Inspraakverordening waterschap Hollandse Delta 2005

Geldend van 14-10-2005 t/m 06-12-2013

Verordening

Begripsomschrijving

Artikel 1

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    Waterschap: waterschap Hollandse Delta.

  • b.

    Verenigde Vergadering: de Verenigde Vergadering van waterschap Hollandse Delta.

  • c.

    Dijkgraaf en heemraden: het college van dijkgraaf en heemraden van waterschap Hollandse Delta.

  • d.

    Inspraak: een door of namens dijkgraaf en heemraden geboden gelegenheid voor ingezetenen en belanghebbenden om hun zienswijze omtrent te nemen besluiten van het waterschap kenbaar te maken.

  • e.

    Algemene wet bestuursrecht: de Wet van 4 juni 1992, Stb. 1992, 315, houdende algemene regels van bestuursrecht, zoals deze sindsdien is gewijzigd.

Object van inspraak

Artikel 2

  • 1. Onverminderd het bepaalde bij wet, Algemene maatregel van bestuur of provinciale verordening vallen onder de werking van de onderhavige verordening de door de Verenigde Vergadering te nemen besluiten van algemene strekking, tenzij deze daarvoor naar hun aard of naar hun belang niet in aanmerking komen.

  • 2. Met inachtneming van het bepaalde in het eerste lid, vallen in ieder geval onder de werking van deze verordening besluiten inzake:

    • a.

      verordeningen, met uitzondering van belastingverordeningen;

    • b.

      de handhaving van waterstanden, met name peilbesluiten;

    • c.

      de aanleg of verbetering van waterstaatswerken, tenzij het werken betreft waarvan naar het oordeel van dijkgraaf en heemraden niet in betekenende mate een wijziging van de bestaande waterstaatkundige situatie of van de hoogte van de te heffen omslagen is te verwachten;

    • d.

      de leggers;

    • e.

      beleidsregels.

Inspraakprocedure

Artikel 3

  • 1. Op de voorbereiding van besluiten als bedoeld in artikel 2 is de in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht geregelde uniforme openbare voorbereidingsprocedure van overeenkomstige toepassing.

  • 2. In aanvulling op afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht gelden de bepalingen van de artikelen 4 en 5 van deze verordening.

Terinzagelegging

Artikel 4

  • 1. De terinzagelegging overeenkomstig artikel 3.11, eerste lid van de Algemene wet bestuursrecht geschiedt op het hoofdkantoor en/of de districtskantoren van het waterschap en/of de gemeentehuizen (secretarieën) van de binnen het beheersgebied van waterschap Hollandse Delta gelegen gemeenten.

  • 2. Indien het ontwerp van het te nemen besluit betrekking heeft op een deel van het gebied, kan worden volstaan met terinzagelegging op het hoofdkantoor en/of de betreffende districtskantoren van het waterschap en/of de gemeentehuizen (secretarieën) van de gemeenten in het desbetreffende deel van het gebied.

Rapportage

Artikel 5

  • 1. In het voorstel aan de Verenigde Vergadering wordt melding gemaakt van de gehouden inspraakprocedure en de beschouwingen van dijkgraaf en heemraden over de in het kader daarvan ingekomen zienswijzen.

  • 2. De persoonlijke gegevens van degene die zijn zienswijze naar voren heeft gebracht, worden, indien hij daarom verzoekt, niet bekendgemaakt.

Inwerkingtreding

Artikel 6

Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag na die van de bekendmaking van het besluit.

Citeertitel

Artikel 7

Deze verordening kan worden aangehaald als 'Inspraakverordening waterschap Hollandse Delta 2005'.

Algemene toelichting

Algemeen

Per 1 juli 2005 is de Wet uniforme openbare voorbereidingsprocedure in werking getreden. In deze wet zijn de afdelingen 3.4 en 3.5 van de Algemene wet bestuursrecht samengevoegd tot één uniforme voorbereidingsprocedure.

Per 1 juli jongstleden is ook de bij de bovengenoemde wet behorende Aanpassingswet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb in werking getreden. Op grond van deze Aanpassingswet is artikel 79 van de Waterschapswet gewijzigd.

Artikel 79 van de Waterschapswet verplicht een waterschap tot het vaststellen van een Inspraakverordening die van toepassing is op de door het bestuur te nemen besluiten.

