Regeling vervallen per 10-02-2010

Legesverordening waterschap Hollandse Delta 2005

Geldend van 01-01-2005 t/m 06-03-2008

Legesverordening waterschap Hollandse Delta 2005

Aard van de heffing en belastbaar feit

Artikel 1

Onder de naam leges worden rechten geheven ter zake van het in behandeling nemen van een aanvraag tot het door het waterschap verlenen van diensten, genoemd in de bij deze verordening behorende tarieventabel.

Belastingplicht

Artikel 2

Belastingplichtig is de aanvrager van de dienst, dan wel degene ten behoeve van wie de dienst is aangevraagd.

Maatstaf en tarief

Artikel 3

  • 1. De leges worden geheven naar de maatstaf en het tarief die zijn opgenomen in de bij deze verordening behorende tarieventabel.

  • 2. Voor de berekening van de leges wordt een gedeelte van de in de tarieventabel genoemde eenheid als een volle eenheid aangemerkt.

Wijze van heffing

Artikel 4

De leges worden geheven bij wege van aanslag, dan wel bij wege van een mondelinge, dan wel een gedagtekende schriftelijke kennisgeving, waaronder mede wordt begrepen een stempelafdruk, nota of andere schriftuur.

Vrijstellingen

Artikel 5

  • 1. Geen leges worden geheven:

    • a.

      voor diensten die ter voldoening aan wettelijke of administratieve voorschriften kosteloos moeten worden verleend;

    • b.

      voor de afgifte van beschikkingen, wanneer het verzoek tot het verlenen van een vergunning of ontheffing een direct gevolg is van de uitvoering van een werk door of ten behoeve van het waterschap;

    • c.

      voor de afgifte van beschikkingen ten behoeve van het personeel van het waterschap, voorzover deze betrekking hebben op de ambtelijke verhouding tot het waterschap;

    • d.

      voor de afgifte van stukken die aan de publiciteitsmedia worden verstrekt;

    • e.

      voor de afgifte van stukken die uit voorlichtingsmotieven aan particulieren, bedrijven en instellingen worden verstrekt;

    • f.

      voor de afgifte van stukken die aan overheidslichamen, overheidsdiensten of de rechterlijke macht (ambtshalve) worden verstrekt;

    • g.

      voor het doen van de in hoofdstuk 3 van de tarieventabel genoemde nasporingen, voor zover deze worden gedaan voor zuiver wetenschappelijk onderzoek.

  • 2. Indien dit in het algemeen belang wenselijk is, kunnen dijkgraaf en heemraden besluiten dat aan heffing van leges onderhevige stukken tegen een door dijkgraaf en heemraden te bepalen lager bedrag, dan wel kosteloos beschikbaar worden gesteld.

Tijdstip van betaling

Artikel 6

In afwijking in zoverre van het bepaalde in artikel 9 van de Invorderingswet 1990, gelden bij de heffing van de leges de volgende betalingstermijnen:

  • a.

    indien de leges worden geheven bij wijze van aanslag, dienen de leges te worden betaald binnen één maand na dagtekening van het aanslagbiljet;

  • b.

    indien de leges worden geheven bij wege van een mondelinge kennisgeving, dienen de leges te worden betaald op het moment waarop de kennisgeving wordt gedaan;

  • c.

    indien de leges worden geheven bij wege van een schriftelijke kennisgeving, dienen de leges te worden betaald op het moment van uitreiken van de kennisgeving, dan wel indien de kennisgeving wordt toegezonden, binnen twee weken na dagtekening van de kennisgeving.

Teruggaaf

Artikel 7

  • 1. Gehele of gedeeltelijke teruggaaf van leges, ter zake van een in de tarieventabel omschreven dienst, wordt verleend op aanvraag als bedoeld in artikel 132 van de Waterschapswet en overeenkomstig een met betrekking tot die dienst in de tabel opgenomen bepaling.

