Regeling vervallen per 01-04-2019

Beleidsregel subsidieverstrekking incidentele gevallen

Geldend van 09-01-2009 t/m 31-03-2019

Intitulé

Beleidsregel subsidieverstrekking incidentele gevallen

Beleidsregel subsidieverstrekking incidentele gevallen

1. Begrippenlijst

In deze beleidsregel wordt verstaan onder:

  • Beleidsplan Waterkeringen:

    beheerplan van het waterschap Hollandse Delta waarin op hoofdlijnen het beleid ten aanzien van de waterkeringstaak is vastgelegd;

  • cultuurbeleid:

    notitie cultuurbeleid, vastgesteld door de Verenigde Vergadering bij besluit van 29 juni 2006, nr. B0600848;

  • incidenteel geval:

    een geval die valt binnen de termen van de kleine bijdrageregeling als bedoeld in artikel 7.1 van de Subsidieverordening;

  • Subsidieverordening:

    Algemene Subsidieverordening waterschap Hollandse Delta 2009, vastgesteld bij besluit d.d. 29 november 2007, nr. B0702246, van de Verenigde Vergadering van het waterschap;

  • Waterbeheerplan:

    beheerplan van het waterschap Hollandse Delta waarin op hoofdlijnen het beleid ten aanzien van de waterkwaliteits- en waterkwantiteitstaken is vastgelegd [plan nog vast te stellen];

  • Wegenbeleidsplan:

    beheerplan van het waterschap Hollandse Delta waarin op hoofdlijnen het beleid ten aanzien van de wegentaak is vastgelegd.

  • Dijkgraaf en heemraden:

    dijkgraaf en heemraden van het waterschap Hollandse delta.

2. Inleiding

De voorliggende beleidsregel vindt zijn grondslag in de Subsidieverordening. De subsidiepraktijk van het waterschap moet daarbij aansluiten.

Het waterschap Hollandse Delta heeft binnen zijn beheersgebied het beheer van het oppervlaktewater voor zowel waterkwantiteit als waterkwaliteit, de waterkeringen en de wegen buiten de bebouwde kom. Daar waar derden bijdragen aan de taakvervulling van het waterschap bestaat de mogelijkheid van subsidieverstrekking door het waterschap. De voorwaarden waaronder subsidie kan worden verstrekt staan in deze beleidsregel vermeld.

3. Reikwijdte

Deze beleidsregel is van toepassing op incidentele gevallen, waarvan de activiteiten passen binnen artikel 1.5 van de subsidieverordening. Daarin staat dat de activiteit:

  • duidelijk verband moet houden met de taken van het waterschap;

  • geheel of grotendeels gerealiseerd moet worden binnen of in het belang moet zijn voor het beheersgebied van het waterschap;

  • moet passen binnen het beleid van het waterschap.

Activiteiten die worden genoemd in de beleidsregels voor subsidieverstrekking voor specifieke gevallen, zoals de Agrorandenregeling, Stiwas, enzovoort, vallen buiten deze regel.

De hoogte van het subsidiebedrag is in deze beleidsregel beperkt tot 45%. Verwezen zij naar punt 9 van deze beleidsregel. De filosofie die daar aan ten grondslag ligt is het feit dat de te subsidiëren activiteit in principe een verantwoordelijkheid is van de subsidieontvanger/begunstigde. Om die reden is er voor gekozen de hoogte van de subsidie niet te leggen op 50%. Om tegelijkertijd uitdrukking te geven aan het feit dat met de te subsidiëren activiteit ook de belangen van het waterschap worden gediend, is er voor gekozen de hoogte van de subsidie te leggen op 45%.

4. Doelgroep

Voor de beleidsregel subsidieverstrekking incidentele gevallen is geen specifieke doelgroep aan te wijzen. In principe kan iedereen die voldoet aan de vereisten van artikel 1.5 van de Subsidieverordening voor subsidie in aanmerking komen. Artikel 1.8 van de Subsidieverordening geeft wel enige beperking waar het rechtspersonen betreft.

5. Probleemstelling

In de dagelijkse subsidiepraktijk heeft het waterschap te maken met subsidieaanvragen van diverse aard. De verscheidenheid aan subsidieaanvragen vraagt om een uniform kader waarbinnen subsidieaanvragen worden behandeld en beoordeeld.

6. Doelstelling

Waterschap Hollandse Delta wil met de subsidieregeling ‘incidentele gevallen’ activiteiten stimuleren die positief bijdragen aan de taakuitoefening van het waterschap.