Er zijn ook inspraakregelingen opgenomen in formele wetten, Algemene maatregelen van bestuur of provinciale verordeningen. Als voorbeelden daarvan kan worden gewezen op de inspraakprocedures die zijn geregeld in de Wet op de waterhuishouding en de Wet milieubeheer. Bij de opstelling van deze Inspraakverordening is zoveel mogelijk rekening gehouden met de hierboven genoemde regelingen. Reden hiervan is dat de wijze van inspraak voor een bepaald onderwerp slechts op één plaats geregeld behoeft te worden. In de Inspraakverordening zijn ook de laatste wijzigingen in de Waterschapswet en de Algemene wet bestuursrecht verwerkt.

Het doel van inspraak is tweeledig. Enerzijds worden ingezetenen en belanghebbenden de mogelijkheid geboden om hun zienswijze omtrent een ontwerp-besluit van het waterschapsbestuur kenbaar te maken. Anderzijds is de inspraak een, voor het waterschap, belangrijk hulpmiddel om op basis van een evenwichtige belangenafweging tot een besluit te komen.

Uit het doel van inspraak vloeit een aantal randvoorwaarden voort. Inspraak is slechts zinvol wanneer er voor het waterschapsbestuur een keuzemogelijkheid is. Indien het waterschap geen keuze heeft, hetgeen met name voor kan komen indien het een gebonden besluit betreft dat voortvloeit uit een voorschrift van hoger gezag, kan het ook geen rekening houden met de zienswijzen van belanghebbenden.

Een tweede belangrijk aspect in dit verband is dat inspraak het beste tot zijn recht komt indien het beleidsvoornemen, dan wel de praktische consequenties van de verschillende keuzemogelijkheden voor de insprekers duidelijk zijn aangegeven. Dit betekent dat ambtelijke en bestuurlijke gedachtevorming inzake het te nemen besluit moeten hebben plaatsgevonden en dat eventuele keuzemogelijkheden voor de insprekers duidelijk zijn aangegeven.

In dit verband wordt overigens opgemerkt dat het in veel gevallen zinvol is om in een vroeg stadium, bijvoorbeeld in het kader van de ambtelijke voorbereiding, voorlichting te geven omtrent het beleidsvoornemen, dan wel om daarover overleg te voeren met de meeste direct betrokken belanghebbenden.

Op die wijze kunnen belanghebbenden immers al in een zeer vroeg stadium kennis nemen van voornemens van het waterschap en door het aandragen van informatie er mede zorg voor dragen dat het waterschap een ontwerp-besluit in de inspraak brengt dat op een juiste wijze inzicht geeft in de diverse aspecten van het voorgenomen besluit.

Verder wordt gewezen op het gegeven dat voor bepaalde projecten zowel besluitvorming door het waterschap als door andere overheden nodig is. Indien voor beide besluiten inspraakprocedures moeten worden aangehouden, zou met het oog op doelmatigheid moeten worden gestreefd naar coördinatie van die procedures. Daarbij kan worden gedacht aan gelijktijdige terinzagelegging, gezamenlijke kennisgeving, afspraken met betrekking tot ingekomen zienswijzen, gezamenlijke hoorzittingen enzovoort.

Artikel 79 tweede lid van de Waterschapswet bepaalt dat de inspraak wordt verleend door toepassing van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht, voorzover in de verordening niet anders is bepaald. In de Inspraakverordening wordt afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing verklaard. Wel zijn aanvullende bepalingen opgenomen die zien op de wijze waarop ontwerpbesluiten ter inzage worden gelegd en hoe gerapporteerd dient te worden over de inspraak en de uitkomsten daarvan.

Aan de verplichting om in de Inspraakverordening te regelen op welke wijze ingezetenen en belanghebbenden hun beklag kunnen doen over de uitvoering va de Inspraakverordening is niet langer behoefte. Dit wordt ingegeven door de op l juli 1999 in werking getreden regeling over het intern klachtrecht in hoofdstuk 9 van de Algemene wet bestuursrecht.

De verantwoordelijkheid voor de inspraak wordt gelegd bij dijkgraaf en heemraden van waterschap Hollandse Delta, omdat het hierbij gaat om de uitvoering van een Waterschapsverordening.

Artikelsgewijze toelichting

Begripsomschrijving

Artikel 1

De omschrijving van het begrip inspraak is voor een belangrijk deel ontleend aan artikel 79 van de Waterschapswet. In deze wet worden als inspraakgerechtigden aangemerkt 'ingezetenen en belanghebbenden'. In de Inspraakverordening is deze kring van inspraakgerechtigden onverkort overgenomen.