  • 2. Bij het verlenen van gehele of gedeeltelijke teruggaaf als bedoeld in het eerste lid, is invorderingsrente verschuldigd op basis van artikel 28, leden 4 en 5, van de Invorderingswet 1990.

Kwijtschelding

Artikel 8

Van de leges wordt geen kwijtschelding verleend.

Nadere regels door dijkgraaf en heemraden

Artikel 9

Het college van dijkgraaf en heemraden kan nadere regels geven met betrekking tot de heemraden heffing en invordering van de leges.

Inwerkingtreding, overgangsbepaling en citeertitel

Artikel 10

  • 1. Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag volgend op die waarop zij bekend is gemaakt.

  • 2. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2005.

  • 3. Met ingang van de in het tweede lid van dit artikel genoemde datum van ingang van de heffing worden ingetrokken:

    • de 'Legesverordening 2004' van waterschap De Brielse Dijkring, vastgesteld door de Verenigde Vergadering van waterschap De Brielse Dijkring van 21 november 2003, zoals laatstelijk gewijzigd bij besluit van de Verenigde Vergadering van waterschap De Brielse Dijkring d.d. 19 maart 2004;

    • de 'Legesverordening waterschap Goeree-Overflakkee 1998', vastgesteld door de Verenigde Vergadering van waterschap Goeree-Overflakkee van 13 maart 1998, zoals laatstelijk gewijzigd bij besluit van de Verenigde Vergadering van waterschap Goeree-Overflakkee d.d. 28 november 2003;

    •  de 'Legesverordening 1991' van waterschap De Groote Waard, vastgesteld door de Verenigde Vergadering van waterschap De Groote Waard van 27 september 1990, zoals laatstelijk gewijzigd bij besluit van de Verenigde Vergadering van waterschap De Groote Waard d.d. 13 december 2003;

    • de 'Legesverordening van waterschap IJsselmonde 2000', vastgesteld door de Verenigde Vergadering van waterschap IJsselmonde van 30 november 2000, zoals laatstelijk gewijzigd bij besluit van de Verenigde Vergadering van het waterschap IJsselmonde d.d. 10 december 2003;

    • de 'Legesverordening Zuiveringsschap Hollandse Eilanden en Waarden 2003', vastgesteld door het Algemeen Bestuur van Zuiveringsschap Hollandse Eilanden en Waarden van 14 november 2002;

    • alsmede de bij voornoemde legesverordeningen behorende tarieventabellen, met dien verstande dat zij, met uitzondering van artikel 9 van de 'Legesverordening 2004' van waterschap De Brielse Dijkring, artikel 9 van de 'Legesverordening waterschap Goeree-Overflakkee 1998', artikel 9 van de 'Legesverordening 1991' van waterschap De Groote Waard, artikel 8 van de 'Legesverordening van het waterschap IJsselmonde 2000', en artikel 10 van de 'Legesverordening Zuiveringsschap Hollandse Eilanden en Waarden 2003', van toepassing blijven op  belastbare feiten die zich vóór de in het tweede lid van dit artikel genoemde datum hebben voorgedaan.

  • 4. In afwijking in zoverre van hetgeen in de voorgaande artikelleden is bepaald, blijven, indien de datum van inwerkingtreding van deze verordening ligt na de datum van ingang van de heffing, de ingetrokken verordeningen gelden voor de in de tussenliggende periode plaatshebbende belastbare feiten, voor zover ter zake daarvan heffing van leges in die periode heeft plaatsgehad.

  • 5. Deze verordening kan worden aangehaald als 'Legesverordening waterschap Hollandse Delta 2005'.