Deze beleidsregel beoogt:

  • aan te geven op welke gronden subsidie kan worden toegekend voor incidentele gevallen;

  • meer efficiency te bereiken in het besluitvormingsproces door individuele subsidieaanvragen op eenvoudige wijze te kunnen toetsen aan de beleidsregel.

7. Juridisch kader en grondslag

Juridisch kader: Algemene wet bestuursrecht.

De beleidsregel wordt ingekaderd door de Algemene wet bestuursrecht.

Ingevolge artikel 1:3, vierde lid, Algemene wet bestuursrecht wordt onder een beleidsregel verstaan:

"een bij besluit vastgestelde algemene regel, niet zijnde een algemeen verbindend voorschrift, omtrent de afweging van belangen, de vaststelling van feiten of de uitleg van wettelijke voorschriften bij het gebruik van een bevoegdheid door een bestuursorgaan."

Grondslag: artikel 1.5 Subsidieverordening.

De voorliggende beleidsregel vindt zijn grondslag in de Subsidieverordening.

Ingevolge artikel 1.5, tweede lid, van de Subsidieverordening stellen dijkgraaf en heemraden voor de verschillende subsidiabele activiteiten afzonderlijke beleidsregels vast. In die beleidsregels kunnen zij hetgeen in de verordening is bepaald nader verbijzonderen.

Genoemd tweede lid moet worden gelezen in samenhang met het eerste lid van artikel 1.5. Daarin worden de criteria genoemd waaraan (cumulatief) moet worden voldaan wil een activiteit voor subsidie in aanmerking komen. Op deze plaats wordt volstaan met de opmerking dat met de beleidsregel invulling wordt gegeven aan de voorwaarde dat subsidieverstrekking moet passen binnen het beleid van het waterschap (artikel 1.5, eerste lid, onder letter c, van de Subsidieverordening).

8. Beleidskader

Het beleidskader van het waterschap voor de invulling van de beheertaken waterkwaliteit en waterkwantiteit zijn vastgelegd in het Waterbeheerplan. Voor de wegen is dat het Wegenbeleidsplan en voor de waterkeringstaak is dat het Beleidsplan Waterkeringen.

Het beleid ten aanzien van subsidieverstrekking voor het behoud van waterstaatkundige cultuurhistorische objecten is vastgelegd in de notitie Cultuurbeleid, welke integraal onderdeel uitmaakt van deze beleidsregel en hieraan is gehecht.

9. Criteria

Vereisten:

  • Een ingevuld aanvraagformulier, dat als bijlage is toegevoegd. Daarin moet duidelijk worden aangegeven:

  • op welke wijze de aanvraag verband houdt met de taken van het waterschap;

  • dat de activiteit geheel of grotendeels gerealiseerd wordt binnen het beheersgebied van het waterschap of op welke wijze de activiteit in het belang is voor het beheersgebied van het waterschap;

  • hoe de activiteit bijdraagt aan de taakvervulling van het waterschap.

  • Ondernemingen moeten ook een verklaring ondertekenen volgens bijgevoegd voorbeeld, waarin de aanvrager aangeeft aan de Europese regels voor staatssteun te voldoen.

  • Toelichting vereisten:

    Zoals genoemd onder punt.5 probleemstelling zijn de aanvragen heel divers.

    Om tot een goede afweging te komen wordt verwezen naar eerdere voorbeelden die de richting aangeven voor mogelijk subsidiabele activiteiten. Bij de beoordeling van subsidieaanvragen kunnen onder meer de volgende punten in de overweging worden betrokken:

    • Toelichting Subsidieverordening:

      in de toelichting bij artikel 1.5 van de Subsidieverordening wordt een viertal voorbeelden gegeven van activiteiten die mogelijk voor subsidie in aanmerking zouden kunnen komen. Dat zijn activiteiten die:

      a. zijn gericht op bewustwording en mentaliteitsverandering van de bevolking ten aanzien van het watersysteem en de waterkeringszorg;

      b. milieuvriendelijk gedrag stimuleren of van belang zijn voor herstel, behoud en/of bescherming van het watersysteem en van waardevolle elementen nabij waterkeringen;

      c. het maatschappelijk draagvlak voor het waterschap vergroten;

      d. ten goede komen aan de kennis over of de interesse voor de taakuitoefening van het waterschap.

