwille van de functie van de watergang.

Ad. b) Onevenredige (dreigende) aantasting eigendom derden

In dit verband kan worden gewezen op (dreigende) grove aantasting van eigendommen van derden zoals schade aan gebouwen, cultuurhistorische objecten of oude bomen in landgoederen als direct gevolg van oevererosie. In dergelijke situaties maakt het waterschap in samenwerking met de particulier afspraken om een forse kapitaalsvernietiging te voorkomen.

3. Beoordeling maatregelen tegen oevererosie

In deze paragraaf worden de criteria voor ontheffingverlening en schadevergoeding (bij watergangen en aanliggende percelen die niet in eigendom zijn) en de criteria voor het uit te voeren beheer en onderhoud (bij eigen watergangen en onderhoudspaden) beschreven.

Er wordt hier uitgegaan van “ hinderlijke oevererosie”. Onderscheid tussen watergangen/ onderhoudspaden wel/ niet in eigendom werd in paragraaf 2 behandeld. Basis voor de onderstaande uitwerking is het criterium welke functie op de watergang ligt en de (maatschappelijke) effecten van de oevererosie. Tevens wordt er bij de beoordeling rekening gehouden met de oorzaak van de oevererosie.

I. Onevenredige aantasting eigendom derden (alle functies)

In geval van onevenredige (dreigende) aantasting particulier eigendom of het ontstaan van een maatschappelijk ongewenste situaties is oeverversterking vanzelfsprekend noodzakelijk, dit geldt voor:

  • a.

    schade aan bouwkavels;

  • b.

    schade aan kunstwerken of wegen;

  • c.

    schade aan bebouwing/ cultuurhistorische objecten (bijv. watermolens);

  • d.

    schade aan belangrijke landschappelijke waarden (o.a. oude bomen in landgoederen).

Bij het eerste geval wordt oeverbescherming toegestaan. De materiaalkeuze is afhankelijk van de functie. Bij de functies waternatuur, EVZ en water voor de landnatuur wordt uitgegaan van natuurlijk materiaal (zie bijlage 1). Voor water voor de agrarische natuur dient er in ieder geval sprake te zijn van milieuvriendelijk materiaal.

Bij het tweede en derde geval kan oeverbescherming worden toegepast in cultuurtechnische vorm (bijv. baksteen). Bij kunstwerken/ wegen kan in principe ook gecertificeerd puin gebruikt worden. Bij schade aan landschappelijke waarden wordt oeverbescherming uitgevoerd met natuureigen materiaal (bijvoorbeeld aanplant). In bijzondere moeilijke gevallen (sterke erosie) en /of urgentie (voor aanleg van een stabiele aanplant is geen tijd meer) zal een harde oeververdediging noodzakelijk kunnen zijn. Hierbij dient wel gebruik gemaakt te worden van natuurvriendelijk materiaal (zie bijlage 1).

II. Functies water voor de agrarische hoofdstructuur en landnatuur

Is er sprake van de functie water voor de AHS dan zullen bij (voor het waterschap en/ of aangrenzende eigenaars) hinderlijke effecten op de onderhoudspaden en aanliggende percelen maatregelen tegen oevererosie genomen worden. Bij dergelijke watergangen zal het stroomgebied oeververdediging laten uitvoeren dan wel toestemming/ ontheffing daarvoor verlenen.

In eerste instantie zal gekeken moeten worden naar de oorzaken van de oeverafkalving. Is er sprake van afkalving door uitspoeling van grondwater, dan kan de oplossing gezocht worden in het aanleggen van een drain in de lengterichting. Is er sprake van oeverafkalving door een te steile oever dan kan de oever (iets) verflauwd worden. Bij oeverafkalving door uitschuring (hoge piekafvoeren) zal de oever moeten worden verstevigd met milieuvriendelijk materiaal (bijv. hout).

Ook bij de functie water voor de landnatuur zullen bij hinderlijke effecten op de onderhoudspaden en aangrenzende percelen maatregelen genomen moeten worden.

Is er sprake van oeverafkalving door uitspoelend grondwater dan is het aanleggen van een drain (in verband met natuurwaarden/ verdroging) geen optie. Hier dient oeverversteviging toegepast te worden waarbij gebruik wordt gemaakt van natuureigen materiaal (zie bijlage voorkeurmaterialen). Is er hier sprake van een te steile oever dan kan verflauwing uitgevoerd worden om oeverafkalving tegen te gaan.

Een alternatief bij beide functies is compensatie via een vergoeding of aankoop van een extra strook grond langs de watergang zodat voor onderhoud ook bij afkalving van de onderhoudspaden voldoende ruimte langs de watergang overblijft. Per geval zal afzonderlijk bekeken moeten worden wat de meest kosteneffectieve optie is: oeververdediging of aankoop. Voor de te volgen strategie in geval van onevenredige (dreigende) aantasting van particulier eigendom (bouwwerken/ cultuurhistorische en landschappelijke waarde) of schade aan kunstwerken en wegen zie onder I.

III. Functie waternatuur

Het waterschap heeft als uitgangspunt dat waterlopen en oevers met de functie waternatuur zodanig  worden ingericht dat natuurlijke processen in de beeksystemen meer kans krijgen (Waterbeheerplan 2001-2004). Erosie is een natuurlijk proces dat hoort bij meanderende beken met de functie waternatuur. Het beleid is er op gericht om dit proces veilig te stellen. Bij meanderende beken met de functie waternatuur zal om deze reden alleen ontheffing worden verleend voor het plaatsen van oeververdediging of het uitvoeren van herstelmaatregelen als er sprake is van:

  • a.