Tarieventabel

TARIEVENTABEL BEHORENDE BIJ DE LEGESVERORDENING WATERSCHAP HOLLANDSE DELTA

TARIEVENTABEL BEHORENDE BIJ DE LEGESVERORDENING WATERSCHAP HOLLANDSE DELTA

Omschrijving

Tarief 

Hoofdstuk 1

Bestuursstukken

een exemplaar van de Keur van het waterschap

 €

17,00

een exemplaar van een legger van het waterschap

 €

17,00

een exemplaar van een beheersplan van het waterschap

 €

22,00

een exemplaar van een peilbesluit van het waterschap

 €

22,00

een abonnement op de vergaderstukken van de Verenigde Vergadering van het waterschap: per jaar

 €

48,00

idem: inclusief verslagen

 €

54,00

alleen abonnement verslagen

 €

20,00

een abonnement op de vergaderstukken van de commissies van het waterschap: per jaar

 €

48,00

idem: inclusief verslagen

 €

54,00

alleen abonnement verslagen

 €

20,00

een exemplaar van de begroting van het waterschap (incl. toelichting)

 €

17,00

een exemplaar van de meerjarenbegroting van het waterschap (incl. toelichting)

 €

17,00

een exemplaar van de rekening van het waterschap (incl. toelichting)

 €

17,00

Hoofdstuk 2 

Archief

het in behandeling nemen aanvraag tot het doen van nasporingen door archiefambtenaar: tarief per kwartier

 €

15,00

Hoofdstuk 3

Vergunning en ontheffing

3.1

ontheffing Binnenvaartpolitiereglement:

- van motorvaarverbod op de Waal

 €

15,00

- van motorvaarverbod op de Koedoodplas

 €

15,00

- voor snelle motorboten op het Brielse Meer

 €

75,00

verbod tot het tijdens een periode dat een weg afgesloten is verklaard, berijden van die afgesloten weg

 €

15,00

3.2

bruggen over, en rijdammen in dijk-, weg-, en kavelsloten

 €

155,00

dempen en rioleren kavelsloot

 €

155,00

graven en vergraven kavelsloot

 €

155,00

dempen kavelsloot zonder duiker

 €

155,00

parkeerplaatsen

 €

155,00

dijktrappen

 €

155,00

slopen panden

 €

155,00

steigertjes en beschoeiingen

 €

155,00

grondroeringen nabij primaire waterkeringen

 €

155,00

plaatsen (verwijzings)borden

 €

155,00

overige keurbepalingen, niet specifiek elders genoemd in deze tabel of in een andere wettelijke regeling

 €

155,00

3.3

bruggen over, en rijdammen in hoofdwatergangen

 €

200,00

dempen en rioleren dijk-, wegsloten en hoofdwatergangen

 €

200,00

graven en vergraven dijk-, wegsloten en hoofdwatergangen

 €

200,00

dempen dijk-, wegsloten en hoofdwatergangen

 €

200,00

uitritten wegaansluiting

 €

200,00

het berijden van wegen met beperkingen

 €

200,00

3.4

kabels

 €

260,00

buizen m.u.v. buizen zoals genoemd in 3.6 en 3.7

 €

260,00

3.5

boringen en doorpersingen ten behoeve van kabels en leidingen

 €

400,00

profielwijzigingen secundaire waterkering, boezemkade of voorliggende waterkering

 €

400,00

weg reconstructies

 €

400,00

peilafwijkingen

 €

400,00

wateronttrekkingen, c.q. waterlozingen

 €

400,00

3.6

buizen, eenvoudige berekening

 €

1.200,00

uitbreidingsplannen waarbij geringe wijzigingen in de waterstaatkundige toestand worden aangebracht en/of waarbij eenvoudige berekeningen dienen te worden verricht

 €

1.200,00

uitbreidingsplannen waarbij het waterstaatkundig opnieuw in te richten gebied kleiner is dan 2,5 ha

 €

1.200,00

infrastructurele werken waarbij aanpassing van de waterstaatkundige toestand zich beperkt tot een enkele locatie

 €

1.200,00

profiel- en aswijziging waterkering waarbij geen reconstructie van de waterkering plaatsheeft