    • Notitie Cultuurbeleid:

      volgens de notitie cultuurbeleid van het waterschap kan onder omstandigheden subsidie worden verstrekt voor cultuurhistorische objecten die geen waterstaatkundige functie meer hebben. Ook voor objecten die geen taakgerelateerde functie hebben en waarvan het eigendom niet bij het waterschap ligt kan onder omstandigheden een beperkte bijdrage worden verleend voor het behoud van het object.

Subsidieplafond:

Het subsidieplafond, het voor de subsidiering als bedoeld in deze beleidsregel beschikbare budget, wordt jaarlijks door de Verenigde Vergadering van het waterschap Hollandse Delta via de begroting in november vastgesteld voor het jaar daarop. In het meerjarenbeleidsplan in juni wordt de trend van het bedrag voor de komende 5 jaar aangegeven.

Subsidiebedragen die boven de in de begroting beschikbare bedragen uitkomen kunnen slechts worden gehonoreerd na bijstelling van de begroting via de Voorjaarsnota in juni of de begrotingsvaststelling voor het daaropvolgende jaar in november.

Verdeling beschikbaar bedrag:

Het beschikbare budget wordt verdeeld door subsidieaanvragen te behandelen op volgorde van ontvangst van de aanvraag ('die het eerst komt, die het eerst maalt').

Voor de activiteit waarvoor subsidie wordt aangevraagd geldt een maximale subsidiebijdrage van 45% van de totale kosten van de activiteit. Daarbij moet het resultaat van de activiteit voor 100% bijdragen aan de taakvervulling van het waterschap. Activiteiten die deels bijdragen aan de taakvervulling van het waterschap (ter beoordeling van de subsidieverstrekker) kunnen naar rato van die bijdrage voor subsidie in aanmerking komen.

Afstemmingsbepaling:

Gelet op artikel 9.1 van de Subsidieverordening geldt dat de subsidiebijdrage van het waterschap los staat van een eventuele andere subsidie door enig overheidsorgaan, daaronder begrepen organen van de Europese Unie, mits het totale subsidiebedrag de werkelijk gemaakte kosten niet te boven gaat.

10. Bevoegdheid

De bevoegdheid tot subsidieverstrekking op grond van deze beleidsregel berust in alle gevallen bij dijkgraaf en heemraden (artikel 1.4 Subsidieverordening).

In gevallen waarin het te verstrekken subsidiebedrag minder bedraagt dan € 5.000,-, wordt het besluit tot subsidieverstrekking (of de weigering daarvan) in mandaat genomen namens dijkgraaf en heemraden.

In gevallen waarin het te verstrekken subsidiebedrag € 5.000,- of meer bedraagt, wordt het besluit tot subsidieverstrekking (of de weigering daarvan) genomen door dijkgraaf en heemraden.

11. Procedure

In gevallen waarin het te verstrekken subsidiebedrag minder bedraagt dan € 5.000,-, wordt het besluit tot subsidieverstrekking overeenkomstig artikel 2.1 van de Subsidieverordening genomen door een eenmalig besluitmoment, namelijk de beschikking tot subsidievaststelling. Een beschikking tot subsidieverlening blijft in die gevallen achterwege.

In gevallen waarin het te verstrekken subsidiebedrag € 5.000,- of meer bedraagt, wordt het besluit tot subsidieverstrekking genomen, hetzij volgens het tweetrapssysteem (subsidieverlening, gevolgd door subsidievaststelling), hetzij volgens het eentrapssysteem (alleen subsidievaststelling).

In laatstbedoelde gevallen zal subsidieverstrekking volgens het eentrapssysteem plaatshebben in de eenvoudigere gevallen, zoals het geval waarin subsidie wordt aangevraagd als de te subsidiëren activiteit al is verricht. Het eentrapssysteem kan ook gevolgd worden als het subsidiebedrag reeds vaststaat. In dit verband kan ook worden gedacht aan het geval waarin een eenmalige stimuleringsbijdrage wordt verstrekt. Ten slotte kan gedacht worden aan een activiteit die zo overzichtelijk is dat een voorafgaande verleningsbeschikking niet nodig is.

In ieder geval zal wat betreft de te volgen procedure telkens een afweging moeten worden gemaakt tussen enerzijds de zorgvuldigheid van besluitvorming en anderzijds vermindering van lasten voor bestuur en burger, een en ander mede gelet op eisen van rechtmatigheid.

12. Begrenzing; begroting en Europese regelgeving staatssteun

Subsidieverstrekking op grond van deze beleidsregel vindt enerzijds zijn begrenzing in de begroting alsmede in de wijze waarop het beschikbare budget wordt verdeeld. Hiervoor zij verwezen naar punt 9.