Ingevolge artikel 11 van de Waterschapswet wordt onder ingezetenen verstaan degenen die hun werkelijke woonplaats hebben in het gebied van het waterschap.

Voor de omschrijving van het begrip belanghebbende wordt aangesloten bij artikel 1:2 van de Algemene wet bestuursrecht. Artikel 1:2 van de Algemene wet bestuursrecht bepaalt dat onder belanghebbende wordt verstaan degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken. Dit artikel geeft eveneens bepalingen in welke hoedanigheid bestuursorganen en rechtspersonen als belanghebbenden kunnen worden aangemerkt.

Ten aanzien van organisaties, niet behorend tot bovengenoemde categorieën die het algemeen belang vertegenwoordigen, kan worden opgemerkt dat het om pragmatische redenen wenselijk is deze organisaties (bijvoorbeeld landbouw- of milieuorganisaties) bij de inspraak te betrekken. In de rechtspraak zijn vertegenwoordigers van collectieve belangen in het algemeen als belanghebbenden geaccepteerd. Dit vloeit tevens voort uit artikel 1:2 derde lid van de Algemene wet bestuursrecht voor zover het gaat om rechtspersonen.

Een organisatorisch verband zonder rechtspersoonlijkheid kan eveneens worden aangemerkt als een rechtspersoon in de zin van artikel 1:2 derde lid van de Algemene wet bestuursrecht en derhalve voor algemene of collectieve belangen opkomen. Er dienen dan wel regelingen houdende doelstellingen, werkwijze, bestuur, verdeling van bevoegdheden en in- en uittreden van leden te bestaan.

Een organisatorisch verband zonder rechtspersoonlijkheid wordt alsdan aangemerkt als bestuursrechtelijke entiteit en derhalve als belanghebbende in de zin van de Algemene wet bestuursrecht.

Object van inspraak

Artikel 2

Ten aanzien van het object van de inspraak, kan worden opgemerkt dat uit de formulering van artikel 79 blijkt dat in beginsel alle besluiten van de Verenigde Vergadering onder de werking van de Inspraakverordening kunnen vallen. Dit artikel spreekt immers over 'besluiten van het algemeen bestuur'. Hieruit kan worden afgeleid dat het waterschapsbestuur een grote mate van beleidsvrijheid heeft inzake de vraag welke ontwerp-besluiten onder de werking van de Inspraakverordening moeten worden gebracht.

Het nieuwe artikel 79 van de Waterschapswet schrijft geen besluiten voor waarbij in de voorbereiding de Inspraakverordening moet worden toegepast. In de verordening zijn in artikel 2 evenwel de onderwerpen uit het oude artikel 79 Wsw genoemd. Hoewel het ten aanzien van deze onderwerpen niet meer wettelijk voorgeschreven is om de inspraakprocedure te volgen, wordt geen reden gezien om in deze opsomming wijziging aan te brengen. De praktijk heeft geleerd dat inspraak bij deze onderwerpen nuttig kan zijn en ook gelet op de zorgvuldigheid die een overheidsorgaan hééft te betrachten is vroegtijdige inspraak in deze zeer wel op zijn plaats.

Er is voor gekozen om ook 'beleidsregels' aan het lijstje toe te voegen. Juist bij het opstellen van beleidsregels is het wenselijk om vooraf de zienswijze van het publiek hierover te vernemen, zodat hiermee bij de besluitvorming rekening kan worden gehouden. Indien de beleidsregels daarvoor naar hun aard of belang niet in aanmerking komen, kunnen dijkgraaf en heemraden de inspraakprocedure achterwege laten.

Gezien het bovenstaande worden onder de werking van de Inspraakverordening gebracht besluiten inzake:

  • a.

    verordeningen, met uitzondering van belastingverordeningen;

  • b.

    de handhaving van de waterstanden;

  • c.

    de aanleg of verbetering van waterstaatswerken, tenzij het werken betreft waarvan, naar het oordeel van het waterschapsbestuur, niet in betekenende mate een wijziging van de bestaande waterstaatkundige situatie of van de hoogte van de te heffen omslagen is te verwachten;

  • d.

    de legger;

  • e.

    beleidsregels.

Van de werking van de Inspraakverordening worden in ieder geval uitgezonderd belastingverordeningen, besluiten die rechtstreeks voortvloeien uit voorschriften van hoger gezag, besluiten die slechts een interne werking voor het waterschap hebben, besluiten van zeer gering belang, besluiten die slechts een beperkte groep belanghebbenden betreffen en besluiten waarvoor reeds een (andere) inspraakprocedure geldt.