 €

1.200,00

3.7

buizen, uitgebreide berekening 

 €

2.520,00

uitbreidingsplannen waarbij het waterstaatkundig opnieuw in te richten gebied groter is dan 2,5 ha maar kleiner dan 5 ha

 €

2.520,00

infrastructurele werken waarbij middelgrote wijzigingen in de waterstaatkundige toestand worden aangebracht en/of waarbij berekeningen dienen te worden verricht

 €

2.520,00

profielwijzigingen primaire waterkeringen

 €

2.520,00

profiel- en aswijziging waterkering waarbij reconstructie van de waterkering plaatsheeft

 €

2.520,00

3.8

uitbreidingsplannen van 5 ha en groter waarbij aanzienlijke wijzigingen in de waterstaatkundige toestand worden aangebracht en/of waarbij uitgebreide berekeningen dienen te worden verricht

 €

16.700,00

infrastructurele werken waarbij de waterstaatkundige toestand over een groter gebied dient te worden aangepast

 €

16.700,00

3.9 

bouwwerken en kunstwerken in, op of nabij waterstaatwerken indien de bouwkosten € 5.000,00 of minder bedragen

 €

125,00

bouwwerken en kunstwerken in, op of nabij waterstaatswerken indien de bouwkosten meer bedragen dan € 5.000,00, doch maximaal € 50.000,00

 €

250,00

bouwwerken en kunstwerken in, op of nabij waterstaatswerken indien de bouwkosten meer bedragen dan € 50.000,00, doch maximaal € 250.000,00

 €

500,00

bouwwerken en kunstwerken in, op of nabij waterstaatswerken indien de bouwkosten meer dan € 250.000,00 bedragen

 €

535,00

 +/+ 40/00 van het meerdere boven € 250.000,00

3.10

indien de vergunning of ontheffing betrekking heeft op meer dan één waterkering, watergang of weg, dan wel een combinatie van de onderscheiden objecten, worden de bedragen genoemd onder 3.1 t/m 3.9 per waterkering, watergang of weg, vermeerderd met een bedrag van 

 €

63,00

3.11

de in 3.1 t/m 3.9 en 3.13 genoemde tarieven worden verhoogd met een bedrag wegens publicatiekosten (per advertentie)

 €

50,00

3.12

indien dijkgraaf en heemraden het noodzakelijk oordelen dat er ten aanzien van de aanvraag door een extern adviesbureau berekeningen dienen te worden uitgevoerd dan wel te worden gecontroleerd, zal dit vóór het in behandeling nemen van de aanvraag aan de aanvrager worden medegedeeld. De door het extern adviesbureau voor deze berekeningen bij het waterschap in rekening te brengen kosten, die aan de aanvrager zullen worden doorberekend, bedragen: 

- eenvoudige berekening als bij 3.6

 €

815,00

- uitgebreide berekening als bij 3.7 en overige berekeningen

 €

2.170,00

Indien uiteindelijk mocht blijken dat de door het extern adviesbureau bij het waterschap in rekening gebrachte berekeningskosten lager zijn dan de hier vermelde bedragen, zal voor het verschil teruggaaf worden verleend.

3.13

wijziging tenaamstelling vergunning of ontheffing als bedoeld in 3.1 t/m 3.9

 €

32,00

3.14

bij wijziging vergunning of ontheffing anders dan genoemd bij 3.13, wordt 50% van de o.g.v. 3.1 t/m 3.10 van toepassing zijnde tarieven in rekening gebracht

3.15

onder de in deze tarieventabel onder 3.9 genoemde 'bouwkosten' wordt verstaan: de aanneemsom als bedoeld in paragraaf 1, lid 1, van de Uniforme Administratieve Voorwaarden voor de uitvoering van werken, 'UAV', voor het uit te voeren werk, of voor zover deze ontbreekt een raming van de bouwkosten als bedoeld in het normblad NEN 2631, uitgave 1979, of zoals dit normblad laatstelijk is vervangen of gewijzigd.