Anderzijds kan subsidieverstrekking op grond van deze beleidsregel zijn begrenzing vinden in de Europese regelgeving op het gebied van staatssteun. Subsidieverstrekking aan een onderneming kan onder omstandigheden worden aangemerkt als een steunmaatregel die in beginsel moet worden gemeld bij de Europese Commissie. Melding bij de Europese Commissie kan echter achterwege blijven indien een vrijstelling van toepassing is. Bedoeld zijn de deminimisvrijstellingen (Verordening 1998/2006 voor gewone ondernemingen, of Verordening 1535/2007 voor landbouwondernemingen).

Om te voorkomen dat subsidieverstrekking ingevolge deze beleidsregel in strijd komt met de Europese staatsteunregels wordt enkel subsidie verstrekt, indien en voor zover ten aanzien van de aanvrager/begunstigde onderneming gebruik gemaakt kan worden van de normale de-minimisregeling (Verordening 1998/2006) of de de-minimisregeling voor de landbouwproductiesector (Verordening 1535/2007). De bijdragen van alle overheden moeten hiervoor bij elkaar worden opgeteld. Een aanvragende onderneming moet hiervoor de bijgevoegde verklaring meesturen als onderdeel van de aanvraag.

Indien in voorkomende gevallen meer steun wordt verstrekt dan op grond van de toepasselijke de-minimisvrijstellingen mogelijk is (bijvoorbeeld omdat de onderneming al teveel de-minimissteun heeft ontvangen), dan wordt het individuele steunvoornemen ter goedkeuring aan de Europese Commissie voorgelegd.

Meer informatie is te vinden in de Memorandum van AKD Prinsen Van Wijmen d.d. 14 augustus 2008, kenmerk 750062 MVV, en op www.europadecentraal.nl

13. Rekenvoorbeelden

Een activiteit kost € 15.000,-. Indien deze voor 100% bijdraagt aan de taakvervulling van het waterschap, komt de activiteit in aanmerking voor een subsidie van 45% van € 15.000,- = € 6.750,-. De bevoegdheid tot subsidieverstrekking ligt in dit geval bij dijkgraaf en heemraden. Afhankelijk van de omstandigheden van het geval zal de besluitvorming plaatshebben volgens het tweetrapssysteem dan wel volgens het eentrapssysteem.

Indien de activiteit voor bijvoorbeeld 30% bijdraagt aan de taakvervulling van het waterschap (ter beoordeling van de subsidieverstrekker), komt de actviteit in aanmerking voor een subsidie van 30% van € 15.000,- = € 4.500,-. Besluitvorming omtrent subsidieverstrekking wordt in dat geval in mandaat genomen. De daarbij te volgen procedure verloopt via het eentrapssysteem.

Aanvraagformulier susidieverstrekking incidentele gevallen

Dit aanvraagformulier behoort bij de Beleidsregel subsidieverstrekking incidentele gevallen, die aansluit op de Subsidieverordening waterschap Hollandse Delta 2009. 

1. Algemene gegevens

Naam aanvrager .........................................

Adres ............................................................

Postcode ....................................................

Plaats .........................................................

Telefoon ....................................................

Contactpersoon .....................................

2. Voor welke activiteit wordt subsidie aangevraagd?

Activiteit ..................................................

De omschrijving van de activiteit kan ook als bijlage worden toegevoegd.

3. Nadere omschrijving van de activiteit

Om voor subsidie van het watershap in aanmerking te komen gelden moet de activiteit aan een aantal vereisten voldoen. Om een goede afweging te kunnen maken moeten daarvoor de volgende vragen worden beantwoord:

a. Op welke wijze houdt volgens u de aanvraag verband met de taken van het waterschap?

.......................................................

Toelichting: de activiteit waarvoor subdidie wordt aangevraagd moet verband houden met één of meerdere taken van het waterschap. Deze taken zijn:

  • de zorg voor de waterkering;

  • de zorg voor de waterhuishouding van oppervlaktewateren voor de kwantiteit en kwaliteit daarvan;

  • de zorg voor de zuivering van afvalwater;

  • de zorg voor de openbare wegen buiten de bebouwde kom

  • de zorg voor toepassing van de Scheepvaartverkeerswet;

binnen het beheergebied van het waterschap

b. Waar heeft de activiteit plaats?

....................................................

c. Als de activiteits plaatsvindt buiten het beheergebied, hoe heeft de activiteit dan belang voor het beheergebied van het waterschap?