Deze Inspraakverordening geldt alleen voor besluiten van algemene strekking. Voor besluiten die één belanghebbende of slechts een beperkte groep belanghebbenden treffen, is een algemene inspraakprocedure immers niet noodzakelijk.

De omstandigheid dat de onderhavige Inspraakverordening een aanvullend karakter heeft ten opzichte van andere, hogere procedure regelingen, wordt tot uitdrukking gebracht door de zinsnede 'Onverminderd het bepaalde bij wet, Algemene maatregel van bestuur of provinciale verordening'. Zo dient bij een besluit inzake het (water)beheersplan in eerste instantie rekening te worden gehouden met de procedurebepalingen in bijvoorbeeld de Provinciale verordening waterbeheer Zuid-Holland of de Verordening op de primaire waterkering van de Provincies Noord-Holland, Utrecht en Zuid-Holland.

Inspraakprocedure

Artikel 3

In de Algemene wet bestuursrecht is een uniforme openbare voorbereidingsprocedure opgenomen. Artikel 79 van de Waterschapswet schrijft voor dat inspraak wordt verleend door toepassing van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht, voorzover in de verordening niet anders is bepaald. In de Inspraakverordening is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van overeenkomstige toepassing verklaard. De artikelen 4 en 5 van de Inspraakverordening zijn een aanvulling op afdeling 3.4.

Ingevolge afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht worden in beginsel 'belanghebbenden' in de gelegenheid gesteld hun zienswijze naar voren te brengen. Middels artikel 79 van de Waterschapswet is deze kring uitgebreid tot 'ingezetenen en belanghebbenden'.

In afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht is geregeld op welke wijze een ontwerp-besluit moet worden bekendgemaakt en ter inzage gelegd. Verder is aangegeven op welke wijze een zienswijze kan worden ingediend.

Artikel 3:16 van de Algemene wet bestuursrecht vermeldt een termijn van zes weken voor het naar voren brengen van zienswijzen. Deze termijn vangt aan met ingang van de dag waarop het ontwerp-besluit ter inzage is gelegd.

Zienswijzen kunnen schriftelijk of mondeling naar voren worden gebracht.

Tenslotte wordt opgemerkt dat in de Algemene wet bestuursrecht is bepaald dat een ieder die gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheid van inspraak wordt geïnformeerd over de inhoud van het uiteindelijke besluit.

Terinzagelegging

Artikel 4

Ingevolge artikel 4, welke - evenals artikel 5 - aanvullend is op de in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht geregelde voorbereidingsprocedure, geschiedt de terinzagelegging overeenkomstig artikel 3:11 lid l van de Algemene wet bestuursrecht op het hoofdkantoor en/of de districtskantoren van het waterschap Hollandse Delta en/of de gemeentehuizen van de binnen het beheersgebied van het waterschap gelegen gemeenten.

Met het hoofdkantoor wordt bedoeld het kantoor in de plaats waar waterschap Hollandse Delta volgens het reglement zijn zetel heeft. Met districtskantoren wordt bedoeld kantoren van het waterschap Hollandse Delta die een regiofunctie vervullen.

In het tweede lid van artikel 4 wordt geregeld waar het ontwerp-besluit ter inzage wordt gelegd indien het ontwerp-besluit slechts betrekking heeft op een beperkt gedeelte van het beheersgebied.

Rapportage

Artikel 5

De regeling met betrekking tot de rapportage is zo eenvoudig mogelijk gehouden. Bepaald is dat van de inspraakprocedure en de beschouwingen van dijkgraaf en heemraden over de ingekomen zienswijzen melding wordt gemaakt in het voorstel dat aan de Verenigde Vergadering wordt voorgelegd. Het is uiteraard van belang dat degenen die een schriftelijke zienswijze hebben ingediend van deze rapportage kennis kunnen nemen. Ingevolge artikel 3:43 eerste lid van de Algemene wet bestuursrecht wordt tegelijkertijd met of zo spoedig mogelijk na bekendmaking van het besluit mededeling gedaan aan de indiener van een zienswijze.

In het tweede lid van artikel 5 is geregeld dat persoonlijke gegevens van de indiener van een zienswijze op diens verzoek niet bekend worden gemaakt.

Inwerkingtreding

Artikel 6

De verordening treedt inwerking met ingang van de dag na die van de bekendmaking.