3.16

indien na het opleggen van de leges de aanvraag tot het verlenen of wijzigen van een vergunning of ontheffing als bedoeld in 3.1 t/m 3.9, 3.13 en 3.14 niet ontvankelijk wordt verklaard of buiten behandeling wordt gesteld omdat voor de in de aanvraag vermelde werken geen vergunning of ontheffing benodigd is, worden geen leges in rekening gebracht. Het alsdan door de aanvrager reeds betaalde legesbedrag, de publicatiekosten en de in rekening gebrachte berekeningskosten als bedoeld onder 3.12, worden aan de aanvrager gerestitueerd.

3.17

indien het besluit tot het verlenen van een vergunning of ontheffing wordt vernietigd en deze vernietiging onherroepelijk is geworden, dan wel dat de aangevraagde vergunning of ontheffing door het waterschap wordt geweigerd en deze weigering onherroepelijk is geworden, wordt teruggaaf verleend van 50% van de betaalde legeskosten, van de publicatiekosten en van de in rekening gebrachte berekeningskosten als bedoeld onder 3.12.

3.18

indien binnen één maand na het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verkrijgen van een vergunning of ontheffing, doch voor het verlenen van deze vergunning of ontheffing deze aanvraag wordt ingetrokken, wordt op verzoek van de aanvrager 90% van de betaalde legeskosten gerestitueerd. Restitutie van de publicatiekosten heeft alleen plaats indien de publicatie van de aanvraag nog niet heeft plaatsgehad.

3.19

indien op een later tijdstip bedoeld onder 3.18 na het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verkrijgen van een vergunning of ontheffing, doch voor het verlenen van deze vergunning of ontheffing deze aanvraag wordt ingetrokken, wordt op verzoek van de aanvrager 60% van de betaalde legeskosten gerestitueerd. Restitutie van de publicatiekosten heeft alleen plaats indien de publicatie van de aanvraag nog niet heeft plaatsgehad.

3.20

voor toepassing van het bepaalde onder 3.18 en 3.19 wordt een aanvraag geacht in behandeling te zijn genomen op de dag volgende op die van indiening daarvan en wordt een vergunning of ontheffing geacht te zijn verleend op de dag van de dagtekening van het document waaruit van de vergunning- of ontheffingverlening blijkt.

3.21

ten aanzien van het gestelde onder 3.18 en 3.19 geldt dat restitutie van de berekeningskosten als bedoeld onder 3.12 alleen plaats heeft indien deze kosten door het extern adviesbureau niet bij het waterschap in rekening zijn, c.q. zullen worden gebracht.

12-2004.0023a

Artikelsgewijze toelichting op de Legesverordening waterschap Hollandse Delta 2005

Aard van de heffing en belastbaar feit

Artikel 1

In de bij de verordening behorende tarieventabel zijn uiteenlopende diensten opgenomen waarvoor leges kunnen worden geheven. In de verordening is ervoor gekozen het belastbare feit te omschrijven als 'het door het waterschap in behandeling nemen van een aanvraag tot het door het waterschap verlenen van diensten, genoemd in de bij deze verordening behorende tarieventabel'. Hiermee wordt bereikt dat de materiële belastingschuld niet pas ontstaat op het moment dat de aangevraagde vergunning of ontheffing daadwerkelijk wordt verleend, maar reeds ontstaat bij het in behandeling nemen van de betreffende aanvraag.

Daarnaast sluit de gehanteerde term 'aanvraag' aan bij de bepalingen uit de Algemene wet bestuursrecht (artikel 1 : 3, sub 3, Awb). In artikel 1 is ook tot uitdrukking gebracht dat de leges naar hun aard rechten zijn, als bedoeld in artikel 115 van de Waterschapswet.