....................................................

d. Wat zijn de totale kosten voor de uitvoering van de activiteit?

...................................................

Contactpersoon

Naam: ...........................................................

Functie: .........................................................

Adres: .............................................................

Postcode en plaats: ......................................................

Telefoon: ...............................................................

Fax: .........................................................................

Ondergetekende verklaart als daartoe bevoegd persoon dit formulier en de daarbij behorende bescheiden, te weten ........ bijlage(n), naar waarheid te hebben ingevuld.

Plaats: ...........................................................

Datum: .........................................................

Handtekening: .............................................................

Naam en functie: ......................................................

Telefoon: ...............................................................

Dit formulier kan opgestuurd worden naar:

postadres t.a.v. ?

e-mailadres t.a.v.

Verklaring en toelichting de-minimissteun

Verklaring de-minimissteun, Versie: 9 januari 2008

Aanbevolen wordt om alvorens deze verklaring in te vullen eerst de toelichting in de bijlagen van dit formulier te lezen!

Verklaring

Hierbij verklaart ondergetekende, dat aan de hierna genoemde onderneming, alsmede aan het eventuele gehele moederconcern waartoe de onderneming behoort,

O geen de-minimissteun is verleend

Over de periode van ............ (begindatum van het belastingjaar gelegen 2 jaar vóór de datum van ondertekening van deze verklaring) tot .......... (datum van ondertekening van deze verklaring) is niet eerder de-minimissteun verleend.

O beperkte de-minimissteun is verleend

Over de periode van ............ (begindatum van het belastingjaar gelegen 2 jaar vóór de datum van ondertekening van deze verklaring) tot .......... (datum van ondertekening van deze verklaring) is eerder de-minimissteun ( in welke vorm of voor welk doel dan ook) verleend tot een totaalbedrag van € ...................... Of deze de-minimissteun al daadwerkelijk is uitbetaald, doet niet ter zake.

Een kopie van gegevens waaruit het verlenen van de minimissteun blijkt, wordt bijgaand verstrekt.

O reeds andere steun voor dezelfde in aanmerking komende kosten is verleend

Voor dezelfde in aanmerking komende kosten is reeds staatssteun verleend tot een totaalbedrag van € ................. Deze staatssteun is verleend op grond van een groepsvrijstellingsverordening of een besluit van de Europese Commissie op ...........

Een kopie van gegevens waaruit het verlenen van staatssteun voor dezelfde in aanmerking komende kosten blijkt, wordt bijgaand verstrekt

Aldus volledig en naar waarheid ingevuld door:

................................................................(bedrijfsnaam)

................................................................(inschrijfnr. KvK)

................................................................(naam functionaris en functie)

................................................................(adres onderneming)

................................................................(postcode en plaatsnaam)

....................................... (datum) .......................................................................................(handtekening)

Toelichting verklaring de-minimissteun

Deze toelichting dient als hulpmiddel bij het invullen van de de-minimisverklaring. Aan de toelichting kunnen geen rechten worden ontleend. De de-minimisverordening nr. 1998/2006 is bepalend.

De-minimisverordening en staatssteun

De staatssteunregels in het EG-verdrag (artikel 87 en 88) stellen beperkingen aan overheden als zij steun willen verlenen aan ondernemingen. Deze de-minimisverklaring is nodig voor de provincie/ gemeente/ het waterschap om na te gaan of het voordeel dat uw onderneming door deze de-minimissteun krijgt, past binnen de voorwaarden die de Europese  staatssteunregels stellen (zie toelichting 1).

In de de-minimisverordening (zie toelichting 2) heeft de Europese Commissie verklaard dat steunmaatregelen (zoals subsidieverlening) tot een bepaalde drempel het handelsverkeer tussen de lidstaten niet ongunstig beïnvloeden en de mededinging niet vervalsen en daarom niet beschouwd worden als staatssteun in de zin van het EG-verdrag. Deze drempel is gesteld op een bedrag van € 200.000,- (€ 100.000,- voor ondernemingen in de sector wegvervoer). Voor de visserijsector geldt een drempel van € 30.000,--. Voor de landbouwproductiesector is de drempel gesteld op € 7.500,-. (zie toelichting 3)

Dit bedrag geldt per onderneming (zie toelichting 4) over een periode van drie belastingjaren. Steun die genoemde drempelbedragen niet overschrijdt, wordt aangemerkt als 'de-minimissteun'.