    Niet meer voldoen aan de waterstaatkundige functie.

  • b.

    Onevenredige (dreigende) aantasting eigendom derden (zie onder I).

Bij meanderende beken met de functie waternatuur wordt afkalving van aanliggende percelen tot het normaal maatschappelijk risico gerekend. Alleen als het waterschap een bovennormaal afkalvingsproces accepteert zal er sprake zijn van het bieden van compensatie via eventuele aankoop van grond langs erosie-gevoelige waterlopen met de functie waternatuur. Het waterschap zal alleen in die gevallen de aangrenzende grondeigenaren compenseren. Bovennormaal wordt hier gedefinieerd als afkalving die veroorzaakt wordt door een meer frequent voorkomen van piekafvoeren dan in een natuurlijke situatie en/ of door extreme piekafvoeren. In geval van afkalving als gevolg van eigen handelen door de aangrenzende eigenaar (bijvoorbeeld grondbewerking tot aan de insteek) zal het waterschap in beginsel niet overgaan tot compensatie. De beoordeling of er sprake is van erosie door extreme piekafvoeren of het eigen handelen van de aangrenzende eigenaar ligt bij het waterschap. 

In geval van schade aan onderhoudspaden door oevererosie wordt er bij de functie waternatuur in principe geen oeververdediging toegepast. Ook zal in gekanaliseerde beken met de functie waternatuur voor bescherming van aangrenzende (landbouw) percelen geen oeverbescherming geplaatst worden. Ook hier geldt dat in gevallen van een bovennormaal erosieproces aangrenzende grondeigenaren worden gecompenseerd.

In verband met veiligheid en uitvoerbaarheid kan bij gekanaliseerde beken met een onderhoudspad wel herstel van de onderhoudspaden plaats vinden (geen herstel van de oever). Ook kan het aanpassen van de onderhoudsmethode (bijvoorbeeld met behulp van de maaikorf) worden toegepast.

5. Implementatie

Het in deze notitie beschreven beleid zal in de eerste plaats toegepast worden door de stroomgebieden.

De stroomgebieden zijn verantwoordelijk voor:

  • Het (bij alle watergangen) beoordelen of in het kader van het voldoen aan de waterstaatkundige functie oeververdediging geplaatst dient te worden of beoordelen welke andersoortige maatregelen hiervoor noodzakelijk zijn;

  • Het (bij alle watergangen) beoordelen of er sprake is van onevenredige aantasting van eigendom van derden en welke maatregelen hiertegen noodzakelijk zijn;

  • Het (bij watergangen/ oevers die niet in eigendom zijn) beoordelen van ontheffingsaanvragen voor plaatsing van oeververdediging of het uitvoeren van andersoortige maatregelen om oevers te beschermen tegen afkalving.

Het beleid zal na vaststelling worden toegelicht aan de beheersopzichters. Na ca 3 maanden zal geëvalueerd worden of het beleid en de in bijlage 2 opgenomen beslisboom werkbaar zijn. Er zal dan ook bekeken worden of de beslisboom in huidige vorm wordt gehandhaafd of dat deze aangepast zal worden. Volgend jaar volgt er evaluatie van het beleid (actie AW).

6. Financiele consequenties

De financiële consequenties voor het waterschap van het in deze notitie beschreven beleid zijn ten opzichte van het al bestaande beleid te verwaarlozen. In de gevallen dat er sprake kan zijn van relatief hoge kosten, bijvoorbeeld in geval van compensatie in de vorm van een vergoeding of aankoop van een strook grond langs de watergang, is er sprake van een uitwerking van het in het Waterbeheerplan beschreven beleid (zie onder III).

Bijlage 1: materiaalvoorkeur bij oeververdediging

Materiaalvoorkeur bij water met functie waternatuur en water voor de landnatuur.

Voorkeur (hoog naar laag): wiepen (evt. levende wilgentenen), schoon gecertificeerd puin, doorgroeijute of geotextiel, open blokkenmatten, stortsteen, schanskorf afgedekt met zand. Schoon metselwerk heeft ecologisch geen voorkeur, dus alleen toepassen als de omgeving dat vereist. Overweeg gemetselde stortsteen met hier en daar bewuste gaten en kieren als alternatief. Geen tropisch hardhout (ook geen FSC keur), geen damwand en geen plaatmateriaal in verband met ontbreken ruwe structuur voor begroeiing, nesteling en een meer natuurlijk en landschappelijk aanzien.

Waar hardhout noodzakelijk is alternatieven als gestoomd inlands hout of robinia toepassen.

Beplantingsmateriaal

Gebruik soorten die in de directe omgeving van nature op die grondsoort en bij dat grond- en oppervlaktewaterregiem voorkomen en standhouden. Gebruik inheems gecertificeerd plantmateriaal (SBB/Stichting Bronnen) of verzamel zelf in omgeving stekken.

Plantmateriaal dat gebruikt kan worden:

  • Rietzoden (nat-vochtig)

  • Wilg, Els (nat-vochtig)

  • Berk (nat-vochtig)

  • Es (vochtig-nat)

  • Eik (vochtig-droog)

Als bijmenging komen o.a. de volgende vochtminnende/ vochtbestendige soorten in aanmerking: vogelkers, sleedoorn, meidoorn, wegedoorn, hazelaar, hondsroos, sporkehout, gelderse roos.