Belastingplicht

Artikel 2

Uitgangspunt is dat de aanvrager van de dienst belastingplichtig is. De aanvrager zal in de meeste gevallen immers ook belanghebbende bij de dienst zijn. Er zijn echter situaties denkbaar waarin de aanvrager niet tevens als belanghebbende kan worden aangemerkt. Dit is bijvoorbeeld het geval indien een derde in opdracht en ten behoeve van een ander een dienst aanvraagt (bijvoorbeeld een commercieel adviesbureau of ingenieursbureau vraagt, ten behoeve van een klant, een ontheffing aan om werken in waterschapsgrond te mogen aanleggen). In deze gevallen is niet de aanvrager, maar degene ten behoeve van wie de dienst wordt aangevraagd, belastingplichtig. Door het opnemen van het woorden 'dan wel' in de bepaling, wordt voorkomen dat met betrekking tot dezelfde dienst zowel de aanvrager als de belanghebbende bij de aanvraag belastingplichtig zijn. Het verschuldigde bedrag wordt slechts bij één van hen gevorderd.

Maatstaf en tarief

Artikel 3

Ingevolge hetgeen bepaald is in artikel 111 Waterschapswet dient de Belastingverordening onder andere de heffingsmaatstaf te vermelden. Aan dit vereiste is invulling gegeven in de bij de verordening behorende tarieventabel. Doordat door middel van de Legesverordening de kosten van uiteenlopende diensten worden verhaald, komen in de tarieventabel ook verschillende heffingsmaatstaven voor. Om onduidelijkheden uit de weg te gaan, is zowel in de tekst van de verordening (artikel 3, tweede lid) als in de aanhef van de tarieventabel de volgende passage opgenomen: 'Voor de berekening van de leges wordt een gedeelte van een in de tarieventabel genoemde eenheid als een volle eenheid aangemerkt.'

Met betrekking tot vergunningen en ontheffingen is ervoor gekozen deze in eerste instantie in categorieën in te delen en wel zodanig dat per categorie, op basis van de verwachting omtrent de te maken kosten, een tarief kan worden vastgesteld. Bij vergunningen inzake bouwwerken in kunstwerken is met betrekking tot het tarief ervoor gekozen aan te sluiten bij de bouwkosten. Deze werkwijze is identiek aan de werkwijze die de Vereniging van Nederlandse Gemeenten haar leden op dit punt adviseert. In gevallen waarin het waterschap in het kader van een aanvraag externe advisering inwint, bestaat de behoefte deze advieskosten direct bij de aanvrager in rekening te brengen. Dit kan bereikt worden door middel van de zogenaamde 'begrotingsconstructie', waarbij het waterschap de kosten van de externe dienstverlening begroot en aan belanghebbende mededeelt. De externe advieskosten worden boven op de normaal verschuldigde leges aan de aanvrager in rekening gebracht. In de jurisprudentie wordt deze werkwijze nogmaals onderstreept (Hof Arnhem 31 maart 1998, nr. 96/0589-E-3, Belastingblad 1998, bladzijde 638 en Hof Arnhem 16 december 1999, nr. 98/3926-E-3, Belastingblad 2000, bladzijde 784).

Wijze van heffing

Artikel 4

Ingevolge artikel 125 van de Waterschapswet kunnen waterschapsbelastingen worden geheven bij wege van aanslag, bij wege van voldoening op aangifte of op andere wijze. Heffing bij wege van afdracht op aangifte is voor de waterschapsbelastingen niet toegestaan. In de Belastingverordening zal moeten worden aangegeven op welke wijze de heffing plaatsheeft. In artikel 4 van de Legesverordening is gekozen voor de mogelijkheid van zowel de heffing bij wege van aanslag als voor de heffing op andere wijze, en wel omdat er in de praktijk behoefte kan bestaan aan een werkwijze, waarin de leges voor relatief eenvoudige handelingen en voor verzoeken waaraan min of meer direct gevolg kan worden gegeven (bijvoorbeeld het verstrekken van exemplaren van bestuursstukken) ook direct en op relatief eenvoudige wijze in rekening kunnen worden gebracht (vormvrijheid), terwijl in weer andere gevallen (te denken valt aan gevallen waarin ontheffing wordt verleend voor de aanleg van bouw- en kunstwerken in en op waterstaatswerken) in de praktijk behoefte kan bestaan aan het verzenden van een aanslagbiljet.