De de-minimisvrijstelling is van toepassing op steun die aan ondernemingen wordt verleend in alle sectoren. De verwerking en afzet van landbouwproducten valt sinds 1 januari 2007 onder de 'gewone' de-minimisvrijstelling nr. 1998/2006. Van de-minimisregel zijn echter uitgezonderd: exportsteun en steun waardoor binnenlandse producten ten opzichte van ingevoerde producten worden bevoordeeld, steun aan ondernemingen die actief zijn in de kolenindustrie en steun verleend aan ondernemingen in moeilijkheden. Ook steun voor de aanschaf van vrachtwagens ('wegvervoermiddelen voor vracht door ondernemingen die vrachtvervoer voor rekening van derden uitvoeren') valt buiten de de-minimisvrijstelling. In deze gevallen dient steun aangemeld te worden bij de Europese Commissie. De aanmelding wordt gedaan door de provincie/ gemeente/ het waterschap.

Bedrag van de-minimissteun

Door middel van deze verklaring geeft u aan, dat met de huidige subsidieverlening voor uw onderneming alsmede het eventuele gehele moederconcern waartoe uw onderneming behoort, de de-minimisdrempel niet wordt overschreden. U moet daarom nagaan of gedurende het lopende en de twee voorafgaande belastingjaren enige vorm van de-minimissteun door een overheidsinstantie aan uw onderneming is verstrekt.

De de-minimissteun wordt geacht te zijn verleend op het tijdstip waarop uw onderneming een wettelijke aanspraak op de steun verwerft. Dit betekent concreet de datum waarop het besluit tot subsidieverlening (of verlening van een voordeel) aan uw onderneming is genomen.

Het de-minimisplafond van € 200.000,- (respectievelijk € 100.000,--/€ 30.000,-/€ 7.500,--) wordt als subsidiebedrag uitgedrukt. Alle bedragen die dienen te worden gebruikt bij het invullen van de verklaring, zijn brutobedragen vóór aftrek van belastingen. Behalve om subsidieverlening kan het daarbij gaan om leningen tegen gunstige voorwaarden, de verkoop van grond tegen een lagere prijs dan de marktwaarde, vrijstellingen, verlagingen of kwijtschelding van directe of indirecte belastingen etc. Het gaat daarbij niet alleen om steun die u hebt ontvangen van de provincie/ gemeente/ waterschap, maar ook om steun die u heeft ontvangen van andere overheidsinstanties. Ook Europese subsidies dienen te worden meegerekend.

Het is belangrijk om zorgvuldig na te gaan of in uw geval de de-minimisdrempel niet wordt overschreden. Bij het bedrag van de onderhavige subsidieverlening dient u eventuele andere gedurende het lopende en de twee voorafgaande belastingjaren ontvangen de-minimissteun op te tellen. Immers bij overschrijding van de drempel dient de steun aangemeld te worden en kan geen beroep meer worden gedaan op de de-minimisregel. Handelen in strijd met de staatssteunregels uit het EG-verdrag kan in het ergste geval leiden tot terugvordering van de verleende steun!

Samenloop met reguliere staatssteun

Mogelijk heeft uw onderneming voor dezelfde kosten die in aanmerking komen voor de huidige de-minimissteun reeds staatssteun ontvangen, die door de Europese Cqmmissie is goedgekeurd of binnen het toepassingsgebied van een groepsvrijstellingsverordening valt. Het totaalbedrag van de-minimissteun en deze staatssteun mag dan de maxima niet overschrijden die op basis van het relevarite besluit van de Europese Commissie of groepsvrijstellingsverordening zijn toegestaan. In het geval bijvoorbeeld voor investeringskosten ten behoeve van het milieu een goedkeuringsbeschikking is gegeven om 30 % van de subsidiabele kosten te vergoeden, dan mag bovenop deze steun voor deze zelfde kosten geen de-minimissteun worden verleend. Als u twijfelt of bepaalde steun die u heeft ontvangen goedgekeurde of vrijgestelde steun is, kunt u hierover het beste contact opnemen met de overheid of uitvoeringsinstantie van wie u de steun heeft ontvangen.

Het formulier heeft betrekking op drie situaties:

  • uw onderneming alsmede het gehele eventuele moederconcern heeft gedurende het lopende en de twee voorafgaande belastingjaren in het geheel geen de-minimissteun ontvangen,

  • uw onderneming alsmede het gehele eventuele moederconcern heeft gedurende het lopende en de twee voorafgaande belastingjaren de-minimissteun ontvangen. Opgeteld bij het bedrag van de huidige subsidieverlening wordt echter het bedrag van € 200.000,- niet overschreden (respectievelijk € 100.000,»/ € 30.000,-/€ 7.500,-) of

  • uw onderneming alsmede het gehele eventuele moederconcern heeft voor dezelfde kosten die in aanmerking komen voor de huidige subsidie reeds andere vormen van staatssteun ontvangen.