Bij de heffing bij wege van aanslag is het volgende van belang. Het belastbare feit voor de leges is het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verlenen van bijvoorbeeld een bouwvergunning of ontheffing. Op het moment van het in behandeling nemen van deze aanvraag, zal de hoogte van de bouwkosten in veel gevallen evenwel nog niet definitief vaststaan. Als de ambtenaar belast met de heffing van de leges op dat moment de aanslag reeds vaststelt, is het niet ondenkbaar dat dit tot een te laag bedrag gebeurt. De ambtenaar kan deze aanslag echter niet zondermeer laten volgen door één of meer nadere aanslagen. Dit laatste kan alleen indien sprake zou zijn van een feit, waarmee de ambtenaar belast met de heffing bij het opleggen van de eerste aanslag niet bekend was en redelijkerwijs ook niet bekend had kunnen zijn (de eis van het zogenaamde nieuw feit), behoudens in het geval waarin de belastingplichtige ter zake van dit feit te kwader trouw zou zijn.

De formulering van dit artikel 4, verwoordt de keuze voor 'heffing op andere wijze'. Op basis van artikel 125a, lid 2, van de Waterschapswet worden de op andere wijze geheven belastingen voor de toepassing van de Algemene wet inzake Rijksbelastingen aangemerkt als bij wege van aanslag geheven belastingen.

De dagtekening van de kennisgeving is onder meer van belang voor de termijn waarbinnen bezwaar kan worden gemaakt.

Vrijstellingen

Artikel 5

In het eerste lid van artikel 5 is aangegeven voor welke diensten geen leges verschuldigd zijn. Daarnaast wordt in het tweede lid van dit artikel aan dijkgraaf en heemraden de mogelijkheid geboden om aan leges onderhevige stukken tegen een lager tarief, dan wel kosteloos beschikbaar te stellen.

Tijdstip van betaling

Artikel 6

De hoofdregel voor de betalingstermijnen is opgenomen in artikel 9 van de Invorderingswet 1990. Artikel 139, eerste lid, van de Waterschapswet bepaalt dat de Belastingverordening ter zake afwijkende voorschriften kan inhouden. In de aanhef van artikel 7 is dit tot uitdrukking gebracht. In de Legesverordening is ervoor gekozen om, afhankelijk van de wijze waarop de legesheffing plaatsvindt, de regeling voor de betalingstermijnen vorm te geven. Bij sub a van artikel 6 is de mogelijkheid gecreëerd om in het geval waarin de leges bij wege van aanslag worden geheven, een andere termijn te hanteren dan de algemene termijn van twee maanden die uit de Invorderingswet voortvloeit. Deze termijn kan zowel een langere als een kortere termijn zijn. Bij sub a is gekozen voor een termijn van één maand.

Bij sub b is bepaald dat in het geval van heffing bij wege van een mondelinge kennisgeving, de belasting meteen moet worden betaald.

Op grond van het gestelde sub c van artikel 6, dient in het geval waarin de leges bij wege van een schriftelijke kennisgeving worden geheven, de belasting meteen bij het uitreiken van de kennisgeving te worden betaald. In de gevallen waarin de kennisgeving wordt toegezonden, is dit niet mogelijk. De betaling van de leges moet dan binnen de sub c van artikel 6 genoemde termijn van twee weken plaatshebben.

Teruggaaf

Artikel 7

Deze bepaling ziet op het terugbetalen van een deel van de leges, indien een aanvraag wordt ingetrokken. Terugbetaling van een deel van de leges, kan plaatsvinden wanneer een vergunning niet wordt verleend. Artikel 132 van de Waterschapswet voorziet in de mogelijkheid om in de Belastingverordening regels te stellen voor de teruggaaf van belasting.

Kwijtschelding

Artikel 8

De tekst van de verordening spreekt voor zich.

Nadere regels door het dagelijks bestuur

Artikel 9

Als gevolg van de inwerkingtreding van de derde tranche van de Algemene wet bestuursrecht en de daarop gebaseerde aanpassingswetgeving (Stb. 1996, 333 en Stb. 1997, 510 en 580) komen de bevoegdheden, die in de Algemene wet inzake Rijksbelastingen en in de Invorderingswet zijn toebedeeld aan de Minister van Financiën, sinds 1 januari 1998 toe aan het Dagelijks Bestuur van het waterschap (zie artikel 123, derde lid, onderdeel a, van de Waterschapswet). Voor deze datum kwamen deze formele bevoegdheden toe aan het Algemeen Bestuur van het waterschap. Het betreft het stellen van nadere regels ten aanzien van de volgende bevoegdheden:

  • de verplichting te verzoeken om uitreiking van een aangiftebiljet;

  • de mogelijkheid een voorlopige aanslag op te leggen;

  • en het berekenen van invorderingsrente. Het betreft hier artikel 31 van de Invorderingswet, op grond waarvan regels voor het niet in rekening brengen van invorderingsrente en regels voor afrondingen gesteld kunnen worden.

Deze bevoegdheden waren tot 1 januari 1998 expliciet in de Belastingverordening geregeld. Artikel 9 is thans in de verordening opgenomen om expliciet aan de belastingplichtige kenbaar te maken dat naast de in de verordening opgenomen regels, met betrekking tot de heffing en invordering van de belasting nog nadere regels kunnen gelden, die zijn vastgesteld door het Dagelijks Bestuur.

Inwerkingtreding, overgangsbepaling en citeertitel

Artikel 10

Het eerste lid van artikel 10 regelt de inwerkingtreding en de bekendmaking van de verordening. Ingevolge artikel 73 van de Waterschapswet verbinden besluiten van het waterschapsbestuur die algemeen verbindende voorschriften inhouden niet dan wanneer zij zijn bekendgemaakt. Aangezien een Belastingverordening een besluit van het bestuur van het waterschap is dat algemeen verbindende voorschriften inhoudt, is bekendmaking van de verordening een wettelijk vereiste.

De Hoge Raad heeft gedurende de afgelopen tijd in een reeks van arresten beslist over debekendmaking van belastingverordeningen (zie onder andere Hoge Raad 24 december 1997, nrs. 31 643 en 32 325, Belastingblad 1998, bladzijden 146 en 148; Hoge Raad 10 augustus 1998, nr. 33 632, BNB 2000/15 en Hoge Raad 27 juli 1999, nr. 34499, Belastingblad 1999, bladzijde 637). In die arresten geeft de Hoge Raad aan onder welke voorwaarden nog wel van een correcte publicatie kan worden gesproken en wanneer daarvan geen sprake (meer) is. Het arrest van 27 juli 1999 betrof een kwestie waarin een Wijzigingsverordening weliswaar op de voorgeschreven wijze bekend was gemaakt, maar waarin de heffing voortijdig had plaatsgevonden.

Het derde lid van artikel 10 regelt dat de oude verordeningen worden ingetrokken met ingang van de datum van ingang van de heffing. Deze bepaling voorkomt dat op enig moment twee of meer verschillende verordeningen van kracht zijn. De oude verordeningen blijven evenwel van toepassing op belastbare feiten die zich voor de datum van ingang van de heffing hebben voorgedaan. Voor 'oude' belastbare feiten blijft heffing op basis van de oude verordeningen in de praktijk dus van toepassing.