Uiteraard vult u alléén de rubriek(en) in die op uw situatie van toepassing is/zijn. Vergeet u vooral niet om de bijlage(n) bij te sluiten!

College van Gedeputeerde Staten van .../ College van burgemeester en wethouders van.../ Dagelijks bestuur van ....

------------------------------------

1. Voor de sector van de primaire productie van landbouwproducten is de Verordening (EG) Nr. 1535/2007 van de Commissie van 20 december 2007 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag op de-minimissteun in de landbouwproductiesector bepalend. Voor de sector visserij is het de-minimisplafond vastgesteld bij Verordening (EG) Nr. 875/2007 van 24 juli 2007 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag op de-minimissteun in de visserijsector en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1860/2004.

2. Verordening (EG) Nr. 1998/2006 van de Commissie van 15 december 2006 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-verdrag op de-minimissteun.

3. Verordening (EG) Nr. 875/2007 en Verordening (EG) Nr. 1535/2007.

4  Als uw onderneming niet als een zelfstandige onderneming kan worden aangemerkt dan dient voor de bepaling van de hoeveelheid ontvangen de-minimissteun ook rekening te worden gehouden met de de-minimissteun verstrekt aan het gehele moederconcern waartoe uw onderneming behoort. Een onderneming wordt als 'zelfstandig' beschouwd indien deze niet voor 25% of meer van het kapitaal of van de stemrechten in handen is van één onderneming of van verscheidene verbonden ondernemingen gezamenlijk. Zie Aanbeveling van de Europese Commissie van 6 mei 2003, PbEU, L 124 van 20.5.2003.

Cultuurbeleid

1. Aanleiding

In uw bijeenkomst van 17 november 2005 is toegezegd dat er een notitie cultuurbeleid zal worden opgesteld. Met deze notitie wordt beoogd het beleid ten aanzien van waterstaatkundige cultuurhistorische objecten in het beheersgebied van waterschap Hollandse Delta te formuleren.

2. Besluit

a. Cultuurhistorische objecten die nog een waterstaatkundige functie hebben, worden in de bedrijfsvoering ingepast. Het waterschap onderhoudt deze objecten, omdat het tot zijn taak behoort.

b. Objecten die geen waterstaatkundige functie meer hebben, worden in beginsel afgestoten. Per geval zal worden gekeken of er een incidentele of structurele financiële bijdrage aan zal worden verleend om het object in stand te houden, Indien op grond van de uitgevoerde inventarisatie besloten wordt tot afstoting zal eerst binnen de streek worden bezien of interesse bestaat tot aankoop,

c. Voor objecten die geen taakgerelateerde functie hebben en waarvan het eigendom niet ligt bij het waterschap, geldt dat het waterschap geen taak heeft. Mogelijk verleent het waterschap een beperkte bijdrage of incidentele steun voor behoud van het object, Ook hier zal per individueel geval afgewogen worden of al dan niet een bijdragen zal worden gedaan.

Bij afwijkingen van b en c geldt dat door objecten met grote historische waarde of markante verschijning een inventarisatie zal worden uitgevoerd. Kosten en baten zullen afzonderlijk worden gewogen indien tot afstoten wordt besloten.

3. Achtergrondinformatie

Begrenzing en uitgangspunt

Cultuurhistorie is een breed begrip. Om dit begrip voor ons waterschap hanteerbaar te maken beperkt deze notitie zich tot:

1. onroerende zaken;

2. die in direct verband staan met de taken van het waterschap, te weten de waterkeringszorg, de zorg voor het oppervlaktewater (kwantitatief en kwalitatief) en de wegen- en vaarwegentaak.

Het begrip onroerende zaken laat zich weer splitsen in objecten en ruimtelijke inrichting. Hierbij kan gedacht worden aan verkavelingspatronen, secundaire waterkeringen die een markante plaats in het landschap innemen, grindwegen en dergelijke. Deze notitie za! zich beperken tot de objecten, waarbij als uitgangspunt geldt dat de betrokkenheid van het waterschap bij een dergelijk element met cultuurhistorische waarde alleen aanwezig is als het (één van) de taken van het waterschap raakt. Dit uitgangspunt zal hieronder nader worden uitgewerkt.

Ons waterschap heeft een rijke historie, waarbij allerlei met name roerende zaken zijn verzameld en bewaard gebleven, Denk hierbij aan de glazenverzamelingen, kasten, kaarten en ook gedenkstenen. Deze zaken blijven buiten beschouwing.

In het onderstaande wordt gesproken over cultuurhistorische objecten. Dit kan betekenen dat zij op de lijst van rijksmonumenten of op de gemeentelijke monumentenlijst staan of dat er een redelijke consensus bestaat dat het object een zekere cultuurhistorische waarde heeft.

Objecten

De objecten kunnen in drie categorieën worden ingedeeld:

a. cultuurhistorische objecten die nog een waterstaatkundige functie hebben (bijv. gemalen, sluizen, duikers, bruggen);

b. cultuurhistorische objecten die een waterstaatkundige functie hebben gehad;

c. cultuurhistorische objecten die geen relatie hebben met het werk en/of de geschiedenis van het waterschap, maar wel aan de taken zijn gerelateerd.

Uitwerking uitgangspunten cultuurhistorisch beleid

a.  Cultuurhistorische objecten die nog een waterstaatkundige functie hebben, worden in de bedrijfsvoering ingepast. Het waterschap onderhoudt deze objecten, omdat het tot zijn taak behoort,

b.  Objecten die geen waterstaatkundige functie meer hebben, worden in beginsel afgestoten. Per geval zal worden gekeken of er een incidentele of structurele financiële bijdrage of in welke vorm dan ook zal wordenverleend om het object in stand te houden. Indien op grond van de uitgevoerde inventarisatie besloten wordt tot afstoting zai eerst binnen de streek worden bezien of interesse bestaat tot aankoop.

c.  Voor objecten die geen taakgerelateerde functie hebben en waarvan het eigendom niet ligt bij het waterschap, geldt dat het waterschap geen taak heeft. Mogelijk verleent het waterschap een beperkte bijdrage of incidentele steun voor behoud van het object. Ook hier zal per individueel geval afgewogen worden of al dan niet een bijdrage zal worden gedaan.

Bij afwijkingen van b en c geldt dat voor objecten met grote historische waarde of markante verschijning een inventarisatie zal worden uitgevoerd. Kosten en baten zullen afzonderlijk worden gewogen indien tot afstoten wordt besloten.

Voorbeelden van objecten

Hieronder treft u aan een aantal voorbeelden van objecten, die naar de drie categorieën kunnen worden toegedeeld. Deze opsomming van objecten is zeker niet uitputtend.

a. Cultuurhistorische objecten, die nog een waterstaatkundige functie hebben:

Voorne Putten:

    -Het gemaal De Leeuw van Putten In Spijkenisse;

    -De Slikheul in Brielle,

IJsselmonde: 

   -De heul aan de Veerweg in Rhoon;

   -De 'kloostermoppen' in de voormalige zeewering van de Zwijndrechtse Waard.

Goeree-Overflakkee: 

   -Sas van Dirksland.

Hoeksche Waard en Eiland van Dordrecht: 

   -Sluis te Strijensas.

b.  Cultuurhistorische objecten die een waterstaatkundige functie hebben gehad:

- Het voormalige gemaal 'Hooft van Benthuizen' valt in deze categorie.

- De gevel van het Waalgemaal In Heerjansdam.

c. Cultuurhistorische objecten die geen relatie hebben met het werk en/of de geschiedenis van het waterschap, maar wel aan de taken zijn gerelateerd. Ook hier zal per individueel geval afgewogen worden of al dan niet een bijdrage zal worden gedaan.

Provinciaal beleid

De provincie Zuid-Holland heeft het cultuurbeleid neergelegd in het Cultuurplan 2005-2008. De instandhouding van het cultureel erfgoed richt zich op de instandhouding van de traditionele molens, de archeologische monumentenzorg en een monumentenontwikkelingsmaatschappij/cultuurfonds voor monumenten. Als externe partners worden de waterschappen niet genoemd. De gemeenten worden als belangrijkste partner gezien.

Voor de objecten als hierboven bedoeld zal de provincie gezien deze notitie geen belangrijke rol spelen. Wellicht dat in incidentele gevallen om subsidie kan worden gevraagd.

4. Motief

Het formuleren van beleid ten aanzien van de cultuurhistorische objecten in het beheersgebied van waterschap Hollandse Delta.